Oostduitse „ketter" laat zich niet uitschakelen door Ulbricht Fragment uit Vragen beantwoorden vragen BEKLEMMENDE AUTOBIOGRAFIE VAN ROBERT HAVEMANN Vier jaar geleden uit partij gezet Schets nieuwe „Dunant" klaar Discussie houdt niet meer halt bij de kazernepoort MILITAIREN WILLEN MEEPRATEN OVER DEMOCRATISERINGSPROCES Nieuw licht op oude lantaarns Communicatie is nog te veel éénrichtingsverkeer Verzending zeepost MAANDAG 2 NOVEMBER 1970 9 Overtuigd marxist Tsjecho-Slowakije In Amsterdam Kladblaadjes UTRECHT. Misschien is het de werkelijke crisis van onze defensie, dat de communicatie tussen leiding en uitvoerders ernstig is verstoord. Daarvan getuigde de open brief van een aantal dienstplichtige militairen uit Ermelo, die de minister dit voor jaar lieten weten „dat u, bij een even tueel door Nederlandse strijdkrach ten te voeren oorlog niet door het geven van een dienstbevel bij voor baat van hun medewerking en loyali teit verzekerd kunt zijn". De oproep van de zijde van de Vereniging van Officieren Koninklijke Landmacht (V.O.K.L.) aan de bewindslieden om heen te gaan, onlangs in hun vereni gingsblad, is een ander voorbeeld. Discussie Communicatie Vertrouwen Riem Witte verf Dubcek (Van onze redacteur in Bonn) BONN Robert Havemann behoorde eens tot de elite in Ulbrichts re gime. Een marxistische hoogleraar, verzetsstrijder tegen Hitier en door de nazi's ter dood veroordeeld. Havemann ontving de DDR-orde van verdien ste in zilver vanwege zijn opofferingsgezinde strijd tegen het fascisme. Een professor die zijn Westduitse collega's waarschuwde dat zij medeschuldig zouden kunnen worden aan „een afschuwelijke misdaad" door te aanvaar den dat de Bondsrepubliek, als een kapitalistische staat, deel zou gaan uit maken van de „agressieve NAVO". Havemann woont tegenwoordig: in een weekendhuisje in het Oostduitse Grün- heide, omdat hy de huur van zijn Oost- berlynse woning niet meer kan betalen. Zijn inkomen bestaat uit een klein pen sioen waarop hij als door de staat er kende strijder tegen het fascisme recht heeft. In 1964 verloor hij zijn professoraat in de fysische chemie aan de Humboldt-uni- versiteit, in 1965 ontsloeg men hem als leider van het Oostberlijnse instituut voor fotochemie en in het voorjaar van 1966 zorgde de partij ervoor dat zijn naam uit de ledenlijst van de Duitse Academie voor Wetenschappen werd geschrapt. DE HOOGLERAAR, nog altijd een over tuigd marxist, had zich in de ogen der „Genossen" tot een onverbeterlijke ketter ontwikkeld. Zijn oordeel dat de Bonds republiek op de verkeerde weg is en de DDR op de goede (omdat zij de moge lijkheid biedt voor vorming van een recht vaardig socialistische samenleving op Duits grondgebied), heeft hij niet gewij zigd. Maar hij ziet in de DDR een doc trinaire verstarring, „hoewel daar al lang de voorwaarden voor de overgang naar het democratische socialisme bestaan". Havemann ontbrak het niet aan loyali teit. Hij heeft verkondigd dat de liberali sering alleen met Ulbricht aan het hoofd mogelijk zou zijn zonder de DDR op het spel te zetten. Hij wenste daarover kri tisch te discussiëren en in alle vrijheid, omdat de socialistische samenleving ten dode opgeschreven zou zijn als dat niet mogelijk was. Het onbegrip in eigen land bracht hem ertoe in het buitenland te pu bliceren, niet direct tegen de DDR, eerder tegen het kapitalisme Dat hij zich daarbij bediende van bladen als „Der Spiegel" was echter in de ogen van partijgenoten al een onvergeeflijke zonde. Het feit, dat de communisten die in de DDR regeren critiek evenmin verdragen als indertijd de nazi's die Havemann ter dood veroordeelden, is het centrale the ma geworden van een boek dat de hoog leraar (66 jaar oud) nu alweer omdat