„AVONDROOD" VAN RUDY KOUSDROEK
VERDRIJFT DE SCHEMER OOK AL NIET
„INTUÏTIEVE WETENSCHAPPEN"
beoefend
Knap gevoerde - maar misplaatste -
strijd tegen de zelfbegoocheling
Voorzichtig boekje over
leven op andere planeten
1
Astrologie en
Oscar Rencke
Jack Chandu en
de seksualiteit
Wat handen al
niet vertellen
Groot Egyptisch
droomboek
AAP EN MENS IN
DE EVOLUTIE
Doordraverij
Lekker of nuchter
Satire of niet?
Synthese
„Geloof" en taalgebruik
ROMAN VAN FORSTER
OVER HOMOSEKSUELE
DETREKKINGEN
17
RUDY KOUSBROEK is een zeer belezen en veel gelezen man. Hij heeft
rubrieken in een aantal bladen, waarin hij, ook onder de naam Leopold
de Buch een helder licht laat schijnen op duistere zaken, in de hoop zelfs
alle schaduwen-te vernietigen. Zijn kolommetjes zijn inmiddels ook ver
zameld. Bekend zijn z'n „Anathema"-verzamelingen. Niet zo heel nieuw
meer is zijn „Avondrood der magiërs", deze zomer bij Meulenhoff in
Amsterdam verschenen. Ik bespreek het, omdat het een tegenwicht vormt
ten opzichte van de andere genoemde boeken op deze pagina. Rudy Kous
broek heeft namelijk aan niets zo de pest als aan de zogenoemde „intuï
tieve wetenschappen" en aan theorieën, die niet onomstotelijk vaststaan
dan wel logisch bewijsbaar zijn. Omdat veel „gelovers" zo graag „Het
morgenrood der magiërs" van Pauwels en Bergier en het door die twee
geleide kwartaalblad „Bres-planète" lezen, heeft hij als zijn titel het
„Avondrood" gekozen. Dat heeft hij gedaan in de stellige zekerheid, dat
na die schemering de nacht niet over hem valt. Of het hem lukt die uit te
stellen is nog de vraag.
IPPli
psiSpÉ
m «S
i «<j
Ï\k»< «U'L»eJ|
- -
W -
DE EEN SMAALT op astrologie, chirologie (handlij nkunde), droom
uitlegging en wat er al zo meer op dat gebied bestaat, de ander
zweert erbij. In navolging van dr. Carl Jung zullen sommigen de
astrologie een „intuïtieve wetenschap" noemen, anderen zien het duide
lijk materialistisch wetenschappelijk. Het laatste woord is er gelukkig
niet over gesproken, want dan zou er een einde zijn gekomen aan de
stroom van boeken, die enerzijds ergeren door oppervlakkigheid bij het
idiote af, maar anderzijds uitgaven, die tot nadenken aanzetten, een der
hoogste vormen van menselijke geestelijke activiteit. Het is bovendien
heerlijk vrijblijvend. Niemand zal het u kwalijk nemen als u vandaag
tot de „gelovers" behoort en morgen tot de twijfelaars.
Voorop staat, dat Kousbroek een uit
muntend essayist is, thuis op een onge
looflijk aantal gebieden des levens. Hij
argumenteert graag en goed.
Het hele boek bespreken is een onmo
gelijkheid, omdat hij een bijzonder groot
aantal onderwerpen aanroert. Maar een
paar dingen mogen de lezer niet worden
onthouden. Kousbroek heeft een uit
muntende en ontluisterende kijk op
hetgeen ons door LSD-slikkers wordt
voorgehouden. Schijnbewegingen in de
poëzie, die op loze kreten berusten,
heeft hij onmiddellijk en afdoende door.
McLuhan, de communicatieprofeet
wordt terecht ontmaskerd en dat hij bij
tijd en wijle tornt aan de beweringen
in Bres is ook al geen bezwaar.
Hij maakt echter een paar funda
mentele fouten. Hij ziet alle beoefena
ren en volgelingen van de „intuïtieve
wetenschappen" om die term nu
maar te blijven hanteren ook voor ge-
lovers in para-psychologie, psychede
lica, zowel als in vliegende schotels,
Atlantis-theorieën en goddelijke afge
zanten van andere planeten voor
een miserabel soort mentale kinder
lokkers aan. Over de kam van Pauwels
en Bergier, die hij schijnt te haten,
scheert hij ook Teilhard de Chardin,
Carl Jung en nog meer veel anderen.
