THEA TERSCHANDA IN VROEGER TIJDEN i m door Simoti Koster Hotseer boot Rel bij Hamlet Molière in nood Publiek op toneel Geliefde zangeres DONDERDAG 24 DECEMBER 1970 DE TOMATEN en de rookbommen die in het vorige seizoen op twee avonden het publiek van de Amsterdamse Stadsschouwburg de schrik op het lijf joegen, hebben in het Nederlandse toneel leven een ongehoorde deining veroorzaakt. Een tijdlang heerste er een ware paniekstemming; sommige lieden voorspelden met sombere gezichten dat de laatste dagen van de dramatische kunst in Nederland waren aangebroken. Immers, wie had gedacht dat de fill Gewelf en fupïè".\ f naar de gevangenis gebracht waar ze 24 dagen bleven opge sloten NIET ALS EXCUUS voor de to maten en de rookbommen, maar om een vergissing uit de wereld te helpen, moet dat laatste met klem worden tegengesproken. De Amsterdamse ordeverstoringen wa ren niet zulke opzienbarende nieu wigheden als een deel van het hui dige schouwburgpubliek heeft ge dacht, al is het dan waar dat wei nig toneelliefhebbers van nu iets dergelijks ooit hebben meegemaakt. Maar in het verleden is de orde in schouwburgen overal ter wereld tal loze malen verstoord, eigenlijk al zo lang als er schouwburgen hebben bestaan. Meestal waren het onte vreden toeschouwers die zo'n rel veroorzaakten, maar soms ook wa ren toneelspelers de aanstichters en een heel enkele keer was het zelfs de overheid zelf die de orde ver stoorde. DAT LAATSTE uitzonderlijke ge val heeft zich bijvoorbeeld ruim driehonderd jaar geleden voorge daan in een verplaatsbaar theater, een schouwburgtent die aan de rand van de Haarlemmer Hout, even bui ten de wallen van Haarlem maar op Heemsteeds gebied, was opge slagen. Op 28 juni 1655, bij het be gin van de Haarlemse kermis, zou den reizende toneelspelers daarin een reeks voorstellingen openen met „het wijd-beroemde konincklijcke treurspel van de Krooningh van Da rius", voorzien van „heerelij cke ver tooningen". Nu, een vertoning werd het wel, maar niet volgens de ideeën van de regisseur. Want midden on der de voorstelling kwam de ad junct-baljuw van Kennemerland met veel misbaar binnenlopen, roepend dat hij de acteurs verbood verder te spelen en dat de toeschouwers moes ten maken dat ze wegkwamen. Maar één van die toeschouwers was de schout van Heemstede en deze riep dat de tonelisten moesten door spelen en dat het publiek rustig kon blijven zitten. De adjunct-baljuw verdween, maar onder het volgende bedrijf van het treurspel kwam hij terug, bijgestaan door een zestal man schappen. „Met seer groot geweld en furie" hep hij het toneel op, ge lastte de gevangenneming van alle spelers en beval de toeschouwers op staande voet te vertrekken als ze niet door zijn mannen hardhandig wilden werden verwijderd. De schout ging daar opnieuw tegen in, maar toen verscheen de baljuw in hoogsteigen persoon ten tonele, waardoor de gearresteerde acteurs de schrik om het hart sloeg. Ten aanschouwe van het nog niet ge vluchte deel van het pubhek deden zij een voetval voor de baljuw om zijn clementie in te roepen. De rel eindigde met een akkoord tussen de baljuw en de schout, waarbij de laatste borg stond voor de arrestan ten, zodat ze tenminste de volgende dagen ongestoord konden spelen. Maar dit eerste Hollandse schouw burgschandaal heeft nog wel een lange staart gehad, want het Hof van Holland heeft zich vijf jaar lang met het conflict tussen de Heer van orde in een theater nog wel in zo'n respectabel theater als de Stadsschouwburg van Amster dam op een dergelijke ruwe manier kon worden verstoord? Wie had dat ooit beleefd? Zoiets konden alleen de huidige opstan dige jongeren bedenken! TUMULT IN DE SCHOUWBURG Heemstede en de baljuw van Ken nemerland moeten bezighouden. De hele oorzaak van de ruzie was dat beide partijen het recht opeisten tot het geven van vergunningen voor toneelvoorstellingen waarbij het vooral ging om de centjes die de doodarme tonelisten voor die ver gunningen moesten betalen.