RIJDT DE FORMULE-1 ZICHZELF KAPOT
Trieste lijst
Igpt««
Verschil gebruik
van de bierfles:
BIJ VOETBAL
om te gooien
BIJ HOCKEY
om te drinken
23
DOOR
HANS ROMBOUTS
DOOR
MARC SERNE
FRAGIEL
ONMOGELIJK
REVELANT
ZATERDAG 28 NOVEMBER 1970
Samen een potje fluiten
in Lahore: goede grap
Twee Brabanders, twee broers, twee tophockeyscheidsrechters, die naar
de wereldkampioenschappen in Lahore gaan: de broers Lathouwers, het
is een unieke zaak in de sportwereld. Het is waarschijnlijk nog nooit voor
gekomen, dat twee broers in zo'n wereldomspannend sportevenement
wedstrijden fluiten en naar het zich laat aanzien ook samen zullen arbi-
treren. want dat hebben Guust (45 jaar) en Piet (41 jaar) zich voorge
nomen: ze gaan vragen of ze tenminste eén wedstrijd samen mogen lei
den. Guust: „Ik ga meteen vragen of Piet en ik daar een potje kunnen
fluiten. Natuurlijk kan dat niet in een van de beslissende wedstrijden van
de wereldkampioenschappen, maar wel in het begin. Dat is toch een goede
grap, als dat gebeurt". Het zal dan niet de eerste keer zijn, dat de broers
een internationale match samen voor hun rekening nemen. Toen Pïet
op de internationale lijst kwam vond de technische commissie van de
Nede «undse hockeybond het wel aardig als het tweetal samen een inter
land zou kunnen fluiten. Het gebeurde ook. Toen Nederland werd verzocht
scheidsrechters te leveren voor de vriendschappelijke wedstrijd Frankrijk-
België konden Guust en Piet Lathouwers vanuit Den Bosch naar Parus
vertrekken. Later kwam daar ook nog een „gezamenlijke Denemarken-
Engeland bij.
Hebben de twee broers nooit onder
ling herrie als ze fluiten? Ze grinniken
bjj die vraag: „Nee, we kunnen goed
met elkaar opschieten. Er wordt nog
wel eens nagekaart hier in Den Bosch
op het bedrijf". De Lathouwers hebben
een gezien de enorme outillage en in
richting zeer florerend automobiel
bedrijf in Den Bosch. Ze voeren samen
de directie. Hun „hockeyleven" loopt
ook bijna parallel. Ze speelden in MOP.
Piet langer dan Guust, die er als.vijf
entwintigjarige mee moest stoppen, om
dat hij een voetbalknietje had opgelo
pen. „Daar heb ik later als scheidsrech
ter nooit meer last van gehad". Piet
speelde tot zijn drieëndertigste jaar in
het eerste van MOP, daarna nog twee
jaar in het tweede en toen was het ook
fluiten geblazen. Hij werkte zich ook
snel naar de internationale omgeving
van zjjn broer op (met wie hij samen
nog promotiewedstrijden speelde in
MOP).
De wens van Piet Lathouwers is na
tuurlijk al sprak hij die niet uit
om zijn broer tot aan de hoogste top te
evenaren. Want Guust mag gelden als
de beste hockeyarbiter ter wereld. Hij
zegt dat niet zelf, maar die titel mag
men hem zeker toekennen als men weet,
dat hij zowel de Olympische finale in
Tokio als in Mexico leidde. Hij floot
de laatste jaren praktisch alle belang
rijke toernooien zoals in Lyon, Tokio,
Hamburg, Mexico en nu Lahore. Pa
kistan is voor hem geen vreemd land,
want Guust Lathouwers maakte al drie
keer een toernee door het land. Vindt
Lathouwers, dat Nederland de beste
scheidsrechters heeft een soort ge
wetensvraag dus? Guust: „Wij vinden
natuurlijk van wel. Maar dat vinden de
Duitsers en de Belgen ook. Als je hier
een Indiase of Pakistaanse scheidsrech
ter ziet fluiten, denk je: hoe is het mo
gelijk, dat die man dat zo doet. Maar
als wij in Azië arbitreren denken die
lui daar er waarschijnlijk net zo over".