Rudy noemt het toegeven aan ver
onderstellingen, dat er méér is tussen
hemel en aarde als wij kunnen begrij
pen, het cultiveren van het „lekkere-
maag-darmkanaalgevoel". Hij stelt er
de „nuchtere wetenschap" tegenover
als probaat middel tot wereldverbete
ring.
Nu valt er in laatste instantie over
dit type zaken in het geheel niet te de
batteren tussen wél en niet-gelovers.
Wat van Kousbroek echter had mogen
worden verwacht is eerlijkheid.
Op grond van een al heel oude be
wering van een Franse journalist in
„Le Matin" vertelt Kousbroek verder,
dat Pauwels en Bergier eigenlijk ver
kapte fascisten zijn en dat zij in hun
boek niet voldoende stelling hebben
genomen tegen mystificerende tenden
sen in het Hitler-Duitsland. Die oude
beschuldiging is allang weerlegd. Pau
wels is een jood die een concentratie
kamp heeft meegemaakt, Bergier zat
in het Franse verzet en de lezer van
hun boek weet dat ze juist de vinger
hebben gelegd op de gevaarlijke uit
wassen van de magie, die in het Hit
ler-Duitsland opgeld deed.
In 1950 verscheen „De dag dat de zon
niet onderging" van de bekende Veli-
ovsky! In Vrij Nederland van die dagen
verscheen een hele pagina over dit
boek, waarin de recensent uitvoerig uit
de doeken deed, hoe Veliovsky in zijn
boek de zogenaamde cataclysmentheo-
rie zo heerlijk satirisch op de hak heeft
genomen. In datzelfde blad heeft Rudy
maar dan als Leopold de Buch
jaren later het boek ernstig genomen
en als bespreker Veliovsky zo ongeveer
aangezien voor de vader van die we
reldrampentheorie als motor van de
evolutie. Ten eerste is die theorie al
veel ouder en ten tweede had Kous
broek zijn eigen blad eerder moeten
lezen om te voorkomen, dat hij deze
satire voor ernst aanzag. Dat is gewoon
een grote blunder.
schappen. Ook de burcht van Rudy's
wetenschap is gebouwd op het puin van
allang verlaten foutieve, eens voor
vaststaand aangenomen, stellingen.
Dan is er tenslotte nog iets. Kous
broek poneert de zotte veronderstelling
dat de intuïtieve wetenschappers ja
loers zijn op de échte wetenschap en
dat ze zo daarom graag hun stellingen
voor waarachtig trachten te doen door
gaan door gebruik te maken van het
écht-wetenschappelij k woordgebruik.
Een voorbeeld hiervan is inderdaad,
dat men over telepathie sprekend graag
de termen „zenden" en „ontvangen" ge
bruikt, afgeleid van de radio-techniek.
Maar maakt dat iets uit? Precies het
zelfde verwijt kunnen de astrologen de
astronomen maken, want de weten
schappelijk gerichte laatsten gebruiken
nog altijd de terminologie van de eer
sten. Of zijn woorden als Mars, Venus
en Saturnus door de moderne astrono
men uitgevonden en waren het geen
godsdienstige begrippen? Integendeel,
de gehele moderne wetenschap is in
haar terminologie nog doortrokken van
het woordgebruik van de „gelovers",
om het even of het gaat in de kern
theorie om het Griekse woord atoom,
dan wel in de psychologie om het Oe
dipuscomplex en in de medische weten
schap om het potjeslatijn.
Het is zalig lezen in Kousbroeks
„Avondrood". Men doet allerlei ont
dekkingen, maar evenals met de ge
schriften van zijn tegenstanders het ge
val is: het materiaal is vaak goed, maar
men moet het zelf interpreteren.en zich
niet laten leiden door liefde voor het
mysticisme dan wel door de nogal dui
delijk gedemonstreerde haat-liefde. Er
gens in het midden ligt de waarheid,
stellig minder ingrijpend dan de ont
moeting met de vliegende schotel van
de „gelovers" of met de atoombom van
de door Rudy uitverkoren échte weten
schappers.
HEIN STEEHOUWER
De uitgave wordt in Londen voorbe
reid van een roman over homoseksu
aliteit van wijlen E. M. Forster, een
van de gevierdste Engelse schrijvers
van deze eeuw.
