s
„HET DAGBOEK VAN SCHERMERKORN
Nederlandse regering liet
haar vertegenwoordiger
in Indië-crisis in kou staan
VREUGDE EN GOEDE HOOP
Vreugde
O Verwachting
0 Twiifel
Oorlog
Bitterheid
Q Laatste mogelijkheid
Woensdag 26 maart 1947, 22 uur.
DE DAG van gisteren is voortref
felijk verlopen. De gehele voorberei
ding klopte als een bus. Precies om
5.30 uur kwamen de beide delegaties
op door de achteringang van de troon
zaal en namen plaats aan één zijde
van de lange tafel, die voor de troon
was opgesteld. Wij begonnen met het
plaatsen onzer handtekeningen en
daarna werden de toespraken gehou
den. Die van Sjahrir werd met de
meeste verve van de drie (Van Mook,
Schermerhorn en Sjahrir) uitgespro
ken en is ook door de radio het best
doorgekomen, waarschijnlijk ook om
dat hij recht voor de microfoon stond.
Na afloop was er om half zeven een
grote receptie in het paleis Konings
plein bij Van Mook. Het aanvankelijke
plan om de beide delegaties gezamen
lijk te laten recipiëren, hadden de In
donesiërs met het oog op onze ac
tie bij Soerabaja afgewezen, maar
zij zouden graag op de receptie van de
landvoogd aanwezig zijn. Dat is ge
schied en niet alléén de delegatie,
maar ook een zeer groot aantal Indo
nesiërs van allerlei aard met hun da
mes zijn op deze receptie geweest.
Er waren ongeveer 300 mensen in
totaal uitgenodigd, maar er zijn er tus
sen de zes- en zevenhonderd geweest.
De belangstelling was dus enorm en de
stemming was eigenlijk voortreffelijk.
Ik had de indruk dat die hier belang
rijk heter was dan tijdens het debat in
de Tweede Kamer, dat ongeveer ge
lijktijdig begon en waarvan ik uit de
verte een uiterst matte indruk heb ge
kregen.
Donderdag 27 maart 1947, 8 uur.
GISTERMIDDAG om vijf uur was
de eerste werkvergadering van de bei
de delegaties ten huize van Sjahrir.
Deze bespreking liet bij iedereen een
uiterst prettige indruk achter. Er is
beslist, zowel bij de Indonesische de
legatie als bij ons, de goede wil om
de zaak in het juiste spoor te krijgen.
Wij hebben afgesproken, dat de behan
deling van de verschillende onderwer
pen schriftelijk zal worden voorbereid
en de vergadering van gisteren dien
de dan ook in hoofdzaak om een aan
tal agendapunten vast te stellen. Na
tuurlijk kwam daaronder al direct
Modjokerto (plaatselijke Nederlandse
militaire actie, red.) voor, dat van
daag op een lager niveau eerst aan
een voorlopige bespreking wordt on
derworpen, onder leiding van Koets en
Soerachman. Van Mook plaatste dit
op een breder grondvlak door te ver
langen, dat vandaag al een proclama
tie zal uitgaan, waarin beide regerin
gen verklaren dat geen discriminatie
zal plaatsvinden, in welke vorm dan
ook, op grond van het feit dat iemand
zich onder de bescherming van de
ene dan wel van de andere partij heeft
geplaatst. Inbreuken hierop zullen als
misdrijven dienen te worden gestraft,
Het was ook de Indonesische delega
tie duidelijk, dat alleen op deze grond
slag en met praktische toepassing er
van onze militaire bezettingen, waar
dan ook, kunnen worden teruggetrok
ken. Ook de gedachte om de demar
catielijnen te demilitariseren door het
terugtrekken van de militairen naar
hun ver achter deze lijnen geleden
garnizoenen, vond algemene instem
ming. De verzekering van rust en or
de in deze gebieden zou dan aan de
politie dienen te worden overgedragen.
In ons geval zou dit natuurlijk de mi
litaire politie moeten zijn. Ik heb per
soonlijk de indruk, dat wij ook straks
bij het beveiligen van sommige gebie
den in het binnenland niet met gewo
ne militairen, doch met militaire po
litie op vrij grote schaal zullen moe
ten gaan werken. Pas daarna kan er
van eigenlijke militaire samenwerking
sprake zijn. Wij zullen er dan natuur
lijk voor moeten zorgen, dat deze mi
litaire politie onzerzijds uit blanken
bestaat en niet uit Ambonnezen, want
dan ontstaat er zeker herrie.
