V A N IVTFI de Amerikaanse successtory va V x\i i N i qqji rebelse Haarlemse student Ph. J. G. Roest Goud voor prof. dr. C. B. van Niel AUTOBIOGRAFIE KEERPUNT RADICAAL i GRONDLEGGER CALIFORNIE DANKZIJ TANTE ZATERDAG 28 NOVEMBER 1970 Erbij ONLANGS VERMELDDEN de dagbladen, dat aan de sinds 1929 in Amerika wonende prof. dr. ir. C. B. van Niel de gou den Leeuwenhoekmedaille was toe gekend voor zijn bijzondere ver diensten op het gebied van de taxo nomie, biochemie, fysiologie en in het bijzonder van het mechanisme van de fotosynthese door micro organismen. Dezelfde onderschei ding, die slechts eens in de tien jaar wordt uitgereikt, is eerder onder meer ten deel gevallen aan wereld beroemde geleerden als C. G. Ehrenberg, Louis Pasteur, M. W. Beyerinck en André Lwoff. In tegenstelling tot de sportwereld, waar de winnaar van een „gouden plak" door een uitzonderlijke pres tatie volop publiciteit krijgt, is die van de wetenschap een select gezel schap, dat zelden naar buiten treedt, geen prijs stelt op massale publieke belangstelling. Een we reld waarin deswege zelfs de toe kenning van de gouden Leeuwen hoekmedaille met een paar regels in de pers wordt afgedaan. WANNEER WIJ aan de mens en de geleerde Cornelis Bernardus van Niel wat ruimere aandacht schenken, dan is dat niet alleen omdat velen zich hem als telg van een bekend Haar lems geslacht zullen herinneren, maar tevens omdat zijn jeugd, die hij voor een groot deel in het nu nog door zijn zwager en zuster, de heer en mevrouw de Maaker-Van Niel, bewoonde huis aan de Leidsevaart doorbracht, alle facetten heeft vertoond van het ver zet tegen het „establishment" en de daarmee gepaard gaande acties voor vernieuwing van het onderwijs, zoals een en ander nu, een halve eeuw la ter, zij het dan misschien wat luid ruchtiger door de jongere generatie met hefzelfde idealisme wordt gepredikt. MET TYPISCH-Amerikaanse open hartigheid gewaagt hij daarvan in een autobiografie, die ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag en zijn afscheid van het Hopkins Marine Station in Ca- lifornië, waaraan hij sinds 1929 ver bonden is geweest, onder de titel „The education of a microbiologist" in „An nual Review of Microbiology" is opge nomen. Persoonlijk hebben wij Kees van Niel, wiens jong gestorven vader me defirmant was van een goed renderen de meubelzaak en stoffeerinrichting in de Haarlemse Schaghelstraat, ge kend in zijn HBS-tijd. Met andere Haarlemse jongens kwamen we bijna dagelijks bijeen in het gastvrije, toen nog geheel vrijstaande landhuis „De Zwaluw" aan de Leidsevaart, even voorbij de Munterslaan, waar zijn moe der een bijzonder lieve vrouw na de dood van haar man troost en vol doening vond in het opvangen van jon geren in hun vlegeljaren. KEES WAS aanvankelijk voorbe stemd om naast zijn oom de plaats van zijn vader in het bedrijf aan de Schaghelstraat in te nemen en daar om werd hij naar de driejarige HBS met aansluitende tweejarige Handels school aan de Jacobij nestraat gezon den. Maar dat bleek een vergissing. Zelf vertelt hij in zijn levensbeschrij ving hoe hij, na de drie klassen van de HBS „met vrucht" te hebben door lopen, tijdens de zomervakantie bij een vriend van de familie in Drente logerend, onder de indruk kwam van diens experimenten op het gebied van de landontginning. In het door zijn gastheer opgerichte particuliere proef station voor de landbouw kreeg hij diepe bewondering voor wat hij later leerde kennen als de wetenschappelij ke benadering tot de oplossing van een probleem. Zijn mentor adviseer de daarom zijn moeder hem een uni versitaire opleiding te geven. Dat be tekende verplaatsing naar de vijfja rige HBS in de Wilhelminastraat, waar zijn scheikundeleraar dr. H. van Erp, een uitmuntend docent, tot de intensi vering van zijn belangstelling voor de chemie bijdroeg. NA IN 1916 eindexamen te hebben gedaan, liet hij zich als spoorstudent inschrijven bij de Technische Hoge school in Delft. Men zat