GIJS VAN LENNEP „IEDERE COUREUR DENKT: MIJ GEDEURT HET NIET” DOOR MARC SERNÉ ■!'J'ïir r mm r 23 ZATERDAG 23 JANUARI 1971 Erbij DUURDER RISICO’S gende race toch weer in de cockpit te kruipen van zijn indrukwekkende Porsche 917, het type wagen dat in 1970 met alle grote fabrieksnamen de baan aanveegde en bijna moeiteloos het wereldmerkenkampioenschap in de wacht sleepte. Daarom wordt de racerij door Van Lennep van twee kanten benaderd. De ene Van Lennep onderkent de gevaren wellicht het duidelijkst als hij wanneer de Formule-I-racerij ter sprake komt het woordje „doodkist” hanteert. De andere Van Lennep distantieert zich van de vaak ongenuanceerde critiek van buiten. Het irriteert hem een beetje en hij schermt met cijfers die hem tot de conclusie brengen dat het rijden op de openbare weg even gevaarlijk is als racen op een circuit Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan nu al worden gesteld dat het dodelijk verongelukken van de Italiaanse coureur Ignazio Giunti (op 10 januari in Buenos Aires tijdens de eerste grote autorace van dit seizoen) de eerste naam vertegenwoordigt in een rij van coureurs die ook in 1971 hun passie die door veel buitenstaanders echter vaak wordt afgeschilderd als een „hardnekkige ziekte” met de dood zullen moeten bekopen. Dat is in feite een erg trieste zaak. Ook voor Gijs van Lennep die het verongelukken van Giunti vanuit de pits (hij was tenslotte niet gestart vanwege een mankement aan zijn Porsche) van nabij heeft mee gemaakt. Het heeft hem voor de zoveelste keer tot na denken gestemd. Het heeft hem er eveneens voor de zoveelste keer niet vanaf kunnen houden om een vol- BESCHULDIGING -Wi - -r Lu re- worden gesteld. In Buenos Aires dreig- die De sportwagenraces worden ten op zichte van de Grand Prix-races vaak Porsche op zou houden met racen? Neen, dat geloof ik niet. Porsche zon der racen dat kan ik mij niet voor stellen. Het is de image van Porsche. Bovendien zijn de motoren van alle personenwagens afgeleid van racefor- mules”. JE KUNT als coureur bepaalde risi co’s terug brengen. Porsche is daarbij een verstandige en veilige keus waar over Ven Lennep bedenkt: „Het ma teriaal is licht, maar er breekt nooit iets af. Het rijden in een Porsche ver gelijk ik daarom met het reizen per vliegtuig”. Statistieken en nuchtere cijfers stellen hem wat dit betreft in het gelijk. Maar zelfs daar heeft de dood zich in het verleden bitter wei nig van aangetrokken. Daarom zegt hij ook: „Iedere coureur denkt: mij gebeurt het niet”. Het is een drog redenering want juist die coureurs realiseren zich als geen ander dat het zich ook in de toekomst zal blijven manifesteren. Zeker in het illustere namenwereldje van rijders die deel nemen aan de strijd om de wereld merkentitel en aan het veroveren van het officiële wereldkampioenschap der coureurs in de Formule-I. De 28-jarige Haarlemmer en Eindhovenaar Toine Hezemans zijn als enige Nederlanders sedert enkele seizoenen tot die inter nationale top doorgedrongen. Van Len nep vertelt hierover in onderstaand interview. Over het Martini-Racing team waar hij deel van uitmaakt en over zijn kansen. Ook over de toekomst van de racerij, zowel nationaal als in ternationaal. Van Lennep zal dit jaar de naam van Porsche verder proberen uit te dragen met co-équipier Helmut Mar ko, die hoogst waarschijnlijk de defi nitieve plaats in gaat nemen van de verongelukte ex-mede-rijder, de Fin Hans Laine. Alleen in Daytona rijdt Van Lennep met Vic Elford. Het ge beurt allemaal