Witzen bij
kaarslicht In de Koopermoolen
HANS TIEMEYER VOORTDUREND OVERHOOP MET VADER HANEKAM
ZATERDAG 19 DECEMBER 1970
Erbij
16
Onrustig
Victoriaans
Doodzenuwachtig
Smulpauze
Gefatsoeneerd
Accent
Anarchisme
Gillen
it; ifjinitii
(Van een onzer verslaggevers)
ONDER HET MOTTO:
humor maakt dorstig en
hongerig, vlinderen in
jumpsuits gestoken meisjes
langs de dichtopeen gescho
ven tafeltjes in cabaret De
Koopermoolen. Het publiek
verkeert in opperst beste
stemming en zit na te gnui
ven over de laatste Witz die
Henk Elsink in de candle-
lightsfeer van zijn cabaret
heeft laten vallen. De caba
retier/entertainer leeft voor
de Nederlandse amuse
mentswereld wat wegge
doken in de Amsterdamse
Warmoesstraat, waar hij het
negen maanden van het jaar
stelt met de gulle lach van
dagjesmensen uit de stad en
streek.
Af en toe mag Elsink wat
voller in de schijnwerper staan,
wanneer bijvoorbeeld „Harm
met de harp" een hitgevoelige
vondst blijkt te zijn. Recenter is
hem dat overkomen met zijn
„Voetbalsupporter". Contact met
het grote publiek had hij gedu
rende zeven jaar in zijn radio
programma „Vrij entree", een
periode waarin hij honderd uit
zendingen voltooide.
VAN DIE HONDERD uitzen
dingen komt binnenkort een
dubbel LP op de markt en de LP
„Een avond te gast bij Henk
Elsink" is onlangs ten doop ge
houden. Elsink, eerst stug, later
wat vriendelijker pratend, is
geen man van het grote zalen-
werk of televisie-shows waarin
hij het Nederlandse volk de ene
dijenkletser na de andere ver
koopt. Elsink leeft in zijn eigen
wereldje. „Ik werk negen maan
den van het jaar. Ik heb mede
daarom al weinig contact met
collega-artiesten. Ik houd bo
vendien niet van kroegen en hoe
gek het ook moge klinken, ik
drink niet".
IN HET BENAUWDE kan
toortje boven zijn cabaret draait
hij een glas cola wat onrustig in
zijn handen. Af en toe wordt er
bescheiden aan de deur getikt,
waarna afwisselend een vrouw
of een man verschrikt binnen-
kijkt en zegt: „Mag ik effe bel
len". Henk Elsink: „We hebben
vanavond een hele ploeg mensen
uit Eindhoven. Ik weet niet wat
dat is, maar ik kan bijna niet
werken voor die mensen. Trou
wens ik sta wat dat betreft niet
alleen. Er zijn nogal wat colle
ga's die er ook moeite mee heb
ben".
Elsink is een slowstarter in
het gesprek. Hij doet eerst om
standig uit de doeken, dat hij
helemaal niet van publiciteit
houdt en zegt vervolgens, dat
hij een „zwarte lijst van journa
listen" heeft aangelegd. Hij is
behalve artiest ook vakman,
vandaar waarschijnlijk die voor
zichtigheid. Hij is gekleed in een
paars truitje en een crème-kleu
rig pak. Het gaat hem goed, zegt
men.
HENK ELSINK: „Het gaat
goed ja. Ik ben succesvol in mijn
vak en dan gaat het je materieel
ook goed. Ik heb een Victoriaans
huisje in Baarn, geen kast hoor,
maar een gezellig huisje, ik ben
geen bezetene van geld, maar als
je het hebt, geniet je ervan,
vooral als je er hard voor ge
werkt hebt, zoals ik. Twee jaar
geleden zat ik na een enorm de
bacle met De Koopermoolen vol
ledig aan de grond. Ik zat zover
in de schulden dat ieder ander
mens waarschijnlijk allang was
uitgeweken naar Zuid-Amerika.
Ik ben keihard gaan werken,
verschrikkelijk hard en je ziet
het iesultaat. Het cabaret loopt
fijn. Ik heb mijn eigen stekkie
opgebouwd".
