Oostduitse „ketter" laat zich niet
uitschakelen door Ulbricht
Fragment uit Vragen
beantwoorden vragen
BEKLEMMENDE AUTOBIOGRAFIE
VAN ROBERT HAVEMANN
Vier jaar
geleden
uit partij
gezet
Schets nieuwe
„Dunant" klaar
Discussie houdt niet meer halt bij de kazernepoort
MILITAIREN WILLEN MEEPRATEN
OVER DEMOCRATISERINGSPROCES
Nieuw licht op
oude lantaarns
Communicatie is
nog te veel
éénrichtingsverkeer
Verzending zeepost
MAANDAG 2 NOVEMBER 1970
9
Overtuigd marxist
Tsjecho-Slowakije
In Amsterdam
Kladblaadjes
UTRECHT. Misschien is het de
werkelijke crisis van onze defensie,
dat de communicatie tussen leiding
en uitvoerders ernstig is verstoord.
Daarvan getuigde de open brief van
een aantal dienstplichtige militairen
uit Ermelo, die de minister dit voor
jaar lieten weten „dat u, bij een even
tueel door Nederlandse strijdkrach
ten te voeren oorlog niet door het
geven van een dienstbevel bij voor
baat van hun medewerking en loyali
teit verzekerd kunt zijn". De oproep
van de zijde van de Vereniging van
Officieren Koninklijke Landmacht
(V.O.K.L.) aan de bewindslieden om
heen te gaan, onlangs in hun vereni
gingsblad, is een ander voorbeeld.
Discussie
Communicatie
Vertrouwen
Riem
Witte verf
Dubcek
(Van onze redacteur in Bonn)
BONN Robert Havemann behoorde eens tot de elite in Ulbrichts re
gime. Een marxistische hoogleraar, verzetsstrijder tegen Hitier en door de
nazi's ter dood veroordeeld. Havemann ontving de DDR-orde van verdien
ste in zilver vanwege zijn opofferingsgezinde strijd tegen het fascisme. Een
professor die zijn Westduitse collega's waarschuwde dat zij medeschuldig
zouden kunnen worden aan „een afschuwelijke misdaad" door te aanvaar
den dat de Bondsrepubliek, als een kapitalistische staat, deel zou gaan uit
maken van de „agressieve NAVO".
Havemann woont tegenwoordig: in een
weekendhuisje in het Oostduitse Grün-
heide, omdat hy de huur van zijn Oost-
berlynse woning niet meer kan betalen.
Zijn inkomen bestaat uit een klein pen
sioen waarop hij als door de staat er
kende strijder tegen het fascisme recht
heeft.
In 1964 verloor hij zijn professoraat in
de fysische chemie aan de Humboldt-uni-
versiteit, in 1965 ontsloeg men hem als
leider van het Oostberlijnse instituut voor
fotochemie en in het voorjaar van 1966
zorgde de partij ervoor dat zijn naam
uit de ledenlijst van de Duitse Academie
voor Wetenschappen werd geschrapt.
DE HOOGLERAAR, nog altijd een over
tuigd marxist, had zich in de ogen der
„Genossen" tot een onverbeterlijke ketter
ontwikkeld. Zijn oordeel dat de Bonds
republiek op de verkeerde weg is en de
DDR op de goede (omdat zij de moge
lijkheid biedt voor vorming van een recht
vaardig socialistische samenleving op
Duits grondgebied), heeft hij niet gewij
zigd. Maar hij ziet in de DDR een doc
trinaire verstarring, „hoewel daar al lang
de voorwaarden voor de overgang naar
het democratische socialisme bestaan".
Havemann ontbrak het niet aan loyali
teit. Hij heeft verkondigd dat de liberali
sering alleen met Ulbricht aan het hoofd
mogelijk zou zijn zonder de DDR op het
spel te zetten. Hij wenste daarover kri
tisch te discussiëren en in alle vrijheid,
omdat de socialistische samenleving ten
dode opgeschreven zou zijn als dat niet
mogelijk was. Het onbegrip in eigen land
bracht hem ertoe in het buitenland te pu
bliceren, niet direct tegen de DDR, eerder
tegen het kapitalisme Dat hij zich daarbij
bediende van bladen als „Der Spiegel"
was echter in de ogen van partijgenoten
al een onvergeeflijke zonde.
