BrBenjamin Spock:
„De jeugd maakte van
mij een radicaal,
en niet andersom!"
QUfT
Protesterende jongeren
zijn niet te intimideren
HU KOMT NOG IN DE CEL"
dÉÊÊÊ
DONDERDAG 24 DECEMBER 1970
Erbij
Jeugd serieuzer
Met rust laten
(Van onze redacteur in
Washington)
WASHINGTON. - „Het is eigen
lijk heel eenvoudig. In ben geradi
caliseerd door de vredesbeweging.
In 1962 werd ik lid van het Comité
voor Verstandige Nucleaire Poli
tiek (SANE) op de zeer beperkte
basis van het verdrag voor het
stopzetten van kernproeven dat
stond toen in het middelpunt van
de discussies. Ik voelde er eigenlijk
niets voor, maar de leiders van die
groep werkten op mijn geweten
en bleven een paar jaar lang brie
ven schrijven dat ik er aan mee
moest doen. En ik zei altjjd: „O nee,
ik ben iemand die ouders gerust
stelt, geen angstaanjager. Ik weet
niets van atoomuitstraling".
AFGEZIEN DAARVAN was ik toen
een „havik", dat was in de tijd van
John Kennedy, voor wiens verkiezing
ik had gewerkt. Ik was het '.net hem
eens dat er een achterstand was in
onze raketten-capaciteit, en ik geloof
de dat we er goed aan deden om de
Sovjet-Unie en China te intimideren
Je herinnert je dat dat toen een grote
kwestie was bij die verkiezingen. Maar
gaandeweg raakte ik ervan overtuigd
dat dat wat Sane wilde, ook een pe
diatrische kwestie was, dat wanneer
we niet met die kernproeven ophiel
den, er meer en meer kinderen zou
den sterven aan leukemie en kanker,
en aan geestelijke en lichamelijke mis
vormingen. Zo werd ik schoorvoetend
lid van SANE, en twee jaar later
maakten zij mij mede-voorzitter.
IN DE HERFST van 1964 was ik
actief in de campagne van Lyndon
Johnson. Wat wil je, Goldwater die
wilde de oorlog opvoeren in Vietnam,
en Johnson zei dat hij dat niet zou
doen. Maar drie maanden nadat John
son werd herkozen, deed hij precies
het tegenovergestelde en zond meer
troepen naar Vietnam. Dat greep mij
erg aan. Ik was beangstigd en ver
ontwaardigd, en ik voelde me persoon
lijk beledigd. Ik heb toen al mijn ener
gie gemobiliseerd ik was toen nog
professor en hield veel toespraken,
zoveel ik maar kon. Dat was in 1965.
Ik sprak op alle grote anti-oorlogs
demonstraties en nam aan alle be
togingen deel die er werden gehou
den. Maar ondertussen nam de om
vang van de oorlog toe.
TOEN KWAM die kwestie van het
verbranden van de oproepingskaar-
ten voor de militaire dienst. Ik had
aan die kerkdienst in Arlingtonstreet
in Boston deelgenomen, en ik werd
gedagvaard en veroordeeld tot twee
jaar gevangenisstraf en 5000 dollar
boete als medeplichtige in een poging
om jongeren aan te moedigen dienst
te weigeren. (De veroordeling werd
in juni 1969 in hoger beroep teniet
gedaan op grond van een juridisch-
technische kwestie). Er is dus een
aantal stappen aan mijn radicalise
ring voorafgegaan. Ik ben niet zo
maar van de ene dag op de andere
vanuit de pediatrie op de barricades
gesprongen. Bovendien was ik ook
bang. In het begin van de protestde
monstraties vroeg ik eerst aan wel
vier of vijf vrienden of ik er wel aan
mee moest doen.
HET IS EIGENLIJK door die ver
oordeling gekomen, dat ik de held
van de jongeren ben geworden. Dat
is natuurlijk wat vreemd: hier ben
ik, een van de weinige ouderen die
zich identificeren met de jeugd, ter
wijl niemand in temperament meer
kan verschillen van de dingen die zij
voorstaan. Want ik ben werkelijk fan
tastisch overgedisciplineerd. Dat vindt
een Europeaan misschien wel zo,
maar Amerikanen niet, en de jonge
ren vinden dat zeker niet zo. Ik ben
intellectueel en moreel overgedis
ciplineerd. Maar ik voelde dat de jon
geren mij accepteerden, en dat weer
houdt mij ervan om kritiek te hebben.