Het enige wolkje van verduistering
trad op, toen Van Mook voorstelde
om zeer binnenkort ook mensen te
benoemen, die in de buitenlandse dienst
kunnen worden opgenomen en opge
leid. Het zal ook in de toekomst wel
blijken, dat hier een van de meest tere
punten is gelegen.
De gedachte van het openen van de
spoorljjn Batavia-Bandoeng ondervond
absoluut geen weerstand en ik heb de
indruk, dat dit vrij snel kan worden
geregeld. Daartegenover staat dan, dat
het vervoer van Bantam naar de ove
rige delen van Java via het door ons
bezette gebied eveneens kan worden
vrijgegeven. Neen, dit eerste begin was
inderdaad beter en vlotter dan men
een paar weken geleden had mogen
verwachten. Lukt het om langs deze
lijn naar beide kanten praktische re
sultaten te bereiken, dan zal men eens
zien hoe snel de oppositie in elkaar
zakt. De beweging van de Amsterdam
se beurs is in dit opzicht uiterst ty
perend. Zouden de lieden, die op het
ogenblik hun bezit weer in waarde
zien stijgen, nog zo vlot zijn met het
uitschelden van Van Mook en de Com
missie-Generaal voor landverraders?
Zondag 26 april 1947, 12 uur.
De brief van Max Kohnstamm (sec
retaris van koningin Wilhelmina) is
(Van onze correspondent)
DEN HAAG Hoop en te
leurstelling, voldoening en uiter
ste frustratie zijn uitspringende
elementen in het vandaag bij
Wolters-Noordhoff n.v. in Gro
ningen verschenen „Dagboek
van Schermerhorn", het geheim
verslag van prof. dr. ir. W.
Schermerhorn als voorzitter van
de Commissie-Generaal voor
Nederlands-Indië over de pe
riode van 20 september 1946 tot
7 oktober 1947. Deze Commissie-
Generaal, bestaande uit de
heren prof. dr. ir. W. Schermer
horn (voorzitter), Indië-woord-
voerder van de KVP Van Poll
en de oud-hurgemeester van
Amsterdam De Boer, was door
voor de radio in Indië ter herdenking
van de capitulatie. Het zal mij moeite
kosten daar niet te spreken als Ne
derlandse politicus, die zijn eigen kijk
op de situatie van Nederland en de
wereld geeft, maar als voorzitter van
de Commissie-Generaal, als exponent
van de regering. Het is beroerd, maar
dat laatste voel ik mij in geen enkel
opzicht. Hoogmoed? Misschien, maar
zonder dat dit gevoel in een aantal
mensen in Nederland leeft, zullen wij
de reis niet halen.
„Wat zal ik nu nog voor verzuchtin
gen slaken over het vervloekte geknoei
van Romme en zijn vrienden? Romme,
die op een ogenblik vóór de behande
ling van de machtiging van 17 maart
in de Kamer (tot ondertekening van
het akkoord van Linggadjati) naar de
oppositie-partijen loopt, met het ver
zoek de oppositie te matigen, opdat
hij zijn schaapjes bij elkaar kan hou
den. Hij zal er daarna voor zorgen
dat Van Mook en Schermerhorn ver
dwijnen. God zij dank, was er ten
minste één, namelijk Schouten, fier ge
noeg om aan dat geknoei niet mee te
doen. Dat is het peil, waartoe blijk
baar de Nederlandse politiek op het
de Nederlandse regering Inge
steld om de voorbereiding te be
vorderen van een nieuwe
rechtsorde voor Nederlands-
Indië. Een eerste aanzet daartoe
vormde het akkoord van Ling
gadjati, dat in ontwerp op 15 no
vember 1946 door de Nederland-
zeer moeizame onderhandelin
gen met Den Haag op 25 maart
1947 ondertekend. De geschiede
nis heeft geleerd, dat het met
de goede verhouding die door
deze ondertekening was ont
staan, onmiddellijk bergaf
waarts is gegaan tot op 20 juli
se Commissie-Generaal en de
Indonesische delegatie onder
leiding van Soetan Sjahrir werd
geparafeerd. Het werd na
gehoord, dat Hatta (premier van de
republiek) eigenlijk bereid is om met
Van Mook samen te werken. Daar
om vrees ik ook dat zijn reis voor
een maand naar Sumatra in deze kri
tieke periode, overigens niet te begrij
pen van ons gezichtspunt uit, zodanig
moet worden opgevat, dat voor hem
de beslissing eigenlijk al is gevallen.