Forster, auteur van „A passage to
India", overleed in juni, 91 jaar oud.
Tot zijn nalatenschap behoorde het
manuscript van „Maurice", dat hij
in de periode 1905-1913 schreef en dat
hij alleen maar aan zeer goede vrien
den had laten zien.
Professor Walter Sprott, executeur-
testamentair van Forster, zei: „Ik
geloof, dat de roman uitgegeven be
hoort te worden en dat ik geloof, dat
thans zeker zal gebeuren. Ik kende
de heer Forster sinds 1923. Ik was
een van de zeer weinigen aan wie hij
het manuscript heeft laten zien. Hij
wilde het bij zijn leven niet laten uit
geven, omdat hij dacht dat het een
rel zou veroorzaken en omdat hij
daarbij niet betrokken wilde worden.
Afgewacht moet worden of het werk
een ongunstige invloed op zijn reputa
tie zal uitoefenen. Ik geloof, dat het
zijn reputatie zal handhaven".
De roman geeft het relaas van de
homoseksuele betrekkingen van twee
studenten aan de universiteit van
Camebridge.
Een woordvoerder van de Londense
uitgeverij Edward Arnold heeft mee
gedeeld dat men het munuscript van
Forster thans leest en dat het ver
moedelijk in de tweede helft van 1971
in boekvorm in Groot-Brittannië zal
verschijnen.
Men is ook reeds met Amerikaanse
uitgevers in onderhandeling.
Enige weken geleden het stond in
deze krant hebben Amerikaanse ge
leerden verklaard, dat een door hen
onderzochte meteoriet aminozuren be
vatte. De meteoriet is in Australië
gevonden en ze is, zoals men weet,
afkomstig ergens uit de wereldruimte.
Aminozuren zijn de bouwstenen voor
eiwitten en die weer de voorwaarde
voor het ontstaan van levende cellen
zoals wij die kennen. Het korte bericht
je betekent dus heel veel: Er is een
bewijsbare mogelijkheid, dat andere
planeten leven kennen. Welke vorm van
leven? Niemand die dat nog weet.
Het is een vraag, die tal van mensen
ernstig bezig houdt. Grote geleerden
formuleren heel voorzichtig hun me
ningen, „schotelgelovers" trekken al te
voorbarige conclusies, hoewel weer in
hün voordeel pleit dat intuïtie al zo
vaak de moeder van later wetenschap
pelijk geworden waarheden is geweest.
„Zijn wij wel alleen in de kosmos?"
is een uitstekend boekje, uitgegeven
door Hollandia in Baam, dat dan van
de zijde van de voorzichtige geleerden
komt. Het is ontstaan uit een serie
radio-voordrachten voor de Süddeut-
sche Rundfunk.
De bekende Duitse prof. Hans Elsas-
ser schreef de inleiding voor deze
lezingen-bundel, waaraan elf geleerden
uit de gehele wereld medewerkten,
waaronder prof. Freudenthal uit
Utrecht, die werkt op het gebied van de
topologie, geometrie, geschiedenis en
filosofie van de wetenschappen. Zijn
bijdrage bestaat uit de vraag of het
mogelijk is om met intelligente wezens
van andere planeten via de taal in
8'UK
ii Mfc fiVi I
«WUItC* j
Dan nog iets. Als het „maag-darm-
kanaalgevoel" zo verfoeilijk is en de
wetenschap zo verhelderend clean, hoe
komt het dan, dat nog niemand erin
is geslaagd ons te verlossen van die
„tweede werkelijkheid". Natuurlijk ver
telt Kousbroek, die alle mystiek haat,
er niet bij dat zijn grote kampioen Ein
stein tevens nogal mystiek was. Even
min dat diens „voorvader" Pythagoras
(van de bekende stelling) wiskundige
en mysticus was, bij wie de mystiek uit
de getallenleer voortkwam. Hij ont
houdt ons ook, dat Newton eerder een
der laatste alchemisten was, dan een
der eerste wetenschapsmensen, ondanks
zijn zwaartekracht-theorie. Hij vergeet,
dat wetenschap en geloof (welk geloof
dan ook) wel eens samen kunnen gaan
en dat het tweede de inspiratiebron
van het eerste kan zijn. Ook, al ver
werpt Kousbroek Teilhard de Chardin
letterlijk omdat deze een gelovige was
en volgens hem dus bevooroordeeld.