Met andere woorden, iedere keer
wanneer ik me voel tegensputteren,
zeg ik eerst tegen mezelf: „Onthoud
dat ze niet allemaal zo zijn. Houd je
in, en denk er eerst over na". En ik
denk dan ook over sommige dingen
soms maanden na voordat ik een kri
tische positie inneem. Dat is niets
nieuws voor mij.
teit om 8 uur in de avond, dan is
er een staande ovatie. En dan denk ik
vaak: Het is jammer dat je nu ook
nog iets moet gaan zeggen, want dat
kan hun enthousiasme alleen maar
temperen. Ik ben voor de jongeren
een symbool. Maar ik maak me daar
geen zorgen over. Ik zeg ze wat ik
denk. Wat ik hiermee zeggen wil, is
dat ik mezelf afrem om instinctief op
ze te reageren (hoewel geleerden al
lang niet meer over instinct durven
te praten). Ik houd mezelf in de hand
totdat ik de kans heb gehad om meer
feiten te verzamelen, er over na te
denken, te horen wat de jongeren zeg
gen. En het resultaat ervan is dat ik
gaandeweg steeds meer door hen ben
geradicaliseerd.
HET SUCCES van „Baby- en Kin
derverzorging" bijvoorbeeld is, dat
het niet kritisch is. Dat is wat de ou
ders op prijs stellen, dat is waar zij
het sterkst op reageren: dat het
vriendelijk is. Dat was een grote af
wijking van wat tot die tijd gangbaar
was geweest in de pediatrie.
Er is natuurlijk het verschil tussen
hoe de jongeren mij zien en zoals ik
werkelijk ben. Dat valt me vooral op
wanneer ik bijvoorbeeld op een spre
kerspodium verschijn in een universi-
ER ZIJN natuurlijk mensen, zoals
de vice-president (Agnew), die zeg
gen dat ik de jongeren geradicali
seerd heb door hun ouders te mislei
den. In werkelijkheid hebben de jon
geren mij voor een groot deel veran
derd. Want ik ben in wezen het te
genovergestelde van sommige dingen
waar zij zelf mee bezig zijn, en zeker
in zulke dingen als de mystiek, nar
cotica. Er is helemaal niets mystieks
aan mij, en ik ben als de dood voor
narcotica, en ik heb zeer beslist geen
boodschap aan astrologie. Toch ge
loof ik niet dat ik als het erop aan
komt, met hen van mening verschil
over wat zij willen. En dat is in es
sentie een soort broederliefde. Zij wil
len de dingen op hun waarde onder
zoeken, en schuiven alle materialisti
sche dingen terzijde waar wij ons
zelf in de 20ste eeuw mee hebben be
zig gehouden. Ik ben niet zo onaange
tast door het materialisme als zij,
want uiteindelijk ben ik toch wel ge
ïnteresseerd geweest in materialisti
sche dingen, en ben dat nog. Ik heb
twee jachten bijvoorbeeld, een in Mai
ne en een op de Virgin Islands. Ik
kleed me zorgvuldig en netjes (lacht),
zelfs ouderwets. Ik vind het eigenlijk
wat beschamend door een betrekke
lijk vreemd persoon hier aangetrof
fen te worden op deze bank, zonder
schoenen, das, terwijl ik gewoonlijk
overhemden draag met speciale apar
te boorden die extra hoog zijn, omdat
ik zo'n lange hals heb. Nou ja, dat is
niet helemaal als een grap bedoeld.
NEE, PIJNLIJK bewust van mezelf
ben ik niet. Als kind wel, maar nu
niet, omdat de jongeren me op mijn
gemak stellen. Ze halen me binnen en
ik beantwoord dat.-Maar ik geloof wel
dat ik nu veel socialer ben met hen,
meer open, dan ik ooit in het verleden
met welke groep mensen dan ook ben
geweest. Met andere woorden, de jon
geren hebben me geleerd gemakke
lijk in de omgang te zijn.