Komt hij na ontvangst van ons ant
woord niet onmiddellijk terug, dan be
tekent dit voor mij, dat hij als oor
logsleider op Sumatra blijft zitten en
er geen ontkomen is aan een militair
optreden.
1947 een definitieve breuk ont
stond en de luitenant-gouver
neur-generaal in Batavia na
ontvangen opdracht uit Den
Haag last gaf tot het beginnen
van de eerste politiële actie. In
het nu verschenen „dagboek"
leest men uit de zeer persoon
lijke notities van C.G.-voorzitter
Schermerhorn de gevoelens af,
die hem in de loop van de zeer
kritieke maanden in 1946 en
1947 hebben beroerd en die
variëren van vreugde om het
bereikte resultaat, goede ver
wachting over de toekomstige
verhouding met de Indonesiërs,
vastberadenheid in het tot het
uiterste bewaren van de vrede,
instemming met de militaire
actie en de spijt achteraf. De
hierbij afgedrukte citaten geven
van deze stemmingen een (zij
het fragmentarisch) beeld.
Zaterdag 19 juli, 10 uur.
Ik had in de besprekingen met ad
viseurs en militaire bevelhebbers nog
eenmaal getuigenis afgelegd van mijn
grote twijfel inzake het nuttig effect
van een militaire actie en eraan toe
gevoegd, dat ik er nog altijd in blijf
zien het begin van het einde der Ne
derlandse activiteit in Zuidoost-Azië.
Op deze vrij krasse bewering slaat na
tuurlijk het vrij zwakke zinnetje van
den dan te verkiezen boven oorlog.
5. Aangezien Djokja de geestelijke
pesthaard is zal militaire actie al
leen doel treffen indien deze herhaal
deze republiek daaraan te gronde
gaat.
Ik acht daarom de consequentie
van begin van iedere beperkte mili
taire actie voortzetting tot repvernie-
tiging (vernietiging der republiek) en
dientengevolg „politiële" actie te
minimaliserend.
Hiermee eindigde de activiteit op
donderdag.
's-Gravenhage, zondag 10 augustus
1947.
Een week in Nederland en dan nog
geen woord van mijn indrukken op
papier! Is dat alleen omdat ik vaak
te vermoeid was, of zit er ook een ze
kere gedeprimeerde stemming achter
die zich telkens van mij meester maakt?
Ik kan nu niet al te best meer een
chronologisch overzicht geven van het
geen er deze week is gebeurd. Ik wil
daarom liever beginnen met de meest
één doorlopende kreet om hard te zijn
tegenover onze politieke tegenstanders
en ook om zo spoedig mogelijk naar
Nederland te komen. Hard te zijn ook
tegenover het kabinet en te eisen dat
men ons vrijheid van handelen geeft
en anders de zaak erbij neer te gooien.
Gelukkig zie ik uit de brief van Koos
(Vorrink), dat de partij (P.v.d.A.) bui
ten de partij ministers volkomen goed
staat. Met zijn verzekering dat de par
tij gesloten achter mij staat, voel ik
mij in deze vervloekte situatie weer
belangrijk gesterkt. Zulke uitingen zijn
wel eens nodig om een mens ertoe te
brengen de energie te produceren in
een toestand van de wereld, waarin
het geenszins zeker is of men niet op
een voor West-Europa verloren post
strijdt. Maar als ik dan deze brieven
lees, dan voel ik in mij weer de kracht
rijzen om over enkele maanden het
Nederlandse volk in het gelaat te slin
geren, dat, wat het hier in Indonesië
doet, niet alleen is het kleinste kwaad
in een beroerde situatie, maar het
streven naar de vervulling van een
taak op een wijze, die in deze we
reld tot heden zonder voorbeeld bleef.
Waarom mis ik dit geluid van achter
de regeringstafel zo sterk? Waarom
laat men het over aan Romme om zo
iets te zeggen, terwijl het voor mij als
een paal boven water staat, dat deze
man het noch meent, noch werkelijk
voelen kan. Neen, terwijl ik hier nu
vanavond achter mijn dictafoon zit,
kan ik er wel eens naar verlangen om
dwars tegen alle oppositie en ook te
gen alle lauwheid in over enkele maan
den de vrijheid te hebben om in Ne
derland te zeggen, wat ik meen te
zeggen te hebben. Op zulke momenten
voel ik in mij het verlangen om af te
rekenen met al deze boekhouders en
administrateurs van het Nederlandse
volk, die praten over afglijden, zonder
dat zij benul hebben van wat er we
zenlijk in de wereld te koop is en die
in ieder geval de geestkracht missen
om ons volk de gedachte bij te bren
gen, dat de ellendige jaren, die zij tege
moet gaan, niet zinloos zijn en in het
geheel van de grote historische ont
wikkeling een plaats dienen te krijgen.