Kousbroek vergeet, dat alle mystifi
caties en foute veronderstellingen in de
„intuïtieve wetenschappen" familie zijn
van dezelfde fouten in de échte weten-
Er mag eigenlijk aan dit soort boe
ken maar één eis worden gesteld, na
melijk dat elke van deze „wetenschap
pen" binnen het eigen kader zo gron
dig en serieus mogelijk worden bena
derd. Dat kan, alle tegenstanders ten
spijt. Er zijn immers onder de voor
standers van intuïtieve wetenschappen
altijd mensen van grote naam geweest
die erin geloofden en die bovendien
heel goed konden argumenteren, om
het even of ze voor een eventueel ver
loren zaak pleitten of niet.
TOT DE BETERE soort boeken over
astrologie behoort dat van Oscar Ren
cke, „Een blik in uw toekomst", met
als ondertitel astrologische vraagbaak,
uitgegeven door Meulenhoff in Baarn.
Dat „betere" ligt dan in zijn benade
ring en zijn eerlijkheid. Hij behoort
tot het type astrologen, dat zijn „we
tenschap" ook ziet als een stimulans
voor helderziendheid. Los van het feit
of astrologie „te bewijzen" valt, onder
vinden sommige astrologen, dat zij tij
dens het zich verdiepen in de analyse
van een horoscoop ook dingen „helder
gaan zien" en in hun rapport al dan
niet bewust verwerken. In sommiger
ogen is dat juist een verdienste, an
deren zien het als een zwak argument.
Oscar Rencke, die een groot aantal
astrologische rubrieken voor kranten
en tijdschriften verzorgt, schrijft sterk
relativerend. Ook voor hem is astrolo
gie geen absolute zekerheid, integen
deel, hij ziet er de betrekkelijkheid
van in. Daaraan is het te danken, dat
hij er plezierig losjes over schrijft. In
dit boek richt hij zich tot de gemiddel
de lezer van het type dat tijdens ver
jaardagsvisites tot de ontdekking komt
dat hij best overweg kan met zijn
toevallige buurman of -vrouw, omdat
die „ook zo'n echte Leo is".
VEEL ERNSTIGER wil de bekende
astroloog Jack Chandu worden geno
men. Hij is een beoefenaar, die het zo
wetenschappelijk mogelijk doet. Zijn
boek is dan ook een stuk moeilijker.
Zo'n zeer ernstig bedoeld boek, dat
bovendien de astrologie met het sexue-
le leven verbindt vraagt dan ook een
serieuzer lezer. En die zal zich dan
afvragen wat de waarde van astrologie
nu in wérkelijkheid is.
Voor mij is er in al die boeken al
tijd een testcase. Ik behoor tot een
uitgesproken type en in alle serieuze
boeken óver astrologie vind ik mezelf
onder mijn sterrenbeeld meestal heel
goed getypeerd. Neem ik die proef
met mensen, die ik heel goed ken, dan
valt mij op, dat die typeringen even
eens vaak juist zijn.
Mijn horoscoop heb ik eens door drie
mensen, die elkaar niet kenden en die
als amateurs de astrologie ernstig ne
men, laten napluizen. Hun conclusies
waren tot in details eensluidend. Na
tuurlijk is dat geen keihard bewijs
voor de astrologie in het algemeen,
maar ik ben toch wel geneigd geraakt
om figuren als Chandu serieus te ne
men binnen het kader van hun moge
lijkheden.
Chandu behandelt de invloeden van
de sterren op het seksuele leven zeer
diepgaand en uitvoerig. Hij neemt ken
nis van een enorm aantal details in
zijn horoscopen en komt dan pas tot
conclusies. Óf hij verder in alles ge
lijk heeft, kan ik niet beoordelen.