„Tegen ouders die in doodsangst
zitten dat hun zonen thuis komen met
lang haar, zou ik dan ook willen zeg
gen: dit zijn de meest serieuze en
meest idealistische jonge mensen, die
ik tenminste ooit in mijn leven heb
gezien. Denk dus niet dat ze allemaal
slecht zijn of dat ze anders zijn. En
het is duidelijk natuurlijk, dat de leng
te van het haar helemaal geen ver
schil uitmaakt, moreel zegt het abso
luut niets. Het probleem dat er van
wordt gemaakt, ligt duidelijk dan ook
meer aan de kant van de ouders, dan
aan die van de jongeren. Dit bewijst
dat het niet gaat om de morele in
houd van deze uiterlijke verandering,
maar dat de ouderen zich bewust wor
den van de afkeer die deze jongeren
hebben voor al de waarden die zij zelf
hebben gehad. Dat is wat lang haar
(lacht) tot uitdrukking brengt. Afkeer
van hun oppervlakkige, materialisti
sche maatstaven, him conventionali
teit dat is wat de ouderen nog meer
dwars zit dan marihuana. Marihuana
is voor de ouderen niet eens zo bele
digend. Wat ik nu wil zeggen, is dat
een groot deel van de woede van de
ouderen niet komt omdat ze er zeker
van zijn dat deze jongeren voor galg
en rad opgroeien, maar omdat de
jongeren op arrogante manier hun ei
gen gevoel van maatstaven en waar
den van de hand wijzen. Dat maakt
ze geweldig nijdig.
WANT, LATEN we wel zijn, het la
duidelijk dat de jongeren veel mo
reler zijn dan de oudere generatie.
Dat wil zeggen, veel serieuzer in hun
overtuiging dat het noodzakelijk is
om een nieuwe levenscode op te stel
len in zulke dingen als (in Amerika)
een rechtvaardige behandeling van
negers. De ouderen overdrijven de
morele zaken waar ze de jeugd op
kunnen aanvallen, zoals marihuana
en geweld. Dat zijn geen immorele
dingen. Marihuana is werkelijk min
der slecht dan alcohol, waar de oude
re generatie helemaal geen bezwaar
tegen heeft. En het geweld is onbete
kenend, omdat het maar door een he
le kleine minderheid wordt gebruikt.
Maar de ouderen, in het bijzonder
zulke mensen als Nixon en Agnew,
overdrijven deze dingen schromelijk
om hun eigen morele verontwaardi
ging te rechtvaardigen ten aanzien
van de jongeren in het algemeen. En
ik geloof werkelijk dat Nixon en Ag
new dat zelf menen, maar ik geloof
ook dat ze zichzelf voor de gek hou
den, net zoals ze het Amerikaanse
volk voor de gèk houden.
DE KERN van de jeugdrevolutie
is hun manier van leven ik noem
dat voor het gemak „broederliefde",
want een andere term is nog niet be
dacht. En wat het in ieder geval hier
in Amerika op gang heeft gebracht,
was de oorlog in Vietnam. Dat is mis
schien ook de reden waarom het hier
veel verder schijnt te gaan dan in an
dere landen, ook al weet ik daar niet
zoveel van af. Die oorlog kan als oor
zaak niet worden overdreven. In de
eerste plaats vindt de jeugd dat ze
het recht heeft om zich tegen de maat
staven van de oudere generatie te ver
zetten, waar het betekent dat ze iets
moeten doen dat in hun ogen verkeerd
en hypocriet is. De jeugd loert altijd
naar bewijzen dat hun ouders anti-hy
pocrieten zijn (lacht), en ze zeggen:
„Als zij hypocriet zijn, hoeven wij
niet te doen wat zij zeggen." En als
er ooit een vervloekte, rotte oorlog is
geweest, gerechtvaardigd met hypo-
crietense redenen, dan is het deze in
Vietnam. Dat is de sleutel die deze
hele zaak op gang heeft gebracht. Dat
betekent dat je als het ware tegen de
jongeren zegt: jullie kunnen zover
gaan als jullie willen, want nu heb je
ze (de ouderen) betrapt op wel onge
veer het allersmerigste dat deze jon
geren opgeroepen kunnen worden voor
een oorlog waarin ze niet geloven.
