HARRIËT LAUREY:
KINDEREN STAAN BETER
IN HET LEVEN ALS ZIJ
HUN TAAL GOED KENNEN
Malamud''s creatieve kracht
lijkt voorlopig opgedroogd
TONEEL-
Winnares Kinderboekenprijs 1970
notities
SEPT E \1BER
ZATERDAG
II
41 Dichteres
Kinderen
Taal is leven
Stripverhalen
Geruchtmakend
1970
f
liillP
HAARLEM. Harriët Laurey schreef versjes bij maanlicht toen ze tien, en gedichten
toen ze twintig was. Ze trouwde, kreeg (twee) kinderen en bleef schrijven. Als het werk
in het mooie, maar bewerkelijke huis (luiken aan de straatkant, een lommerrijke tuin
achter) op de grens van Haarlem en Overveen aan kant is en de kinderen naar bed
zijn. Geen verzen schrijft ze meet, maar fantasieverhalen voor kinderen. Harriët Lau
rey won dit jaar voor de tweede keer in haar carrière de prijs voor het beste kinder
boek. (In 1958 met „Sinterklaas en de struikrovers"; dit jaar met de bundel „De spin
nende kater").
JOURNALISTENVROUW Harriët Neelissen-
Laurey is groot, heeft opvallende blauwe ogen
en een flitsende glimlach. Het al wat grijzende
haar draagt ze in een laag in de nek samen
gebonden paardestaart, wat aan meisjes uit het
begin van de jaren '50 doet denken. Uit dezelf
de tijd ook de ernstige aandacht voor het
Mooie en het Goede.
Wanneer bent u gaan schrijven?
„Ik had achter mijn bed zo'n fijne brede
vensterbank. Daarop schreef ik 's avonds ge
dichtjes als de maan door het raam scheen of
bij het licht van de lantaarnpaal. Ik stopte ze
angstvallig weg, want ik vond het een beetje
gek. Natuurlijk werd het schrift gevonden met
de grote schoonmaak".
De angst was onnodig. Vader Laurey zei, dat
het „subliem" was. Harriët (10 of 11 jaar) zocht
meteen dat moeilijke woord op in Koenen's
woordenboek en toen ze de betekenis las,
schoot haar gemoed vol. Een schrijfster gebo
ren. Temeer omdat vader Laurey had gezegd
dat ze haar licht niet onder de korenmaat
moest zetten.
DAAR KWAM BIJ, dat Harriët in
de kinderrijke Eindhovense buurt een
zekere faam genoot als het meisje, dat'
zo goed verhaaltjes kon vertellen, als
de buurkinderen in bed gestopt werden.
Dat deed ze eerst bij de ene buur, dan
bij de ander, tenslotte bij mensen om
de hoek. Soms bleven de kinderen
tot half negen op, omdat Harriet nog
op haar ronde was. „Ik vertelde wat
de kinderen wilde horen; over een ko
nijntje, over een kabouter. Alleen als
de moeders kwamen meeluisteren, was
ik verkocht. Dan zag ik mezelf weer
zitten als het oudere buurmeisje dat
een verhaaltje vertelde. Als de kinderen
jarig waren, kocht ik een schoolschrift
en schreef zo'n verhaaltje op (in blok-
letters) en maakte er tekeningen bij.
Dat was het cadeautje."
Van wie heeft u uw verteltalenten?
„Ik weet het niet. Mijn vader kon
wel prachtig vertellen. We hadden met
acht kinderen een vrij roezig gezin.
Als mijn moeder rust nodig had, dan
vertelde hij van de reus Rubensaal.
zoals hij dat van zijn vader en groot
vader had gehoord. De Laurey's
stammen uit de Elzas en daar komt
dat verhaal vandaan".
HET DUURDE JAREN voor me
vrouw Laurey echt kinderboeken ging
schrijven, pas toen uitgever Van Ul-
sen haar er om vroeg. Vóór „Tovertje
Konijn en Haasje Repje" was Harriët
Laurey „de dichteres", die gedichten
publiceerde in de bundels „Lorelei"
(Windroosreeks), „Oorbellen", „Triple
Alliantie" (met Frans Baby Ion en Lou
Vleugelhof) en Witte Donderdag-ver
zen schreef voor de Volkskrant.
Uit Brabant trok ze naar Amster
dam, om op eigen benen te staan en
zich aan de litteratuur te geven. Ze
kwam te werken bij een boekhandel.
„Ik dacht dat ik de hele dag zou kun
nen praten over Aafjes en Buning, die
ik erg aanbad. Maar ik kwam achter
de electrische boekhoudmachine te zit
ten. In de kortste keren had ik de
hele boekhouding in de war gebracht".
