na halve eeuw weer opgevoerd
Van Eeden's toneelstuk
op de t.v.
bij VARA-
jubileum
TRAVESTIE
VERFILMD TONEEL
ONZEKERHEID
TOPREGISSEUR
OORLOGSWINST
ZATERDAG 17 OKTOBER 1970
Een foto uit 1915 van een scène uit De Heks van Haarlet
Rechts (inzet) Jan Musch als Hille Babbe, de „heks". Voorts
van links naar rechts Anna Sablairolles, Louis Saalborn (als
Frans Hals), Oscar Tourniaire, Willem Royaards (hoofdrol,
tevens de regisseur), Elias van Praag, Co Balfort en Jacque
line RoyaardsSandberg.
Links: Loudi Nijhoff speelt de heks van Haarlem in de tele-
visie-produktie op 2 november.
van Herwijnen aan de rijk voor
ziene, zeventiende-eeuwse dis.
Een foto uit de televisievoor
stelling.
Hille Babbe, ook wel Malle
Babbe genoemd, was een Haar
lems stadstype. De vrouwdie
door sommigen als heks be
schouwd werd, is enige malen
door Frans Hals geportretteerd.
In 1962 waren in het Frans Hals
museum op de herdenkingsten
toonstelling twee portretten te
zien; het linker komt uit New
York, het rechter uit Berlijn.
HAARLEM DE DAMIAATJES, de elke avond
luidende klokjes van Haarlems Grote of St. Bavokerk,
klinken op 2 november van het televisiescherm. Ze
worden geluid in „De heks van Haarlem", een toneel
stuk van Frederik van Eeden uit 1914, dat afgestoft is
ter gelegenheid van het 45-jarig bestaan van de VARA.
*886
Bavokerk gekopieerd. Ook is een scène
verplaatst van de woonkamer, waar
het toneelstuk zich afspeelt, naar de
tuin.
„Ik geloof, dat ik een ideale bezet
ting heb gevonden voor dit stuk", ver
telt Fortuin. Paul Cammermans speelt
de schout, Elisabeth Andersen zijn
vrouw. De jonge koopman wordt ver
tolkt door Carol van Herwijnen, diens
vrouw door Ida Bons. Gijsbert Ter-
steeg speelt professor Bontius, met wie
de schout pleegt te filosoferen. Loudi
Nijhoff is de heks en Paul Deen speelt
Frans Hals. Verder zien we Cor van den
Brink als de dominee, Eli Blom als ad
judant van de prins en Piet Hendriks
als knecht. Zoals men ziet: in de hoofd
rollen spelers van naam.
DAT WAS OOK het geval, toen „De
heks" voor het eerst werd gespeeld.
Niemand minder dan Willem Royaards,
die het stuk regisseerde, was de schout
Cousaert. De heks was een travestie-
rol van Jan Musch, die er overigens
weinig succes mee boekte („Musch
heeft er een krijsende feeks van ge
maakt, aan wier stem en gebaar men
eerst wat wennen moet, om haar aan
nemelijk te vinden. Het hele spel door
blijft zij zonderling aandoen", schrijft
een recensent in het Haarlemsch Dag
blad op 5 maart 1915). Anna Sablairol
les speelde de tragische figuur van de
vrouw. („Zij zou in dit opzicht meer
succes hebben, indien zij de merkwaar
dige uitspraak van de r en de 1 ver
wisselde voor een natuurlijk-klinken
de"). Diepe indruk maakte Jacueline
Royaards-Sandberg als de dochter van
de schout. Haar liedje aan het spinet
moet onvergetelijk zijn geweest. Zij is
de enige van de eerste bezetting,
die nog in leven is.
HET TOONEEL nam „De heks" weer
op het repertoire, toen op 30 september
1918 de Haarlemse stadsschouwburg
aan het Wilsonsplein officieel geopend
moest worden. Willem Royaards speel
de toen de schoonzoon-koopman, ter
wijl de rol van de heks door een vrouw
werd opgenomen: Marie van Westerho
ven. Frederik van Eeden, die in de zaal
zat bij deze gelegenheid, weigerde de
voor hem bestemde krans in ontvangst
te nemen. Niet vanwege de voorstelling,
naar later bleek, maar omdat hij de
schouwburg afschuwelijk vond.