EEN ANDER aspect van de jeugd
revolutie is dat ze niet zijn te intimi
deren. Je kan ze niet intimideren. Dat
heb ik een jaar of zes geleden zelf on
dervonden, toen ik als professor do
ceerde aan de Western University. Ik
probeerde het met de colleges voor
eerstejaars omdat er zoveel studenten
te laat kwamen, en dan bijvoorbeeld
rustig een kop koffie meenamen. Toen
ikzelf college liep aan Yale had zelfs
leen hoe hij op zijn gemak naar boven
in het amfitheater liep. En ik dacht
dan dat hij wel een rood hoofd zou
hebben en de eerste de beste vrije
plaats zou inschieten. Maar aller
minst: hij liep op zijn gemak naar bo
ven, zocht een plaats uit, ook als er
een hele rij voor op moest staan, en
keerde zich dan tevreden lachend om.
En als klap op de vuurpijl, hoewel
mijn colleges erg populair waren,
stuurden ze een paar maanden later
een delegatie naar mijn kantoor om
zich te beklagen over het feit dat mijn
colleges zo weinig om het lijf had
den. Dat was dan het resultaat van
mijn poging tot intimidatie: dat ze on
geveer vier keer zo kritisch werden.
En dat is, in termen van de dyna
miek van de huidige situatie, precies
wat er nu aan het gebeuren is. En dat
is, denk ik ook de reden, wanneer dit
land zichzelf tenminste niet opblaast
met zijn kernwapens in de een of an
dere oorlog, waarom het deze jonge
ren zullen zijn die dit land gaan ver
anderen. Omdat ze niet geintimideerd
kunnen worden.
Er zijn veel oudere liberalen die zeg
gen: ach wat, er zijn meer jeugdrevo-
luties geweest en tegen de tijd dat de
kinderen betrekkingen hebben, dan is
het afgelopen met alle protest. Maar
ik geloof dat dit nu niet het geval is.
Het gaat nu veel dieper. Deze jonge
ren hebben een intense bedachtzaam
heid. Ik las onlangs een studie over
de leiders van de Free Speech Bewe
ging (FSB) die in Californië aan Ber
keley University ontstond en die mis
schien een heel vroeg begin is ge
weest van wat er nu aan de hand is.
Dat rapport stelde vast dat geen van
deze leiders conservatief was gewor
den. Zij staan maar met een half
been in de maatschappij, en geen hun
ner heeft een baan in het establish
ment. Velen zijn ook erg gefrusteerd.
VEEL POLITIEKE radicalen zijn
bezorgd over het feit dat de jongeren
zich niet politiek uiten, dat er geen
politieke dimensie achter zit, en ik
In oktober 1968 hielden honderden Engelse moeders met hun kinderen
bij de Amerikaanse ambassade op Grosvenor Square in Londen een
protestdemonstratie tegen het feit dat de wereldberoemde kinderarts
tot twee jaar was veroordeeld.
de meest ondergeschikte assistent er
de wind onder. Hij hoefde maar een
wenkbrauw op te trekken en de hele
zaal vroeg zich dan af: Wat is er aan
de hand, wat hebben we gedaan?
IK PROBEERDE ze eerst te inti
mideren door heel zacht te gaan pra
ten. Dat maakte niet de minste indruk.
Dat probeerde ik ongeveer drie weken.
Toen probeerde ik het met donderen
de taal, en dat maakte ook niets uit.
Daarna deed ik het met doodse stilte.
Maar wanneer er dan een laatkomer
binnenkwam, en ik midden in een zin
ophield en niets zei en hem met zoge
naamde minachtig aankeek, zag ik al-
moet bekennen dat ik daar ook toe be
hoor. Ik geloof dat dit veel meer het
geval is in Europa. Het verontrust me,
omdat ik geloof dat we geen tijd heb
ben om te wachten tot dat de levens
stijl van deze jongeren zich door de
hele maatschappij voelbaar heeft ge
maakt. De moeilijkheid is, dat wan
neer wij het over politiek hebben, dan
praten wij over macht. En het is niet
eens zo zeer dat de jongeren een af
keer hebben van macht, maar ze ge
loven er gewoon niet in. Ze geloven
in het met rust laten van mensen.