Elsink is een laatbloeier. Zelf
rekent hij het begin van zijn
grote succes vanaf zijn 32e, ter
wijl hij op achttienjarige leef
tijd al in het vak kwam. Hij is
nu 35 jaar. Het stekkie van El
sink in de Warmoestraat is niet
zijn einddoel, maar wel een be
langrijke periode in zijn car
rière. „Je moet in Nederland
voor jezelf mogelijkheden schep
pen om op het toneel te komen.
Er zijn voor een uitvoerend ar
tiest erg weinig kansen. Hier
heb ik veel geleerd. Iedere
avond op het toneel. Voor hon
derd man publiek, dag-in, dag-
uit. In vijf jaar tijd heb ik hier
net zoveel mensen gehad als
Sonneveld, Kan of Hermans in
hun grote zalen".
DE HESE STEM van Elsink
heeft nooit mee mogen zingen
in het koor van de „Grote Drie",
hij valt er een beetje buiten.
Ook buiten de sfeer van de om
hoog geschoten Herman van
Veen. „Ik ben geen cabaretier,
maar entertainer. Dat vak is in
ons landje nooit zó gewaardeerd.
Dat wordt de laatste tijd wel
wat beter. Er zijn steeds meer
mensen die zich er voor inte
resseren. De grote middenmoot
krijg ik hier in De Koopermoo
len. Dat is een positief punt van
de televisie. De mensen zien wat
er op dit gebied allemaal te doen
is in het buitenland. Niet dat
wij artiesten ons daarmee kun
nen meten hoor. Op het gebied
van de showbiz zijn we een
beetje kneuterig. Wij stellen veel
minder voor dan veel dames en
heren artiesten denken. Als we
in Amerika hadden geleefd dan
was dat misschien anders ge
gaan, maar nu is er internatio
naal voor ons weinig eer te be
halen. Wat wil je ook. Als wij
maanden achtereen in Amster
dam redelijk succes hebben
moeten we toch na verloop van
tijd weer naar Stadskanaal. Zo'n
talent als Herman van Veen zou
eigenlijk hier zijn boeltje moe
ten verkopen en zomaar naar
Amerika gaan. Als ober of weet
ik wat voor baantje. En dan nog
eens beginnen met de ervarin
gen die hij dan heeft opgedaan.
Ik ben er zelf te oud voor ge
worden, maar het zou voor ons
allemaal wel eens goed zijn. We
moeten ook wel, want over tien
jaar hebben we zeven netten op
de televisie, dan kunnen we al
les in onze luie stoel zien wat de
wereld aan geweldige show- en
cabaretwerk te leveren heeft".
EEN TELEVISIE-carrière am
bieert hij niet. „Ten eerste om
dat ik doodzenuwachtig word
van televisiewerk en ten tweede
wordt in Nederland iemand wel
bekend door televisie maar nooit
beroemd". Elsink is een privé-
denkertje. Wijsheden zoals bo
venstaande krijgt men zelden
van hem los. „Men verwacht
HENK ELSINK
veroverde zijn
eigen „stekkie"
van een artiest vaak waarheden
over het leven, de maatschappij
en zo, maar in het leventje-El-
sink past zoiets niet. Ik zing wel
eens een geëngageerd liedje en
ik vind zelf dat echt cabaret een
boodschap moet hebben, maar
van Elsink verwacht men dat
niet. Elsink is entertainer. De
komiek, begrijp je wel en de ko
miek is van het volk. Ik ben de
man van de komische schetsjes
voor één heer. Privé ben Ik wel
hevig geïnteresseerd in wat er
in deze wereld gebeurt. De voet
balsupporter heeft dan ook wel
iets diepers. Ik vind dat er in
de afgelopen maanden een soort
voetbalwaanzin woedde. Ik ben
met Ajax een keer meegeweest
naar Madrid. Het is eigenlijk
wel een beetje te gek".