toen midden in de eerste wereldoorlog en als 19- jarige moest hij reeds na vier maan den zijn studie afbreken voor de mili taire dienst. „Dit", zegt Van Niel in zijn auto biografie, „was voor mij een verplet terende ervaring. In de behoudende, streng-calvinistische sfeer van de uit gebreide familie was mijn geestelijke ontwikkeling die van een tien-jarige gebleven. Ik had, toen ik mij na de kerstvakantie als dienstplichtig soldaat meldde, in 't geheel geen persoonlijke mening over iets, gewend als ik was om alles wat de vele ooms en tantes decreteerden, onvoorwaardelijk als juist aan te nemen". Dit veranderde echter op slag, toen hij in het militaire kamp in de omge ving van Amersfoort aansluiting vond bij een oud klasgenoot uit zijn HBS- tijd, Jacques de Kadt en de bekendre Haarlemse beeldhouwer Mari Andries- sen, door wiens bemiddeling zij in Amersfoort een kamer huurden, waar zij 's avonds en tijdens hun korte ver loven hijeen kwamen. „In die samenkomsten", zo schrijft hij „waar ik alleen maar geboeid luis terde naar hun eindeloze discussies over kunst, literatuur, politieke en so ciale vraagstukken, ging een geheel nieuwe wereld voor mij open. En voor 't eerst in m'n leven drong het besef tot mij door, dat iemand er over al deze onderwerpen meningen op. na kon houden, die volkomen afweken van die welke ik tot dan toe slechts pas sief had aanvaard". de gratie was geraakt en in wier ge voel voor rechtvaardigheid ik veel ver trouwen had. Zij adviseerde mij met klem, mijn studie in Delft voort te zetten en ze wist me te overtuigen, dat mijn motieven om van richting te veranderen voor een belangrijk deel voortkwamen uit de wens om taken, die me niet zinden uit de weg te gaan. Als ik m'n ingenieursdiploma had be haald, zou ik me altijd nog op schrij ven kunnen toeleggen wanneer ik me daartoe dan nog geroepen zou voelen. Ik bezweek voor haar argumenten, maar na twee jaar militaire dienst en met geheel andere interessen was het niet gemakkelijk, de draad in Delft weer op te nemen". DE JONGE STUDENT zocht kamers in Delft, maar het duurde een jaar voor hij zijn belangstelling voor het oeuvre van de grote Franse, Engelse, Scandinavische en Russische schrij vers van de 19e eeuw wist te overwin nen en zich serieus aan zijn studie ging wijden. In juni 1920 legde hij alle tot dat tijdstip verzuimde examens in een me nog meer kunnen wensen! Wan neer zou ik kunnen beginnen? Morgen Prachtig!". En dat was het begin van een glan zende carrière, want kort na zijn be noeming als hoogleraar in Delft was Kluyver denkbeelden gaan ontwikke len die hem als grondvester van de vergelijkende biochemie vermaard hebben gemaakt. Nu had de jonge Van Niel het voorrecht die ontwikkeling van het begin af mee te mogen maken, eerst als student, daarna als assistent en tenslotte als conservator. Deze laatste benoeming stelde hem in staat eindelijk met een Haarlems meisje, Christien van Hemert, met wie hij reeds jaar verloofd was, in het huwelijksbootje te stappen. Zij vestig den zich in Delft, maar hun verblijf daar was van betrekkelijk korte duur. Want toen eind 1927 de aan Stanford University in Califomië verbonden professor L. G. M. Baas Becking op een tournee door Europa enige malen een bezoek bracht aan het Microbiologisch laboratorium van Kluyver, luidde dat een nieuwe periode in het leven van ZIJN DOOR de vrienden gedeelde af keer van de militaire dienst groeide met de dag en bereikte een hoogtepunt toen hij met De Kadt een officiers opleiding in het noorden van het land moest gaan volgen. Zij verzuimden, na in de daarvoor vastgestelde tijd auto matisch tot sergeant te zijn bevorderd, opzettelijk alle examens en toen De Kadt de onvoorzichtigheid beging om een fel artikel over de militaire disci pline te publiceren, betekende dat het einde van hun samenzijn. De Kadt werd overgeplaatst naar de postdienst, na zijn vriend nog eens op het hart te hebben gebonden zich toch 'vooral in de