s „HET DAGBOEK VAN SCHERMERKORN Nederlandse regering liet haar vertegenwoordiger in Indië-crisis in kou staan VREUGDE EN GOEDE HOOP Vreugde O Verwachting 0 Twiifel Oorlog Bitterheid Q Laatste mogelijkheid Woensdag 26 maart 1947, 22 uur. DE DAG van gisteren is voortref felijk verlopen. De gehele voorberei ding klopte als een bus. Precies om 5.30 uur kwamen de beide delegaties op door de achteringang van de troon zaal en namen plaats aan één zijde van de lange tafel, die voor de troon was opgesteld. Wij begonnen met het plaatsen onzer handtekeningen en daarna werden de toespraken gehou den. Die van Sjahrir werd met de meeste verve van de drie (Van Mook, Schermerhorn en Sjahrir) uitgespro ken en is ook door de radio het best doorgekomen, waarschijnlijk ook om dat hij recht voor de microfoon stond. Na afloop was er om half zeven een grote receptie in het paleis Konings plein bij Van Mook. Het aanvankelijke plan om de beide delegaties gezamen lijk te laten recipiëren, hadden de In donesiërs met het oog op onze ac tie bij Soerabaja afgewezen, maar zij zouden graag op de receptie van de landvoogd aanwezig zijn. Dat is ge schied en niet alléén de delegatie, maar ook een zeer groot aantal Indo nesiërs van allerlei aard met hun da mes zijn op deze receptie geweest. Er waren ongeveer 300 mensen in totaal uitgenodigd, maar er zijn er tus sen de zes- en zevenhonderd geweest. De belangstelling was dus enorm en de stemming was eigenlijk voortreffelijk. Ik had de indruk dat die hier belang rijk heter was dan tijdens het debat in de Tweede Kamer, dat ongeveer ge lijktijdig begon en waarvan ik uit de verte een uiterst matte indruk heb ge kregen. Donderdag 27 maart 1947, 8 uur. GISTERMIDDAG om vijf uur was de eerste werkvergadering van de bei de delegaties ten huize van Sjahrir. Deze bespreking liet bij iedereen een uiterst prettige indruk achter. Er is beslist, zowel bij de Indonesische de legatie als bij ons, de goede wil om de zaak in het juiste spoor te krijgen. Wij hebben afgesproken, dat de behan deling van de verschillende onderwer pen schriftelijk zal worden voorbereid en de vergadering van gisteren dien de dan ook in hoofdzaak om een aan tal agendapunten vast te stellen. Na tuurlijk kwam daaronder al direct Modjokerto (plaatselijke Nederlandse militaire actie, red.) voor, dat van daag op een lager niveau eerst aan een voorlopige bespreking wordt on derworpen, onder leiding van Koets en Soerachman. Van Mook plaatste dit op een breder grondvlak door te ver langen, dat vandaag al een proclama tie zal uitgaan, waarin beide regerin gen verklaren dat geen discriminatie zal plaatsvinden, in welke vorm dan ook, op grond van het feit dat iemand zich onder de bescherming van de ene dan wel van de andere partij heeft geplaatst. Inbreuken hierop zullen als misdrijven dienen te worden gestraft, Het was ook de Indonesische delega tie duidelijk, dat alleen op deze grond slag en met praktische toepassing er van onze militaire bezettingen, waar dan ook, kunnen worden teruggetrok ken. Ook de gedachte om de demar catielijnen te demilitariseren door het terugtrekken van de militairen naar hun ver achter deze lijnen geleden garnizoenen, vond algemene instem ming. De verzekering van rust en or de in deze gebieden zou dan aan de politie dienen te worden overgedragen. In ons geval zou dit natuurlijk de mi litaire politie moeten zijn. Ik heb per soonlijk de indruk, dat wij ook straks bij het beveiligen van sommige gebie den in het binnenland niet met gewo ne militairen, doch met militaire po litie op vrij grote schaal zullen moe ten gaan werken. Pas daarna kan er van eigenlijke militaire samenwerking sprake zijn. Wij zullen er dan natuur lijk voor moeten zorgen, dat deze mi litaire politie onzerzijds uit blanken bestaat en niet uit Ambonnezen, want dan ontstaat er