De twee „great ones" (de uitdrukking
voor A-scheidsrechters hockey) zijn het
er over eens, dat de sfeer bij het hockey
aan het veranderen is. Ze wijten dat
aan de veranderde algemene omstan
digheden, maar ook aan de invloed van
het voetbal op de TV. Piet Lathouwers:
„Je ziet het steeds meer, dat de bal
wordt weggeslagen als de scheidsrech
ter gefloten heeft of dat er getraineerd
wordt om afstand te nemen bij een vrije
slag. We treden daar streng tegenop. Ze
krijgen een waarschuwing en de tweede
keer is het eruit. Het hockey is ook in
tactisch opzicht door de invloed van het
voetbal veranderd. Er wordt nu veel
meer om de punten gespeeld. Er is een
sterk defensieve inslag gekomen door
invoering van het 4-2-4-systeem zoals
bij het voetbal. Als kijkspel is hockey
veel minder aantrekkelijk geworden. Er
zal aan gesleuteld moeten worden om
dat te veranderen. Er wordt al gedacht
aan wijziging van de buitenspelregel
zoals bij het voetbal en het verleggen
van de grenzen van de slagcirkel".
r - tl vy. -■
Piet (links) en Guust Lathouwers samen aan de tafel.
Het harder worden van het hockey in
de hoogste klasse „de coaches kun
nen daar veel aan doen, zoals indertijd
de strengere maatstaven bij sticks pas
na een jaar geaccepteerd werden toen
het bondsbestuur er zich mee ging be
moeien" maakt het scheidsrechteren
tot een minder dankbare hobby dan
voorheen. Guust: „je lol om te fluiten
is een stuk minder" en Piet: „van de
ouderen accepteren ze de leiding zonder
veel moeilijkheden, maar de jongeren
hebben het een stuk lastiger. Vandaar
dat de aanwas van jonge scheidsrech
ters niet zo groot is".
Bij alle somberte rond het heden
daagse vaderlandse hockey zijn er toch
nog wel de traditionele zonnige kanten.
Guust Lathouwers: „om bij de verge
lijking tussen voetbal en hockey te blij
ven: het gebruik van de bierfles is we
zenlijk verschillend. Bij voetbal ge
bruikt men de fles om hem naar
scheidsrechters of de tegenpartij te
gooien, bij hockey heeft men het attri
buut alleen om hem te ledigen".
De twee Lathouwers zouden geen
voetbalscheidsrechters willen zijn. „De
sfeer, de ambiance, bij ons is toch an
ders. In het topvoetbal hangt er finan
cieel te veel van af. Dat geeft een veel
zwaardere belasting voor de scheids
rechters". Guust (en ook Piet) bekijkt
de arbitrale bewegingen van de voet
balscheidsrechters op het TV-scherm
wel met argusogen. „Je kan er altijd
van leren en je kunt er eigen stellingen
bevestigd zien, zoals die, dat goed flui
ten een kwestie van overwicht is of een
andere, dat het belangrijker voor een
arbiter is te weten wanneer hij niet
moet fluiten dan wel". En de oudste
Lathouwers haalt het voorbeeld aan
van de scheidsrechter in de Europa
cup-finale tussen Feijenoord en Celtic:
„die man had het door, voelde de sfeer
uitstekend aan, toen hij niet floot bij
de handsbal in het strafschopgebied
van een Celtic-speler, waarna Kindvall
kon scoren. Zoiets vind ik geweldig".
Niet alleen het nationale hockey is
door de voetballerij op het scherm har
der geworden, ook internationaal is er
de laatste jaren veel veranderd. Piel
Lathouwers: „het toernooi in Londen,
de pre-olympies, waar ik Engeland-
Nieuw-Zeeland, India-Australië en
Spanje-Frankrijk heb gefloten, was rij
kelijk hard". In het plaatsingstoernooi
voor de wereldkampioenschappen, dat
in Brussel werd gehouden in september,
Foto Hans Wamars.
was het al niet anders. Guust Lathou
wers weet de oorzaak te noemen: „kijk,
er zijn nieuwe landen bijgekomen, voor
namelijk uit Oost-Europa, zoals Rus
land. Die landen hebben hockey uitge
bouwd uit ijshockey. Daar is bijvoor
beeld aan het shirt trekken niet zo'n
verschrikkelijke overtreding. Maar bij
het hockey wel. Daar is stevig tegen op
getreden. Dat is dus wel afgelopen".