Er is echter nog iets, wat het boek
bijzonder sympathiek maakt. „Gelo
vers" in intuïtieve wetenschappen
kunnen meestal zo verschrikkelijk mo
raliserend te werk gaan als het over
sexuele belevingen gaat. Ze zijn vaak
christelijker dan de paus en dan nog
op het weeïge af. Bij Chandu is daar
geen sprake van. Hij heeft een bijzon
der gezonde kijk op alle aspecten van
de sexualiteit. Geen gedreig en bang
makerij en ook geen verheerlijking
Bij Chandu komt dan bovendien nog
een aspect naar voren, dat het boek
lezenswaard maakt. Dat is het be
schrijven van het orgasme als inlei
ding tot mystieke extase, dan wel de
maithuna-beleving zoals die door ande
ren wordt genoemd, of tantristisch
seksuele ervaring. Je leest er niet zo
vaak op een heldere manier over, zelfs
helemaal niets in „Sextant" van de
NVSH, sinds dat blad is verstrikt ge
raakt in de striptease-lingerie. Je zou
informatie over de diepste geestelijke
aspecten van die kant moeten ver
wachten, maar nee, het is Jack Chan
du, die door lang niet iedereen serieus
wordt genomen, maar nu toch een
waardevol steentje bijdraagt, zij het
dan op astrale schouders.
„WAT HANDEN VERTELLEN" is
een rijk geïllustreerd en ook overigens
bijzonder goed uitgevoerd boekje van
H. W. J. Becht in Amsterdam, ge
schreven door Phyllis Jaarsma. Chiro-
loge noemt ze zich, „handkundige".
Zij heeft een studie gemaakt van ge
schilderde handen, vooral van die, wel
ke voorkomen op de schilderijen van
Frans Hals. In haar voordeel pleit
daarbij, dat ze zich een grote cultuur
historische kennis heeft vergaard. Ze
weet waar ze het over heeft, als het
om schilderijen gaat. Alleen is haar
over-romantische benadering wel wat
hinderlijk. De ellende-theorieën over
de armoe van de zo miskende „grote
meesters" worden sentimenteel breed
uitgemeten.
Vervelender is echter, dat ze haar
chirologie niet kent. Zelf schrijft ze,
dat ze lang voor een schilderij gaat
zitten, alle details van gezicht, figuur,
kleding en omgeving in zich opneemt
en dat zulks noodzakelijk is om later
uit de geschilderde handen te conclu
deren, welke karaktereigenschappen de
geportretteerde mens heeft. Dat is na
tuurlijk een methode van de koude
grond. Bij wijze van proef heb ik op
al die illustraties de handen bedekt,
en dan spreken de gezichten van de
geportretteerden precies dezelfde
boekdelen als mét die handen.
Er is echter nog iets anders. Phyl
lis Jaarsma is geen geboren chirologe,
zoals ze zelf beweert. Haar conclusies
zijn vaak frappant juist, maar ze ont
staan op een andere manier. Ze wordt
min of meer helderziende als ze zich
in schilderijen verdiept net zoals zie
boven sommige astrologen dat ook
worden.
Er is een bepaalde eigenschap, die
grafomanie wordt genoemd. Een gra-
fomaan neemt een brief in handen,
staart op de letters en in verschillen
de graden van intuïtiviteit tot aan hel
derziendheid toe, kan hij vertellen wat
de karaktereigenschappen van de
briefschrijver zijn. Uit die grafoma
nie is de grafologie voortgekomen, zo
als de astronomie tenslotte het kind
van de astrologie is. Wel, die eigen
schap van de grafomanen is ook toe
pasbaar op sommige kijkers naar
schilderijen. Daarop vind je ook pen-
seelschrift, lijnvoering en nog veel
meer automatisch overgebrachte ge
voelsindrukken. Men zou dit intuïtieve
kijken „pictomanie" moeten noemen,
omdat het hier om picturale uitingen
gaat. Dat Phyllis Jaarsma tot die
mensen behoort, verklaart tevens het
feit, dat ze tot juiste conclusies komt
als ze behalve het beeld te ondergaan
ook op deze manier „contact" krijgt
met de schilder en diens opvatting
over de geportretteerde.
Phyllis ziet het portret, zoals de
schilder het onderging, via het
„schrift" van de schilder, behalve dat
ze „gewoon kijkt" net als iedereen
kan zien of een gezicht trots, dan wel
lief, dan wel heerszuchtig of wat an
ders is.
Er is nog een reden om aan haar
chirologie te twijfelen. Ze past die na-
nelijk zeer gebrekkig toe. Ze plaatst
bij haar beoordeling namelijk korte
handen naast lange handen, vierkante,
spatelvormige in hetzelfde verband
met zoiets onomschrijfbaars als „psy
chische" en „elementaire" handen.