zeker herrie. Het enige wolkje van verduistering trad op, toen Van Mook voorstelde om zeer binnenkort ook mensen te benoemen, die in de buitenlandse dienst kunnen worden opgenomen en opge leid. Het zal ook in de toekomst wel blijken, dat hier een van de meest tere punten is gelegen. De gedachte van het openen van de spoorljjn Batavia-Bandoeng ondervond absoluut geen weerstand en ik heb de indruk, dat dit vrij snel kan worden geregeld. Daartegenover staat dan, dat het vervoer van Bantam naar de ove rige delen van Java via het door ons bezette gebied eveneens kan worden vrijgegeven. Neen, dit eerste begin was inderdaad beter en vlotter dan men een paar weken geleden had mogen verwachten. Lukt het om langs deze lijn naar beide kanten praktische re sultaten te bereiken, dan zal men eens zien hoe snel de oppositie in elkaar zakt. De beweging van de Amsterdam se beurs is in dit opzicht uiterst ty perend. Zouden de lieden, die op het ogenblik hun bezit weer in waarde zien stijgen, nog zo vlot zijn met het uitschelden van Van Mook en de Com missie-Generaal voor landverraders? Zondag 26 april 1947, 12 uur. De brief van Max Kohnstamm (sec retaris van koningin Wilhelmina) is (Van onze correspondent) DEN HAAG Hoop en te leurstelling, voldoening en uiter ste frustratie zijn uitspringende elementen in het vandaag bij Wolters-Noordhoff n.v. in Gro ningen verschenen „Dagboek van Schermerhorn", het geheim verslag van prof. dr. ir. W. Schermerhorn als voorzitter van de Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië over de pe riode van 20 september 1946 tot 7 oktober 1947. Deze Commissie- Generaal, bestaande uit de heren prof. dr. ir. W. Schermer horn (voorzitter), Indië-woord- voerder van de KVP Van Poll en de oud-hurgemeester van Amsterdam De Boer, was door voor de radio in Indië ter herdenking van de capitulatie. Het zal mij moeite kosten daar niet te spreken als Ne derlandse politicus, die zijn eigen kijk op de situatie van Nederland en de wereld geeft, maar als voorzitter van de Commissie-Generaal, als exponent van de regering. Het is beroerd, maar dat laatste voel ik mij in geen enkel opzicht. Hoogmoed? Misschien, maar zonder dat dit gevoel in een aantal mensen in Nederland leeft, zullen wij de reis niet halen. „Wat zal ik nu nog voor verzuchtin gen slaken over het vervloekte geknoei van Romme en zijn vrienden? Romme, die op een ogenblik vóór de behande ling van de machtiging van 17 maart in de Kamer (tot ondertekening van het akkoord van Linggadjati) naar de oppositie-partijen loopt, met het ver zoek de oppositie te matigen, opdat hij zijn schaapjes bij elkaar kan hou den. Hij zal er daarna voor zorgen dat Van Mook en Schermerhorn ver dwijnen. God zij dank, was er ten minste één, namelijk Schouten, fier ge noeg om aan dat geknoei niet mee te doen. Dat is het peil, waartoe blijk baar de Nederlandse politiek op het de Nederlandse regering Inge steld om de voorbereiding te be vorderen van een nieuwe rechtsorde voor Nederlands- Indië. Een eerste aanzet daartoe vormde het akkoord van Ling gadjati, dat in ontwerp op 15 no vember 1946 door de Nederland- zeer moeizame onderhandelin gen met Den Haag op 25 maart 1947 ondertekend. De geschiede nis heeft geleerd, dat het met de goede verhouding die door deze ondertekening was ont staan, onmiddellijk bergaf waarts is gegaan tot op 20 juli se Commissie-Generaal en de Indonesische delegatie onder leiding van Soetan Sjahrir werd geparafeerd. Het werd na gehoord, dat Hatta (premier van de republiek) eigenlijk bereid is om met Van Mook samen te werken. Daar om vrees ik ook dat zijn reis voor een maand naar Sumatra in deze kri tieke periode, overigens niet te begrij pen van ons gezichtspunt uit, zodanig moet worden opgevat, dat voor hem de beslissing eigenlijk al is gevallen. Komt hij na ontvangst van ons ant woord niet onmiddellijk terug, dan be tekent dit voor mij, dat hij als oor logsleider op Sumatra blijft zitten en er geen ontkomen is aan een militair optreden. 