*) TIEN JAAR na die Heemsteedse theaterrel ging het in een Londense schouwburg nog heel wat wilder toe, toen Thomas Betterton, de grootste Engelse acteur van die tijd, er voor het eerst „Hamlet" zou spelen. Voor die première was zoveel belangstel ling dat veel meer mensen het the ater in Lincoln's Inn Fields waren binnengedrongen dan het gebouw kon bevatten. Toen de voorstelling begon, braken er dan ook hevige ge vechten uit tussen de staande toe schouwers in „the pit" (de begane grond van het theater, tevens de goedkoopste rang) die elkaar het lemaal vergaten dat hun geliefde Betterton intussen de mooiste scè nes van „Hamlet" speelde. IN DE PARIJSE schouwburgen ging het in die tijd al even ruw toe, zoals Molière op 13 september van datzelfde jaar 1665 ondervond. Zijn troep bespeelde toen het Théatre du Palais Royal, waar de lijfgarde van de koning op grond van een oud privilege vrij entree had. Die lijf garde was nogal omvangrijk en het theater betrekkelijk klein, zodat er voor betalende bezoekers soms niet genoeg plaats meer was. Op ver zoek van Molière wiens „Don Juan" toen op het repertoire stond en veel publiek trok, schafte Lodewijk XIV het privilege daarom af, maar de gardisten namen dat niet. Op die septemberavond bestormden ze de schouwburg, stelden met hun de gens de portier buiten gevecht en drongen onder de voorstelling de zaal binnen, waar sommigen van hen het publiek probeerden te ver jagen terwijl anderen op het toneel hijzelf werd bij zijn armen en benen gepakt, naar buiten gedragen en in een ton gestopt gezicht op het toneel benamen. In een poging om de orde te herstellen wilde een gerechtsdienaar een van de vechtersbazen arresteren, maar hij kreeg geen kans om zijn arres tant w.eg te voeren. Integendeel, hij zelf werd door de verhitte omstan ders bij zijn armen en benen ge pakt, naar buiten gedragen en in een ton gestopt. De ton, met de arme schoutsdie naar er in, werd daarop enige ma len rond het plein voor de schouw burg gerold en tegen een rijdende koets geslingerd, een vermaak waarbij de „toneelliefhebbers" he klommen. Daar ontstond een vecht partij met de acteurs, van wie er enigen zwaar mishandeld werden voor ze zich in de kleedkamers kon den verschansen. Maar Molière zelf liet zich niet wegjagen. Ondanks zijn longkwaal (de oorzaak van zijn vroege dood) wist hij het lawaai te overstemmen en stilte af te dwin gen; toen deed hij met zijn buiten gewoon redenaarstalent een zo in drukwekkend beroep op het eerge voel van de gardisten dat zij ten slotte beschaamd afdropen. Maar het heeft daarna nog negen jaar ge duurd eer Molière's acteurs finan ciële genoegdoening kregen voor de mishandelingen en beledigingen die ze hadden ondergaan. EEN ANDER Parijs theaterschan daal, precies honderd jaar later, liep voor de acteurs nog veel ongun stiger af. In het Théatre Frangais zou de tragedie „Le siège de Ca lais" van Pierre de Belloy, het gro te succes van 1765, worden opge voerd met het beroemde duo Claire Clairon en Henri Lekain in de hoofd rollen. Maar zij en verscheidene van hun collega's weigerden nog langer samen te werken met een zekere Du bois, een acteur die door „verre gaand onzedelijk gedrag" hun af keer had gewekt en