„AVONDROOD" VAN RUDY KOUSDROEK VERDRIJFT DE SCHEMER OOK AL NIET „INTUÏTIEVE WETENSCHAPPEN" beoefend Knap gevoerde - maar misplaatste - strijd tegen de zelfbegoocheling Voorzichtig boekje over leven op andere planeten 1 Astrologie en Oscar Rencke Jack Chandu en de seksualiteit Wat handen al niet vertellen Groot Egyptisch droomboek AAP EN MENS IN DE EVOLUTIE Doordraverij Lekker of nuchter Satire of niet? Synthese „Geloof" en taalgebruik ROMAN VAN FORSTER OVER HOMOSEKSUELE DETREKKINGEN 17 RUDY KOUSBROEK is een zeer belezen en veel gelezen man. Hij heeft rubrieken in een aantal bladen, waarin hij, ook onder de naam Leopold de Buch een helder licht laat schijnen op duistere zaken, in de hoop zelfs alle schaduwen-te vernietigen. Zijn kolommetjes zijn inmiddels ook ver zameld. Bekend zijn z'n „Anathema"-verzamelingen. Niet zo heel nieuw meer is zijn „Avondrood der magiërs", deze zomer bij Meulenhoff in Amsterdam verschenen. Ik bespreek het, omdat het een tegenwicht vormt ten opzichte van de andere genoemde boeken op deze pagina. Rudy Kous broek heeft namelijk aan niets zo de pest als aan de zogenoemde „intuï tieve wetenschappen" en aan theorieën, die niet onomstotelijk vaststaan dan wel logisch bewijsbaar zijn. Omdat veel „gelovers" zo graag „Het morgenrood der magiërs" van Pauwels en Bergier en het door die twee geleide kwartaalblad „Bres-planète" lezen, heeft hij als zijn titel het „Avondrood" gekozen. Dat heeft hij gedaan in de stellige zekerheid, dat na die schemering de nacht niet over hem valt. Of het hem lukt die uit te stellen is nog de vraag. IPPli psiSpÉ m «S i «<j Ï\k»< «U'L»eJ| - - W - DE EEN SMAALT op astrologie, chirologie (handlij nkunde), droom uitlegging en wat er al zo meer op dat gebied bestaat, de ander zweert erbij. In navolging van dr. Carl Jung zullen sommigen de astrologie een „intuïtieve wetenschap" noemen, anderen zien het duide lijk materialistisch wetenschappelijk. Het laatste woord is er gelukkig niet over gesproken, want dan zou er een einde zijn gekomen aan de stroom van boeken, die enerzijds ergeren door oppervlakkigheid bij het idiote af, maar anderzijds uitgaven, die tot nadenken aanzetten, een der hoogste vormen van menselijke geestelijke activiteit. Het is bovendien heerlijk vrijblijvend. Niemand zal het u kwalijk nemen als u vandaag tot de „gelovers" behoort en morgen tot de twijfelaars. Voorop staat, dat Kousbroek een uit muntend essayist is, thuis op een onge looflijk aantal gebieden des levens. Hij argumenteert graag en goed. Het hele boek bespreken is een onmo gelijkheid, omdat hij een bijzonder groot aantal onderwerpen aanroert. Maar een paar dingen mogen de lezer niet worden onthouden. Kousbroek heeft een uit muntende en ontluisterende kijk op hetgeen ons door LSD-slikkers wordt voorgehouden. Schijnbewegingen in de poëzie, die op loze kreten berusten, heeft hij onmiddellijk en afdoende door. McLuhan, de communicatieprofeet wordt terecht ontmaskerd en dat hij bij tijd en wijle tornt aan de beweringen in Bres is ook al geen bezwaar. Hij maakt echter een paar funda mentele fouten. Hij ziet alle beoefena ren en volgelingen van de „intuïtieve wetenschappen" om die term nu maar te blijven hanteren ook voor ge- lovers in para-psychologie, psychede lica, zowel als in vliegende schotels, Atlantis-theorieën en goddelijke afge zanten van andere planeten voor een miserabel soort mentale kinder lokkers aan. Over de kam van Pauwels en Bergier, die hij schijnt te haten, scheert hij ook Teilhard de Chardin, Carl Jung en nog meer veel anderen. Rudy noemt het toegeven aan ver onderstellingen, dat er méér is tussen hemel en aarde als wij