1947 een definitieve breuk ont stond en de luitenant-gouver neur-generaal in Batavia na ontvangen opdracht uit Den Haag last gaf tot het beginnen van de eerste politiële actie. In het nu verschenen „dagboek" leest men uit de zeer persoon lijke notities van C.G.-voorzitter Schermerhorn de gevoelens af, die hem in de loop van de zeer kritieke maanden in 1946 en 1947 hebben beroerd en die variëren van vreugde om het bereikte resultaat, goede ver wachting over de toekomstige verhouding met de Indonesiërs, vastberadenheid in het tot het uiterste bewaren van de vrede, instemming met de militaire actie en de spijt achteraf. De hierbij afgedrukte citaten geven van deze stemmingen een (zij het fragmentarisch) beeld. Zaterdag 19 juli, 10 uur. Ik had in de besprekingen met ad viseurs en militaire bevelhebbers nog eenmaal getuigenis afgelegd van mijn grote twijfel inzake het nuttig effect van een militaire actie en eraan toe gevoegd, dat ik er nog altijd in blijf zien het begin van het einde der Ne derlandse activiteit in Zuidoost-Azië. Op deze vrij krasse bewering slaat na tuurlijk het vrij zwakke zinnetje van den dan te verkiezen boven oorlog. 5. Aangezien Djokja de geestelijke pesthaard is zal militaire actie al leen doel treffen indien deze herhaal deze republiek daaraan te gronde gaat. Ik acht daarom de consequentie van begin van iedere beperkte mili taire actie voortzetting tot repvernie- tiging (vernietiging der republiek) en dientengevolg „politiële" actie te minimaliserend. Hiermee eindigde de activiteit op donderdag. 's-Gravenhage, zondag 10 augustus 1947. Een week in Nederland en dan nog geen woord van mijn indrukken op papier! Is dat alleen omdat ik vaak te vermoeid was, of zit er ook een ze kere gedeprimeerde stemming achter die zich telkens van mij meester maakt? Ik kan nu niet al te best meer een chronologisch overzicht geven van het geen er deze week is gebeurd. Ik wil daarom liever beginnen met de meest één doorlopende kreet om hard te zijn tegenover onze politieke tegenstanders en ook om zo spoedig mogelijk naar Nederland te komen. Hard te zijn ook tegenover het kabinet en te eisen dat men ons vrijheid van handelen geeft en anders de zaak erbij neer te gooien. Gelukkig zie ik uit de brief van Koos (Vorrink), dat de partij (P.v.d.A.) bui ten de partij ministers volkomen goed staat. Met zijn verzekering dat de par tij gesloten achter mij staat, voel ik mij in deze vervloekte situatie weer belangrijk gesterkt. Zulke uitingen zijn wel eens nodig om een mens ertoe te brengen de energie te produceren in een toestand van de wereld, waarin het geenszins zeker is of men niet op een voor West-Europa verloren post strijdt. Maar als ik dan deze brieven lees, dan voel ik in mij weer de kracht rijzen om over enkele maanden het Nederlandse volk in het gelaat te slin geren, dat, wat het hier in Indonesië doet, niet alleen is het kleinste kwaad in een beroerde situatie, maar het streven naar de vervulling van een taak op een wijze, die in deze we reld tot heden zonder voorbeeld bleef. Waarom mis ik dit geluid van achter de regeringstafel zo sterk? Waarom laat men het over aan Romme om zo iets te zeggen, terwijl het voor mij als een paal boven water staat, dat deze man het noch meent, noch werkelijk voelen kan. Neen, terwijl ik hier nu vanavond achter mijn dictafoon zit, kan ik er wel eens naar verlangen om dwars tegen alle oppositie en ook te gen alle lauwheid in over enkele maan den de vrijheid te hebben om in Ne derland te zeggen, wat ik meen te zeggen te hebben. Op zulke momenten voel ik in mij het verlangen om af te rekenen met al deze boekhouders en administrateurs van het