KOMT MET STUK VAN DUITSE TONEEL SCHRIJVER HARALD MULLER De tragedie der zwervende jeugdbenden in een door guerrilla geteisterd land ZORGELOOS EN RIJK ZIJN NACHT STEMMING WOENSDAG 11 NOVEMBER 1970 20 Bouwvakker Over mensen Zelfmoord Rood-wit Toneelschrijvers 5» 11 „Grote Wolf": ARALD MÜLLER is de schrijver van „Grote Wolf", een toneelstuk, dat de toneelgroep Centrum op 4 december in de Haarlemse stadsschouwburg in première brengt. Het gaat over een groep jongens, die tijdens een oorlog in een niet geïdentificeerd land rondzwerft; kleine desperado's. Müller is een boom van een vent, met dun blond haar, blauwe ogen, gehuld in een onopzettelijke slobbertrui. Hij is in 1934 geboren in Memel, Oost-Pruisen, bij de grens met Litouwen. Daar heeft hij tot het eind van de tweede wereld oorlog gewoond. Zijn ooms sneuvelden, zijn vader werd gewond aan het oostelijk front. Het gezin vluchtte voor de Russen naar het westen, waar zijn vader aan de verwondingen overleed. De oorlog herinnert hij zich levendig, niet alleen de persoonlijke omstandigheden, maar ook de toespraken van Goebbels en Hit- Ier, het fascisme. „Als het nu weer opduikt ben ik allergisch, dan bekruipt me een waanzinnige angst". MET ZIJN MOEDER en twee broers groeide Mül ler op in de buurt van Hamburg. Na de middelbare school werd hij bouwvakker, havenarbeider, hotel portier. Om geld te verdienen en daarvan naar de toneelschool te gaan. Hij zat drie jaar op de theater school van München, trok naar Canada toen zijn ene broer daar overleed, woonde enige tijd in New York en kwam tenslotte terug om lezingen te geven over litteratuur op avonden van de Volksuniversiteit In 1962 is hij gaan schrijven. Voor het toneel, omdat hij nu eenmaal toneelspeler had willen worden. Harald Müller heeft vele eenakters geschreven. „Ik heb nog een grote stapel thuis liggen; voor de schuifla geschreven", zegt hij ironisch. Twee toneel stukken zijn tenslotte uitgevoerd: „Grosser Wolf" in 1968 en „Halbdeutsch" in 1970. Müller schrijft hoor spelen en vertaalde onlangs „Pygmalion" van de so cialist George Bernard Shaw voor een Hamburgs gezelschap. „Grote Wolf' werd behalve in Duitsland (twee produkties) opgevoerd in Bazel en in Stock holm (bij het gezelschap van Bergman). „IK HEB altijd geprobeerd over de mensen te schrijven, die ik heb leren kennen in de bouw of de haven. Mensen, die geen ideologieën hebben, maar karakters. Ik probeer een eigen stijl te vinden in het gebruik van een scherp, ritmisch jargon, gebaseerd op de omgangstaal". Dat scherpe ritmische, ook in Amerikaans en Engels slang terug te vinden, ontmoet Müller steeds meer in het Duits. Het Nederlands is (nog) niet zo vep En dat levert heel wat problemen bij de vertaling van „Grote Wolf'" VOLGENS MÜLLER hangen gedrag en omgangs taal nauw samen. „De eenvoudige mens is niet bij machte de te gedifferentieerde verschijnselen van de moderne tijd te verklaren. De technische apparaten, de reclameleuzen maken hem hard. Hij gaat agressief praten. Overal waar mensen op een kleine ruimte bijeengepakt worden, staan ze aan een grotere druk bloot. Ik merk het in de arbeiderswijken in de grote steden van Duitsland; nee, niet hier in Amsterdam, dat is heel iets anders. Men is in die steden zeer hard, boos, onpersoonlijk. Ze behandelen andere mensen meer als dingen dan als mensen". Met die druk en agressiviteit hangt volgens Müller ook het probleem samen van de identiteit van de mens. „Met wie moet hij zich identificeren? Het blijkt dat men een schuldige nodig heeft; een minderheid. Men projecteert zijn eigen onvrede op die minder heid. Men wijst ze aan, hij is schuldig". Dat gebeurt in „Halbdeutsch". Een halfduitser wordt iemand ge noemd, die uit Oost-Duitsland naar de Bondsrepu bliek is gekomen, waarvan hij de taal niet spreekt. Hij praat dialect en wordt direct bestempeld tot commu nist. Wat