Het feit, dat de communisten die in de
DDR regeren critiek evenmin verdragen
als indertijd de nazi's die Havemann ter
dood veroordeelden, is het centrale the
ma geworden van een boek dat de hoog
leraar (66 jaar oud) nu alweer omdat hij
regime inderdaad tot de staatsvijanden
behoorde.
Tijdens een van de verhoren vraagt hij
„Stasi 2" en „Stasi 3" („Mannen zonder
gezichten", zoals Kafka in „Das Schloss"
zijn metgezellen nummert) of zij zich kun
nen voorstellen hoe merkwaardig het is
voor een communist dat niet slechts de
rector van de universiteit, die hem heeft
ontslagen, en niet slechts de staatssecre
taris, die het bevel daartoe gaf, maar ook
de president van de Academie voor Weten
schappen die zijn politieke „Massregelung"
doorvoerde dat al die eerwaarde heren
eens lid van de nazi-partij zijn geweest.
HOEVEEL mensen zouden zelfmoord
plegen als ze de geschiedenis konden voor
zien, vraagt Havemann zich af. Hij is niet
de eerste Intellectueel, die de „Genossen"
heeft verkondigd dat de teugels moeten
worden gevierd.
Een van de bekendsten was vroeger
prof. Wolfgang Harrich, die in 1957 tot
tien jaar gevangenisstraf werd veroor
deeld. Waarom laat het regime Havemann
zij het geïsoleerd en gecontroleerd (bij
toeval ontdekte hij in zijn huis een hyper
gevoelige microfoon, waarmee maanden
lang zelfs gefluisterde gesprekken moeten
zijn afgeluisterd) de vrijheid in het
westen te berichten wat in Oost-Berlijn
tegen dovemansoren gesproken is? Have
mann is waarschijnlijk een te prominent
en te bekend geleerde om geheel te wor
den uitgeschakeld, en zelfs om een groot
proces tegen hem te beginnen, waarom hij
zoals uit nevenstaand hoofdstuk uit zijn
boek blijkt vraagt.
zijn critiek in eigen land niet kwijt kan
heeft laten uitgeven in de Bondsrepu
bliek: „Vragen beantwoorden vragen".
De ondertitel luidt: „Uit de biografie van
een Duitse marxist".
MET BIJNA missionaire ijver betoogt
hij in dit boek dat de DDR haar kansen
nog niet heeft verspeeld, schrijft hij over
de betekenis van het twintigste Russische
partijcongres, waarop Kroesjtsjew in 1956
afrekende met het stalinisme en vooral
over de gebeurtenissen in Tsjecho-Slowa
kije, twee jaar geleden.
In de „Prager Friihling" ziet Havemann
zijn gelijk: socialisme en democratie zijn
te verenigen, zonder vrijheid sterft ook
het socialisme, En hij voorspelt dat de
stalinisten, die de ontwikkeling in Praag
onderdrukten toch aan het kortste eind
zullen trekken.
Die beschouwingen maken echter deel
uit van een boek dat beklemmend is door
zijn praktisch kafkiaanse opzet (waarbij
een grote rol speelt dat Havemann bo
vendien een goed verteller is). Steeds weer
verschijnt de schrijver voor de „Genossen"
van de „Stasi", de Staatssicherheits-
dienst, wier onredelijke en zinloze verho
ren hem ertoe dwingen terug te blikken op
soortgelijke herinneringen uit Hitiers da
gen. Dat het verwerken ervan hem nu
zwaarder valt, is niet alleen omdat de
ondervragingen plaatsvinden in de staat
van zijn keuze, terwijl hij onder het nazi-
DEN HAAG. De schets voor de nieu
we „J. Henry Dunant" is thans gereed.
Het Rode Kruis-hospitaalschip voor va-
kantietochten met chronisch zieken, zal
in de tweede helft van november wor
den aanbesteed. Het zal in de eerste
maanden van 1972 gereed moeten komen.
De nieuwe, .Dunant" zal 80 meter lang
en 9,50 meter breed worden, met een
diepgang van ongeveer 1,80 meter. De
maximale snelheid van het schip zal 20
km per uur bedragen. De huidige „Du
nant" is 65 meter lang en 7,42 meter
breed.
Met vele Nederlandse werven is con
tact opgenomen over de realisering van
het ontwerp. Het is mogelijk dat een aan
tal werven bij de bouw van het schip
zal samenwerken.
Op het „Schip Ahoy"-kantoor in Eind
hoven is men nog druk bezig de uit alle
delen van het land binnenkomende be
dragen te boeken. Dinsdag werd de 5
miljoen het minimale streefbedrag
bereikt; nu is de 6 miljoen in zicht.