Wat een verschil tussen hen en mij
(lacht). Ik ben in wezen iemand die
de mensen wil hervormen, ook al doe
ik net alsof ik dat niet wil. Maar de
ze jongeren willen niemand hervormen.
'V/,A,»AAV«^WWV/Wi\AAAAAAAAAAAAAAAAAAAA(W\AAAO
94
HOEWEL HIJ BENJAMIN heet,
was dr. Spock niet het jongste, maar
het oudste kind van het gezin. Hjj
schrjjft het daaraan toe dat hjj kin
derarts werd en houdt een statistiek
aan, dat het merendeel van hen die
artsen, verpleegsters of sociale wer
kers worden, de oudste kinderen van
het gezin waren. Hjj woont met zijn
vrouw Jane op de elfde verdieping
van een wit flatgebouw in het min
of meer sjieke deel van Manhattan.
Toch is hun flat allerminst luxueus,
zoals men zou verwachten van
iemand, wiens boek „Baby- en Kin
derverzorging" ruim 25 miljoen keer
werd gekocht. Het interieur is be
scheiden, Amerikaans conventioneel
ingericht. Op de eettafel staan vier
glanzende zilveren kandelaars, ver
moedelijk voor de kerstdagen.
SPOCK is erg lang, ruim twee me
ter. Zijn vrouw, die er ouder uitziet
dan hij (ze zijn beiden in de zestig)
reikt nauwelijks tot zijn schouder.
Sinds een paar dagen heeft hij last
van zijn rug, een plotseling opgeko
men jeugdkwaal en de doktoren heb
ben absolute bedrust voorgeschreven
om te zien of een operatie kan voor
komen worden. Hij ligt dan ook
languit op de bank in de zitkamer.
Het liggen verveelt hem. Dat is te
merken aan zijn energieke gebaren
en de nadruk waarmee hij praat.
Hij lacht veel, ietwat binnensmonds
alsof hij meer om zichzelf lacht dan
om wat hij zegt.
GROOT PLEZIER heeft hij bij het
voorlezen van een citaat van een re
actionaire schrijver uit „Harvard To
day". Het luidt als volgt: „Het is
ontzaglijk moeilijk om een student,
zonder overhemd en zonder schoe
nen, met een kralenketting om, zijn
hoofd bewegend op het ritme van
een geheime muziek, om zo'n student
te zeggen dat hij zijn essay 6 januari
moet inleveren. Zijn hele gedrag is
zodanig dat het een dergelijk ver
zoek belachelijk maakt". Spock barst
in een smakelijk gelach uit: „Dat is
prachtig, prachtig, die man is blijk
baar Verschrikkelijk in de war ge
bracht en razend geworden".
Hij wijst op de foto van een stu
dente in hetzelfde blad. „Is dat geen
mooie foto? Daar kan je alles in zien.
De ernst van deze jonge mensen, hun
bereidheid om naar alles te luiste
ren, maar ook niet zonder critiek. Ze
staan helemaal open".
TIJDENS HET vraaggesprek van
tweeëneenhalf uur vallen een paar
dingen op. In de eerste plaats is dr.
Spock lang niet de militante radicaal
waarvoor vooral de oppositie hem
verslijt. Zoals hij in nevenstaand
artikel zegt is hij pas langzamer
hand en na veel nadenken tot zijn
huidige stellingname gekomen. Iede
re verdere stap wordt steeds weer
zorgvuldig overwogen. In de tweede
plaats bleek herhaaldelijk dat hij ook
nu nog strijd levert met zichzelf, ge
wend als hij is aan de ideeën van een
andere tijd, om de jongeren te kun
nen volgen en hun manier van leven
te begrijpen. Het is op dit punt, dat
dr. Spock belangrijk is als voorbeeld
van een oudere man, die door de
jeugd geradicaliseerd werd. Dat ra-
dicaliserings-proces zou het proces
van iedere oudere kunnen zijn, die
zich openstelt voor de jeugd, in
plaats van zich er tegen af te zetten.