werken van Zola, Anatole Fran ce, Ibsen, Strindberg, Shaw en Nietz sche te verdiepen. In deze lectuur vond Van Niel een vruchtbare voedingsbo dem voor wat hij zelf noemt „de re bellerende fase in mijn leven, die ver scheidene jaren heeft geduurd". „Ik ging meer en meer twijfelen aan de waarde van de Calvinistische tradities waarin ik was opgegroeid en kwam uiteindelijk tot de overtuiging, dat veel van hetgeen ik altijd als vaststaand had aangenomen op een wankele ba sis berustte". „Na enige maanden weer bij een le geronderdeel te zijn geplaatst, werd ik naar een andere officierscursus gezon den, waar ik nieuwe vrienden maakte, o.w. de latere nestor der Nederlandse dichtkunst, H. Keuls, die mijn re bellie tegen het establishment met zijn vaste moraal en ethiek aanmoedigden en mede tot mijn opvoeding bijdroe gen". IN DECEMBER 1918 volgde zijn ont slag uit de militaire dienst. Hij kon zijn studie in Delft gaan hervatten, maar toen bleek welk een grondige verandering zich in zijn leven had voorgedaan. Een maand eerder was hij meerderjarig geworden, waardoor hij in het bezit was gekomen van zijn vaders erfdeel, dat hem voorlopig fi nancieel onafhankelijk maakte. Zijn geestelijke instelling was echter onder de invloed van zijn relaties met jonge kunstenaars in zijn diensttijd zo radi caal veranderd en zijn bewondering voor de litteratuur dermate opgewekt, dat hij ernstig overwoog zijn studie op' te geven en schrijver te worden. Dit verlangen werd nog versterkt, toen hij tot de ontdekking kwam, dat de oplei ding tot scheikundig ingenieur verschil lende onderdelen omvatte, die hem in 't geheel niet interesseerden. „In de familiekring", zo vertelt hij verder, „was ik door mijn moderne denkbeelden het zwarte schaap gewor den. Ik vond er niemand met wie ik mijn problemen kon bespreken, behal ve een tante, die door haar oncon ventionele gedragingen eveneens uit keer af en dat luidde een tijdperk in van hernieuwde belangstelling voor de chemie en aanverwante vakken. De boeiende colleges van prof. Van Iter- son in de micro-chemie en vooral die van prof. Beyerinck in de toen nog vrij nieuwe wetenschap der microbio logie fascineerden hem dermate, dat hij reeds in november 1921 zijn theo retische studie kon afsluiten. Voor het verplichte jaar praktisch werk koos hij het laboratorium van de opvolger van prof. Beyerinck, de uit toenmalig Nederlandsch Indië gekomen prof. A. J. Kluyver, die hem alle gelegenheid bood zich in de microbiologie te spe cialiseren. AAN HET EINDE van dat jaar ver wierf hij zijn diploma als scheikundig ingenieur en met nog tachtig gulden het restant van zijn vaders erf deel op zak leek het hoog tijd naar een baan te gaan uitzien. Kees van Niel echter overwoog, dat deze som net voldoende was om nog een paar weken langer in het laboratorium van prof. Kluyver te blijven werken en ter wijl 90 percent van zijn jaargenoten reeds sinds maanden links en rechts tevergeefs naar een of andere betrek king had gesolliciteerd, viel hem het ge luk zo maar in de schoot: „Reeds in de tweede week liet Kluyver mij bij zich komen en vertelde me, dat een van zijn beide assistenten ontslag had ge vraagd. Of ik bereid was diens plaats in te nemen...? Bereid? Wat had ik de jonge Van Niel in, die hij nimmer had voorzien. Bij een van die bezoeken sprak Baas Becking over bestaande plannen tot uitbreiding van het tot de Stanford Universiteit behorende Hopkins Mari ne Station. Men overwoog de stichting van een instituut voor experimenteel onderzoek op het gebied van de zeebio- logie, maar pas een half jaar later, toen hij op het punt stond naar Amerika terug te keren, vroeg hij Van Niel langs zijn neus weg of deze eventueel bereid zou zijn een benoeming als hoogleraar bij Hopkins Marine Station te aanvaarden wanneer deze hem door Stanford University zou worden aan geboden. Hij moest binnen een week beslissen. „NU WAS IK het er in onze lang durige verlovingstijd en de twee jaar van