hij regime inderdaad tot de staatsvijanden behoorde. Tijdens een van de verhoren vraagt hij „Stasi 2" en „Stasi 3" („Mannen zonder gezichten", zoals Kafka in „Das Schloss" zijn metgezellen nummert) of zij zich kun nen voorstellen hoe merkwaardig het is voor een communist dat niet slechts de rector van de universiteit, die hem heeft ontslagen, en niet slechts de staatssecre taris, die het bevel daartoe gaf, maar ook de president van de Academie voor Weten schappen die zijn politieke „Massregelung" doorvoerde dat al die eerwaarde heren eens lid van de nazi-partij zijn geweest. HOEVEEL mensen zouden zelfmoord plegen als ze de geschiedenis konden voor zien, vraagt Havemann zich af. Hij is niet de eerste Intellectueel, die de „Genossen" heeft verkondigd dat de teugels moeten worden gevierd. Een van de bekendsten was vroeger prof. Wolfgang Harrich, die in 1957 tot tien jaar gevangenisstraf werd veroor deeld. Waarom laat het regime Havemann zij het geïsoleerd en gecontroleerd (bij toeval ontdekte hij in zijn huis een hyper gevoelige microfoon, waarmee maanden lang zelfs gefluisterde gesprekken moeten zijn afgeluisterd) de vrijheid in het westen te berichten wat in Oost-Berlijn tegen dovemansoren gesproken is? Have mann is waarschijnlijk een te prominent en te bekend geleerde om geheel te wor den uitgeschakeld, en zelfs om een groot proces tegen hem te beginnen, waarom hij zoals uit nevenstaand hoofdstuk uit zijn boek blijkt vraagt. zijn critiek in eigen land niet kwijt kan heeft laten uitgeven in de Bondsrepu bliek: „Vragen beantwoorden vragen". De ondertitel luidt: „Uit de biografie van een Duitse marxist". MET BIJNA missionaire ijver betoogt hij in dit boek dat de DDR haar kansen nog niet heeft verspeeld, schrijft hij over de betekenis van het twintigste Russische partijcongres, waarop Kroesjtsjew in 1956 afrekende met het stalinisme en vooral over de gebeurtenissen in Tsjecho-Slowa kije, twee jaar geleden. In de „Prager Friihling" ziet Havemann zijn gelijk: socialisme en democratie zijn te verenigen, zonder vrijheid sterft ook het socialisme, En hij voorspelt dat de stalinisten, die de ontwikkeling in Praag onderdrukten toch aan het kortste eind zullen trekken. Die beschouwingen maken echter deel uit van een boek dat beklemmend is door zijn praktisch kafkiaanse opzet (waarbij een grote rol speelt dat Havemann bo vendien een goed verteller is). Steeds weer verschijnt de schrijver voor de „Genossen" van de „Stasi", de Staatssicherheits- dienst, wier onredelijke en zinloze verho ren hem ertoe dwingen terug te blikken op soortgelijke herinneringen uit Hitiers da gen. Dat het verwerken ervan hem nu zwaarder valt, is niet alleen omdat de ondervragingen plaatsvinden in de staat van zijn keuze, terwijl hij onder het nazi- DEN HAAG. De schets voor de nieu we „J. Henry Dunant" is thans gereed. Het Rode Kruis-hospitaalschip voor va- kantietochten met chronisch zieken, zal in de tweede helft van november wor den aanbesteed. Het zal in de eerste maanden van 1972 gereed moeten komen. De nieuwe, .Dunant" zal 80 meter lang en 9,50 meter breed worden, met een diepgang van ongeveer 1,80 meter. De maximale snelheid van het schip zal 20 km per uur bedragen. De huidige „Du nant" is 65 meter lang en 7,42 meter breed. Met vele Nederlandse werven is con tact opgenomen over de realisering van het ontwerp. Het is mogelijk dat een aan tal werven bij de bouw van het schip zal samenwerken. Op het „Schip Ahoy"-kantoor in Eind hoven is men nog druk bezig de uit alle delen van het land binnenkomende be dragen te boeken. Dinsdag werd de 5 miljoen het minimale streefbedrag bereikt; nu is de 6 miljoen in zicht. Het (voorlopige) eindbedrag zal op zater dag 28 november