kunnen begrij pen, het cultiveren van het „lekkere- maag-darmkanaalgevoel". Hij stelt er de „nuchtere wetenschap" tegenover als probaat middel tot wereldverbete ring. Nu valt er in laatste instantie over dit type zaken in het geheel niet te de batteren tussen wél en niet-gelovers. Wat van Kousbroek echter had mogen worden verwacht is eerlijkheid. Op grond van een al heel oude be wering van een Franse journalist in „Le Matin" vertelt Kousbroek verder, dat Pauwels en Bergier eigenlijk ver kapte fascisten zijn en dat zij in hun boek niet voldoende stelling hebben genomen tegen mystificerende tenden sen in het Hitler-Duitsland. Die oude beschuldiging is allang weerlegd. Pau wels is een jood die een concentratie kamp heeft meegemaakt, Bergier zat in het Franse verzet en de lezer van hun boek weet dat ze juist de vinger hebben gelegd op de gevaarlijke uit wassen van de magie, die in het Hit ler-Duitsland opgeld deed. In 1950 verscheen „De dag dat de zon niet onderging" van de bekende Veli- ovsky! In Vrij Nederland van die dagen verscheen een hele pagina over dit boek, waarin de recensent uitvoerig uit de doeken deed, hoe Veliovsky in zijn boek de zogenaamde cataclysmentheo- rie zo heerlijk satirisch op de hak heeft genomen. In datzelfde blad heeft Rudy maar dan als Leopold de Buch jaren later het boek ernstig genomen en als bespreker Veliovsky zo ongeveer aangezien voor de vader van die we reldrampentheorie als motor van de evolutie. Ten eerste is die theorie al veel ouder en ten tweede had Kous broek zijn eigen blad eerder moeten lezen om te voorkomen, dat hij deze satire voor ernst aanzag. Dat is gewoon een grote blunder. schappen. Ook de burcht van Rudy's wetenschap is gebouwd op het puin van allang verlaten foutieve, eens voor vaststaand aangenomen, stellingen. Dan is er tenslotte nog iets. Kous broek poneert de zotte veronderstelling dat de intuïtieve wetenschappers ja loers zijn op de échte wetenschap en dat ze zo daarom graag hun stellingen voor waarachtig trachten te doen door gaan door gebruik te maken van het écht-wetenschappelij k woordgebruik. Een voorbeeld hiervan is inderdaad, dat men over telepathie sprekend graag de termen „zenden" en „ontvangen" ge bruikt, afgeleid van de radio-techniek. Maar maakt dat iets uit? Precies het zelfde verwijt kunnen de astrologen de astronomen maken, want de weten schappelijk gerichte laatsten gebruiken nog altijd de terminologie van de eer sten. Of zijn woorden als Mars, Venus en Saturnus door de moderne astrono men uitgevonden en waren het geen godsdienstige begrippen? Integendeel, de gehele moderne wetenschap is in haar terminologie nog doortrokken van het woordgebruik van de „gelovers", om het even of het gaat in de kern theorie om het Griekse woord atoom, dan wel in de psychologie om het Oe dipuscomplex en in de medische weten schap om het potjeslatijn. Het is zalig lezen in Kousbroeks „Avondrood". Men doet allerlei ont dekkingen, maar evenals met de ge schriften van zijn tegenstanders het ge val is: het materiaal is vaak goed, maar men moet het zelf interpreteren.en zich niet laten leiden door liefde voor het mysticisme dan wel door de nogal dui delijk gedemonstreerde haat-liefde. Er gens in het midden ligt de waarheid, stellig minder ingrijpend dan de ont moeting met de vliegende schotel van de „gelovers" of met de atoombom van de door Rudy uitverkoren échte weten schappers. HEIN STEEHOUWER De uitgave wordt in Londen voorbe reid van een roman over homoseksu aliteit van wijlen E. M. Forster, een van de gevierdste Engelse schrijvers van deze eeuw. Forster, auteur van „A passage to India", overleed in juni, 91 