Het (voorlopige) eindbedrag zal op zater
dag 28 november bekendgemaakt worden.
Daarvoor moeten nog vele stortingen en
telefonische toezeggingen met elkaar
worden vergeleken.
AMSTERDAM De rijkelijk met klim
opranken versierde lantaarnpaal, het
bruine gietijzeren Amsterdamse straat-
meubilair, dat als ontwerpdatum het jaar
tal 1883 voert en waarvan er langs de
grachten en in het oudere stadsgedeelte
zo'n 7000 de openbare verlichting ver
zorgen, zal onveranderd blijven ondanks
de verandering die de op de lantaarn
paal bevestigde armatuur zal ondergaan.
In geheel Amsterdam wordt namelijk de
gloeilamp van 75 watt vervangen door
de driemaal zoveel lichtgevende kwik
lamp van 80 of 125 wattHiervan waren
er eind 1969 al 23.762 in gebruik. Het
merendeel van de thans nog in gebruik
zijnde gloeilampen wordt gevonden in de
bruine gietijzeren lantaarnpalen, die af
komstig zijn van de voormalige openbare
gasverlichting. Omdat ze in de oude
stadswijken zeer goed tot hun recht ko
men werd het niet wenselijk geacht ze
door nieuwe te vervangen. Er is nu een
oplossing voor een verbeterde verlichting
gevonden met gebruikmaking van een
kwiklamp zonder dat het karakter van
de paal geweld wordt aangedaan. Deze
modern geconstrueerde grachtlantaarn
is bestand tegen baldadige vernielingen
en ze heeft een grote stoot- en slagvast
heid, aldus het maandblad Koppeling
van het gemeente energiebedrijf Amster
dam, waaraan bovenstaande is ontleend,
ROBERT HAVEMANN
De huiszoeking, na de arrestatie van
Havemann's zoons uit Robert Have-
mann's „Vragen beantwoorden vragen",
uitgeverij Piper, München).
's Ochtends vroeg werd er tegelijker
tijd op verschillende deuren en ramen
geklopt. Huiszoeking. Officier van Justi
tie Windisch en vier lui van de Stasi
waren verschenen. Zij hadden een rech
terlijk bevel tot huiszoeking.
Ik maakte geen haast met opstaan. Ze
konden wachten. Maar ze waren on
geduldig en klopten opnieuw. Ze moe
ten wel bang zijn geweest dat ik intus
sen belangrijke dingen zou kunnen ver
stoppen. De komende actie vervulde mij
met bezorgdheid. Doorgaans verandert
zo'n pijnlijke huiszoeking de woning in
een slagveld.
De „Genossen" van de Stasi brachten
echter mooie kleine koffertjes mee, die
niet alleen de obligatie foto-uitrusting,
maar ook een compleet assortiment aan
schitterende inbrekerswerktuigen be
vatten. Ze maakten slechts van hun
fototoestel gebruik toen zij de kleine
koffer van mijn zoon Frank ontdekten.
Die koffer bevatte belangrijk bewijs
materiaal, namelijk een aantal kleurige
viltstiften en enkele tientallen exempla
ren van het Biermann-lied „In Prag 1st
Pariser Komune", een lied dat Wolf
Lang vóór de interventie had geschre
ven (de even „ketterse" cabarettier
Wolf Biermann behoort tot Havemanns
vrienden, red.). De koffer met zijn ganse
inhoud aan zulke rommel werd een lan
ge serie blitzopnamen waard bevonden.
Oh staat der DDR, waarvan je huivert.
VERDER woelden de „Genossen" in
kisten en kasten, ze lazen en snuffelden,
wat hen interessant leek staken ze in
grote zakken: brieven, manuscripten,
foto's, onschadelijke kladblaadjes. Maar
ze lieten geen rommel achter.
Tijdens dit nijvere werk der „Genos
sen", die een aanzienlijke training in
het vak verried, onderhield ik mij met
officier van Justitie Windisch, een ten
gere, schuchter aandoende man, in wiens
gelaatsuitdrukking en gebaren een pa
radoxale mengeling van zelfbewustheid
en een verlegen inzien van het pijnlijke
der situatie te bespeuren was.
„Zeg eens, Herr Staatsanwalt, kan
men in de DDR eigenlijk voor bepaalde
meningen, die men heeft, gestraft wor
den?"