is de aanleiding voor Harald Müller geweest om Grote Wolf te schrijven? „In 1967 las ik in Die Zeit, een Hamburgs week blad, een artikel over weeskinderen in Vietnam, die door het land trekken als benden. Groepen van twaalf, twintig kinderen van zes tot dertien jaar; niet ouder: als ze veertien zijn gaan ze het leger in bij de Vietcong. Ze hebben geen huis, ze hebben niets te eten. In die toestand weten ze nooit hoe ze de vol gende dag zullen leven. Soms plegen ze zelfmoord. Dat kinderen zelfmoord plegen heeft me gegrepen. Het is niet nieuw. Hetzelfde moet ook gebeurd zijn in de Dertigjarige Oorlog". MÜLLER HEEFT „Grote Wolf" niet in Vietnam gesitueerd. „Ik heb gemeend het niet op Vietnam te moeten beperken, omdat er ook Biafra was; en Korea, en Jordanië en Palestina. Het stuk speelt ergens op de wereld, waar een guerrillaoorlog woedt. Een denkbeeldig land, waar al lange tijd oorlog' is. Ik heb enkele Vietnam-stukken gelezen, onder anderen van Peter Weiss. Maar ik vind die te ideologisch. Ik wilde de situatie concreter laten zien. Nee, mijn stuk is niet ideologisch geschreven. Dat wil zeggen, het is zeer ideologisch, maar er komt geen woord ideo logie in voor". HARALD MÜLLER vindt dat een toneelstuk situa ties moet tonen, bijvoorbeeld hoe de ondernemer druk uitoefent, hoe de sociale hiërarchie werkt. „Brecbt heeft dat ook gedaan, maar de dingen zijn nu veel gecompliceerder geworden. Wat met de werknemers gebeurt is veel geraffineerder". Müller vertelt ter illustratie het fraaie voorbeeld van een Nestlé- fabriek, waar de produktie geschaad werd omdat de werknemers gemiddeld vijftien minuten uittrokken voor sanitaire pauzes. Door de wc's in onrustig ma kende rode en witte strepen te schilderen werd de gemiddelde toilettijd acht minuten. MÜLLERS NIEUWSTE STUK gaat over de situatie in de grootindustrie. Hij gaat er voor in Dortmund wonen, waar studenten-arbeiders hem zullen in wijden in het Ruhrse bedrijfsleven. 'Ze zullen hem meenemen naar de fabrieken en de arbeiderskroegen, waar Müller kan horen hoe en waarover de mensen praten. ■Sii:. GEVRAAGD naar zijn voorkeur voor toneelschrij vers, antwoordt Müller, met nadruk op de volgorde: Georg Büchner (1817-1839), Oden von Horvath (een Oostenrijker die in de jaren '20 en '30 heeft geschre ven) en de Engelsman Edward Bond, wiens „Gered" voor Müller een openbaring was. „Zo kan je stukken schrijven", heeft hij toen gezegd. Na „Gered" schreef Bond „Smalle weg naar het verre noorden", uit welk stuk volgens Müller blijkt, dat Bond niet meer gelooft dat de dingen verbeterd kunnen worden en naar iets als het Boeddhisme grijpt. OF MÜLLER ZELF vreest dat geloof eveneens te verliezen? „Ik weet het niet", lacht hij. „De moei lijkheid van de intellectueel is, dat hij geloven moet om te kunnen werken, maar dat hij toch gaat twij felen en daardoor in een ivoren toren vlucht. Dat is zeer gevaarlijk. Ik probeer het te vermijden". NADER DAAROVER filosoferend zegt Müller, dat hij niet gelooft dat er een nieuwe mens geschapen kan worden. „Wel geloof ik dat de intellectuelen, de kunstenaars, de filmers, de romanciers een klimaat kunnen scheppen, een situatie kunnen voorbereiden die tot verandering kan voeren". J. HEI JER In „GROTE WOLF" trekken vijf jon gens met elkaar op. Zij volgen de oorlogs handelingen op de voet en stropen het slagveld af. Er is maar één belang: in leven blijven, een wet: de zelfopgelegde discipline. Hoewel zij lijden onder de oor log, de soldaten, volgen zij het voorbeeld van de volwassenen: het militaire modeL De vijf manschappen noemen zich wol ven, het collectief, dat meer is dan de leden, noemen zij Grote Wolf. „Fysiek en psychisch beschadigd is de bende een kleine oorlogsmachinerie, dat zichzelf in doodsnood zelfstandig heeft gemaakt, doordraait en doldraait". aldus Centrum. „Grote Wolf" wordt geregisseerd door