Ze werd dan ook secretaresse van een
hoogleraar en dichtte.
„IN DIE TIJD dat ik vrij geregeld
gedichten schreef kwam het allemaal
gewoon vanzelf. Het was een soort uit
daging van binnenuit. Dan had je echt
geen rust voor het er goed stond. Nee,
dat heb ik nu helemaal niet meer.
Ach, wat je aan je kinderen beleeft
dat is al van een poëzie; een poëzie
die altijd maar door gaat".
Zou Harriët Laurey over haar kin
deren willen schrijven?
„Nee, dan zou ik het nare gevoel
krijgen, dat je aan ze komt, dat je
ze achter hun rug gebruikt of er geld
voor maakt. Misschien zou ik wel eens
een regel, die ze gezegd hebben, kun
nen gebruiken. Maar dat wordt een re
gel, die ik tussen aanhalingstekens zet
om te kennen te geven dat het geleend
is".
Zou u zich wagen aan proza voor
volwassenen?
„Nou nee, dat is voor mij lang zo
aantrekkelijk niet. De behoefte om je
eigen problematiek in een boek te
schrijven en te vermenigvuldigen heb
ik niet. Ik kan me heel goed voorstel
len, dat je het doet als je een echte
schrijfdwang hebt. Zo ben ik niet. Kin
deren hebben een veel aantrekkelijker
wereld; om er in te leven en er voor
te schrijven. Het is wat helderder, wat
minder gefrustreerd".
Wat is uw schrijfdwang?
„Wat doen andere moeders als de
kinderen naar bed zijn? De een gaat
een tafeltje schilderen, de ander een
jurkje naaien. Ik kan dan toevallig
beter schrijven".
Sommige kinderen vinden verhaaltjes
over sprekende dieren maar niks.
„Er is ook een bepaalde categorie
kinderen, waar ik bij hoor, die gewoon
van sprookjes houden. Dat is iets, dat
heb je nu eenmaal. Ik zou iets moeten
overwinnin om iets te beschrijven wat
van minuut tot minuut in de werke
lijkheid speelt. Ik heb de neiging over
datgene te schrijven, wat altijd geldt:
wijsheid, filosofie, poëzie, iets dat nooit
wisselt. Een radio of een tv, het is
voor mij ondenkbaar dat het bij mij
in een boek voorkomt. Het zijn din
gen, die voor mij niet bezield zijn".
j.-.wwuvwv\r»wvw>rinr»-yv-rTvvv^-.-fvv-,^^^~,„^,a^^~,~v^/>>vvwvwvvwvvvvwvvvvvvvv'Vvvvvwvvvw>~vvvv>>vvvvvv*»*vvvv*vvvvvvvv**v^
Waarom laat u konijntjes spreken?
„Ik wil laten zien zoals een konijn
tje is. De manier waarop dat konijn
tje is, moet voor de kinderen nu een
maal in praten uitgedrukt worden. Die
ren spreken natuurlijk ook echt, maar
als ik die klanken zou opschrijven be
grijpt niemand ze. Ik zie überhaupt
de taal als een onmiddellijke vorm van
leven. Daarom leer ik mijn eigen kin
deren veel woorden voor één ding, zo
dat ze daaruit kunnen kiezen, bewust
kiezen. Ik heb altijd vreselijk veel met
mijn kinderen gepraat, heel genuan
ceerd gepraat. En het helpt. Toen Ber-
nadetje drie jaar was liepen we door
de sneeuw. Mijn man zei: „Hoor je
hoe de sneeuw onder mijn voeten
kraakt?" Toen ze ze: „Nee, het knis
pert".
:wi<w
4
BERNARD MALAMUD, geboren
in 1914 in New Yorkwordt mo
menteel, met Bellow en Roth, ge
rekend onder de groep belangrijke
Amerikaans-joodse schrijvers. Hij
publiceerde zes romans en drie bun
dels korte verhalen, en is de eerste
Amerikaanse schrijver aan wie de
National Book Award, een zeer be
langrijke litteraire prijs in de VS,
tweemaal werd toegekend, de laat
ste maal voor de roman The Fixer,
dat toen (1967) trouwens ook de
Pulitzer Prize kreeg. Al met al een
bewijs dat Malamud niet de eerste
de beste is. In Nederland verscheen
van hem De Fikser, en De Huwe
lijksmakelaar (The Magie Barrel
1958). In deze bundel korte verha
len staat „The Last Mohican", dat
de figuur van gesjeesd kunstschil
der Arturo Fidelman introduceert.