MEVROUW SPOCK gelooft van
ganser harte in haar man, maar ze
is bang dat hij toch nog in de ge
vangenis zal belanden een moge
lijkheid die in Amerika veel reëler
is dan in Nederland. Ze vindt vooral
dat hij voorzichtig moet zijn met zijn
openlijke steun voor de Zwarte Pan
ters, die hij het recht toekent, zich
te bewapenen („tenslotte zijn er zo'n
20 miljoen blanken in dit land, die
zich zonder reden wapens hebben
aangeschaft. Waarom zij dan niet,
wanneer zij veel dringender argu
menten hebben?").
SPOCK: „Je hebt het nu allemaal
meegemaakt, arrestatie en veroorde
ling. Het probleem is niet langer hoe
voorzichtig je moet zijn, maar hoe
doortastend". Maar doctor en me
vrouw Spock zijn duidelijk gelukkig,
met elkaar, maar ook met hun leven.
Hij zegt (en zij beaamt): „Eigenlijk
hebben we nu veel meer plezier in
ons leven dan tien jaar geleden. Toen
was ik doodvoorzichtig. Onze vrien
denkring bestaat nu uit mensen van
in de veertig. Kunstenaars, schrij
vers. Met de ouderen praten we wei
nig meer omdat we dan zoveel din
gen ongezegd moeten laten. En ten
slotte, zegt Spock met vermaak, „wat
wil je meer: de helft van het jaar
zeil ik op een van mijn jachten en
de andere helft van het jaar sta ik
op het spreekgestoelte en neem ova
ties in ontvangst".
„Dat is inderdaad erg strelend",
zegt mevrouw Spock, bedachtzaam
zuinig. Spock lacht. Om zichzelf. Het
is dezelfde man die zijn boek „De
cent en Indecent", dat begin dit jaar
verscheen, opdroeg aan „de jongeren,
zwart en blank, die neergeknuppeld
worden, in de gevangenis gezet en
zelfs gedood om ons de weg naar
rechtvaardigheid te tonen".
Ze willen gewoon met rust gelaten
worden en willen anderen met rust la
ten. (lacht). Zij zijn zo anti-autori
tair. En het is niet eens ideologisch.
Het is gewoon non-ideologisch.
Het is zeker soms beangstigend voor
mij dat ze geen leiders hebben gepro
duceerd. Maar ook hier: ik probeer
van ze te leren. Ik heb in één van mijn
boeken gezegd hoe ongelukkig ik er
over was dat deze jongeren geen sterk
politiek protest hebben opgeleverd.
Misschien is het inderdaad beter dat
er een nieuwe levensfilosofie komt,
dan een nieuwe politieke filosofie.
Gaan we nog meer Nixons en Ag-
news krijgen? Ik ben er vast van
overtuigd dat Nixon het in 1972 ver
liest, maar senator Muskie, die dan
voorop schijnt te staan bij de Demo
craten, begrijpt er toch ook niet ge
noeg van om de dingen werkelijk te
veranderen.
Maar wanneer je teleurgesteld raakt
over het gebrek aan politieke activi
teit van de jongeren, dan moet je ook
even denken aan de 500 universiteiten
die ze dwongen te sluiten toen er vier
studenten waren doodgeschoten op
Kent University. Dat is uiteindelijk
een geweldig stuk activiteit. Ik geloof
dat ze wel weer actief zullen worden,
als ze maar op de juiste manier gesti
muleerd worden door iets waar ze in
geloven. Maar het idee om voor de
een of andere corrupte politicus te vel
de te trekken, is natuurlijk niet iets
dat hen aantrekt. En de meeste politici
stoten hen af. De enige naam die je
nu hoort op de universiteiten is die
van Harold Hughes, de voormalige
gouverneur van Iowa. Daar zien ze
wat in, en ik zou best eens naar
Washington willen gaan om met hem
te gaan praten.
DE KLOOF tussen de generaties zo
als dat dan heet, voel je het sterkst
in de reacties van de ouderen op zulke
mensen als de yippies Jerry Rubin en
Abbie Hoffman (die in Chicago terecht
stonden wegens samenzwering tijdens
het Democratische partijcongres in
1968). Hun manier van optreden ligt
mij helemaal niet. Ik ben de hemel
dankbaar dat ik niet met hen terecht
stond, want ik zou werkelijk niet ge
weten hebben wat ik had moeten doen
hoe ik me had moeten gedragen. Nee,
niet dat ik me van hen had willen
onderscheiden of distantiëren door be
ter gedrag of zoiets, maar toch zou ik
me erg ongemakkelijk hebben gevoeld.