Hagen Müller Stahl, evenals Harald Mül ler uit Oost-Pruisen geboortig. Vertaling: Hans Roduin. Dekor en kostuums zijn van Roger Chailloux. Medespelenden: Hans Dagelet, Wim van der Grijn, Jules Hamel, Ad van Kempen, Ram Koot, Eric Oost hoek, Johnny Peters. Theo Pont en Ernst Zwaan. Gedichten van jonge mensen tussen ongeveer 14 en 23 jaar kunnen vóór 8 november voor de volgende aflevering van „Dichterbij" wor den ingezonden aan: Kunstredaktie Haarlems Dagblad, Grote Hout straat 93, Haarlem. Naam, adres en leeftijd bij de inzendingen ver melden. Redaktie: Hein Steehouwer en Bas Baan. je kunt ondanks kuithoge laarzen bijna tot aan je enkels wegzakken, over houtbrokken lopen, naderhand stoppen om het teer met een stokje van de zolen te schrapen en uit naadjes te peuteren omdat het anders geen gezicht is, plastik flakons vinden, het afwasmerk staat er nog vaagvlekkerig op, een driekwart sinaasappel kontrasteert scherp met de hardgrijze ondergrond, besprenkeld met heel fijne draden glas (voor jaars engelen haar) ook literflessen leeg van alkohol, midden op die uitgestrekte vlakte aan je linker of rechter kant heeft iemand misschien vrolijk moedeloosheid of moedeloos vrolijkheid beleefd en de vrouw kan zonder hoofddoek makkelijk het kapsel laten ruineren, haar tongpuntje binnentegen voortanden tikkend spijtig doen of minstens ajasses zeggen, naar het monster toe lopen dat vuilgroen de eigen kracht nooit leert kennen, boven je staat een slordig pastel gespannen, het slentert altijd mee en in de verte vallen er schuwe lichtstralen door, ze zetten zo een recht-uitlopend figuur op deze eeuwigbewegende basis neer KEES NOEST Schijnbaar onbelangrijke zaken worden hier binnen één verband geplaatst: de wandeling langs de vloedlijn. De som van al die kleine dingen en be levenissen slaat in de laatste regel toch nog om in een min of meer kos mische beleving. toen je daarna op mijn arm lag merkte ik dat je steeds slaperiger werd en omdat ik nog wat wilde kijken zag ik je kleren hier en daar liggen. het was een wanorde zoals inbrekers ze achterlaten, een paar schoenen, twee geopende tassen, jouw onderjurk en rode kousen. toch was het rustig om ernaar te kijken omdat ik voelde dat je bij mij warm geworden was en sliep. HANS BRONKHORST In dit gedicht wordt een wanorde genoteerd, zelfs vergeleken met inbraak. Toch is die uiterlijke wanorde een synchroon gebeuren met een gevoel van vrede. de naakte waarheid is de goot van gestorven geluk waar het regenwater woont naast de zon en doodgeboren kindjes hij schrijft gedachten op toffeepapiertjes van verleden jaar een weee caramelgeur tussen de lippen proeft hij nog even oud genot de zoete smaak van haar gewillig lichaam is niet meer voor hem dan een papiertje vol kleine woorden zijn ogen vallen tussen de vuilnisbakken en hij ziet terwijl pianoklanken zijn oren vullen zwijgende honden op de binnenplaats vrienden die hem zijn vergeten het spreken allang verleerd met de muziek rent hij door de straten van een zieke stad bedorven lucht breekt uit zijn open wonden doe maar dicht fluistert rustig de wind stuit je ogen want als fluweel zijn je oogleden van het vocht van tranen hoewel je gisteren nog lachte is de dag onschuldig vermoord de zon leeft onstuimig naast het afval en de lucht is groen met z"n lief huppelt hij over rode velden van genot bloemen dragen de pret en het regenwater van liefde en leven schenkt hij haar de wijn en tussen handen warm van geluk keren zij zich lachend van het venster af. DORINE LINTELO „Stemming" begint met een min of meer van het geheel losstaande ge dachte. De herinnering van de hoofdpersoon mondl tenslotte uit in een ont moeting. Een gedicht, waarin elke strofe een onverwacht element toevoegt aan het, geheeL Daarbij is elke beleving gedetailleerd uitgewerkt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 20