Nederlandse volk, die praten over afglijden, zonder dat zij benul hebben van wat er we zenlijk in de wereld te koop is en die in ieder geval de geestkracht missen om ons volk de gedachte bij te bren gen, dat de ellendige jaren, die zij tege moet gaan, niet zinloos zijn en in het geheel van de grote historische ont wikkeling een plaats dienen te krijgen. Och, laat ik er mee ophouden, want anders ga ik nu hier vanavond al die gedachten spuien, die in de laatste we ken in mij branden en die ik niet kwijt kan in een artikel, maar die ik zo graag zou willen zeggen en de mensen voor een deel in hun hart branden en voor een ander deel om de oren slaan. Op 5 mei spreek ik een kwartier ogenblik is gedaald. Ik hoop te ge legener tijd mee te kunnen helpen hier de bezem door te halen en ik beloof de heren, dat ik niets en niemand zal ontzien. Woensdag 18 juni, 23 uur. Gisteravond kwam De Visser (lid van het secretariaat van de CG) eens zijn hart bij mij uitstorten en mij vra gen of ik de mogelijkheid van mili taire actie nu eigenlijk innerlijk al had verdisconteerd en er mee in het reine was. Ik heb dat ontkend en gezegd, dat zowel de republiek als de inter nationale wereld ons nog een laatste mogelijkheid biedt om dit onheil te voorkomen. Ik heb gezegd, dat ik er nog zeker van ben, dat een oorlog be tekent ons na korter of langer tijd on herroepelijk definitief uit dit lsod te doen verdwijnen. Slechts indien wij al onze conservatieve krachten volledig in de hand houden en ogenblikkelijk een zeer liberaal civiel bestuur instel len, dat binnen de kortst mogelijke tijd de Indonesische zelfbesturende or ganen schept in samenwerking met Indonesiërs van naam en karakter, zouden wij wellicht een blijvende oor- logshaat kunnen voorkomen. Mijn be oordeling van de betekenis van de oor log is dus niet veranderd, maar wat wel veranderd is, en in zeer ongunsti ge zin, is mijn schatting van de be tekenis der republiek. Hier voltrekt zich de wetmatigheid, die in iedere re volutie schuilt. Wij hadden gehoopt, dat dat in samenwerking met de con structieve krachten in de republiek niet het geval zou behoeven te zijn. In de kabinetszitting (in Djokja) in de tweede helft van april heeft deze groep het echter verloren; bij het opmaken van hun antwoord (op de Nederlandse eisen) hebben zij het voor de tweede maal verloren, waarbij het voor mij persoonlijk nog niet altijd zeker is of zij er waarachtig voor gestreden heb ben. Zelfs dat laatste betwijfel ik in dit geval. Ware dit wel zo en had deze groep een zuiver begrip van de bete kenis van deze stap, dan had zij moe ten aftreden. Dat alles is niet gebeurd. Ik sta niet op het standpunt, dat toegeven van de republiek voor ons een ramp is, hoewel ik er vol komen zeker van ben dat dan het ge chicaneer verder doorgaat. Wij krijgen dan de moeilijkheden niet naar buiten, maar houden die naar binnen. Ik ge loof in wezen niet, na alles wat ik heb Van Mook over het verschil in waar dering (in zijn telegram aan Den Haag). Terecht vond Sanders (secretaris generaal van de CG) dat ik dit, zoals het nu gesteld was, onmogelijk kon la ten passeren, eenvoudig omdat het in strijd was met hetgeen ik in de verga dering had gezegd. Aan de andere kant, nadat de ministerraad mijn over wegingen in CG 190 (telegram aan Den Haag) zelfs geen enkele reactie waar dig had gekeurd, was voor mij het zenden van een afzonderlijk telegram niet veel anders dan een poging tot rechtvaardiging van mijn persoonlij ke houding, een daad, die onder ande re omstandigheden misschien van be tekenis was, maar die in het aanzicht van de ernst der beslissingen, waar om het ging, mij enigszins tegen de borst stuitte. Toch heeft ook mij de hoop, dat het nog enige invloed zou kunnen hebben, er tenslotte toe ge bracht, nadat Piet (Sanders) was ver trokken, toch een telegram te redige ren en als CG 192 uit te zenden in on derstaande redactie: Van Schermerhorn persoonlijk aan Jonkman persoonlijk. Ter aanvulling van zg 312 (telegram van Van Mook) en met aanleiding als door mij gesteld in eerste alinea cg 190 wil ik opmerken 1. Bij vaststelling van het verschil in waardering van militaire weg in zg 312 dienen bezwaren als genoemd in cg 190 mij onveranderd als richt snoer en is mijn optimisme omtrent effect deze actie minimaal. 