JAC. HEIJER
tig jaar heeft hij in Engeland gewerkt.
Hij was een der topregisseurs bij de
BBC-radio.
Fortuin (59 jaar) ging na een mis
lukte rechtenstudie de journalistiek in:
Het Vaderland, De Groene (waar hij de
fameuze kolderrubriek Kleine Krant
en de al even befaamde visjes introdu
ceerde); en hij verzorgde in de jaren
'50 mede de rubriek „Op de praatstoel"
in ons eigen Haarlems Dagblad. Vlak
na de Duitse invasie slaagde hij erin
naar Engeland te vluchten, waar hij
al gauw bij de radio terecht kwam.
Luisteraars naar de verboden BBC
hebben hem dikwijls gehoord. Na de
oorlog bleef hij bij de BBC en maakte
daar carrière.
Omdat hij niet ver van zijn pensioen
was (de BBC pensioneert haar mensen
op hun zestigste) en de VARA een
nieuw hoofd afdeling drama nodig
had, keerde Fortuin terug naar Neder
land. Een bijkomende reden voor hem
was het feit, dat het werken bij de
BBC minder plezierig was geworden,
nu deze omroep-organisatie zich van
haar idealen (culturele ontwikkeling)
afwendde en een meer commerciële
koers ging varen.
TERUG NAAR „De heks". Fortuin
kóós het niet alleen, maar werd even
eens gevraagd het te regisseren. „Men
zal mij misschien verwijten er verfilmd
toneel van te hebben gemaakt", zegt hij
en legt uit dat bijvoorbeeld het schrij
ven van nieuwe scènes, die buiten op
genomen konden worden, in dit geval
op moeilijkheden stiet. Ook zouden
buitenopnamen de VARA op kosten
gejaagd hebben, die niet in verhouding
stonden ten opzichte van het belang
voor het stuk zelf. Wel hebben Fortuin
en decorontwerpster Els Salomons in
Haarlem rondgekeken en voor één der
scènes een vertrek van de Grote of St.
VAN EEDEN NOEMDE het stuk een
„treurspel der onzekerheid". Die on
zekerheid kwelt de hoofdpersoon, de
Haarlemse schout Cousaert. De plichts-
seerde onverdraagzaamheid worden aan
de kaak gesteld. Bovenal blijkt dat
overdreven vaderlandsliefde veel ellen
de kan veroorzaken.
Herman Fortuin, die het stuk uit
koos, zegt daarom: „We hebben iets
gezocht dat getuigde van de sociale
gerichtheid, waaruit de VARA voort
gekomen moet zijn". Nu denkt men
dan direct aan Herman Heijermans,
maar er waren problemen met de rech
ten op diens stukken. Toneelwerk van
Henriëtte Roland Holst is al te litterair
voor een groot publiek. Fortuin kwam
bij Frederik van Eeden terecht: „Een
auteur van grote allure en ,De heks' is
zijn beste stuk. Een mooi stuk. Mis
schien niet voor het grote publiek; meer
voor mensen die een zeker gevoel voor
kwaliteit hebben. Maar het is de moei
te waard om te doen. Ik wilde een Hol
lands stuk hebben; absoluut geen slap
aftreksel van de toch al slappe Engelse
TV. Je moet tenslotte je eigen littera
tuur uitbuiten".