ons huwelijk met mijn vrouw al lang over eens geworden, dat er twee landen in de wereld waren waar wij beslist niet heen wilden: Nederlandsch Indië, zoals het toen nog heette en de Verenigde Staten van Amerika", zo gaat Van Niel verder. „Wij verfoeiden beiden de jacht naar materieel bezit, dat zo eigen scheen aan deze landen, waar weelde en comfort belangrijker leken dan een intellectueel voldoening schenkend leven. Maar Becking's per soonlijkheid had ons dermate geïmpo neerd en zijn verhalen over de weten schappelijke betekenis en de toekom stige ontwikkelingsmogelijkheden van Hopkins Marine Station hadden zo idealistisch geklonken, dat het ons niet veel moeite koste, onze aanvankelijke bedenkingen te overwinnen." HET WAS NIET mogelijk gebleken om binnen een week tot dit belangrij ke besluit te komen. Maar toen ook prof. Kluyver hem met klem adviseer de deze unieke kans te grijpen en hem verzekerde, dat er in Delft altijd plaats zou zijn wanneer het hem in Amerika niet mocht bevallen, schreef hij Becking, die inmiddels naar Califor- nië was teruggekeerd, een brief waar in hij zich bereid verklaarde een even tuele benoeming te accepteren, onder voorwaarde dat hij zich zou kunnen bezighouden met alles wat hem zelf belangrijk toescheen en in de eerste plaats zijn studie met betrekking tot de purper zwavelbacterie, waarop hij zich de laatste jaren bijzonder had toe gelegd en die reeds tot belangrijke ont dekkingen had geleid, onbeperkt zou kunnen voortzetten. PAS VELE maanden later kwam er een telegram: Benoeming verzekerd. Brief volgt. En weldra kwam het be richt dat hij begin januari 1929 zijn werk bij Hopkins Marine Station zou kunnen beginnen. Bij aankomst van het jonge echtpaar met hun 15 maan den oude dochtertje, bleek prof. Baas Becking reeds een landhuis voor hen te hebben gehuurd in Carmel, „Cali fornia's most extraordinary village" aan de zuidkust van Monterey Bay, een ideale plaats voor het beoefenen van de wetenschap, waar het nieuwe Jacques Loeb laboratorium van de Stanford universiteit was gebouwd. TOT ZIJN verbazing vernam hij al spoedig, dat in Amerika de algemene microbiologie praktisch niet werd ge doceerd, zodat hij zijn colleges aan Stanford University in de lente van 1929 moest beginnen met aan de enige aanwezige student uit te leggen wat daaronder moest worden verstaan Ieder jaar echter groeide de belang stelling en na de Tweede Wereldoorlog zijn aan bijna alle instellingen voor hoger onderwijs in de V.S. leerstoelen voor microbiologie opgericht. Niet al leen daar, maar in tal van landen over de gehele wereld zijn die leerstoelen bezet door vroegere medewerkers en studenten van prof. C. B. van Niel. Hoezeer deze hem als docent en leer meester hebben gewaardeerd, blijkt onder meer uit een - open brief van twee van zijn leerlingen slechts met hun voornamen Roger en Mike onder tekend die ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag in het Duitse „Archiv für Mikrobiologie" werd op genomen. „DEAR KEES", zo begint deze brief, „het is nu bijna veertig jaar geleden, dat je je geboorteland verliet om in Californië een nieuw leven te begin nen. In de loop van die jaren heb je Hopkins Marine Station tot een Mek ka voor microbiologen uit de gehele wereld gemaakt. Daar ben je in de ge legenheid geweest, je belangrijke ont dekkingen met betrekking tot de foto- synthetische bacteriën, een van de voor naamste prestaties op het gebied van de microbiologie in de 20ste eeuw, aan anderen over te dragen. Daar gaf je elke zomer weer je unieke en onver getelijke colleges. Je vond er geen her halingsschool en het Marine Station is nu al sinds lang niet meer het centrum voor algemene microbiologie, dat het eens geweest is. Want jouw weten schappelijke geest en kennis zijn door hen, die het voorrecht hadden zich je leerlingen te mogen noemen, over de gehele wereld uitgedragen." „Alleen zij, die je colleges hebben ge volgd, kunnen begrijpen waarom jouw