jaar oud. Tot zijn nalatenschap behoorde het manuscript van „Maurice", dat hij in de periode 1905-1913 schreef en dat hij alleen maar aan zeer goede vrien den had laten zien. Professor Walter Sprott, executeur- testamentair van Forster, zei: „Ik geloof, dat de roman uitgegeven be hoort te worden en dat ik geloof, dat thans zeker zal gebeuren. Ik kende de heer Forster sinds 1923. Ik was een van de zeer weinigen aan wie hij het manuscript heeft laten zien. Hij wilde het bij zijn leven niet laten uit geven, omdat hij dacht dat het een rel zou veroorzaken en omdat hij daarbij niet betrokken wilde worden. Afgewacht moet worden of het werk een ongunstige invloed op zijn reputa tie zal uitoefenen. Ik geloof, dat het zijn reputatie zal handhaven". De roman geeft het relaas van de homoseksuele betrekkingen van twee studenten aan de universiteit van Camebridge. Een woordvoerder van de Londense uitgeverij Edward Arnold heeft mee gedeeld dat men het munuscript van Forster thans leest en dat het ver moedelijk in de tweede helft van 1971 in boekvorm in Groot-Brittannië zal verschijnen. Men is ook reeds met Amerikaanse uitgevers in onderhandeling. Enige weken geleden het stond in deze krant hebben Amerikaanse ge leerden verklaard, dat een door hen onderzochte meteoriet aminozuren be vatte. De meteoriet is in Australië gevonden en ze is, zoals men weet, afkomstig ergens uit de wereldruimte. Aminozuren zijn de bouwstenen voor eiwitten en die weer de voorwaarde voor het ontstaan van levende cellen zoals wij die kennen. Het korte bericht je betekent dus heel veel: Er is een bewijsbare mogelijkheid, dat andere planeten leven kennen. Welke vorm van leven? Niemand die dat nog weet. Het is een vraag, die tal van mensen ernstig bezig houdt. Grote geleerden formuleren heel voorzichtig hun me ningen, „schotelgelovers" trekken al te voorbarige conclusies, hoewel weer in hün voordeel pleit dat intuïtie al zo vaak de moeder van later wetenschap pelijk geworden waarheden is geweest. „Zijn wij wel alleen in de kosmos?" is een uitstekend boekje, uitgegeven door Hollandia in Baam, dat dan van de zijde van de voorzichtige geleerden komt. Het is ontstaan uit een serie radio-voordrachten voor de Süddeut- sche Rundfunk. De bekende Duitse prof. Hans Elsas- ser schreef de inleiding voor deze lezingen-bundel, waaraan elf geleerden uit de gehele wereld medewerkten, waaronder prof. Freudenthal uit Utrecht, die werkt op het gebied van de topologie, geometrie, geschiedenis en filosofie van de wetenschappen. Zijn bijdrage bestaat uit de vraag of het mogelijk is om met intelligente wezens van andere planeten via de taal in 8'UK ii Mfc fiVi I «WUItC* j Dan nog iets. Als het „maag-darm- kanaalgevoel" zo verfoeilijk is en de wetenschap zo verhelderend clean, hoe komt het dan, dat nog niemand erin is geslaagd ons te verlossen van die „tweede werkelijkheid". Natuurlijk ver telt Kousbroek, die alle mystiek haat, er niet bij dat zijn grote kampioen Ein stein tevens nogal mystiek was. Even min dat diens „voorvader" Pythagoras (van de bekende stelling) wiskundige en mysticus was, bij wie de mystiek uit de getallenleer voortkwam. Hij ont houdt ons ook, dat Newton eerder een der laatste alchemisten was, dan een der eerste wetenschapsmensen, ondanks zijn zwaartekracht-theorie. Hij vergeet, dat wetenschap en geloof (welk geloof dan ook) wel eens samen kunnen gaan en dat het tweede de inspiratiebron van het eerste kan zijn. Ook, al ver werpt Kousbroek Teilhard de Chardin letterlijk omdat deze een gelovige was en volgens hem dus bevooroordeeld. Kousbroek vergeet, dat alle mystifi caties en foute veronderstellingen