WACKENRODER EN TIECK
ia
Mysticisme in de werken
van Blake en Wordsworth
BESCHOUWELIJKE
LITTERATUUR
Jeugdvrienden
Gelijke interesse
Tragiek
Nalatenschap
Morele kracht
Visionair
Gedurfde symboliek
Innerlijk licht
DONDERDAG 24 DECEMBER 1970
Erbij
27
WILHELM HEINRICH WACKENRODER EN LUDWIG TIECK wor
den algemeen als de grondleggers beschouwd van de Duitse Roman
tiek. In aanleg waren beiden romantici, Wackenroder echter meer
nog dan Tieck, doch de twee vormen zulk een hechte twee-eenheid, dat
men nauwelijks de één noemen kan zonder de ander. Vooral Wackenroder
behoort met zijn grote tijdgenoot Novalis, tot de romantici die de in een
tijd van rationalisme onttroonde fantasie in ere herstelden en tot grond
slag van hun wereldbeschouwing maakten. In een tijd, waarin men in de
ban leefde van het geweldige gebeuren der Franse Revolutie en van de
denkbeelden der „Verlichting", was Wackenroder één dergenen die de
cultuur der Middeleeuwen en der Renaissance herontdekten. Tevens ont
dekten de romantici de mens, zijn ziel, zijn dromen, zijn onderbewuste.
Zij verkenden de „nachtzijde" der menselijke ziel en van de natuur en
kwamen een eeuw voor Freud tot ontdekkingen welke geheel on
bekende gebieden ontsloten. Overal verlegden zij de grenzen en brachten
met hun verering voor het individu en verheerlijking van het afzijdig
van de burgerlijke normen staande mensengenie ook een element van on
berekenbaarheid en onrust. De romantische kunstenaar herschiep de tast
bare wereld tot een rijk van dromen, illusies en fantasieën.
De laatste jaren neemt de
belangstelling voor beschou
welijke, mystieke en esoteri
sche litteratuur sterk toe. De
groeiende belangstelling voor
andere bewustzijnsbelevin-
gen dan de alledaagse die
vaak bij de jongeren een uit
laatklep zoekt in het gebruik
van drugs is daar niet
vreemd aan. Bij de oudere
generatie is het de herinne
ring aan de eerste helft van
deze eeuw, waarin nog plaats
was voor dit type litteratuur.
Zij, maar ook vele jongeren,
hebben weer belangstelling
voor Herman Hesse, Gustav
Mevrink en anderen.
Kerstmis leidt tot bezin
ning. Daarom dachten we er
goed aan te doen een pagina
te doen schrijven door een
Haarlemse kenner van be
schouwelijke litteratuur SIM
TEUNISSE, die zowel uit de
Duitse als Engelse letteren
op dit gebied putte.
-
"5|'
OM VERSCHILLENDE REDENEN spreken de werken van de in 1770
geboren William Wordsworth en van de 13 jaar oudere William
Blake onze generatie bijzonder aan. De reden van hun „herontdek
king" is misschien dat zij de enige Engelse dichters zijn die voldoen aan
de strikte definitie van een mysticus. Was Wordsworth, één der voor
naamste dichters van de „Lake"-school, een natuurmysticus, Blake was
religieus mysticus en voor alle duidelijkheid moge hier de mystiek wor
den gedefinieerd als een neiging tot en een bezinning op het allerinner-
lijkste; een teruggrijpen naar de bronnen van het godsdienstig leven,
waaruit elke vernieuwing komen moet. De mysticus heeft intuïtief weet
van de bovenzinnelijke dingen die voor de gewone sterveling verborgen
blijven. De door Blake zelf gegraveerde en geïllustreerde werken zijn
museumstukken en zelfs facsimile-reprodukties zijn slechts tegen hoge
prijzen te bemachtigen. Daarom is het verschijnen van zijn „Songs of Inno
cence and of Experience" in zes- en achtkleurendruk in paperbackvorm
een bijzondere gebeurtenis!
v,v.