Ik kan het niet helpen, maar ik geloof
toch dat hun optreden een grote ver
gissing was. Aan de andere kant heb
ik een belangrijk principe dat me er
van weerhoudt om hen aan te vallen,
principes en ook feitelijke redenen.
En één van die redenen is dat de
linkse radicalen het in Amerika nooit
hebben gemaakt, omdat er onderling
altijd een fractiestrijd uitbrak, waar
door ze elkaar afvielen. Daarom zeg ik
op persconferenties, wanneer ze mij
bijvoorbeeld over de Zwarte Panters
vragen, altijd dat ik natuurlijk niet
iedere handeling of uitspraak van
iedere panter kan verdedigen. En wan
neer ze me over de Weathermen vra
gen (de groep waarvan gezegd wordt
dat zij de bommen plaatsen), zeg ik:
ik bekritiseer ze niet, stel htm moti
veringen niet aan de kaak, en zeker
trek ik hun moed niet in twijfel
want jongen, moed hebben ze
maar ik geloof wel dat hun taktiek
in ieder geval op dit ogenblik verkeerd
gekozen is.
„DE TOEKOMST van deze jeugdre
volutie? We gaan nog een beroerde tijd
tegemoet van minstens twee jaar. Ik
ben niet zo pessimistisch als sommi
gen, omdat ik ervan overtuigd ben dat
Nixon er in 1972 uitgegooid wordt.
En ondanks de recente ophitserij en de
polarisatie die daarvan het gevolg is,
geloof ik niet dat Nixon en Agnew
meer aanhangers werven voor de reac
tionaire kant. Integendeel, steeds meer
mensen sluiten zich aan bij de radica
len, niet in termen van politiek-akti-
visme, maar er zijn er steeds meer
die gaan geloven in de noodzaak van
drastische verandering. Dat is nu al
te merken.
Twee jaar geleden bijvoorbeeld, wan
neer ik een lezing hield aan een
kleine universiteit met overwegend stu
denten uit de arbeidersgroep en de
laagste middenstand of aan een katho
lieke universiteit, dan werd ik uitge
jouwd en de vragen waren beledigend,
zo in de trant van: hoe kan je het
rechtvaardigen een verrader van je
land te zijn? En als ik twee jaar ge
leden in een grotere universiteit sprak
in de stad, dan stonden ze op een over
weldigende manier aan mijn kant. Nu
is er geen onderscheid meer te ma
ken tussen die twee groepen. In twee
jaar tijd, dus sinds de verkiezing van
Nixon, is er een zeer belangwekkende
verandering opgetreden in hun stand
punt.
EN WAT NOG belangrijker is, de
mensen aan de universiteiten vertellen
dat de eerstejaars, die nu van de mid
delbare scholen komen, al even gera
dicaliseerd zijn als de ouderejaars, di«
afstuderen en dit geldt evenzeer
voor de middelbare scholen in de ar
beidersbuurten. Dat betekent dat do
golf, de vloedgolf aan onze kant is.
De reden waarom ik niet verontrus-
ter ben is, dat ik geloof dat de onder
drukking en de haat van Nixon voor
de jongeren de ogen van de jeugd zul
len openen voor de essentiële fouten en
de neiging van deze generatie om de
jongeren een trap na te geven, wanneer
ze iets op het spoor komen dat onjuist
of onrechtvaardig is. De enige hoop
van de wereld is in een fundamentele
verandering ten aanzien van het leven
en dit wordt door de jongeren op
gebracht door de wanstaltigheden van
de bestaande samenleving.
IK GELOOF NIET dat het goed is
om de repressie uit te lokken door
bijvoorbeeld bommen te plaatsen in
gebouwen, zoals de Weathermen dat
doen, maar ik geloof dat je je mening
moet laten horen. Iemand zoals ik, die
ouder is en die een reputatie heeft
van produktief staatsburger, moet in
het bijzonder leiding geven en de on
derdrukking weerstaan. Ik kan het me,
zowel wat mijn temperament als waar
het mijn filosofie betreft, niet meer
veroorloven timide te zijn".