IN 1969 VERSCHEEN, als roman.
Portraits of Fidelman, dat in ver
taling van Fie Zegerius verscheen
bij Van Gennep onder de titel Por
tretten van Fidelman: een collage.
Dat het eerste hoofdstuk van deze
collage (de inhoudsopgave heet:
catalogus) De Laatste der Mohica-
nen heet, is niet verwonderlijk: het
boek is een verzameling reeds eer
der elders (onder meer in Playboy,
of in boekvorm) verschenen verha
len, soms een beetje bijgeschaafd,
en aangevuld met enig oorspronke
lijk werk. De collage vormt dan ook
niet één geheel.
ALS BUNDEL korte verhalen is
Portretten wel geslaagd, sommige
zijn zelfs erg goed („Wraak van
een souteneur" is naar mijn mening
het beste), maar het Leitmotiv dat
door de bundel is gelegd om het de
eenheid te geven die het nodig had
om als „roman" te kunnen gelden,
is gewild en te zeer afkomstig uit
de cursus Creative Writing: de
kunstenaar met scheppingsproble
men, op zoek naar het perfecte
meesterwerk (natuurlijk onbereik
baar). Dit motief wordt van tijd tot
tijd tot quasi-diepzinnigheid opge
voerd in de oorspronkelijke bijdra
ge, het verhaal „Portretten van de
kunstenaar", waarin Fidelman gaat
beeldhouwen om perfecte ruimte te
vinden hij schept dus gaten.
DIT VERHAAL is, deels ironisch
bedoeld, in Messiaanse stijl gezet:
„Zoals van Giotto wordt verteld dat
hij in staat was uit de hand een
volmaakte cirkel te tekenen, kon
Fidelman zonder maat te nemen
een volmaakt vierkant gat graven"
De techniek is aardig: een ernstig
gesprek, in gedreven en verheven
taal, de jongeling die uitleg vraagt
van de maestro over de diepere be
tekenis van het vierkante gat, Fi
delman orakelend „Luister voordat
je twijfelt hoewel het beeld
houwwerk min of meer onzichtbaar
is, is het desondanks beeldhouw
werk", enzovoort tot de vulgaire
deflatie „Da's dan lullig, jongen, als
je niks van kunst begrijpt" moet
Fidelman hebben geantwoord". Ook
erg geslaagd als grap: Fidelman
wordt zijn eigen gat ingetrapt door
een man die dan zegt: nu heeft de
vorm ook inhoud gekregen. Maar
de grap loopt uit in, nota bené, reli
gieuze problematiek (indien niet
ernstig bedoeld, ergerlijk profaan)
die in ieder geval niet leuk is of
over komt. De prachtige wrange
humor plus levenswijze cynische
ernst van Malamuds meesterwerk
A New Life is ver te zoeken.
De persiflage gaat Malamud goed
af, maar er wordt niets méér mee
gedaan. Het is alsof Malamud het
probleem heeft dat hij zijn Fidel
man meegeeft: de vorm bevat te
weinig inhoud. Het lijkt alsof de
Portretten „betekenen" dat Mala
muds creatieve kracht voorlopig is
opgedroogd.
NA DIT, MIJ tegenvallend, werk
van Malamud is het verheugend de
tweede roman te lezen van Piers
Paul Read, de in 1941 geboren zoon
van de belangrijke Engelse kunst-
filosoof Sir Herbert Read. Dit jaar
in Literair Paspoort (Meulenhoff)
uitgekomen in een knappe verta
ling van J H. Pereboom-Williams.
het in 1968 geruchtmakende De
Junkers. Geruchtmakend, omdat
het de Tweede Wereldoorlog be
kijkt met naoorlogse ogen, en (bij
voorbeeld) Dresden en Rotterdam
op één lijn plaatst.
PIERS PAUL READ, die staf
medewerker was aan The Times
Literary Supplement (beter leer
school voor literatoren is, lijkt mij.
niet denkbaar), heeft enige jaren
in München en West-Berlijn ge
woond, en beschrijft, vaak autobio
grafisch, de indrukken en gevoelens
van een intelligente, gevoelige jon
ge diplomaat die in de jaren zestig
in West-Berlijn is gestationeerd,
toegevoegd aan de Britse militair
attaché aldaar. Hij moet het verle
den onderzoeken van een Klaus von
Rummelsberg, een oom van het
meisje Suzi op wie de verteller ver
liefd is. Gedurende het professio
nele her-onderzoek (Klaus was na
de oorlog al „gedenazificeerd"),
waar ook anderen bij betrokken ra
ken, worden de tegenstrijdige ge
voelens van de jonge Brit erg knap
geschilderd. Hoe meer wij te weten
komen over de Junkers uit Pom-
meren: de families Von Rummels
berg en Von Treblitz (en wat wij
te weten komen wordt door Read
al meteen van een vraagteken voor
zien: hoeveel daarvan is reeds be
paald door onze a-priori opvattin
gen over de Junkers), hoe moeilij
ker wordt het met de gemakkelijke
zwart-wit-emotionaliteit te reage
ren op de gebeurtenissen van de
oorlog (en daarna).