(Van onze correspondent)
Ermelo en de V.O.K.L. tonen in begin
sel aan, dat de algemene maatschappelijke
discussie niet meer vóór de kazernepoort
halt houdt. Militairen, of zij nu dienst
plichtig zijn of vrijwillig dienen, wensen
mee te spreken over de vraagstukken van
oorlog en vrede, over het democratise
ringsproces in het leger en over het ge
voerde beleid, op dezelfde wijze als waar
op voor het beroepspersoneel althans
van oudsher inspraak in de rechtsposi
tionele regelingen heeft bestaan.
Zij wensen ook publiekelijk hun mening
te geven over en zich te verantwoorden
voor de wijze waarop terzake van de vei
ligheid het algemeen belang wordt ge
diend. Dit streven moet, afgezien van be
paalde ongunstige bijeffecten die nu een
maal onvermijdelijk zijn, positief worden
gewaardeerd, vooral ook omdat het kan
bijdragen aan een vernieuwing van het
verantwoordelijkheidsbesef van allen die
bij deze problematiek betrokken zijn. En
wie is dat niet?
Het buitenland biedt voorbeelden van
de wijze waarop eigentijdse beroeps
militairen hun visie tonen. In Wash
ington treedt een groep van 25 offi
cieren, grotendeels van de marine, op
als forum voor de oppositie van het
officierskorps tegen de oorlog in Indo-
China- Zeer concreet heeft een kring
van jonge officieren uit Hamburg zich
geuit door na een discussie over de
Bundeswehr negen stellingen te publi
ceren. Enkele daarvan zijn het ver
melden waard.
In stelling twee wordt afgerekend met
de nog steeds door veel buitenstaan
ders gekoesterde opvatting dat een
officier stamt uit een voor-technische,
standenbewuste en feodale tijd. Maar
een officier is geen gentleman, is niet
bescheiden en a-politiek. Hij denkt
maatschappelijk en begeert een func
tionele taakvervulling die zich behoort
te richten op behoud van en vorm
geving aan de vrede.
De wenselijkheid om het gedrag van mi
litaire meerderen ter discussie te laten
stellen door ondergeschikten wat nu
alleen gebeurt in de roddelhoek is on
derwerp van stelling vier.
Stelling vijf handelt over loyaliteit.
Loyaliteit ten opzichte van personen
in de Nederlandse krijgsmacht wel
haast een erecode behoort volstrekt
ondergeschikt te zijn aan de loyaliteit
ten opzichte van taakstelling op basis
van de grondwet.
Stelling zeven tenslotte stelt de ge
loofwaardigheid van de massavernie
tigingswapens dubieus. In dit opzicht
moet de zin van de krijgsmacht steeds
fundamenteel worden onderzocht.
Dit zijn redelijke uitlatingen, die zich
positief laten interpreteren. Zij getuigen
van een toenemende behoefte om medever
antwoordelijk te willen zijn voor het te
voeren beleid en om aan die eigen ver
antwoordelijkheid ten opzichte van de
maatschappij een geheel nieuwe inhoud te
geven, onder meer door over uiteenlopen
de standpunten openlijk te debatteren.
Ook in de Nederlandse krijgsmacht zijn
tekenen van deze behoefte aanwijsbaar.
De Ermelose brief stoelt op hetzelfde be
ginsel als de stellingen vijf en zeven: niet
iedere taakopdracht zal klakkeloos wor
den uitgevoerd.
Het uitgangspunt van open discussie is
echter nog te weinig gemeengoed. De chef
van de Deense defensiestaf, generaal Wolff
zei onlangs in een interview dat in Dene
marken defensieproblemen volop in dis
cussie zijn, een discussie waaraan hij zelf
graag meedoet. In Nederland is men daar
in het algemeen nog wat huiverig voor.
En wat te denken van de bereidheid
eigen gedrag aan het oordeel van onderge
schikten onderwerpen (stelling vier)? Nog
onlangs kreeg een soldaat in Zuidlaren
10 dagen verzwaard arrest, wegens kritiek
op de leiding in een toespraak bij het af
scheid van een populaire beroepsluitenant.
Wil de krijgsmacht tegemoet komen aan
die groeiende behoefte om mede verant
woordelijk te zijn, die, mits in juiste banen
geleid de effectiviteit van de krijgsmacht
beslist ten goede komt, dan is een eerste
eis dat leiding en uitvoering elkaar goed
begrijpen, begrip hebben voor eikaars pro
blemen, zorgen en behoeften, kortom dat
er een goede communicatie is. Daar man
keert in de praktijk helaas nogal wat aan.