Die zaken zijn volkomen onvergelijk
baar binnen één methode. Het is zo
iets als een appel en een peer zijn
twee vruchten en een pook is ook van
ijzer. De échte chiroloog heeft genoeg
aan handen alleen en gebruikt slechts
een soortgelijke vocabulaire, wil hij
binnen zijn stiel „wetenschappelijk"
blijven.
MEESTAL BESPREEK je een boek
omdat het nieuw is, een eerste druk.
„Het groot Egyptisch droomboek"
frappeert echter, omdat het de dertig
ste druk is. Het is uitgegegeven door
H. Meulenhoff in Baarn en vermoede
lijk geschreven door het meisje voor
halve dagen van overgrootmoeder
Meulenhoff, omdat ze de andere helft
van die dagen toch tijd genoeg had.
Droomboeken kunnen interessant
zijn. Het befaamde „Droomboek van
Artemidorus" uit de tijd van de gnos
tiek is cultuurhistorisch van grote
waarde. Het bevat beschouwingen en
gevolgtrekkingen op grond van be
schreven dromen. Vaak ook conclu
sies, die vooruitlopen op het moderne
droomonderzoek. Tenslotte is droom-
uitleggerij zo oud de wereld en boven
dien in bijbels verband een zeer ge
respecteerde bijna goddelijke weten
schap.
Hoewel Egypte de bakermat van ve
le mystieke wetenschappen is, draagt
het woord „Egyptische" in de titel van
het boekje dat nu voor mij ligt niets
tot enige wetenschap op dat gebied bij.
Evenmin de vermelding, dat de oude
Egyptische en Arabische handschrif
ten in overeenstemming zijn met de
gegevens uit de nagelaten papieren
van de beroemde waarzegster Mada
me Lenormand. Het enige zekere uit
het boekje is, dat opgemelde me
vrouw Lenormand inderdaad heeft be
staan en een soort oermoeder is van
de hedendaagse praktizerende spiritis
tische media. Alle trucjes om seances
te vervalsen vond ze, meen ik, ook uit.
Kortom, dit droomboek werkt zo: U
droomt van mispelen en dan vindt u
„gelukkige toekomst". Het is dan te
hopen dat u er zich via een ander
woordenboek van hebt vergewist dat
met „mispelen" inderdaad mispels
worden bedoeld en dat u die tegen
woordig nogal onbekende vrucht vaak
genoeg hebt gezien om het beeld
daarvan zo dwingend in uw onderbe
wustzijn te laten zinken, dat enigerlei
prikkeling in uw slaap het beeld van
de mispel in uw droom oproept. Her
kent u de vrucht niet, dan moet u pro
beren zonder die droom toch gelukkig
te worden. Wonder, dat er zoveel on
gelukkige mensen rondlopen. Willen ze
van hun hoop op geluk een gezel
schapsspelletje maken, dan moeten ze
deze dertigste druk kopen. Anders is
het verloren moeite, ondanks de bij
zonder keurige uitvoering.
HEIN STEEHOUWER.
contact te komen. Hij zet in zijn bij
drage uiteen hóe zo'n taalcontact zou
kunnen verlopen.
Andere geleerden houden zich bezig
met de vraag of het verstandig is om
contact te zoeken, tevens met de bio
logische problemen van de ruimtevaart,
interplanetaire radiosignalen, reizen
naar onbekende sterren en dergelijke
vraagstukken.
Zij gaan allen serieus op de pro
blemen in en uit hun antwoorden blijkt
wel, dat de mens geen al te optimis
tische verwachtingen mag koesteren,
zowel wat het reizen in de ruimte
betreft, als het in contact komen met
de eventuele intelligente wezens ergens
in het heelal. De wetenschap en tech
niek zijn nog lang niet ver genoeg. Tot
die tijd zullen we het met intuïtie en
wijsheid, maar ook met bijgeloof moe
ten doen. Wie zich in de discussies wil
storten, kan zich dan het best aan de
hand laten nemen door de voorzichtige
geleerden die dit boekje schreven.
Ze zullen er geen spijt van hebben.
HEIN STEEHOUWER
Nog niet zo lang geleden was d«
evolutietheorie van Darwin een geslo
ten boek in veel christelijke gezinnen,
niet alleen die van Darwin overigens,
ook van anderen, vooral als de stel
ling, dat we van de apen afstammen"
wat al te duidelijk werd gesteld. Nu
zijn die theorieën alle veel genuan
ceerder dan de leek zich meestal voor
stelt, maar het feit, dat Adam en Eva
binnen geen enkele was te plaatsen,
was voor velen voldoende.