DE INHOUD beschrijf ik niet
(het end is happy, huwelijk met
Suzi en al, dat wel), omdat hier
een roman is waarin vorm en in
houd elkaar zo goed dekken, dat
het verhaal verklappen al veel van
het zuiver leesplezier ontnemen is
dat ik u toewens met dit opmerke
lijk relaas van een zeer veelbelo
vend schrijver.
PETER JAN DE VOOGD
Pleitzorgers van het goede kinder
boek geven wel eens de indruk alle
kinderlectuur af te wijzen, die niet
literair verantwoord is.
„Als je zorgt, dat kinderen ook din
gen van hoger soortelijk gewicht le
zen, mogen ze genoeg dingen daar
omheen lezen. Wat een kind graag
leest, is een slechte maatstaf. Je moet
ze leren de dingen tegen elkaar af te
wegen: dit is mooier geschreven dan
dat. Ik merk het aan mijn eigen kin
deren. Een boek als Winnie de Poeh
en sommige sprookjesboeken, die le
zen ze herhaaldelijk Maar ze komen
óók thuis met stripverhalen. Maar als
je ze alleen maar strips zou laten le
zen, dan stomp je ze af. Taal is een
enorme levensmogelijkheid. Kinderen
zullen beter in het leven staan, beter
zich kunnen meedelen aan anderen,
als ze hun taal goed kennen".
U noemde daarnet Aafjes en Bu
ning, die u als meisje aanbad. Naar
welke dichters gaat uw voorkeur?
„Ach, aanbad, dat is zo'n woord dat
je in een gesprek ontvalt. Aafjes, Bu
ning, Achterberg, Vasalis, Willem van
der Molen, dat waren mensen waar ik
erg van hield. Ik lees ze nü heel an
ders. Ik begrijp heel goed, dat ik dat
toen mooi vond. Maar veel daarvan
weet je onderhand wel, als je het
herleest. Nee, met de heel eigentijdse
poëzie daar voel ik geen binding mee.
Dat begon al bij Kouwenaar. Luce-
bert heb ik pas veel later leren waar
deren. Maar ik zal altijd achter liggen.
Hoewel, die bundel van Rutger Kop
land heb ik met plezier gelezen".
U keert zich een beetje af van de
werkelijkheid in de wereld?
„Ja, ik heb de behoefte om een hek
senkring om mij heen te trekken. Ik
moet daar bewust gaten in open la
ten, waar doorheen de dingen naar
binnen komen, die van mijn kinderen
zijn; dingen waarvoor je van nature
niet voelt".
JAC HEYER
mnnnnnf¥¥ïvrr
HET ENIGE toneelstuk dat de
Ierse auteur James Joyce heeft ge
schreven, „Exiles", zal deze herfst
in het Mermaid Theatre in Londen
worden gespeeld. Het kan een in-
I teressante opvoering worden, want
j de toneelschrijver Harold Pinter
voert de regie en Joyce's landge-
noot Samuel Beckett heeft drama-
turgische medewerking verleend in
verband met kleine tekstwij zigin-
gen die nodig waren. De vrouwe-
lijke hoofdrol zal worden vertolkt
door Vivien Merchant, de echtgeno-
te van Pinter.
HET THéATRE National Popu
laire te Parijs gaat na vele jaren
een voornamelijk klassiek reper-
toire te hebben gespeeld dit sei-
zoen sterk de nadruk leggen op het
werk van eigentijdse schrijvers. De
directeur-regisseur Georges Wilson
brengt in november in de grote zaal
I Edward Bonds „Early Morning", in
I januari gevolgd door Paul Fosters
„Tom Paine" onder regie van
j Jacques Rosner. Tegen het eind van
het seizoen zal Joan Littlewood
haar Frans regie-debuut maken met
„Murderous angels" van de Ameri-
I aanse auteur Conor Cruise O'Brien
In de kleine zaal van het TNP. de
„Salie Gemier", gaat in november
j een stuk van de Pool Slawomir
Mrozek, „Second service" en later
I „Les prodiges" van Jean Vauthier.