Trouwens over hard hockey kan
Guust Lathouwers goed meepraten.
„Neem de finale in Tokio tussen India
en Pakistan. Die twee landen stonden
toen wel heel scherp tegenover elkaar
door grensincidenten. Twee maanden
later lagen ze op elkaar te schieten. Dus
die sfeer was niet zo prettig tussen de
twee ploegen. Nog erger was het in
1964, toen in West-Berlijn Oost- en
West-Duitsland een beslissingswedstrijd
moesten spelen, wie er naar Tokio
mocht. Het had niet meer met hockey
te maken. Het was gewoon een politiek
gevecht geworden, dat keihard werd
uitgevochten. Een lastige wedstrijd om
te leiden".
Tegenwoordig gebruikt men in de
toptoernooien ook het gekleurde kaar-
tensysteem, dat bij voetbal in Mexico
werd geïntroduceerd. In Brussel startte
men er mee. Het beviel goed. Ook in
Lahore zullen de scheidsrechters gewa
pend zijn met een kaartensysteem. Taal
moeilijkheden zien de beide Lathouwers
niet bij de hockey-arbitrage. „De mees
ten spreken wel Engels. Bovendien," zo
vindt Guust, „kun je met open ogen
veel zeggen. Alleen door je gebaren al
weten ze donders goed, wat je bedoelt".
De ,Leo Horn" van het hockey, Guust
Lathouwers („ik kan alleen niet zo goed
schrijven als Horn" grinnikt hij), prijst
zich gelukkig, dat bij de hockeyarbi-
trage niet alles schriftelijk is vastge
legd in oekazes, zo van „bij een cor
ner moet je daar staan". „Je moet als
scheidsrechter zelf kunnen beslissen,
waar je in bepaalde situaties het beste
kan staan. De omstandigheden veran
deren toch steeds weer in een wedstrijd.
Normaal neemt elke scheidsrechter bij
ons een diagonaal van het veld voor
zijn rekening. Maar als er nu een toe
stand ontstaat, dat de ene partij als
maar driftig aanvalt op de helft van de
ander, dan vraag ik mijn collega wel
eens om ook maar wat dichterbij te ko
men. Je moet niet al te strak gebonden
zijn, al moeten er natuurlijk wel goede
richtlijnen zijn. We praten daar een
paar keer per jaar ook gezamenlijk
over. Internationaal is er om de twee
jaar een groot congres van scheidsrech
ters om alles door te nemen en even
tueel veranderingen in te voeren".
Guust Lathouwers heeft nog wel een
suggestie voor het voetbal. „De voet
ballers zouden eigenlijk ook een afkoe
lingsperiode moeten kunnen hanteren.
Als er bij ons spelers over de schreef
gaan, kunnen we ze voor vjjf of tien
minuten aan de kant zetten. Daarna,
als ze afgekoeld zijn, mogen ze er weer
in. Maar nogmaals, alles staat en valt
met de figuur van de scheidsrechter. Je
moet een goede conditie hebben, zodat
je overal met je neus bovenop staat.
Dan accepteren de spelers een beslis
sing, ook al zou die wel eens twijfel
achtig zijn. Je moet een man zijn, van
wie ze zeggen: daar hoef je niet mee
uit wandelen te gaan. Die pikt niet al
les."
Toen Wolfgang Graf Berghe von
Trips op een moment dat hij bij
na de wereldtitel in zijn bezit had
in 1961 met zijn Ferrari dodelijk
verongelukte op het circuit van
Monza en Lotus-rijder Jim Clark
(die een roekeloze inhaalmanoeuvre
werd verweten) door de Italiaanse
justitip later in officiële staat van
beschuldiging werd, gesteld (waar
bij Lotus-manager Colin Chapman
en Clark er enkele jaren later na
een Italiaanse Grand Prix bepaald
spectaculair in slaagden om er met
het privé-vliegtuig van Chapman
hals over kop tussen uit te trek
ken) werd de Schot pas in 1965 of
ficieel van alle blaam gezuiverd.