bekendgemaakt worden. Daarvoor moeten nog vele stortingen en telefonische toezeggingen met elkaar worden vergeleken. AMSTERDAM De rijkelijk met klim opranken versierde lantaarnpaal, het bruine gietijzeren Amsterdamse straat- meubilair, dat als ontwerpdatum het jaar tal 1883 voert en waarvan er langs de grachten en in het oudere stadsgedeelte zo'n 7000 de openbare verlichting ver zorgen, zal onveranderd blijven ondanks de verandering die de op de lantaarn paal bevestigde armatuur zal ondergaan. In geheel Amsterdam wordt namelijk de gloeilamp van 75 watt vervangen door de driemaal zoveel lichtgevende kwik lamp van 80 of 125 wattHiervan waren er eind 1969 al 23.762 in gebruik. Het merendeel van de thans nog in gebruik zijnde gloeilampen wordt gevonden in de bruine gietijzeren lantaarnpalen, die af komstig zijn van de voormalige openbare gasverlichting. Omdat ze in de oude stadswijken zeer goed tot hun recht ko men werd het niet wenselijk geacht ze door nieuwe te vervangen. Er is nu een oplossing voor een verbeterde verlichting gevonden met gebruikmaking van een kwiklamp zonder dat het karakter van de paal geweld wordt aangedaan. Deze modern geconstrueerde grachtlantaarn is bestand tegen baldadige vernielingen en ze heeft een grote stoot- en slagvast heid, aldus het maandblad Koppeling van het gemeente energiebedrijf Amster dam, waaraan bovenstaande is ontleend, ROBERT HAVEMANN De huiszoeking, na de arrestatie van Havemann's zoons uit Robert Have- mann's „Vragen beantwoorden vragen", uitgeverij Piper, München). 's Ochtends vroeg werd er tegelijker tijd op verschillende deuren en ramen geklopt. Huiszoeking. Officier van Justi tie Windisch en vier lui van de Stasi waren verschenen. Zij hadden een rech terlijk bevel tot huiszoeking. Ik maakte geen haast met opstaan. Ze konden wachten. Maar ze waren on geduldig en klopten opnieuw. Ze moe ten wel bang zijn geweest dat ik intus sen belangrijke dingen zou kunnen ver stoppen. De komende actie vervulde mij met bezorgdheid. Doorgaans verandert zo'n pijnlijke huiszoeking de woning in een slagveld. De „Genossen" van de Stasi brachten echter mooie kleine koffertjes mee, die niet alleen de obligatie foto-uitrusting, maar ook een compleet assortiment aan schitterende inbrekerswerktuigen be vatten. Ze maakten slechts van hun fototoestel gebruik toen zij de kleine koffer van mijn zoon Frank ontdekten. Die koffer bevatte belangrijk bewijs materiaal, namelijk een aantal kleurige viltstiften en enkele tientallen exempla ren van het Biermann-lied „In Prag 1st Pariser Komune", een lied dat Wolf Lang vóór de interventie had geschre ven (de even „ketterse" cabarettier Wolf Biermann behoort tot Havemanns vrienden, red.). De koffer met zijn ganse inhoud aan zulke rommel werd een lan ge serie blitzopnamen waard bevonden. Oh staat der DDR, waarvan je huivert. VERDER woelden de „Genossen" in kisten en kasten, ze lazen en snuffelden, wat hen interessant leek staken ze in grote zakken: brieven, manuscripten, foto's, onschadelijke kladblaadjes. Maar ze lieten geen rommel achter. Tijdens dit nijvere werk der „Genos sen", die een aanzienlijke training in het vak verried, onderhield ik mij met officier van Justitie Windisch, een ten gere, schuchter aandoende man, in wiens gelaatsuitdrukking en gebaren een pa radoxale mengeling van zelfbewustheid en een verlegen inzien van het pijnlijke der situatie te bespeuren was. „Zeg eens, Herr Staatsanwalt, kan men in de DDR eigenlijk voor bepaalde meningen, die men heeft, gestraft wor den?" (Van onze correspondent) Ermelo en de V.O.K.L. tonen in begin sel aan, dat de algemene maatschappelijke discussie niet meer vóór de kazernepoort halt houdt. Militairen, of zij nu dienst