#üi«P
>WAftAWW\AAA/VW\Aft/VVVVVAWWWVW\/\/WVWVWVWVVWWVV,AiV.'cW7VV»<.-'' -"^VVWWWWWWWVWVWWVWWWAM/VWSAWNAA/WWWVVWVWWVWWWWWWV/'
Grondleggers der Duitse romantiek
WACKENRODER heeft slechts onder
verhullingen gesproken en zijn bete
kenis voor de geschiedenis der Ro
mantiek wordt gekenmerkt door de
nauwe betrekkingen waarin hij heeft
gestaan tot zijn vriend en studiegenoot,
Ludwig Tieck. Deze was het die in de
herfst van 1796 Wackenroder's „Ont
boezemingen van een Kunstminnende
Kloosterbroeder" uitgaf, anoniem, zo
dat de naam van de 23-jarige schrij
ver zelfs op het titelblad onvermeld
bleef.
Uit deze levensgeschiedenissen van
vroegere kunstenaars en van de mu
sicus Joseph Berlinger Wackenro
der's eigen levensgeschiedenis
klinkt een onzegbaar zuivere, eenvou
dige, doch innige en vaste stem. Toch
is het deze eenvoudige dichterstem
geweest die de sneeuwbal van de
machtige beweging der Duitse Roman
tiek aan het rollen heeft gebracht.
Wackenroder en Tieck werden in ne„
zelfde jaar 1773 geboren en bezochten
samen het Friedrich Werder-gymna-
sium te Berlijn. Tieck stamde uit een
eenvoudig gezin, Wackenroder's va
der was een tijdlang burgemeester van
Berlijn en minister van Justitie.
Terwijl de vroegrijpe, neuswijze
Tieck in 1792 naar de universiteit
ging, hield de strenge vader Wacken
roder nog thuis om hem daar voor de
universiteit te laten opleiden. De jonge
Wilhelm was lichamelijk zwak hij
stierf in zijn 25e jaar. Hij was een
uiterst gevoelige, zich gevende natuur,
die zich sterk tot de muziek getrok
ken voelde. De vader dwong de zacht
aardige zoon echter tot de rechten
studie. Te midden van een Berlijn
dat geheel in de ban der Verlichting
verkeerde, werd zijn hang tot de mu
ziek tot dwepen.
Een jaar duurde de voor beide
vrienden zo smartelijke toestand van
hun gescheiden zijn. Doch juist aan
deze scheiding dankt het nageslacht
een dieper inzicht in de gemoedsge
steldheid van de twee vrienden, door
de briefwisseling waarin de rijpere
Tieck waakt over de ontluikende let
terkundige talenten van zijn vriend,
die op zijn beurt Tieck troost in zijn
buien van zwaarmoedigheid en waar
schuwt voor het bij Tieck altijd aan
wezige gevaar van veelschrijverij.
In Wackenroder's korte leven speel
den vrouwen geen rol, zoals dat bij de
Thüringer Novalis en de Zuidduitse
Hölderlin het geval was. Zijn hart was
slechts tot vriendschap in staat. Een
vriend was hem genoeg, doch deze vul
de geheel zijn hart.
Vrijwillige schikte hij zich naar
Ludwig Tieck, nam hij genoegen met
de rol van „schakel in de keten" en
als Tieck deze keten verbindt met de
wereld, meent hij zijn bestemming te
hebben gevonden. Tieck's vriendschap
was zijn grootste vreugde, zijn diepste
trots. Zijn woord zijn orakel. Voort
durend veredelt hij zijn geestdrift aan
het beeld dat hij van Tieck in het
hart draagt.
Medaillon-portretten van links
Wackenroder en rechts het echtpaar
Sophie en Ludwig Tieck.