Och, laat ik er mee ophouden, want
anders ga ik nu hier vanavond al die
gedachten spuien, die in de laatste we
ken in mij branden en die ik niet kwijt
kan in een artikel, maar die ik zo
graag zou willen zeggen en de mensen
voor een deel in hun hart branden en
voor een ander deel om de oren slaan.
Op 5 mei spreek ik een kwartier
ogenblik is gedaald. Ik hoop te ge
legener tijd mee te kunnen helpen hier
de bezem door te halen en ik beloof
de heren, dat ik niets en niemand zal
ontzien.
Woensdag 18 juni, 23 uur.
Gisteravond kwam De Visser (lid
van het secretariaat van de CG) eens
zijn hart bij mij uitstorten en mij vra
gen of ik de mogelijkheid van mili
taire actie nu eigenlijk innerlijk al had
verdisconteerd en er mee in het reine
was. Ik heb dat ontkend en gezegd,
dat zowel de republiek als de inter
nationale wereld ons nog een laatste
mogelijkheid biedt om dit onheil te
voorkomen. Ik heb gezegd, dat ik er
nog zeker van ben, dat een oorlog be
tekent ons na korter of langer tijd on
herroepelijk definitief uit dit lsod te
doen verdwijnen. Slechts indien wij al
onze conservatieve krachten volledig
in de hand houden en ogenblikkelijk
een zeer liberaal civiel bestuur instel
len, dat binnen de kortst mogelijke
tijd de Indonesische zelfbesturende or
ganen schept in samenwerking met
Indonesiërs van naam en karakter,
zouden wij wellicht een blijvende oor-
logshaat kunnen voorkomen. Mijn be
oordeling van de betekenis van de oor
log is dus niet veranderd, maar wat
wel veranderd is, en in zeer ongunsti
ge zin, is mijn schatting van de be
tekenis der republiek. Hier voltrekt
zich de wetmatigheid, die in iedere re
volutie schuilt. Wij hadden gehoopt,
dat dat in samenwerking met de con
structieve krachten in de republiek
niet het geval zou behoeven te zijn.
In de kabinetszitting (in Djokja) in de
tweede helft van april heeft deze groep
het echter verloren; bij het opmaken
van hun antwoord (op de Nederlandse
eisen) hebben zij het voor de tweede
maal verloren, waarbij het voor mij
persoonlijk nog niet altijd zeker is of
zij er waarachtig voor gestreden heb
ben. Zelfs dat laatste betwijfel ik in
dit geval. Ware dit wel zo en had deze
groep een zuiver begrip van de bete
kenis van deze stap, dan had zij moe
ten aftreden. Dat alles is niet gebeurd.
Ik sta niet op het standpunt,
dat toegeven van de republiek voor
ons een ramp is, hoewel ik er vol
komen zeker van ben dat dan het ge
chicaneer verder doorgaat. Wij krijgen
dan de moeilijkheden niet naar buiten,
maar houden die naar binnen. Ik ge
loof in wezen niet, na alles wat ik heb
Van Mook over het verschil in waar
dering (in zijn telegram aan Den
Haag).
Terecht vond Sanders (secretaris
generaal van de CG) dat ik dit, zoals
het nu gesteld was, onmogelijk kon la
ten passeren, eenvoudig omdat het in
strijd was met hetgeen ik in de verga
dering had gezegd. Aan de andere
kant, nadat de ministerraad mijn over
wegingen in CG 190 (telegram aan Den
Haag) zelfs geen enkele reactie waar
dig had gekeurd, was voor mij het
zenden van een afzonderlijk telegram
niet veel anders dan een poging tot
rechtvaardiging van mijn persoonlij
ke houding, een daad, die onder ande
re omstandigheden misschien van be
tekenis was, maar die in het aanzicht
van de ernst der beslissingen, waar
om het ging, mij enigszins tegen de
borst stuitte. Toch heeft ook mij de
hoop, dat het nog enige invloed zou
kunnen hebben, er tenslotte toe ge
bracht, nadat Piet (Sanders) was ver
trokken, toch een telegram te redige
ren en als CG 192 uit te zenden in on
derstaande redactie:
Van Schermerhorn persoonlijk aan
Jonkman persoonlijk.