plichtig zijn of vrijwillig dienen, wensen mee te spreken over de vraagstukken van oorlog en vrede, over het democratise ringsproces in het leger en over het ge voerde beleid, op dezelfde wijze als waar op voor het beroepspersoneel althans van oudsher inspraak in de rechtsposi tionele regelingen heeft bestaan. Zij wensen ook publiekelijk hun mening te geven over en zich te verantwoorden voor de wijze waarop terzake van de vei ligheid het algemeen belang wordt ge diend. Dit streven moet, afgezien van be paalde ongunstige bijeffecten die nu een maal onvermijdelijk zijn, positief worden gewaardeerd, vooral ook omdat het kan bijdragen aan een vernieuwing van het verantwoordelijkheidsbesef van allen die bij deze problematiek betrokken zijn. En wie is dat niet? Het buitenland biedt voorbeelden van de wijze waarop eigentijdse beroeps militairen hun visie tonen. In Wash ington treedt een groep van 25 offi cieren, grotendeels van de marine, op als forum voor de oppositie van het officierskorps tegen de oorlog in Indo- China- Zeer concreet heeft een kring van jonge officieren uit Hamburg zich geuit door na een discussie over de Bundeswehr negen stellingen te publi ceren. Enkele daarvan zijn het ver melden waard. In stelling twee wordt afgerekend met de nog steeds door veel buitenstaan ders gekoesterde opvatting dat een officier stamt uit een voor-technische, standenbewuste en feodale tijd. Maar een officier is geen gentleman, is niet bescheiden en a-politiek. Hij denkt maatschappelijk en begeert een func tionele taakvervulling die zich behoort te richten op behoud van en vorm geving aan de vrede. De wenselijkheid om het gedrag van mi litaire meerderen ter discussie te laten stellen door ondergeschikten wat nu alleen gebeurt in de roddelhoek is on derwerp van stelling vier. Stelling vijf handelt over loyaliteit. Loyaliteit ten opzichte van personen in de Nederlandse krijgsmacht wel haast een erecode behoort volstrekt ondergeschikt te zijn aan de loyaliteit ten opzichte van taakstelling op basis van de grondwet. Stelling zeven tenslotte stelt de ge loofwaardigheid van de massavernie tigingswapens dubieus. In dit opzicht moet de zin van de krijgsmacht steeds fundamenteel worden onderzocht. Dit zijn redelijke uitlatingen, die zich positief laten interpreteren. Zij getuigen van een toenemende behoefte om medever antwoordelijk te willen zijn voor het te voeren beleid en om aan die eigen ver antwoordelijkheid ten opzichte van de maatschappij een geheel nieuwe inhoud te geven, onder meer door over uiteenlopen de standpunten openlijk te debatteren. Ook in de Nederlandse krijgsmacht zijn tekenen van deze behoefte aanwijsbaar. De Ermelose brief stoelt op hetzelfde be ginsel als de stellingen vijf en zeven: niet iedere taakopdracht zal klakkeloos wor den uitgevoerd. Het uitgangspunt van open discussie is echter nog te weinig gemeengoed. De chef van de Deense defensiestaf, generaal Wolff zei onlangs in een interview dat in Dene marken defensieproblemen volop in dis cussie zijn, een discussie waaraan hij zelf graag meedoet. In Nederland is men daar in het algemeen nog wat huiverig voor. En wat te denken van de bereidheid eigen gedrag aan het oordeel van onderge schikten onderwerpen (stelling vier)? Nog onlangs kreeg een soldaat in Zuidlaren 10 dagen verzwaard arrest, wegens kritiek op de leiding in een toespraak bij het af scheid van een populaire beroepsluitenant. Wil de krijgsmacht tegemoet komen aan die groeiende behoefte om mede verant woordelijk te zijn, die, mits in juiste banen geleid de effectiviteit van de krijgsmacht beslist ten goede komt, dan is een eerste eis dat leiding en uitvoering elkaar goed begrijpen, begrip hebben voor eikaars pro