DAT LAATSTE houdt meteen een
beleidslijn in, die Fortuin zich ten doel
stelt, nu hij sinds 1 juni hoofd van de
afdeling drama van de VARA is. Der-
DE KLOKJES van de Haarlemse
Grote of St. Bavokerk luiden in de tele-
visieproduktie overdag. Dat kan hele
maal niet, want de Diamaatjes plegen
alleen 's avonds tussen 9 en 9.20 uur te
luiden, destijds bedoeld om de burgers
buiten de stad te waarschuwen dat de
stadspoorten gingen sluiten. Maar het
is een dichterlijke vrijheid van regis
seur Herman Fortuin, die het in de 17e
eeuw spelende toneelstuk enige plaat
selijke kleur wilde geven naast de aan
wezigheid van Haarlemmers als Frans
Hals en Malle Babbe.
Frederik van Eeden probeerde in zijn
toneelstukken de klassieke regelen der
dramatisch kunst (o.a. blanke vaer-
zen) te verenigingen met een moderne
geest. Hij was een socialistisch idealist.
In de dagen dat hij „De hekst van
Haarlem" schreef (1914) leefde hij in de
door hem gestichte, kabouterachtige
commune Walden in het Gooi. De ge
beurtenissen van de zojuist uitgebio-
ken Eerste Wereldoorlog grepen hem
zéér aan, zoals hij getuigde op een ver
gadering in Haarlem van de Bond voor
Vrouwenkiesrecht in januari 1915, een
maand voor „De heks" in première
ging in het Paleis voor Volksvlijt. (Op
20 februari door Het Nederlandsch Too-
neel van Willem Royaards; op 4 maart
volgde de Haarlemse première in de
schouwburg aan de Jansstraat.)
„Als Haarlemsche jongen zwierf 'k
natuurlijk veel op 't museum op t
Stadhuis", vertelde Van Eeden in fe
bruari 1915 aan een medewerker van
het Haarlemsch Dagblad. „En ik leer
de de figuren van Hals door-en-door
kennen. Al was Hille Babbe hier nu
niet, maar in het Berlijnsch muse
um, toch kende ik die schilderij van
'm erg goed. Dat portret van de heks
heeft me vastgehouden en is me bij
gebleven. 't Heeft me geïnspireerd
voor m'n nieuwe toneelwerk. Daar
aan heeft zich vastgeknoopt wat er
nu met den oorlog gebeurd is. Zoo is
't stuk geworden. En daar 'k Haar
lem zoo goed ken, heb ik 't te Haar
lem laten spelen".
getrouwe man heeft een steenrijke
Amsterdamse koopman als schoonzoon.
Deze blijkt flink geld te verdienen aan
de wapenhandel en -smokkel met de
vijanden (de stad Antwerpen) van prins
Frederik Hendrik .De schout brengt
zijn schoonzoon aan. Deze wordt in het
schoutshuis gearresteerd, maar niet
zonder een gevecht, waarbij de doch
ter van de schout zich zwanger en wel
voor de degens van de luitenants van
de prins werpt en sterft. De vrouw van
de schout wordt „zielskrank".
De schout krijgt wroeging van zijn
besluit en gaat uitvoerig zitten twij
felen aan de juistheid van plichtsbe
trachting, zó zelfs dat hij bij een twee
de gelegenheid zijn schoonzoon laat ont
snappen.
De toneelrecensente van het Haar
lemsch Dagblad uit die dagen, Anna
van Gogh-Kaulbach, had een drama
technisch bezwaar: „We voelen wel
het tragische van dit gewetensvolle
wikken en wegen (in het derde be
drijf), maar op het tooneel is het
lang en verveelt, omdat wij weten dat
het geen invloed meer kan hebben
op de handeling".
Hille Babbe, naar wie het stuk ge
noemd is, speelt de rol van onheils
bode. Zij komt in elk bedrijf even voor.
Op het eind zorgt ze voor de spanning.
Een fanatieke dominee eist van de
schout, dat Babbe moet branden omdat
ze een heks zou zijn. De schout redt
zowel Malle Babbe als zijn eigen
schoonzoon. De dominee is een dwaas,
want alleen dwazen kennen zekerheid,
zo laat Van Eeden een zijner figuren
zeggen.
UIT HET STUK blijkt Van Eedens
instelling: smokkel, oorlogswinst, ko
loniale uitbuiting, op de bijbel geba-