Ijverzuchtig waakte hij over Tieck's
talenten. Oprecht en vol geestdrift
was hij in zijn lof; voorzichtig in zijn
critiek. Onder invloed van Tieck, die
trachtte Wackenroder's verering voor
zijn persoon in te dammen, won hij
aan zelfstandigheid, nam zijn oordeel
toe in beslistheid.
Na Pasen 1793 werden de vrienden
weer vereend, toen ook Wackenroder
naar de universiteit toog, waar Tieck
zijn te ijverig college-bezoekende
vriend in de vrije natuur inleidde.
VAN BIJZONDERE BETEKENIS
voor beiden, in ruimer verband ge
zien ook voor de gehele Duitse ro
mantiek, was het bezoek dat zij
brachten aan de stad van Albrecht
Dürer, Holbein en Hans Sachs: Neu
renberg, waar zij de betovering on
dergingen van de oud-Duitse kunst,
in de Renaissancetijd nog zo door
drongen van vroomheid.
Uit dit bezoek aan Neurenberg, la
ter gevolgd door een bezoek aan
Dresden, zijn de hernieuwde belang
stelling en verering geboren voor de
kunstenaars van de Renaissance, ook
voor de gotiek, zo typerend voor de
romantische beweging in het alge
meen.
HEEFT SCHOPENHAUER eens ge
zegd, dat zijn wijsbegeerte mogelijk
was geworden omdat zijn geest Plato,
Kant en het oude Indië omvatte, zo
kan gezegd worden, dat de Duitse ro-
mantwiek eerst mogelijk werd doordat
Wackenroder in zijn persoon verering
voor de kunst, liefde tot de oude (Duitse
se èn Italiaanse) meesters en intense
beleving van de muziek verenigde.
Aan de muziek had Wackenroder
zich geheel willen wijden, doch een
eigenzinnige vader dwong de zoon tot
een studie die hem tegenstond en de
ernstig-beschouwelijke, timide jongen
was tot tegenspraak niet in staat.
Een plan om met Tieck en nog een
derde uit te wijken naar Italië waar
Wackenroder slechts voor de muziek
zou leven, kwam niet tot uitvoering.
Zeker tot de dood van Frederik de
Grote, in 1786, was de muziek een
vooral in hofkringen beoefende lief
hebberij.
Wackenroder's tragiek blijkt uit de
klacht van zijn romanfiguur, Joseph
Berglinger, dat hij meer geroepen was
van de muziek te genieten dan haar
te beoefenen. Muziek was hem de
„rijkere" spraak, die woorden ver
acht. In zijn fantasieën vervagen de
grenzen tussen dichtkunst, beeldende
kunst en muziek.
Nadat Wackenroder over enige ge
dichten van Tieck goedmoedige spot
te horen had gekregen, waagde hij het
lange tijd niet, voor de dag te ko
men met zijn aantekeningen van zijn
gesprekken over kunst die hij met
Tieck had gehad.
Pas tijdens de reis naar Dresden, in
de zomer van 1796 waar zij kennis
maakten met de grote Italiaanse mees
ters, dorst Wackenroder deze te tonen.
De vrienden waren gewoon, over alles
van gedachten te wisselen; hun tegen
gestelde meningen te vermengen en
deze later als gemeenschappelijk be
zit te beschouwen.
Als geoefender schrijver nam Tieck
de bearbeiding ervan op zich en één
der opstellen, het „Ehrengedachtnis
Dürers" verscheen in het tijdschrift
„Deutschland". De Duitse vroeg-ro-
mantiek toonde diepe verering voor
Raphaël en Dürer. Van deze laatste
wordt het komende jaar het vijfde
eeuwfeest van zijn geboorte gevierd.
Wackenroder's ideeën over de kunst
ontsproten aan de voor hem zo smar
telijke tegenstelling tussen zijn be
roep als rechtskundige en zijn toene
mende hang naar een leven als kun
stenaar. Ongetwijfeld heeft de twee
spalt tussen deze tot zijn vroege dood
bijgedragen. Zijn einde kwam in
februari 1798, een jaar voordat Beet
hoven zijn Eerste Symfonie ten geho
re bracht.