blemen, zorgen en behoeften, kortom dat er een goede communicatie is. Daar man keert in de praktijk helaas nogal wat aan. Het beleid dat door de complexiteit van de problematiek, de structuur van de lei ding en de moeilijke omstandigheden waar onder moet worden gewerkt, vaak een weifelende indruk maakt, komt moeilijk over- Informatie wordt op te beperkte schaal gegeven en maar zelden rechtstreeks aan allen die er bij betrokken zijn. Men weet „beneden" nauwelijks welke factoren bij de besluitvorming een rol spelen. Boven dien ziet de leiding communicatie nog te veel als „éénrichtingsverkeer", van boven naar beneden wel te verstaan. Dit heeft tot gevolg dat zij weinig weet wat er leeft op het niveau van de uitvoering. Een ander gevolg is dat onlustgevoelens geen juiste weg vinden en zich uiten op een wijze (onderdeelsblaadjes, baldadighe den: groetdemonstraties) die de punten waarop het beleid faalt dikwijls op een bijzonder pijnlijke wijze blootlegt, daar mede de saamhorigheid en doelmatigheid van de krijgsmacht aantastend. Tweerich tingsverkeer is een onmisbare voorwaarde „Nee, natuurlijk niet. Alleen voor han delingen kan men gestraft worden. Het komt er niet op aan wat iemand denkt, het komt slechts erop aan wat hij heeft gedaan, dat is juist". „Maar is niet dagene, wat de mens denkt, dikwijls zeer maatgevend voor wat hij doet?" „Ja, maar niettemin is voor de recht bank alleen bepalend wat hij concreet heeft gedaan". „Maar gelooft u niet ook dat men een bepaalde handelwijze in haar gehele betekenis pas goed kan beoordelen, wan neer men ook de motieven precies kent?" „Dat is waar. Bij de beoordeling van het doden bijvoorbeeld beslissen alleen de motieven erover of het om doodslag dan wel om moord ging". „Is niet ook al de vooorbereiding van een daad strafbaar?" „In vele gevallen is de voorbereiding even strafbaar als de daad". „Ook dan, als het om geestelijke voor bereiding gaat?" „Hoe bedoelt u dat?" „Heel eenvoudig. Door de geestelijke voorbereiding ontstaan immers de mo tieven". „Ik zou zeggen, de geestelijke voor bereiding en de motieven zijn praktisch een en hetzelfde". voor werkelijk democratische verhoudin gen, inspraak en medezeggenschap. Bij dit alles komt nog dat in het demo cratiseringsproces bepaalde beleidsmaat regelen door acties van dienstplichtigen worden afgedwongen over de hoofden van commandanten heen. Dit werkt de onze kerheid in de hand. Veel commandanten weten niet meer waar zij aan toe zijn. Onder dergelijke omstandigheden is werkelijke gezagshandhaving uiterst moei lijk. Een tekort aan vertrouwen in het beleid bij de uitvoerders kan een verstoor de communicatie gemakkelijk in een fa lende doen omslaan. Ook daarvan hebben wij in augustus signalen gezien: het oefen terrein in La Courtine werd door de mili tairen tegenover de pers in een slecht dag licht gesteld, waarmede zij de bedoeling van de politieke leiding na verloop van tijd betere oefengelegenheid in Frankrijk te verkrijgen, doorkruiste. Een ander voorbeeld: na de brand in 't Harde dwingt de Tweede Kamer de toe zegging af dat bij grote droogte een schiet- verbod zal worden afgekondigd. De com mandanten van de schietkampen, daarvan niet op bijzondere wijze op de hoogte ge steld, laten tijdens een volgende droogte periode rustig doorschieten en geven daar mede aanleiding tot nieuwe vragen van Kamerleden. Het is de vraag of de leiding van het ministerie zich realiseert welke onrust en onzekerheid er heersen. Wij hebben enkele incidentele voorvallen opgesomd die een indicatie geven van wat er gaande kan zijn. Het behoeft geen betoog dat dit zoal geen crisis, toch een ernstige zaak is, die veel aandacht vereist. Veel anti-propaganda ontstaat niet spon taan