in de „intuïtieve wetenschappen" familie zijn van dezelfde fouten in de échte weten- Er mag eigenlijk aan dit soort boe ken maar één eis worden gesteld, na melijk dat elke van deze „wetenschap pen" binnen het eigen kader zo gron dig en serieus mogelijk worden bena derd. Dat kan, alle tegenstanders ten spijt. Er zijn immers onder de voor standers van intuïtieve wetenschappen altijd mensen van grote naam geweest die erin geloofden en die bovendien heel goed konden argumenteren, om het even of ze voor een eventueel ver loren zaak pleitten of niet. TOT DE BETERE soort boeken over astrologie behoort dat van Oscar Ren cke, „Een blik in uw toekomst", met als ondertitel astrologische vraagbaak, uitgegeven door Meulenhoff in Baarn. Dat „betere" ligt dan in zijn benade ring en zijn eerlijkheid. Hij behoort tot het type astrologen, dat zijn „we tenschap" ook ziet als een stimulans voor helderziendheid. Los van het feit of astrologie „te bewijzen" valt, onder vinden sommige astrologen, dat zij tij dens het zich verdiepen in de analyse van een horoscoop ook dingen „helder gaan zien" en in hun rapport al dan niet bewust verwerken. In sommiger ogen is dat juist een verdienste, an deren zien het als een zwak argument. Oscar Rencke, die een groot aantal astrologische rubrieken voor kranten en tijdschriften verzorgt, schrijft sterk relativerend. Ook voor hem is astrolo gie geen absolute zekerheid, integen deel, hij ziet er de betrekkelijkheid van in. Daaraan is het te danken, dat hij er plezierig losjes over schrijft. In dit boek richt hij zich tot de gemiddel de lezer van het type dat tijdens ver jaardagsvisites tot de ontdekking komt dat hij best overweg kan met zijn toevallige buurman of -vrouw, omdat die „ook zo'n echte Leo is". VEEL ERNSTIGER wil de bekende astroloog Jack Chandu worden geno men. Hij is een beoefenaar, die het zo wetenschappelijk mogelijk doet. Zijn boek is dan ook een stuk moeilijker. Zo'n zeer ernstig bedoeld boek, dat bovendien de astrologie met het sexue- le leven verbindt vraagt dan ook een serieuzer lezer. En die zal zich dan afvragen wat de waarde van astrologie nu in wérkelijkheid is. Voor mij is er in al die boeken al tijd een testcase. Ik behoor tot een uitgesproken type en in alle serieuze boeken óver astrologie vind ik mezelf onder mijn sterrenbeeld meestal heel goed getypeerd. Neem ik die proef met mensen, die ik heel goed ken, dan valt mij op, dat die typeringen even eens vaak juist zijn. Mijn horoscoop heb ik eens door drie mensen, die elkaar niet kenden en die als amateurs de astrologie ernstig ne men, laten napluizen. Hun conclusies waren tot in details eensluidend. Na tuurlijk is dat geen keihard bewijs voor de astrologie in het algemeen, maar ik ben toch wel geneigd geraakt om figuren als Chandu serieus te ne men binnen het kader van hun moge lijkheden. Chandu behandelt de invloeden van de sterren op het seksuele leven zeer diepgaand en uitvoerig. Hij neemt ken nis van een enorm aantal details in zijn horoscopen en komt dan pas tot conclusies. Óf hij verder in alles ge lijk heeft, kan ik niet beoordelen. Er is echter nog iets, wat het boek bijzonder sympathiek maakt. „Gelo vers" in intuïtieve wetenschappen kunnen meestal zo verschrikkelijk mo raliserend te werk gaan als het over sexuele belevingen gaat. Ze zijn vaak christelijker dan de paus en dan nog op het weeïge af. Bij Chandu is daar geen sprake van. Hij heeft een bijzon der gezonde kijk op alle aspecten van de sexualiteit. Geen gedreig en bang makerij en ook geen verheerlijking Bij Chandu komt dan bovendien nog een aspect naar voren, dat het boek lezenswaard maakt. Dat is het