2. Vrees dat schijnargument, dat vier- driekwartpunt is aangenomen, mi litaire actie thans voor buitenwe reld minder begrijpelijk zal maken dan op 8 juli, uitgezonderd voor hen die ergerniswekkende procedure Djokja aan den lijve ondervonden. 3. Indien deze Djokjawereld aan zich zelf wordt overgelaten zie ik langs deze weg der redelijkheid geen dra gelijk vooruitzicht meer dat waar schijnlijk kan worden genoemd. 4. Djokjawereld alleen nog te beïn vloeden door geweld of door ver dere internationale hulp bij volle dig doen aannemen van ons vijfde punt en bij volledig terugtrekken repleger (strijdkrachten van de re publiek), hetgeen ik de laatste vreedzame weg acht. Indien deze hulp door mogendheden aangebo- pregnante indruk, die ik van alle ge sprekken heb overgehouden, namelijk dat in onze kring de neiging bestaat om mij te doen geloven dat, indien ik 190 en vooral 192 veel scherper af wijzend had gesteld en had gezegd, dat ik vierkant tegen militaire actie was, er een grote kans zou zijn ge weest, dat, zo al niet de vrede zou zijn bewaard, de positie van onze partij een volstrekt andere zou zijn geweest, omdat zij dan het regerings beleid bepaald niet zou hebben ge volgd. Ik bevind mij dus in de fraaie situatie dat, hoewel men mij iedere formele verantwoordelijkheid op 20 juni heeft ontnomen, het thans toch zo gedraaid wordt dat de verantwoor delijkheid voor een uiterst belangrijk gedeelte op mij wordt afgeschoven niet alleen, maar dat ik ook zelf het gevoel krijg, dat ik inderdaad een groot stuk van deze verantwoordelijk heid persoonlijk en in mijn eentje draag. Is het wonder, dat dit alles bij mij bittere gedachten wekt? Had Barents (directeur Wiardi Beekman- stichting) gelijk, toen hij in de discus sie op vrijdagavond jongstleden met de linkergroep (in de P.v.d.A.) de op merking maakte dat men tot de con clusie moest komen dat wij, zowel in Nederland als in Batavia, mensen hadden, die op het kritieke ogenblik van te klein formaat bleken te zijn? Het is mogelijk en, voorzover het mij zelf betreft, komt dat tot uitdrukking in de opvatting waarvan ik ook naar buiten blijk geef, dat ik op het be slissende moment niet hard genoeg was en in het bijzonder niet sterk ge noeg tegen het milieu. Ik heb achter af nog sterker dan tevoren het gevoel, dat ik en al diegenen die tegen de mi litaire actie waren, gelijk hadden. Des te sterker is de katterigheid, nu men mij hier „tracht te suggereren dat, indien ik inderdaad in cg 192 een resoluut „neen" had laten horen, deze oorlog zou zijn voorkomen. Aan de andere kant staat daar echter tegen over dat Piet Sanders, die toch waar achtig scherp genoeg stond en in het algemeen zeer resoluut is, na kennis making van cg 192 zei dat dit een voortreffelijk telegram was. Ik heb de laatste paar dagen over dit alles veel nagedacht, brieven her lezend, die betrekking hebben op deze kritische periode. Hoe langer hoe ster ker kom ik onder de indruk van de vraag hoe het in vredesnaam mogelijk is dat men in Den Haag niet geweten heeft welke strijd ik eigenlijk voerde en welk standpunt ik innam, ondanks de inderdaad te onduidelijke telegram men. Het sterkste is dit misschien neergelegd in de brief van 2 juli aan Koos VorrinkIk geef daarin niet zonder bitterheid een beschrijving van de machteloze positie waarin ik mij voelde in het gevecht van het enige centrum tot