Het was Wackenroder niet mogelijk
zich te handhaven in een bestaan,
waarin het goddelijke, zoals hij het
zag, slechts de rol van tijdverdrijf
krijgt toebedeeld.
Zijn woorden: „Es ist immer nicht
wie ich's fühle" wekken sterke herin
neringen aan Hölderlin.
?"fS*
1 V 'SÉll
WL' JN.V- ■••K
--'A- A1,'r
i'
William Wordsworth (1780-1850)
naar een gravure van Edward Mc-
Innes, van een portret, geschilderd
door diens vrouw.
TIECK VERZORGDE zijn letterkun
dige nalatenschap, die met werk van
Tieck zelf verscheen onder de titel
„Phantasien über die Kunst, für
Freunde der Kunst".
Tussen de regels door speurt men
de verzuchtingen van de vroeg-gestor-
vene over de tegenstelling tussen de
bloeitijd der kunsten (de Renaissance)
en het treurige, kunstloze heden (de
begintijd der Napoleontische oorlogen)
Tieck heeft zijn eigen bijdragen „met
veel schuchterheid" aan het werk van
zijn vriend toegevoegd, omdat zijn
stijl zeer daarvan verschilde. Wacken
roder's stijl verraadt een kinderlijke,
zij het trouwhartige linksheid, alsof
door de Almachtige aangeraakte vro
me lippen prevelden. Tieck kon de
kinderlijke verering van zijn vriend
hoogstens affecteren.
Hij was de vruchtbare dichter, de
vermaarde voorlezer met acteertalen
ten, die in het lange leven dat hem
was beschoren hij bereikte de leef
tijd van 80 jaar de van zijn jonge
vriend ontvangen inspiratie in tal van
werken kon uitdragen, onder andere
in „De Heilige Genoveva", „Keizer
Octavianus" en „De Gelaarsde Kat".
Ook nam hij deel aan het vertaalwerk
van Cervantes' Don Quichote. Het was
de tijd waarin men de volksziel in
volksliederen, sagen en sproken ont
dekte.
In Wackenroder's sterfjaar was
Tieck's roman „Franz Sternbald's
Wanderungen" verschenen, welk werk
hij samen met zijn vriend had voor
bereid. Het was de eerste roman der
Romantiek die de Middeleeuwen hul
digde, zoals enkele jaren later Walter
Scott dat zou doen.
Wackenroder's vurige wens, eens on
der de grote kunstenaars te worden
genoemd is niet in vervulling gegaan.
Een opstel over Rubens bleef onvol
tooid. Doch in een tijd van rationalis
me maakte hij de godsdienst en de
religieuze kunst weer „hoffahig", zoals
De Chateaubriand dat in Frankrijk
deed.
Hij zag de Duitse 16e-eeuwse kunst
als een „vrome jongeling"; interpre
teerde de kunst als „sprake Gods";
beschouwde kunst en religie als on
deelbare eenheid.
SIM TEUNISSE
in. Hij geloofde dat ieder mens tot de
ze visie kon komen.
In „wise passiveness" stelde hij zich
voor de zegenende invloed van de na
tuur open. Hij wist dat de natuur de
mens aan zichzelf openbaart en temid
den van haar schoonheid en stilte de
juiste houding tegenover mens en we
reld vindt.
Boven boeken stelde hij het gekweel
van de zanglijster en de vlasvink en
hij gaf voor, daarin meer wijsheid te
vinden dan in de omgang met mensen.
De aanblik van bloemen, het tceven in
de frisse lucht gaven zijn ziel waar
zij naar hunkerde.
Blake bezocht maar tot zijn tiende
jaar een school en kwam daarna in de
leer van een graveur bij wie hij het
vak tot in de finesses leerde. De druk
kende sfeer van de school moet hem
sterk zijn bijgebleven, vandaar zijn
hekeldichtje:
„Thank God, I was never sent to
school.