Ter aanvulling van zg 312 (telegram
van Van Mook) en met aanleiding als
door mij gesteld in eerste alinea cg
190 wil ik opmerken
1. Bij vaststelling van het verschil in
waardering van militaire weg in zg
312 dienen bezwaren als genoemd in
cg 190 mij onveranderd als richt
snoer en is mijn optimisme omtrent
effect deze actie minimaal.
2. Vrees dat schijnargument, dat vier-
driekwartpunt is aangenomen, mi
litaire actie thans voor buitenwe
reld minder begrijpelijk zal maken
dan op 8 juli, uitgezonderd voor hen
die ergerniswekkende procedure
Djokja aan den lijve ondervonden.
3. Indien deze Djokjawereld aan zich
zelf wordt overgelaten zie ik langs
deze weg der redelijkheid geen dra
gelijk vooruitzicht meer dat waar
schijnlijk kan worden genoemd.
4. Djokjawereld alleen nog te beïn
vloeden door geweld of door ver
dere internationale hulp bij volle
dig doen aannemen van ons vijfde
punt en bij volledig terugtrekken
repleger (strijdkrachten van de re
publiek), hetgeen ik de laatste
vreedzame weg acht. Indien deze
hulp door mogendheden aangebo-
pregnante indruk, die ik van alle ge
sprekken heb overgehouden, namelijk
dat in onze kring de neiging bestaat
om mij te doen geloven dat, indien
ik 190 en vooral 192 veel scherper af
wijzend had gesteld en had gezegd,
dat ik vierkant tegen militaire actie
was, er een grote kans zou zijn ge
weest, dat, zo al niet de vrede zou
zijn bewaard, de positie van onze
partij een volstrekt andere zou zijn
geweest, omdat zij dan het regerings
beleid bepaald niet zou hebben ge
volgd. Ik bevind mij dus in de fraaie
situatie dat, hoewel men mij iedere
formele verantwoordelijkheid op 20
juni heeft ontnomen, het thans toch
zo gedraaid wordt dat de verantwoor
delijkheid voor een uiterst belangrijk
gedeelte op mij wordt afgeschoven
niet alleen, maar dat ik ook zelf het
gevoel krijg, dat ik inderdaad een
groot stuk van deze verantwoordelijk
heid persoonlijk en in mijn eentje
draag. Is het wonder, dat dit alles
bij mij bittere gedachten wekt? Had
Barents (directeur Wiardi Beekman-
stichting) gelijk, toen hij in de discus
sie op vrijdagavond jongstleden met
de linkergroep (in de P.v.d.A.) de op
merking maakte dat men tot de con
clusie moest komen dat wij, zowel in
Nederland als in Batavia, mensen
hadden, die op het kritieke ogenblik
van te klein formaat bleken te zijn?
Het is mogelijk en, voorzover het mij
zelf betreft, komt dat tot uitdrukking
in de opvatting waarvan ik ook naar
buiten blijk geef, dat ik op het be
slissende moment niet hard genoeg
was en in het bijzonder niet sterk ge
noeg tegen het milieu. Ik heb achter
af nog sterker dan tevoren het gevoel,
dat ik en al diegenen die tegen de mi
litaire actie waren, gelijk hadden.
Des te sterker is de katterigheid, nu
men mij hier „tracht te suggereren
dat, indien ik inderdaad in cg 192 een
resoluut „neen" had laten horen, deze
oorlog zou zijn voorkomen. Aan de
andere kant staat daar echter tegen
over dat Piet Sanders, die toch waar
achtig scherp genoeg stond en in het
algemeen zeer resoluut is, na kennis
making van cg 192 zei dat dit een
voortreffelijk telegram was.
Ik heb de laatste paar dagen over
dit alles veel nagedacht, brieven her
lezend, die betrekking hebben op deze
kritische periode. Hoe langer hoe ster
ker kom ik onder de indruk van de
vraag hoe het in vredesnaam mogelijk
is dat men in Den Haag niet geweten
heeft welke strijd ik eigenlijk voerde
en welk standpunt ik innam, ondanks
de inderdaad te onduidelijke telegram
men. Het sterkste is dit misschien
neergelegd in de brief van 2 juli aan
Koos VorrinkIk geef daarin niet
zonder bitterheid een beschrijving van
de machteloze positie waarin ik mij
voelde in het gevecht van het enige
centrum tot behoud van de vrede uit,
dat in Batavia nog bestond.