Maar evenals „Harm met de
Harp" is de „Voetbalsupporter"
een nummer dat de entertainer
Elsink nodig heeft als uitsmijter
voor zijn show. Een nummer
waarover men ook buiten De
Koopermoolen praat en dat des
noods via Willem Duys' Vuist in
breder verband de naam El
sink onder de aandacht brengt.
„Als zo'n nummer het eenmaal
doet dan wil ik ook het onder
ste uit de kan. Tenslotte ben je
ook een beetje zakenman".
DE ANDERHALF UUR
„Smulpauze" is om. Elsink be
treedt het zaaltje weer en deelt
handtekeningen uit. Men maakt
zich op voor nog eens drie kwar
tier lachen. De gezichten staan
op zonnig en Henk Elsink geeft
wat men nodig heeft voor een
aangename spijsvertering. Via
de sketch voor één heer, hande
lend over een liederlijk zat wor
dende beambte van de afdeling
Gevonden Voorwerpen van de
NS komt men toe aan het on
vermijdelijke dessert de „Voet
balsupporter". Met de medede
ling „U was een fijn publiek",
verdwijnt de komiek achter de
coulissen.
Mieke Verstraete en Hans Tiemeyer in „Tot de dood ons scheidt".
(Van een onzer verslaggevers)
„IK KAN ZO LEKKER contra zijn.
Zo lekker tegen mezelf in. Als ik die
rol van Hanekam speel> dan schieten
me allerlei mensen in het hoofd die
het zouden kunnen zijn. Je komt ze
tegen hoor, in het dagelijks leven, die
Hanekammen. Ik erger mij er dood
aan. Die hypocrisie, de domheid, het
zo zeker weten van de dingen, dat
zijn de Hanekammen. Nixon en Beer-
nink voor mijn part. Iemand die zo'n
politieke functie ambieert, moet zich
toch wel een god voelen, anders ga
je daar toch niet staan met dat aureool
om je hoofd"-
Vader Hans Tiemeyer heeft al twee
TV-seizoenen lang een uitlaatklep ge
vonden in de persoon van vader tegen-
de-draad-in Hanekam. Een klep waar
door hij alles gooit dat hem dwars zit,
zowel in het wereldgebeuren als in het
theaterleven. Het kwartet Hans Tie
meyer, Mieke Verstraete, Trudy Labij
en Wim Zomer levert periodiek en
zonder stormen te ontmoeten de af
leveringen van John Speights serie „Tot
de dood ons scheidt" af. Jaap van der
Merwe maakt de Nederlandse bewer
kingen van deze serie, waar men in
Engeland een aantal jaren geleden nog
recht voor overeind kwam. De Britten
raakten zelfs in een soort „Zo is het"-
noodtoestand.
TIEMEYER: „Speight doorbrak in
Engeland met zijn serie de Oxfordsfeer
op TV. In plaats van het Oxford-
Engels kregen de Engelsen vloeken en
scheten te slikken. Een beetje over
trokken gebracht. Wat dat betreft is de
serie heel wat gefatsoeneerd. In Neder
land zijn we al wat verder. Het publiek
is meer gewend. Dat overtrokkene was
niet nodig, dat heeft Jaap van der
Merwe erg goed gezien".
Na iedere uitzending komt de post
met een stapeltje brieven bij huize
Tiemeyer in Oosterbeek. Negatieve en
positieve reacties. Meer dan het vorig
seizoen. Tiemeyer thuis is allerminst
de recalcitrante betweter uit de serie.
Hij is een vader waarbij je al borrelend
alle wereldproblemen op één middag
gemakkelijk even de revue kan laten
passeren. Absolute waarheden vertelt
hij zijnerzijds dan niet. Hij is innemend
en gematigd rebels. Vrienden begrijpen
vaak niet hoe hij de burgermansonzin
van vader Hanekam over zijn lippen
kan krijgen. Anderen trekken vergelij
kingen met zijn rol van dominee, die
hij bij de NCRV speelde toen hij daar
stukken uit de bijbel voorlas.