be schrijven van het orgasme als inlei ding tot mystieke extase, dan wel de maithuna-beleving zoals die door ande ren wordt genoemd, of tantristisch seksuele ervaring. Je leest er niet zo vaak op een heldere manier over, zelfs helemaal niets in „Sextant" van de NVSH, sinds dat blad is verstrikt ge raakt in de striptease-lingerie. Je zou informatie over de diepste geestelijke aspecten van die kant moeten ver wachten, maar nee, het is Jack Chan du, die door lang niet iedereen serieus wordt genomen, maar nu toch een waardevol steentje bijdraagt, zij het dan op astrale schouders. „WAT HANDEN VERTELLEN" is een rijk geïllustreerd en ook overigens bijzonder goed uitgevoerd boekje van H. W. J. Becht in Amsterdam, ge schreven door Phyllis Jaarsma. Chiro- loge noemt ze zich, „handkundige". Zij heeft een studie gemaakt van ge schilderde handen, vooral van die, wel ke voorkomen op de schilderijen van Frans Hals. In haar voordeel pleit daarbij, dat ze zich een grote cultuur historische kennis heeft vergaard. Ze weet waar ze het over heeft, als het om schilderijen gaat. Alleen is haar over-romantische benadering wel wat hinderlijk. De ellende-theorieën over de armoe van de zo miskende „grote meesters" worden sentimenteel breed uitgemeten. Vervelender is echter, dat ze haar chirologie niet kent. Zelf schrijft ze, dat ze lang voor een schilderij gaat zitten, alle details van gezicht, figuur, kleding en omgeving in zich opneemt en dat zulks noodzakelijk is om later uit de geschilderde handen te conclu deren, welke karaktereigenschappen de geportretteerde mens heeft. Dat is na tuurlijk een methode van de koude grond. Bij wijze van proef heb ik op al die illustraties de handen bedekt, en dan spreken de gezichten van de geportretteerden precies dezelfde boekdelen als mét die handen. Er is echter nog iets anders. Phyl lis Jaarsma is geen geboren chirologe, zoals ze zelf beweert. Haar conclusies zijn vaak frappant juist, maar ze ont staan op een andere manier. Ze wordt min of meer helderziende als ze zich in schilderijen verdiept net zoals zie boven sommige astrologen dat ook worden. Er is een bepaalde eigenschap, die grafomanie wordt genoemd. Een gra- fomaan neemt een brief in handen, staart op de letters en in verschillen de graden van intuïtiviteit tot aan hel derziendheid toe, kan hij vertellen wat de karaktereigenschappen van de briefschrijver zijn. Uit die grafoma nie is de grafologie voortgekomen, zo als de astronomie tenslotte het kind van de astrologie is. Wel, die eigen schap van de grafomanen is ook toe pasbaar op sommige kijkers naar schilderijen. Daarop vind je ook pen- seelschrift, lijnvoering en nog veel meer automatisch overgebrachte ge voelsindrukken. Men zou dit intuïtieve kijken „pictomanie" moeten noemen, omdat het hier om picturale uitingen gaat. Dat Phyllis Jaarsma tot die mensen behoort, verklaart tevens het feit, dat ze tot juiste conclusies komt als ze behalve het beeld te ondergaan ook op deze manier „contact" krijgt met de schilder en diens opvatting over de geportretteerde. Phyllis ziet het portret, zoals de schilder het onderging, via het „schrift" van de schilder, behalve dat ze „gewoon kijkt" net als iedereen kan zien of een gezicht trots, dan wel lief, dan wel heerszuchtig of wat an ders is. Er is nog een reden om aan haar chirologie te twijfelen. Ze past die na- nelijk zeer gebrekkig toe. Ze plaatst bij haar beoordeling namelijk korte handen naast lange handen, vierkante, spatelvormige in hetzelfde verband met zoiets onomschrijfbaars als „psy chische" en „elementaire" handen. Die zaken zijn volkomen onvergelijk baar binnen één methode. Het is