To be flogged into following the
style of a fool!"
Zijn eerste gedichten verschenen
toen hij 26 was, op kosten van zijn
vrienden. Op 32-jarige leeftijd publi
ceerde hij zijn eerste gedichten met
mystieke inslag: „Songs of Innocen
ce," waarvan het thema is de alomte
genwoordigheid van de goddelijke lief
de.
s - V A
itv - v
-v....
r - }H
Éi'iiH'irnii'ri r T" t - ,0
REEDS OP 4-JARIGE leeftijd be
leefde hij zijn eerste visioen; in zijn
8ste jaar had hij opnieuw een geestes-
verschijning en deze zijn hem het ver
dere leven bijgebleven soms maakte
hij in nachtelijke uren daarvan een
schets.
In de „Songs of Innocence" worden
het kind en het lam in subtiele sym
boliek verheven tot Lam Gods. Vooral
zijn bekend de verzen:
„Little lamb who made thee?
Dost thou know who made thee?"
Ofschoon tussen de „Songs of Inno
cence" en de „Songs of Experience"
een periode van vijf jaar ligt, vormen
de twee series een ondeelbaar geheel.
In de latere serie dicht Blake nog
altijd van kinderen, doch hun hemel
is verduisterd, zoals ook in het men
senleven het paradijs van het kind
plaats maakt voor de bitterheid der le
venservaring:
„My mother groan'd, my father
wept,
Into the dangerous world I lept."
Blake toont het kind, dat koud en
hongerig is, in een land dat rijk en
vruchtbaar is en legt uit waarom „de
kleine vagebond" niet naar de koude
kerk kan gaan, doch zich behaaglij
ker voelt in de herberg.
Ontroostbaar roept hij uit:
Wie bloesems in de knop laat ver
welken,
Zal in de zomer vergeefs op vruch
ten wachten.
Niet het onschuldige lam is nem lan
ger het symbool van het goddelijke,
doch de „fearful symmetry" van de
tijger toont een ander aspect van de
schepping:
„Tiger, tiger! burning bright, In
the forests of the night."
Bleven bij het leven van de dich
ter de meeste van zijn gedichten onbe
kend, het gedicht van de tijger deed
overal de ronde en alom bewonderde
men de kracht, de kleurrijkheid en de
passie ervan.
HET BIJZONDERE VAN Blake is
zijn gedurfde symboliek. Hij ziet God
als mens, de mens als God. De kleine
vlieg ziet hij als mens, de mens als
vlieg. Zoals de mens in een gedachte
loze klap het zomers gegons van de
vlieg doet verstommen, zo verdelgen
de goden „als tijdverdrijf" de men
sen.
In de natuur gaat men zijn gang,
doch de mens is gebonden aan wet
ten van moraal en fatsoen. Blake richt
te zich tegen de drukkende moraal en
keerde zich ook tegen de vaak zo zin
loze boetedoening.
De dichter Swinburne vond „The
Marriage of Heaven and Heil" het bes
te van Blake's werken. Op Hegeliaan
se wijze verklaart hij daarin dat er
zonder grote contrasten in de wereld
geen vooruitgang ware.
Al wat leeft zag hij als goddelijk:
de trots van de pauw, de wellust
van de bok, de wraak van de
leeuw en de naaktheid van de
vrouw.
Tegenover de „dwaalleer van heili
ge boeken" stelde Blake zijn eigen leu
zen. „Hij die begeert zonder te han
delen, kweekt pestilentie" en „De weg
der overdrijving voert naar het paleis
der wijsheid."
Blake's laatste visioen was zijn
schoonste: de moede pelgrim Kloppen
de aan de poort van het land waar
naar hij een leven lang had gehun
kerd en waar het licht van het eeuwige
leven begon te dagen. Dat was enkele
maanden vóór zijn 70ste levensjaar.