De laatste jaren heeft het inzicht
veld gewonnen, dat de bijbel geen na
tuurhistorisch naslagwerk is en de
evolutietheorie geen sacraal geschrift,
maar dat beiden een eigen waarheids
niveau bezitten. Er is in christelijke
lekenkringen echter nog altijd een
achterstand en daar heeft de
christelijk getinte uitgeverij Zomer
Keuning in Wageningen dan wat aan
gedaan. Ze heeft M. E. A. Thijssen-
van den Bosch het Duitse „Die Af-
fenfrage" van Herbert Pothorn doen
vertalen onder de titel „Aap en mens
in de evolutie." Dit goede en duidelij
ke boekje is voor de leek bestemd
uiteraard. Het bevat niet alleen we
tenschappelijke gegevens over de evo
lutie, maar ook historische over Dar
win en diens reizen, zijn invloed op
Karl Markx en het historisch matera-
lisme, algemene achtergronden van
het ontstaan van de ideeën rondom de
evolutie-theorie dus. Iedere mulo-leer
ling kan het begrijpen.
Jammer genoeg is de schrijver niet
toegekomen aan inzichten, die de evo
lutieleer in een ander licht dan het
materialistische plaatsen. Juist in
christelijke kring zou belangstelling
moeten kunnen worden gewekt voor
ideeën omtrent een „geïnspireerde
evolutie," die weliswaar de aapse af
stamming niet ontkent, maar wel de
struggle for life als de grote motor
van het gebeuren. De gedachten van
Teilhard de Chardin bijvoorbeeld, de
entelechie-leer van Hans Driesch, kor
tom theorieën, die uitgaan van een
evolutie van de menselijke gedaante
om der wille van het groeiend bewust
zijn. Het gaat er niet om of zulke theo
rieën al dan niet bewijsbaar zijn, maar
wel, dat die een perspectief bieden
aansluitende bij het christelijk denken
omtrent de goddelijke oorsprong en
een tevoren bepaald doel van de
schepping.
HEIN STEEHOUWER.
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboeken I
boekenboeken nrn
SeenSe"n WIJ ONTVINGEN
boekenboeken
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
DE ERVEN J.J. TIJL ZWOLLE.
Mark Lane: „Waarom wij deserte
ren". (Paperback).
DE BEZIGE BIJ AMSTERDAM.
Harry Mulisch: „Paralipomena Or-
phica". Het boek begint met een ver
zameling van negentien prozastukken:
„Anekdoten rondom de dood", dan
volgt de „Paralipomena Orphica' een
verslag van een tocht naar de onder
wereld, aan de hand van een Amster
dams doodvonnis uit 1834 en tenslotte
een In memoriam Ed. Hoornik: „Blik
op de dichter dood".
Jan Gerhard Toonder: „Hier klopt
iets niet," een bundel verhalen in ro
manvorm uitgegeven in de goedkope
herdruk-serie van de Bezige Bij.
H. MEULENHOFF BAARN.
„Het Groot Egyptisch Droomboek".
Merkwaardig betrouwbare droomuit
legging na onderzoek en vergelijking
van oude Egyptische en Arabische
handschriften, zulks in overeenstem
ming met de gegevens uit de nagelaten
papieren van de beroemde waarzegster
Madame Lenormand", zoals de aandui
ding voorin luidt. De woorden staan
alfabetisch gerangschikt. Oscar Rencka:
„Een blik in uw toekomst", een astro
logische vraagbaak voor het jaar 1971.
LA RIVIERE VOORHOEVE
ZWOLLE.
Piet Maaskant heeft onze Nederland
se schaatskampioene At je Keulen-
Deelstra laten vertellen en haar ver
haal vastgelegd in het boek: „Atje
Keulen-Deelstra vertelt exclusief haar
story".
UITGEVERSGROEP COMBO-
BAARN.
In de serie „OEKUMENE"-Dennis
Potter: „Zoon des Mensen," vertaald
door mr. Evert Straat. Dr Irwin M.
Stillman en Samm S Baker: .Verma
geren in zeven dagen," volgens dok-
tersdieet. Vertaling J. M. de Groot-
Vreugdenhill.