zo iets als een appel en een peer zijn twee vruchten en een pook is ook van ijzer. De échte chiroloog heeft genoeg aan handen alleen en gebruikt slechts een soortgelijke vocabulaire, wil hij binnen zijn stiel „wetenschappelijk" blijven. MEESTAL BESPREEK je een boek omdat het nieuw is, een eerste druk. „Het groot Egyptisch droomboek" frappeert echter, omdat het de dertig ste druk is. Het is uitgegegeven door H. Meulenhoff in Baarn en vermoede lijk geschreven door het meisje voor halve dagen van overgrootmoeder Meulenhoff, omdat ze de andere helft van die dagen toch tijd genoeg had. Droomboeken kunnen interessant zijn. Het befaamde „Droomboek van Artemidorus" uit de tijd van de gnos tiek is cultuurhistorisch van grote waarde. Het bevat beschouwingen en gevolgtrekkingen op grond van be schreven dromen. Vaak ook conclu sies, die vooruitlopen op het moderne droomonderzoek. Tenslotte is droom- uitleggerij zo oud de wereld en boven dien in bijbels verband een zeer ge respecteerde bijna goddelijke weten schap. Hoewel Egypte de bakermat van ve le mystieke wetenschappen is, draagt het woord „Egyptische" in de titel van het boekje dat nu voor mij ligt niets tot enige wetenschap op dat gebied bij. Evenmin de vermelding, dat de oude Egyptische en Arabische handschrif ten in overeenstemming zijn met de gegevens uit de nagelaten papieren van de beroemde waarzegster Mada me Lenormand. Het enige zekere uit het boekje is, dat opgemelde me vrouw Lenormand inderdaad heeft be staan en een soort oermoeder is van de hedendaagse praktizerende spiritis tische media. Alle trucjes om seances te vervalsen vond ze, meen ik, ook uit. Kortom, dit droomboek werkt zo: U droomt van mispelen en dan vindt u „gelukkige toekomst". Het is dan te hopen dat u er zich via een ander woordenboek van hebt vergewist dat met „mispelen" inderdaad mispels worden bedoeld en dat u die tegen woordig nogal onbekende vrucht vaak genoeg hebt gezien om het beeld daarvan zo dwingend in uw onderbe wustzijn te laten zinken, dat enigerlei prikkeling in uw slaap het beeld van de mispel in uw droom oproept. Her kent u de vrucht niet, dan moet u pro beren zonder die droom toch gelukkig te worden. Wonder, dat er zoveel on gelukkige mensen rondlopen. Willen ze van hun hoop op geluk een gezel schapsspelletje maken, dan moeten ze deze dertigste druk kopen. Anders is het verloren moeite, ondanks de bij zonder keurige uitvoering. HEIN STEEHOUWER. contact te komen. Hij zet in zijn bij drage uiteen hóe zo'n taalcontact zou kunnen verlopen. Andere geleerden houden zich bezig met de vraag of het verstandig is om contact te zoeken, tevens met de bio logische problemen van de ruimtevaart, interplanetaire radiosignalen, reizen naar onbekende sterren en dergelijke vraagstukken. Zij gaan allen serieus op de pro blemen in en uit hun antwoorden blijkt wel, dat de mens geen al te optimis tische verwachtingen mag koesteren, zowel wat het reizen in de ruimte betreft, als het in contact komen met de eventuele intelligente wezens ergens in het heelal. De wetenschap en tech niek zijn nog lang niet ver genoeg. Tot die tijd zullen we het met intuïtie en wijsheid, maar ook met bijgeloof moe ten doen. Wie zich in de discussies wil storten, kan zich dan het best aan de hand laten nemen door de voorzichtige geleerden die dit boekje schreven. Ze zullen er geen spijt van hebben. HEIN STEEHOUWER Nog niet zo lang geleden was d« evolutietheorie van Darwin een geslo ten boek in veel christelijke gezinnen, niet alleen die van Darwin overigens, ook van anderen, vooral als de stel ling, dat we van de apen afstammen" wat al te duidelijk werd gesteld. Nu