onderwijs een gehele generatie van microbiologen en biochemici hebben beïnvloed, want iedere verhandeling was een meesterstuk, dat elk jaar weer zorgvuldig werd herschapen en met zulk een voortreffelijke, aan voor drachtskunst verwante bekwaamheid werd gepresenteerd, dat de aandacht van je auditorium geen moment ver flauwde, zelfs wanneer deze vijf of zes uur achtereen werd opgeëist". In je laboratoria heerste vrijheid en al was het dan soms een vrijheid die aan anarchie grensde, je bleek altijd bereid de consequenties daarvan te aanvaarden liever dan de autocraat uit te hangen. Elk van ons was vrij, zijn eigen wetenschappelijke interesse te volgen en zijn talenten op zijn eigen manier en in het hem eigen tempo te ontwikkelen. Natuurlijk blunderden Prof. dr. ir. C. B. van Niel, 4 november 1897 in Haarlem ge- joren, kan worden beschouwd als de grondvester van de alge mene microbiologie in de Ver enigde Staten, waar deze tak van wetenschap nauwelijks be kend was toen hij op 32-jarige leeftijd tot hoogleraar aan de Stanford University in Califor nië werd benoemd. Daar heeft hij niet alleen door zijn onder zoekingen, waarvan het resul taat voor een deel is vastgelegd in tal van wetenschappelijke ge schriften, maar mede door zijn briljante, op moderne leest ge schoeide colleges wereldfaam verworven. De gouden Leeu wenhoekmedaille, die hem dit jaar is toegekend, is slechts een van de vele onderscheidingen, welke hem in verscheidene lan den zijn verleend. Zo ontving hij in 1964 uit handen van president Johnson de National Medal of Science en in Kopenhagen de gouden Hansenmedaille, waar aan tevens een prijs van 10.000 kronen was verhonden. Vele jaren was prof. Van Niel voor zitter van de American Society for Microbiology, als erkenning van zijn buitengewone verdien sten op biochemisch gebied Eens echter in het tweede de cennium van deze eeuw be hoorde hij tot die Haarlemse jongeren, die eigenlijk niet wis ten wat zij moesten worden en net als nu rebelleerden tegen de gevestigde maatschappij. Jacques de Kadt, de beeldhou wer Mari Andriessen, de dichter H. Keuls èn een verstandige tante hebben een belangrijke ro I in zijn leven gespeeld. daardoor velen van ons op een manier die misschien voorkomen had kunnen worden wanneer je de teugels wat strakker zou hebben gehouden. Maar ook dat vormde een belangrijk deel van onze onderwijservaring." DIT LOFFELIJK testimonium van zijn leerlingen moge als bewijs dienen, dat prof. Van Niel ook op het gebied van de thans in het brandpunt van de actualiteit staande onderwijsvernieu wing zijn tijd ver vooruit is geweest. Daarbij zal hij zich stellig hebben laten leiden door zijn eigen ervaringen aan de Technische Hogeschool in de jaren twintig, toen zijn aversie tegen aller lei nevenvakken er bijna toe had ge leid, dat hij in plaats van een wereld vermaard geleerde misschien een mid delmatig auteur zou zijn geworden. ZELF ZEGT hij hierover in een (nog altijd in onberispelijk Nederlands ge stelde) brief die ik, in antwoord op mijn gelukwensen met zijn onderschei ding, dezer dagen van hem ontving: „Van 1920 af heb ik vrijwel al mijn tijd besteed aan de studie van allerlei takken van de chemie, microbiologie en ook algemene biologie, zodat er voor schrijven in de zin, die ik in 1919 hieraan verbond, geen ogenblik over bleef; alleen wetenschappelijke ver handelingen kwamen uit mijn pen. Ook in dit opzicht heb ik zeer veel van Kluyver geleerd. In het begin ging dat nogal vlot van stapel, maar tegenwoor dig moet ik erop zwoegen. Of dit uit sluitend een gevolg is van de ouder dom, weet ik niet. In ieder geval is het misschien goed geweest, dat ik niet tot een schrijversloopbaan heb beslo ten. Toch moet ik dikwijls eraan den ken, dat het anders had kunnen zijn. Niet met teleurstelling, want alles is goed geweest zoals het gegaan is; ik ben er dan ook mijn leven lang dank baar voor geweest."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 17