Het geval toonde nog eens duide
lijk aan dat officiële onderzoekingen
inzake autosportongelukken met do
delijke afloop in Italië over zeer
veel schijven moeten lopen. Wat dat
betreft dreigt ook het ongeluk van
Jochen Rindt (die tijdens de trai
ning van de Grand Prix van Italië
dodelijk verongelukte) een langdu
rige affaire te worden. De Neder
landse justitie werkte na het eerste
Formule-I ongeval met dodelijke af
loop op Zandvoort sneller door al
na enkele dagen tot de onomstotelij
ke conclusie te komen dat Piers
Courage's verbranding die na een
inhaalactie met zijn weinig stabiele
Tomaso (waarbij bij de bouw rijke
lijk was gewerkt met' het levensge
vaarlijke en zeer brandbare mag
nesium) te wijten was aan een rij-
fout.
In het geval van de Nieuw-Zee-
lander Bruce Mac Laren de derde
Grand-Prixcoureur die dit jaar ver
ongelukte en 1970 tot een zwarte
episode in de Formule-I historie be
stempelt, kon eenvoudig geen spra
ke zijn van animositeit (hij explo
deerde met zijn eigen-bouw wagen
tijdens een testrit op het circuit
van Goodwood) en was er geen on
derzoek nodig. De naam van Mac
Laren die bij Cooper één keer
tweede werd in de strijd om de we
reldtitel en later met zijn eigen wa
gen twee keer een derde plaats ver
overde leeft echter voort op de
circuits in de vjoral in de Can-
Am-races onverslaanbare Mac-
Laren Cars.
Het geval Rindt ligt oneindig ge
compliceerder. Duidelijk wees op
nieuw een beschuldigende vinger in
de richting van duivelskunstenaar
Colin Chapman. Was de Lotus we
derom te fragiel geweest? Had
Chapman in zijn drift naar minder
gewicht eens te meer het leven van
zijn rijders in de waagschaal ge
steld? De statistiek werkt in ieder
geval in het nadeel van de geniale
constructeur, die zolang hij Lotus
sen heeft gebouwd zijn tijd ver voor
uit is geweest. Na het ongeval met
Jim Clark tijdens een formule-II
race op Hockenheim waren er se
dert september 1967 bij veertien on
gelukken Lotus-rijders betrokken.
Vijftien keer brak de wielophanging
tijdens een training of race, wagens
en aandrijving waren goed voor 21
breuken, terwijl zes wielen afbra
ken.
Over de oorzaak van Rindts onge
val heeft de Italiaanse justitie
die de overgebleven wrakstukken
van de revolutionaire Lotus 72 on
middellijk na het onheil in beslag
nam nog geen officiële uitspraak
gedaan, waarbij de mogelijkheden
van een gebroken rechtervoorwiel
of een slechte wegstabiliteit (omdat
de voor-spoilers waren verwijderd
en de nieuwe Cosworth motor was
gemonteerd om de oppermachtige
geachte Ferrari's op eigen terrein
opnieuw duidelijk te verslaan) het
meest waarschijnlijk zijn.
Chapman heeft terecht ge
meend dat zolang er nog geen uit
sluitsel bestaat men zich niet moet
overgeven aan wilde speculaties.
Chapman stelde tijdens een perscon
ferentie: „Er zijn_ foto's in omloop
waarop duidelijk is te zien dat alle
vier wielen nog aan de wagen zaten
op het ogenblik van de eerste aan
raking met de vangrail". Toch be
vestigt Dennis Hulme die met
een snelheid van 290 kilometer vlak
achter Rindt toerde voordat deze
bij het ingaan na twintig mi
nuten trainen van de Curva Pa-
rabolica crashte dat er iets met
de Lotus gebeurd moet zijn. Een ge
ëmotioneerde Hulme verhaalde:
„Hij moet gevoeld hebben dat er
iets aan zijn wagen brak en hebben
geprobeerd het te corrigeren, maar
het moet volledig uit de hand ge
lopen zijn".