in de samenleving, maar heeft haar kiem in de krijgsmacht zelf. Een aan trekkelijk gezicht en een goed werk- en leefklimaat zijn voor de strijdkrachten om verschillende redenen van belang. Niet al leen voor de werving van vrijwilligers en ten behoeve van de verplicht onder de wa penen geroepen dienstplichtigen, maar ook voor de inzet van het beroepspersoneel, welke de effectiviteit van het militaire apparaat in sterke mate bepaalt. „MIJN ZOON Frank heeft samen met een vriend in de nacht van 22 op 23 augustus (1968) een paar huismuren in de binnenstad met enkele halen witte verf beschilderd. Die „daad" zou door de huiseigenaren als een geringe beschadi ging kunnen worden beschouwd, die heel gemakkelijk te herstellen is. Maar nu zitten beide jongens wegens dat feit al twee maanden in voorarrest. Bij een strafvervolging door de rechter komt het er blijkbaar dus niet alleen op aan, wat concreet is gedaan, maar ook op hetgeen de mensen erbij zouden kunnen hebben gedacht. Als beiden een scheld woord op de huizen hadden geschreven, dan zouden zij nog geen dag opgesloten zijn. Maar zij hebben de naam van da eerste secretaris van een broederpartij, die nog altijd in functie is, op de muur geschilderd om hun sympathie voor hem en zijn partij duidelijk te maken. In feite is het toch onvoorstelbaar dat dit een strafbare handeling zou zijn. Wat de officier hieraan strafbaar acht, moet datgene zijn wat de jongelui er moge lijkerwijs bij hebben gedacht". „Ik kan u geen antwoord geven op deze vraag, omdat ik met de aanklacht tegen uw zoons niet in details vertrouwd ben", week Windisch uit. „De rechtbank zal in ieder geval streng volgens onze wetten handelen en slechts dan een straf uitspreken als van een strafbare handeling sprake is geweest. Ik heb slechts de opdracht bij u huiszoeking te verrichten". „En waarom doorzoekt u dan mijn bibliotheek en neemt u al die boeken en tijdschriften in beslag?" „Omdat de inhoud ervan uw zoons en andere jongelui beïnvloed kan hebben. Dat moet onderzocht worden". „U VINDT DUS, als iemand de naam Dnbcek op huismuren schildert, dan moet de bibliotheek van de vader wor den doorzocht om uit te vinden wat de betrokkene er bjj heeft gedacht?" „Nee, om uit te zoeken, hoe het zover is gekomen dat hij het erbij heeft ge dacht". „U hebt gelijk, maar ik zou de in vloed, die mijn bibliotheek en mijn op vattingen op het denken van mijn zoons uitoefenen niet overschatten. Ik geloof dat beiden in hun opvattingen en me ningen al heel zelfstandig denkende mensen zijn". „Wij zijn echter van mening dat deze invloed beslissend was". „Ziet u Herr Staatsanwalt, dat is wat ik van u wilde horen. U gelooft dus dat ik de geestelijke vader ben geweest van datgene wat u mijn zoons voorwerpt. Waarom arresteert u mij dan niet, de „schrijftafeldader". Laat die jongelui toch lopen. Voer het proces tegen mij". UWVWWMfWVVVVVWVVMAAAAAAWVWtftAAMVVVVVVVVV Met de volgende schepen kan zeepost worden verzonden. De data, waarop de correspondentie uiterlijk ter post moet zijn bezorgd, staan, tussen haakjes, achter de naam va nhet schip vermeld. Australië: ms „Atrevida" (6/11); Brazilië: ms „Parkhaven" (6/11); Canada: ms „Bea- verrando" (4/11); Chili: ms „Jytte Skou" (3/11); Indonesië: ms „Polydorus" (6/11); Keneya. Oeganda, Tanzanië: ms „A. Zaef- kow" (6/11); Ned. Antillen: ms „Neptunus" (3/11); Nieuw-Zeeland: ms „Neder Linge" (5/11); Suriname: ms „Neptunus" (3/11); Verenigde Staten van Amerika: ms „Atlan tic Crown" (2/11); ms „American Lark" (4/11); Z.-Afrika (Rep. m.i.v Z.-W -Afrika: ms „Annenkerk" (4/11) Inlichtingen betreffende de verzendings- data van postpakketten geven de post kantoren.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 9