behoud van de vrede uit, dat in Batavia nog bestond. NATUURLIJK staan daar voor Koo» Vorrink de telefoongesprekken van vrijdag en zaterdag 18 en 19 juli tegen over. Hij heeft toen over het telefoon gesprek van vrijdag zijn indruk als volgt weergegeven, 1. dat Setyadjit (onderminister in kabinet-Sjahrir en verbindingsman tussen Indonesiërs en Nederlanders) min of meer een zenuw toeval had en dat ik er ook geen raad meer mee wist, indien er geen hulp van buiten kwam. Bovendien heeft Koos zijn houding ook gegrondvest op een telegram van Frans Goedhart, die evenmin meer een uitweg zag en die in dat telegram de gedachte had gepropageerd, die hij ook tegenover mij had uitgesproken, nl. bemiddeling door bijvoorbeeld Canada of Zwitser land. Die laatste gedachte was blijk baar door onze partij resoluut ver worpen, vooral door het noemen van Zwitserland, zodat ook ten aanzien van Goedhart de conclusie overbleef dat hij er geen gat meer in zag. In dat telegram van Frans komt het dilemma, waarin de regering verkeer de, misschien nog het scherpst tot uit drukking. Immers een buitenstaander kan zich veroorloven om zijn stand punt tegen de militaire actie te hand haven en dan met een andere weg aan te komen draven, die op dat ogen blik onbegaanbaar is en geen politieke realiteit. De regering kan zich dat niet veroorloven en moet zich houden aan de politieke mogelijkheid. Ik blijf nog altijd op het standpunt staan, dat, nadat de regering tweemaal de mach tiging had gegeven, onze partij minis ters niet meer in de positie verkeer den, dat zij er de derde keer uit kon den lopen. De enige reden zou zijn ge weest, dat de omstandigheden de der de keer belangrijk anders waren en dat een betrekkelijk bevredigend ant woord van de republiek beschikbaar was. De ellende was echter, dat men op dat ogenblik juist het gevoel had, dat het niet meer ging om het for mele antwoord en de vraag, of dit al dan niet bevredigend was, maar om de wijze waarop Djokja manoeuvreer de. Tot op zekere hoogte hebben dus op donderdag en vrijdag, zowel Frans Goedhart als ik dan, niettegenstaan de wij beiden tegenstanders waren van vechten, hetgeen aan de partijlei ding bekend was, juist daardoor bijge dragen tot het aanvaarden van de be slissing, omdat wij geen bruikbaar al ternatief konden aangeven. Hier ligt de volgende moeilijkheid. Jonkman merkte in het gesprek dat ik jL vrijdagmorgen met hem had, op, dat het een fout van mij is geweest, dat ik mij, bij de beoordeling van de toestand te veel rekenschap heb gege ven van de politieke verhoudingen en mogelijkheden in Nederland. Volgens hem was het beter geweest, wanneer ik uitsluitend van Indisch standpunt uit, op grond van de plaatselijke om standigheden, een oordeel van de si tuatie zou hebben gegeven. Die rede nering gaat echter slechts zeer gedeel telijk op, omdat ik dan de eerste de beste keer, nl. op 17 juni, een afzon derlijk advies zou hebben uitgebracht, hetgeen door de partijvoorzitter was gevraagd te voorkomen. Rekening hou dend met dit verzoek handelde ik reeds tegen de opvatting van Jonkman in. Jonkman moet echter wel bedenken, dat indien ik zulks zou hebben ge daan, de Partij van de Arbeid op zijn minst zou zijn gesprongen, het kabinet in moeilijkheden zou zijn geraakt en oorlog het enige product van deze manipulatie zou zijn geweest. Ik ben het dus in zoverre met Jonkman be paald niet eens. Ik heb eigenlijk even veel recht om te zeggen, dat men in Nederland te weinig rekening heeft gehouden met de omstandigheden, waaronder ik in Indië heb moeten werken. Indien ik in de felle oorlogs stemming, die daar heerste, kwam tot het beoordelen van de oorlog als een van de mogelijkheden naast andere, waaraan ik de voorkeur gaf, dan had dat toch reeds te denken moeten geven.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 17