De stoïcijnse Chapman bleef ie
der gerucht echter nauwgezet ont
zenuwen. Een fout in de reminstal-
latie was volgens hem onmogelijk
omdat: „Er op het circuit sporen
van zeer hard remmen waarneem
baar waren. Bovendien", aldus
Chapman, „lijkt een ongeluk hier
door uitgesloten omdat de wagens
na het ongeluk op de Osterreich-
ring (waar John Miles een klap
maakte omdat het remsysteem niet
optimaal functioneerde) op de
rollen zijn gezet en minutieus zijn
onderzocht". Uitdrukkelijk ontkent
Chapman dat de voorwielophanging
geconstrueerd zou zijn uit zeer licht
materiaal. Chapman: „Wij gebrui
ken voor onze wagens meer staal
bij de constructie dan welke For
mule-I constructeur dan ook, terwijl
magnesium taboe is, behalve voor
wielconstructies en enkele versnel
lingsbak- en motoronderdelen"
De „Koning der Formule 11" en
snelste coureur ter wereld wist wel
ke gevaren er aan het rijden in een
Lotus verbonden waren. Na zijn
crash in Spanje toen de Lotus
sen na het zoveelste experiment
van Chapman met de stabilisatie
vinnen gingen „vliegen" (toen hij
op een spectaculaire manier aan de
dood ontsnapte) kon Rindt de voor
waarden voor een nieuw zeer vet
contract dicteren. Na vijf overwin
ningen dit jaar leek er geen vuiltje
Voor de volgende 37 Formule-1
coureurs was de dood na de
Tweede Wereldoorlog een fractie
van een seconde sneller.
1948: Achille Varzi (It) en Christian
Kautz (Zwi).
1949: Jean-Pierre Wimille (Fr).
1950: Raymond Sommer (Fr).
1952: Luigi Fagioli (It).
1953: Felice Bonetto (It).
1954: Onofre Marimon (Arg).
1955: Alberto Ascari (It), Pierre
Levegh (Fr) en Louis Rosier (Fr).
1957: Eugenio Castellotti (It) en
Alfonso de Portago (Fr).
1958: Luigi Musso (It), Peter Colins
(GB), Stuart Lewis-Evans (GB) en
Alexander Scott-Brown (GB).
1959: Jean Behra (Fr).
1960: Harry Schell (VS).
1961: Wolfgang Graf Berghe von
Trips (Wdld) en Giulio Ciabanca (It).
1962: Dennis Taylor (GB) en Ri-
cardo Rodriguez (Mex).
1964: Carl Godin de Beaufort (Ned).
1965: Tommy Spychiger (Zwi).
1966: John Taylor (GB) en Walt
Hansgen (VS).
1967: Lorenzo Bandini (It) en Bob
Anderson (GB).
1968: Jim Clark (GB), Mike Spence
(GB), Lodovico Scarfiotti (It) en Jo
Schlesser (Fr).
1969: Gerhard Mitter (Wdld) en
Lucien Bianchi (Belg).
1970: Bruce Mc Laren (Nw Zld),
Piers Courage (GB) en Jochen Rindt
(Wdld).
aan de lucht. Totdat hij zijn glan
zende carrière met de dood die
zich weinig aantrekt van ervaren
coureurs moest bekopen.
Er waren met betrekking tot
Rindt twee groepen: de optimisten
en de pessimisten. De eerste zag
in hem een toekomstig wereldkam
pioen, de tweede een vroegtijdig
slachtoffer. Er werd voor een uni
cum in de autosportwereld gezorgd
door Rindt na zijn dood iets wat
nog nooit is gebeurd tot wereld
kampioen te bombarderen. Merk
waardig omdat Chapman hierdoor
de revenuen opstrijkt die de pu
blicitaire waarde (van een wereld
titel in de klasse waar de beste
coureurs ter wereld strijden) altijd
met zich mee brengt.
De vraag is relevant in hoeverre
de coureurs in de toekomst bereid
zijn om hun constructeurs met be
trekking tot hun eigen veiligheid
op de vingers te tikken. Stewart
verklaart overal dat hij vanwege
de onveiligheid op verschillende
circuits niet meer wil starten. Een
delegatie onder leiding van Jo
chen Rindt verklaarde dit seizoen
de Nürburgring te gevaarlijk waar
door werd uitgeweken naar Hocken
heim. Tegen hun bazen (waar zij
financieel van afhankelijk zijn) is
het echter moeilijker om een grote
mond op te zetten. Voor die bazen
is het ook niet moeilijk om een le
ger van nieuwe in het „grote werk"
onervaren coureurs aan te trek
ken, die staan te trappelen om deel
uit te maken van het levensgevaar
lijke Grand-Prix circus. Na 1970
kan echter opnieuw de vraag wor
den gesteld of de Formule-I zichzelf
niet aan het kapot rijden is.