I Daarna zullen nog twee andere, nog
I niet genoemde, moderne stukken
1 volgen.
DE JONGE Amerikaanse compo-
I nist Galt MacDermont, die bekend
I is geworden door zijn muziek van
„Hair", werkt aan de partituur voor
j een nieuwe musical, die „Via Ga-
lactica" heet en gewijd is aan de
j ruimtevaart. Het libretto is van
Christopher Gore.
TIJDENS DE Berliner Fest-
Iwochen" van dit jaar, die op 19
september zijn begonnen en tot 9
oktober zullen duren, zullen be-
1 halve talrijke concerten, opera-uit-
I voeringen, tentoonstellingen enzo-
voort een twintigtal toneelpre-
mières plaatshebben. Van de schrij-
I ver Giinter Grass zal een ballet,
„Die Vogelscheuchen"worden op-
gevoerd met muziek van Aribert
Reimann. Tot de buitenlandse ge-
zeischappen die bij deze gelegen-
heid in Berlijn optreden behoren
het Lyonese Theatre de la Cité van
Roger Planchon, met „Bérénice"
van Racine, het Italiaanse Teatro
Libero met zijn (deze zomer in Ne-
',derland vertoonde) bewerking van
Ariosto's „Orlando^furioso"het Na-
Sfional Youth Theatre uit Londen
met ,„Fuzz" van Peter Ter son. en
de Newyorkse toneelgroep The
Combine met de ook hier gespeelde
J musical „Stomp".
FRIEDRICH Dürrenmatt, die zich
j de laatste tijd toelegt op het „be-
werken" van klassieke stukken zo-
I als Strindbergs „Dodendans" en
1 Shakespeare's „Koning Johan",
heeft zich nu aan Goethe's „Ur-
1 faust" gewaagd. Hij heeft het oor-
spronkelijke werk aangevuld met
teksten uit het volksboek van 1859
over Doctor Faustus. Het stuk dat
daardoor is ontstaan zal dit seizoen,
I onder regie van Dürrenmatt zelf, als
I een „duivelsklucht in groteske
I stijl" in het Schauspielhaus van
Zürich worden opgevoerd met At-
j tilla Hörbiger als Faust, Willy Bir-
gel als Wagner en Hans Helmut
Dickow als Mefisto.
NADAT DE filmindustrie tiental-
j len jaren lang onderwerpen van het
toneel heeft overgenomen om sue- j
cesvolle films te maken, is nu de
I omgekeerde methode in gebruik ge-
i komen, vooral bij de vervaardigers
I van Amerikaanse musicals. Tot de
musicals, waarvan de handeling aan
films is ontleend, behoren: „Sweet
Charity" (naar „Nights of Cabi-
tria"), „She loves me" („The shop
ja round the corner"), Jlya, Darling"
I („Never on Sunday"), „Applause"
(„All about Eve", „Promises, pro-
mises" („The apartment")Mame
j (,A-nntie Mame", dat eerst een
boek, toen een toneelstuk, daarna
j een film was en tenslotte een musi-
cal werd) en „Hello, Dolly" (naar
I de gelijknamige film, gebaseerd op
I het blijspel „The matchmaker" van
1 Thornton Wilder, dat zelfs weer
j was ontleend aan de klucht Der
Kaufmann von Yonkers van de
Oostenrijker Nestroy).
Hello, Dolly" heeft overigens in
i New York een nieuw record gesla-
I gen als meest-opgevoerde musical.
1 Tot dusver stond dat op naam van
„My fair lady", met 2717 opvoerin-
gen; „Hello, Doly" zal begin oktober
\zijn 2750ste achtereenvolgende op-
voering op Broadway beleven.
EIND OKTOBER zal in het Théa-
Itre Elysée-Montmartre in Parijs de
j première worden gegeven van een
[„Spectacle Jarry", gewijd aan het
werk en het leven van de Franse
[auteur Alfred Jarry (voorloper van
het absurdistische toneel) en sa-
mengesteld door Jean-Louis Bar-
rault, die tevens de regie voort.
In het Théatre Recamier, dat on-
j der directie van Barrault staat, zal
zijn echtgenote Madeleine Re-
naud de titelrol spelen in „La
I mère", een drama van de Poolse
schrijver L. Wilkiewitsj, die zelf-
I moord pleegde bij het uitbreken
van de Tweede Wereldoorlog maar
wiens invloed nog aanwezig is in
j het werk van Mrozek en Gombro-
twitsj. S.K.