Zijn vrouw: „Dat was op den duur
niet leuk meer. De mensen hier in de
buurt dachten werkelijk dat hij dominee
was. Ik voelde me helemaal dominese
en zei tegen mijn zoon: kijk uit wat je
zegt en gedraag je". Dominee vloekt nu
met enige regelmaat, zij het in gekuiste
vorm, op alles waarmee Wim Zomer
en Trudy Labij hem „voeren".
HANS TIEMEYER en Hanekam zijn
twee volkomen tegenpolen. „Ik ontmoet
wel eens zo n Hanekam, trouwens als
je voor de TV gaat zitten, zie je ze
ook hoor, dan denk ik: hè, even mee
spelen. Laatst stond ik hier op het sta
tion, toen de marechaussee een paar
langharige jongens wegvoerden die ze
hier kennelijk bij de grens hadden op
gepikt. Een meneer naast me zei: ze
moeten ze naar een werkkamp sturen,
dat tuig. Ik zei: ja meneer, u heeft
gelijk. Maar herinnert u zich nog die
jonge langharige Jood die niet werkte?
Die eindigde ook aan het kruis. De
Joden spuwden naar hem en zo doet u
nou ook".
„Fijn om even te zeggen, begrijp je.
„Tot de dood ons scheidt" is eigenlijk
een wrange grap, een serie steken onder
water. Mensen die zichzelf terugvinden
in een bepaald onderwerp, worden
boos, anderen lachen erom. Dat moet
ook, want het accent ligt op de gag.
niet op de kritiek. Het heeft ook niets
met cabaret te maken. Het zijn ook
geen echte rollen. Het is bijna een
nieuwe vorm van toneel. Een psycho
logisch portret".
Van Hanekam naar toneel is maar
een kleine stap voor Hans Tiemeyer.
Hij zit er vol van. Vol van dingen die
moeten veranderen. Vol van kritiek op
kritieken op de professionele kranten
basis. „Maar we praten niet over toneel.
Het boeit me wat er aan de hand is,
maar je kunt niet volop meedoen om
dat je geëngageerd bent. Je hebt een
naam en daarom kan je er net niet
helemaal bij horen. Eigenlijk zou ie
een paar jaartjes naar het buitenland
moeten kunnen verdwijnen en dan te
rugkomen en opnieuw beginnen".
BIJ HET ONDERWERP politiek zegt
Tiemeyer: „De partijpolitiek gaat ver
dwijnen. Er komen nieuwe vormen,
tegen het anarchisme aan. Geen dicta
tuur. Maar we zijn op weg in een
rijpingsproces. We komen in een situatie
waarin belangengroepen ontstaan, die
afzonderlijk hun inbreng zullen leve
ren". Hij zwijgt en oordeelt: „Dit wordt
te filosofisch".
Terug naar Hanekam Sr.: „Jaap van
der Merwe zou in staat zijn om zelf een
dergelijke serie helemaal op Neder
landse situaties te schrijven. Er wordt
geloof ik wel aan gedacht. Het zou ge
weldig leuk zijn. Er kan veel op de TV
tegenwoordig. Niemand praat toch meer
over Phil Bloom. We hebben het moeten
leren, maar het kan nu. Niet dat men
zo tolerant is, maar omdat men het
noodgedwongen heeft moeten aan
vaarden".
WIM ZOMER EN Trudy Labij zijn
leerlingen van hem geweest van de
toneelschool. „We zijn het gewoon met
z'n vieren. Als je ons in de studio bezig
ziet, dan lig je blauw. Iedereen in de
studio staat te gillen van de lach. Re
gisseur Frits Butzelaar weet ons ook zo
heerlijk vrij te laten. Het is fijn om te
doen. Mijn rol is judo met jezelf. Als
je dan zo'n Hanekam in je hoofd krijgt,
dan kan je je er lekker kwaad op
maken'
Bestaat er een Hanekam-situatie tus
sen vader en zoon Tiemeyer? Zijn
vrouw: „Nee hoor. Van de week zei hij
nog: wat fijn eigenlijk. Pa is meer een
vriend dan een vader voor mij. Niet
dat ze het nou altijd met elkaar eens
zijn" Vader zelf: „Logisch, ik ook niet
met hem. Hij is veel te luid, vind ik".