NATUURLIJK staan daar voor Koo»
Vorrink de telefoongesprekken van
vrijdag en zaterdag 18 en 19 juli tegen
over. Hij heeft toen over het telefoon
gesprek van vrijdag zijn indruk als
volgt weergegeven, 1. dat Setyadjit
(onderminister in kabinet-Sjahrir en
verbindingsman tussen Indonesiërs en
Nederlanders) min of meer een zenuw
toeval had en dat ik er ook geen raad
meer mee wist, indien er geen hulp
van buiten kwam. Bovendien heeft
Koos zijn houding ook gegrondvest op
een telegram van Frans Goedhart,
die evenmin meer een uitweg zag en
die in dat telegram de gedachte had
gepropageerd, die hij ook tegenover
mij had uitgesproken, nl. bemiddeling
door bijvoorbeeld Canada of Zwitser
land. Die laatste gedachte was blijk
baar door onze partij resoluut ver
worpen, vooral door het noemen van
Zwitserland, zodat ook ten aanzien
van Goedhart de conclusie overbleef
dat hij er geen gat meer in zag.
In dat telegram van Frans komt het
dilemma, waarin de regering verkeer
de, misschien nog het scherpst tot uit
drukking. Immers een buitenstaander
kan zich veroorloven om zijn stand
punt tegen de militaire actie te hand
haven en dan met een andere weg
aan te komen draven, die op dat ogen
blik onbegaanbaar is en geen politieke
realiteit. De regering kan zich dat
niet veroorloven en moet zich houden
aan de politieke mogelijkheid. Ik blijf
nog altijd op het standpunt staan, dat,
nadat de regering tweemaal de mach
tiging had gegeven, onze partij minis
ters niet meer in de positie verkeer
den, dat zij er de derde keer uit kon
den lopen. De enige reden zou zijn ge
weest, dat de omstandigheden de der
de keer belangrijk anders waren en
dat een betrekkelijk bevredigend ant
woord van de republiek beschikbaar
was. De ellende was echter, dat men
op dat ogenblik juist het gevoel had,
dat het niet meer ging om het for
mele antwoord en de vraag, of dit al
dan niet bevredigend was, maar om
de wijze waarop Djokja manoeuvreer
de.
Tot op zekere hoogte hebben dus op
donderdag en vrijdag, zowel Frans
Goedhart als ik dan, niettegenstaan
de wij beiden tegenstanders waren
van vechten, hetgeen aan de partijlei
ding bekend was, juist daardoor bijge
dragen tot het aanvaarden van de be
slissing, omdat wij geen bruikbaar al
ternatief konden aangeven.
Hier ligt de volgende moeilijkheid.
Jonkman merkte in het gesprek dat
ik jL vrijdagmorgen met hem had, op,
dat het een fout van mij is geweest,
dat ik mij, bij de beoordeling van de
toestand te veel rekenschap heb gege
ven van de politieke verhoudingen en
mogelijkheden in Nederland. Volgens
hem was het beter geweest, wanneer
ik uitsluitend van Indisch standpunt
uit, op grond van de plaatselijke om
standigheden, een oordeel van de si
tuatie zou hebben gegeven. Die rede
nering gaat echter slechts zeer gedeel
telijk op, omdat ik dan de eerste de
beste keer, nl. op 17 juni, een afzon
derlijk advies zou hebben uitgebracht,
hetgeen door de partijvoorzitter was
gevraagd te voorkomen. Rekening hou
dend met dit verzoek handelde ik reeds
tegen de opvatting van Jonkman in.
Jonkman moet echter wel bedenken,
dat indien ik zulks zou hebben ge
daan, de Partij van de Arbeid op zijn
minst zou zijn gesprongen, het kabinet
in moeilijkheden zou zijn geraakt en
oorlog het enige product van deze
manipulatie zou zijn geweest. Ik ben
het dus in zoverre met Jonkman be
paald niet eens. Ik heb eigenlijk even
veel recht om te zeggen, dat men in
Nederland te weinig rekening heeft
gehouden met de omstandigheden,
waaronder ik in Indië heb moeten
werken. Indien ik in de felle oorlogs
stemming, die daar heerste, kwam tot
het beoordelen van de oorlog als een
van de mogelijkheden naast andere,
waaraan ik de voorkeur gaf, dan had
dat toch reeds te denken moeten geven.