Het beleid dat door de complexiteit van
de problematiek, de structuur van de lei
ding en de moeilijke omstandigheden waar
onder moet worden gewerkt, vaak een
weifelende indruk maakt, komt moeilijk
over-
Informatie wordt op te beperkte schaal
gegeven en maar zelden rechtstreeks aan
allen die er bij betrokken zijn. Men weet
„beneden" nauwelijks welke factoren bij
de besluitvorming een rol spelen. Boven
dien ziet de leiding communicatie nog te
veel als „éénrichtingsverkeer", van boven
naar beneden wel te verstaan. Dit heeft
tot gevolg dat zij weinig weet wat er leeft
op het niveau van de uitvoering.
Een ander gevolg is dat onlustgevoelens
geen juiste weg vinden en zich uiten op
een wijze (onderdeelsblaadjes, baldadighe
den: groetdemonstraties) die de punten
waarop het beleid faalt dikwijls op een
bijzonder pijnlijke wijze blootlegt, daar
mede de saamhorigheid en doelmatigheid
van de krijgsmacht aantastend. Tweerich
tingsverkeer is een onmisbare voorwaarde
„Nee, natuurlijk niet. Alleen voor han
delingen kan men gestraft worden. Het
komt er niet op aan wat iemand denkt,
het komt slechts erop aan wat hij heeft
gedaan, dat is juist".
„Maar is niet dagene, wat de mens
denkt, dikwijls zeer maatgevend voor
wat hij doet?"
„Ja, maar niettemin is voor de recht
bank alleen bepalend wat hij concreet
heeft gedaan".
„Maar gelooft u niet ook dat men een
bepaalde handelwijze in haar gehele
betekenis pas goed kan beoordelen, wan
neer men ook de motieven precies
kent?"
„Dat is waar. Bij de beoordeling van
het doden bijvoorbeeld beslissen alleen
de motieven erover of het om doodslag
dan wel om moord ging".
„Is niet ook al de vooorbereiding van
een daad strafbaar?"
„In vele gevallen is de voorbereiding
even strafbaar als de daad".
„Ook dan, als het om geestelijke voor
bereiding gaat?"
„Hoe bedoelt u dat?"
„Heel eenvoudig. Door de geestelijke
voorbereiding ontstaan immers de mo
tieven".
„Ik zou zeggen, de geestelijke voor
bereiding en de motieven zijn praktisch
een en hetzelfde".
voor werkelijk democratische verhoudin
gen, inspraak en medezeggenschap.
Bij dit alles komt nog dat in het demo
cratiseringsproces bepaalde beleidsmaat
regelen door acties van dienstplichtigen
worden afgedwongen over de hoofden van
commandanten heen. Dit werkt de onze
kerheid in de hand. Veel commandanten
weten niet meer waar zij aan toe zijn.
Onder dergelijke omstandigheden is
werkelijke gezagshandhaving uiterst moei
lijk. Een tekort aan vertrouwen in het
beleid bij de uitvoerders kan een verstoor
de communicatie gemakkelijk in een fa
lende doen omslaan. Ook daarvan hebben
wij in augustus signalen gezien: het oefen
terrein in La Courtine werd door de mili
tairen tegenover de pers in een slecht dag
licht gesteld, waarmede zij de bedoeling
van de politieke leiding na verloop van
tijd betere oefengelegenheid in Frankrijk
te verkrijgen, doorkruiste.
Een ander voorbeeld: na de brand in 't
Harde dwingt de Tweede Kamer de toe
zegging af dat bij grote droogte een schiet-
verbod zal worden afgekondigd. De com
mandanten van de schietkampen, daarvan
niet op bijzondere wijze op de hoogte ge
steld, laten tijdens een volgende droogte
periode rustig doorschieten en geven daar
mede aanleiding tot nieuwe vragen van
Kamerleden.
Het is de vraag of de leiding van het
ministerie zich realiseert welke onrust en
onzekerheid er heersen. Wij hebben enkele
incidentele voorvallen opgesomd die een
indicatie geven van wat er gaande kan
zijn. Het behoeft geen betoog dat dit zoal
geen crisis, toch een ernstige zaak is, die
veel aandacht vereist.