zijn die theorieën alle veel genuan ceerder dan de leek zich meestal voor stelt, maar het feit, dat Adam en Eva binnen geen enkele was te plaatsen, was voor velen voldoende. De laatste jaren heeft het inzicht veld gewonnen, dat de bijbel geen na tuurhistorisch naslagwerk is en de evolutietheorie geen sacraal geschrift, maar dat beiden een eigen waarheids niveau bezitten. Er is in christelijke lekenkringen echter nog altijd een achterstand en daar heeft de christelijk getinte uitgeverij Zomer Keuning in Wageningen dan wat aan gedaan. Ze heeft M. E. A. Thijssen- van den Bosch het Duitse „Die Af- fenfrage" van Herbert Pothorn doen vertalen onder de titel „Aap en mens in de evolutie." Dit goede en duidelij ke boekje is voor de leek bestemd uiteraard. Het bevat niet alleen we tenschappelijke gegevens over de evo lutie, maar ook historische over Dar win en diens reizen, zijn invloed op Karl Markx en het historisch matera- lisme, algemene achtergronden van het ontstaan van de ideeën rondom de evolutie-theorie dus. Iedere mulo-leer ling kan het begrijpen. Jammer genoeg is de schrijver niet toegekomen aan inzichten, die de evo lutieleer in een ander licht dan het materialistische plaatsen. Juist in christelijke kring zou belangstelling moeten kunnen worden gewekt voor ideeën omtrent een „geïnspireerde evolutie," die weliswaar de aapse af stamming niet ontkent, maar wel de struggle for life als de grote motor van het gebeuren. De gedachten van Teilhard de Chardin bijvoorbeeld, de entelechie-leer van Hans Driesch, kor tom theorieën, die uitgaan van een evolutie van de menselijke gedaante om der wille van het groeiend bewust zijn. Het gaat er niet om of zulke theo rieën al dan niet bewijsbaar zijn, maar wel, dat die een perspectief bieden aansluitende bij het christelijk denken omtrent de goddelijke oorsprong en een tevoren bepaald doel van de schepping. HEIN STEEHOUWER. boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboeken I boekenboeken nrn SeenSe"n WIJ ONTVINGEN boekenboeken boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl DE ERVEN J.J. TIJL ZWOLLE. Mark Lane: „Waarom wij deserte ren". (Paperback). DE BEZIGE BIJ AMSTERDAM. Harry Mulisch: „Paralipomena Or- phica". Het boek begint met een ver zameling van negentien prozastukken: „Anekdoten rondom de dood", dan volgt de „Paralipomena Orphica' een verslag van een tocht naar de onder wereld, aan de hand van een Amster dams doodvonnis uit 1834 en tenslotte een In memoriam Ed. Hoornik: „Blik op de dichter dood". Jan Gerhard Toonder: „Hier klopt iets niet," een bundel verhalen in ro manvorm uitgegeven in de goedkope herdruk-serie van de Bezige Bij. H. MEULENHOFF BAARN. „Het Groot Egyptisch Droomboek". Merkwaardig betrouwbare droomuit legging na onderzoek en vergelijking van oude Egyptische en Arabische handschriften, zulks in overeenstem ming met de gegevens uit de nagelaten papieren van de beroemde waarzegster Madame Lenormand", zoals de aandui ding voorin luidt. De woorden staan alfabetisch gerangschikt. Oscar Rencka: „Een blik in uw toekomst", een astro logische vraagbaak voor het jaar 1971. LA RIVIERE VOORHOEVE ZWOLLE. Piet Maaskant heeft onze Nederland se schaatskampioene At je Keulen- Deelstra laten vertellen en haar ver haal vastgelegd in het boek: „Atje Keulen-Deelstra vertelt exclusief haar story". UITGEVERSGROEP COMBO- BAARN. In de serie „OEKUMENE"-Dennis Potter: „Zoon des Mensen," vertaald door mr. Evert Straat. Dr Irwin M. Stillman en Samm S Baker: .Verma geren in zeven dagen," volgens dok- tersdieet. Vertaling J. M. de Groot- Vreugdenhill.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 17