die in dat stuk ook een rol vervulde. Toen de voor stelling zou beginnen, werd dus aan gekondigd dat er een ander stuk zou worden gespeeld (zonder Lekain, Clairon en hun medestanders) maar het publiek antwoordde daarop met algemeen gefluit en met geroep van „Calais! Calais!". De regisseur probeerde uit te leg gen dat het stuk van De Belloy niet kon worden gespeeld omdat de ver tolkers van de hoofdrollen niet aan wezig waren; de reactie van de zaal was een luid geschreeuw van „Ca lais! Naar de gevangenis met dat tuig. Clairon in 't cachot!". Er ont stond zo'n geweldig kabaal dat men het doek moest laten vallen en de entree-gelden terugbetalen. Maar het verontwaardigde publiek kreeg wer kelijk zijn zin: de acteurs en actri ces die niet hadden willen optreden werden de volgende dag opgepakt en naar de gevangenis Fort-l'Evê- que gebracht, waar ze vierentwintig dagen bleven opgesloten. Maar al leen overdag en 's nachts; 's avonds bracht een militaire escorte ze naar de schouwburg om te spelen en na de voorstellingen gingen ze onder het zelfde geleide naar de gevangenis terug. Voor mademoiselle Clairon was dit een zo bittere ervaring dat zij meteen genoeg had van het to neelspelen. Zij nam ontslag van het Théatre Frangais en is nooit meer in het openbaar opgetreden. HEEL WAT schouwburgrellen, vooral in Parijs en Londen, zijn ont staan door het belachelijke gebruik om voor voorname lieden zitplaatsen op het toneel, rechts en links van de spelers, beschikbaar te stellen De hoge prijs, die men voor die plaatsen betaalde, verleidde theater directies tot ver in de 18e eeuw er telkens weer toe, ze te verkopen, ook nadat het wettelijk verboden was. Het was meestal een gezelschap van rijke of adellijke snobs, die op het toneel wilden zitten, niet om de acteurs beter te kunnen zien maar om zelf door het overige publiek be ter te worden gezien. De spelers moesten zich vaak op het toneel een weg banen tussen brutale lieden die praatten en rondliepen, groeten uitwisselden met kennissen in de zaal, bij de ernstigste scènes hard lachten om vooral toch maar op te vallen, en de acteurs, maar vooral de actrices, soms wanhopig maak ten door hen zelfs onder het spel aan te spreken. Bij een opvoering van Favarts „Acajou" door de Comédie Fran- gaise was er eens zo'n gedrang van „toeschouwers" op het toneel, dat de meeste spelers niet vanuit de zaal te zien waren; en bij een opvoering van Racine's „Athalie" in 1739 maak ten de heren bezoekers op het to neel zo'n lawaai dat de voorstelling moest worden afgebroken. IN ENGELAND werd het misbruik in 1704 bij koninkrijk decreet verbo den, maar veel hielp dat niet, want nog in 1721 veroorzaakten toeschou wers op het toneel in het Lincoln's Inn Fields theater een van de berucht ste Londense schouwburgschandalen. BIJ EEN OPVOERING van „Mac beth" zag een adellijke jongeman, die rechts van de spelers zat, aan de linkerkant van het toneel een vriend zitten. Hij zag er geen been in, tijdens de voorstelling voor-langs de acteurs het toneel over te steken om daar een praatje met die vriend be maken. De acteur John Rich, tevens directeur van de schouwburg, gaf de edelman te kennen dat dat niet te pas kwam, waarop hij als antwoord een klap in zijn gezicht kreeg. Rich sloieg terug, en wat toen volgde was een toneelscène zoals Shakespeare zich die bij het schrijven van „Mac beth" bepaald niet had voorgesteld. De adellijke jongelui grepen hun de gens om Rich te lijf te gaan en dat die het er levend afbracht had hij te danken aan James Quin, de spe ler van de titelrol. Quin, een boom van een kerel, trok