VOND BLAKE BIJ zijn leven wei
nig erkenning, anders was dat bij de
dichter Wordsworth, die met zijn vriend
Coleridge in 1798 de „Lyrical Ballads"
uitgaf en daarmede in Engeland de Ro
mantische school inluidde. Zijn naam
is verbonden met de hoogste natuur
poëzie die Engeland heeft voortge
bracht, doch hij was niet de natuur-
aanbidder waar vroegere generaties
hem voor hebben gehouden.
Vele van zijn critici zijn voorbijge
gaan aan het feit dat zijn mystische
inspiratie het dominerende element
van zijn werk uitmaakt, zonder het
welk dit het waardevolste zou missen
De schijnbare eenvoud van zijn werk
is misleidend Naar het uiterlijk een
eenvoudig levend, teruggetrokken
man, met een passie voor de natuur
die in zijn tijd nog ongerept was,
werkte in hem een verbazingwekkend
subtiele geest.
Niet de natuur bracht hem vrede en
geluk, doch het verborgen leven daar-
HIJ BELEEFDE DE eerste tekenen
van de komende industriële revolutie,
die van „merry old England" de werk
plaats van Europa zou maken. En
twee eeuwen daarna beginnen wij
slachtoffers van een reeds te ver door
gedrongen milieuverontreiniging te
beseffen met hoeveel pijn in het hart
Wordsworth zich tegen de beginnende
industrialisering teweer heeft gesteld.
Hij schreef de natuur een morele
kracht toe en vond in haar „het an
ker van zijn zuiverste gedachten, de
voedster de gids en beschermster van
zijn hart" In de natuur voelde hij zich
één met de Schepper en de natuur
dankt hij „that blessed mood." In haar
wordt hij „a living soul," die het we
zen der dingen ontdekt.
Met dieper overtuiging nog spreekt
de morele kracht van de natuur in zijn
„Lines composed a few miles above
Tintern Abbey," waarin de dichter
verzekert van haar diepe invloed op
het beste deel van het leven van een
goed mens": de ongenoemde en snel
vergeten daden van barmhartigheid
en liefde.
Ook in „The Prelude", dat prachtige
autobiografische werk, dat pas ver
scheen na de dood van de dichter, in
1850, heeft hij van de weldadige in
vloed van de natuur getuigd.
Ook andere dichters, Shelley, Byron
en Walt Whitman, hebben de natuur
op mystieke wijze ervaren, doch bij
Wordworth worden de belevenissen tot
religieus-getinte extases.
IN „TINTERN ABBEY" verwerkte
hij herinneringen aan zijn jeugd, toen
de heuvels, beken, bossen en water
vallen de enige troost waren voor de
jongen die op achtjarige leeftijd zijn
moeder verloor. Reeds toen werden de
dichter en de mysticus in hem gebo
ren; zag hij „een wereld in een kor
rel zand en de hemel in een wilde
bloem."
Wordsworth zag de wereld in het
licht van een universele geest, waar
van hij zich een blijmoedig deel voel
de.
In dit innerlijke licht zag hij de
„dancing daffodils," dwaalde hij over
de heuvels, „lonely as a cloud" en
schreef hij, op een schone september
morgen „Londen Bridge." Dit licht
schijnt ook in het gedichtje „We are
Seven," waarin een klein meisje een
gestorven broertje en zusje in het
aardse léven betrekt.
In woord en gedachte toonde Words
worth een treffende overeenkomst met
de mysticus Swedenborg, door wie ook
de schilder-dichter-mysticus Blake
via zijn vader werd beïnvloed.
Wordsworth ontving bij het leven al
de eerbewijzen die een belangrijk dich
ter toekomen. Na de dood van Sou-
they, 1843 werd hi.i officieel „hofpoeet,"
welke titel in 1850 op Tennyson zou
overgaan.
f