Veel anti-propaganda ontstaat niet spon
taan in de samenleving, maar heeft haar
kiem in de krijgsmacht zelf. Een aan
trekkelijk gezicht en een goed werk- en
leefklimaat zijn voor de strijdkrachten om
verschillende redenen van belang. Niet al
leen voor de werving van vrijwilligers en
ten behoeve van de verplicht onder de wa
penen geroepen dienstplichtigen, maar ook
voor de inzet van het beroepspersoneel,
welke de effectiviteit van het militaire
apparaat in sterke mate bepaalt.
„MIJN ZOON Frank heeft samen met
een vriend in de nacht van 22 op 23
augustus (1968) een paar huismuren in
de binnenstad met enkele halen witte
verf beschilderd. Die „daad" zou door de
huiseigenaren als een geringe beschadi
ging kunnen worden beschouwd, die
heel gemakkelijk te herstellen is. Maar
nu zitten beide jongens wegens dat feit
al twee maanden in voorarrest. Bij een
strafvervolging door de rechter komt
het er blijkbaar dus niet alleen op aan,
wat concreet is gedaan, maar ook op
hetgeen de mensen erbij zouden kunnen
hebben gedacht. Als beiden een scheld
woord op de huizen hadden geschreven,
dan zouden zij nog geen dag opgesloten
zijn. Maar zij hebben de naam van da
eerste secretaris van een broederpartij,
die nog altijd in functie is, op de muur
geschilderd om hun sympathie voor hem
en zijn partij duidelijk te maken. In
feite is het toch onvoorstelbaar dat dit
een strafbare handeling zou zijn. Wat de
officier hieraan strafbaar acht, moet
datgene zijn wat de jongelui er moge
lijkerwijs bij hebben gedacht".
„Ik kan u geen antwoord geven op
deze vraag, omdat ik met de aanklacht
tegen uw zoons niet in details vertrouwd
ben", week Windisch uit. „De rechtbank
zal in ieder geval streng volgens onze
wetten handelen en slechts dan een
straf uitspreken als van een strafbare
handeling sprake is geweest. Ik heb
slechts de opdracht bij u huiszoeking te
verrichten".
„En waarom doorzoekt u dan mijn
bibliotheek en neemt u al die boeken en
tijdschriften in beslag?"
„Omdat de inhoud ervan uw zoons en
andere jongelui beïnvloed kan hebben.
Dat moet onderzocht worden".
„U VINDT DUS, als iemand de naam
Dnbcek op huismuren schildert, dan
moet de bibliotheek van de vader wor
den doorzocht om uit te vinden wat de
betrokkene er bjj heeft gedacht?"
„Nee, om uit te zoeken, hoe het zover
is gekomen dat hij het erbij heeft ge
dacht".
„U hebt gelijk, maar ik zou de in
vloed, die mijn bibliotheek en mijn op
vattingen op het denken van mijn zoons
uitoefenen niet overschatten. Ik geloof
dat beiden in hun opvattingen en me
ningen al heel zelfstandig denkende
mensen zijn".
„Wij zijn echter van mening dat deze
invloed beslissend was".
„Ziet u Herr Staatsanwalt, dat is wat
ik van u wilde horen. U gelooft dus dat
ik de geestelijke vader ben geweest van
datgene wat u mijn zoons voorwerpt.
Waarom arresteert u mij dan niet, de
„schrijftafeldader". Laat die jongelui
toch lopen. Voer het proces tegen mij".
UWVWWMfWVVVVVWVVMAAAAAAWVWtftAAMVVVVVVVVV
Met de volgende schepen kan zeepost
worden verzonden. De data, waarop de
correspondentie uiterlijk ter post moet zijn
bezorgd, staan, tussen haakjes, achter de
naam va nhet schip vermeld.
Australië: ms „Atrevida" (6/11); Brazilië:
ms „Parkhaven" (6/11); Canada: ms „Bea-
verrando" (4/11); Chili: ms „Jytte Skou"
(3/11); Indonesië: ms „Polydorus" (6/11);
Keneya. Oeganda, Tanzanië: ms „A. Zaef-
kow" (6/11); Ned. Antillen: ms „Neptunus"
(3/11); Nieuw-Zeeland: ms „Neder Linge"
(5/11); Suriname: ms „Neptunus" (3/11);
Verenigde Staten van Amerika: ms „Atlan
tic Crown" (2/11); ms „American Lark"
(4/11); Z.-Afrika (Rep. m.i.v Z.-W -Afrika:
ms „Annenkerk" (4/11)
Inlichtingen betreffende de verzendings-
data van postpakketten geven de post
kantoren.