het zwaard dat Macbeth gelukkig altijd bij zich heeft, en stortte zich daarmee op de aanvallers. In hun schrik realiseerden die twee zich niet dat het maar een toneelzwaard was en gingen er ijlings vandoor. Maar even later kwamen ze terug, versterkt door een troep leeglopers die ze voor wat kleingeld op straat hadden gerecruteerd. Deze verniel den wat binnen hun bereik kwani, rijke of adelijke snobs die op het toneel wilden zitten sloegen spiegels stuk, trokken de be kleding van stoelen aan flarden en begonnen met de fakkels, die het kas teel van Macbeth verlichtten, het decor in brand te steken. Een militai re patrouille, gewaarschuwd ioor ge vluchte toeschouwers, kwam nog juist op tijd om te voorkomen dat het vuur verder om zich heen greep Van die dag af werden de twee Lon dense schouwburgen, in Lincoln's Inn Fields en Drury Lane, tijdens elke voorstelling door soldaten bewaakt. OOK NEDERLAND heeft lang vóór de tomaten en de rookbommen heel wat theaterschandalen ge- kend. Het beruchtste daarvan was de rel die op 31 maart 1761 in de Amsterdamse schouwburg plaats had. Daar speelde toen een Italiaans opera-gezelschap onder directie van een zekere De Amicis; de hoofd-at- tractie was een heel mooie zangeres signorina Davia, die onder de Am sterdamse „jeunesse dorée" bewon deraars en aanbidders bij de vleet had. Op zekere dag kreeg La Davia zo'n hooglopende ruzie met haar di recteur dat zij niet meer wilde of mocht optreden, en zij haastte zich haar vele vrienden van haar gelijk in de kwestie te overtuigen. Deze vormden ogenblikkelijk een „actie groep" die op de bewuste avond de duurste rang voor een groet deel vulde. Toen het doek opging en in de vrouwelijke hoofdrol niet La Davia maar een dochter van De Amicis verscheen, klonk er dadelijk geroep. „Ba, ba, ba, ga maar weg! Laat Davia komen! Basta!", begeleid door getrappel, gesis, gestampvoet en gefluit. Twee gerechtsdienaars kwa men aanlopen om de rust te herstel len, maar ze konden niet op tegen de herriemakers, die onder aanvoe ring van een kapitein-ter-zee en twee schepenen te keer gingen als dollen en daarmee ook de rest van het publiek in beweging brachten. Toen er zelfs degens werden getrokken namen verscheidene dames in paniek de vlucht. Van de tienstuiversplaatsen boven werd geroepen: „Houdt uw fatsoen, heren! Foei! Schaamt ge u niet?" Maar niemand nam daar notitie van Men bleef schreeuwen om Davia en er werd nu ook geroepen om een ander stuk, „La Nitteti", waarin de geliefde zangeres een glansrol ver vulde. De directeur verscheen op het toneel om te zeggen dat hij aan die wensen niet zou voldoen, waarop de storm opnieuw losbrak. Onder voort durend gejoel werden toen de kaar sen van het voetlicht gedoofd en zak te het doek. Uit het relaas van de acteur Mar ten Corver die dit schandaal in zijn „Toneelaantekeningen" heeft ver meld, blijkt dat die avond tevens het einde van De Amicis' succes in Amsterdam betekende. Van de ene dag op de andere was de lof, waar mee men de Italiaan had overladen veranderd in beschimping. Hij was nu opeens „een kwakzalvers-comiecq en gansch geen acteur, maar een grimassenmaker en een armhartig directeur, die zich gansch geen di rectie verstondt en nietswaerdig was." Er bleef De Amicis dan ook niets anders over dan met zijn troep Amsterdam zo gauw mogelijk te verlaten. CORVER ZELF heeft het overi gens moeten beleven dat zijn eigen speelstijl hoewel indirect latei aanleiding heeft gegeven tot een an der tumult in de Amsterdamse Zie verder pagina 25 H

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1970 | | pagina 23