onder de teamleiding van Dechent (Van Lennep: „Hij heeft wel lang haar, maar hij organiseert de zaken uitstekend”). De Porsches vindt Van Lennep zo als vermeld de ideale wagens. „Por sche concentreert zich op het chasis terwijl Ferrari zich toelegt op de mo tor”. Dat betekent veel storingen. Zo vaak zelfs dat de onverslijtbare pri- vé-Porsches (die wel worden gepre pareerd door de Kunde-Dienst van de fabriek) vaak in staat blijken (Van Lennep: „Wij staan echt op de nomi natie om vandaag of morgen eens een grote race te winnen”) om een be langrijke rol, in de officiële wedstrij den die voor de wereldtitel meetellen, te spelen. De gevaren van de Formule-I kun nen echter gedeeltelijk ook worden ge projecteerd op de sportwagenracerij. Van Lennep: „Natuurlijk, die risico's zijn er gewoon. Op het moment dat ik bang zou worden, dan stopte ik. Natuurlijk ga je nadenken als er weer een collega verongelukt. Het is vaak verschrikkelijk. Als nu een man als Stewart bijvoorbeeld nog zou gaan dan zou ik het niet meer weten. Je gaat echter verder. Je moet wel, want je hebt ergens voor gekozen. Er gebeurt zoveel in deze wereld. Er zijn 180.000 man gegaan in die sneeuw- tocht van Napoleon naar Rusland. Er worden iedere dag jongens naar Viet nam gestuurd. Racen is bovendien mijn hobby. Naast het feit dat je nu een paar centen moet verdienen, vind ik het nog steeds erg leuk. Op straat speel ik geen coureurtje. Ik rijd daar verdomd voorzichtig. Veel mensen zouden daar een voorbeeld aan kun nen nemen. Het racen bevalt me te goed om er nu mee te stoppen. Hoe wel, het wordt met die ongelukken wel een beetje te gek’". Bij deze ongevallen treedt een punt steeds sterker naar voren. Er vallen zoveel routiniers weg dat het steeds moeilijker wordt om de opengevallen plaatsen op te vullen met rkcers die geschikt zijn voor het „grote werk”. Al deze internationale beslommerin gen dreigen hem een beetje te ver wijderen van de nationale racerij, hoe wel hy de verrichtingen hier nauwge zet blijft volgen. Van Lennep: „Het wordt steeds duurder en moeiljjker voor onze nationale rijders om inter nationaal nog eens door te stoten. Misschien dat het Huub Vermeulen die gaat nu een heel seizoen interna tionaal racen nog eens lukt, maar voor de rest zie ik het nog niet zo zit ten. Het kost allemaal ook zo ver schrikkelijk veel. Er zijn bovendien maar weinig mensen die er echt geld in willen steken. Dat zie je ook op hoger niveau. Waarom denk je dat Lotus met Gold Leaf in zee is ge gaan? En waarom is Stewart als een gek naar Amerika gerend om steun te vragen van Good-Year? Het wordt een steeds kostbaarder grap”. Van Lennep is echter erg geïnteres seerd wat er dit jaar op Zand voort en met name in de twee-liter categorie gaat gebeuren, waar Alfa de boven toon voert. Van Lennep: „Liane En geman vind ik toch wel erg goed rij den. Zij moet echter waarschijnlijk op boksen tegen Hezemans. Ga daar maar eens aanstaan. Dat redden na tionale rijders als Engeman en Chio- takis niet. Hezemans heeft teveel rou tine. Internationale ervaring wel te verstaan”. Nu het gesprek toch over Zandvoort gaat wil Van Lennep nog wel even kwijt dat het circuit geen gelijke tred dreigt te houden met de zich snel ont wikkelende technische ontwikkeling in de racewereld. Het is bepaald geen Nederlands probleem, maar Van Len nep vindt wel: „Ze moeten nu eens ophouden met dat gemier in die ge meenteraad. Als ze daar gaan stellen dat het circuit op den duur moet ver dwijnen, dan zie ik nog niet zo gauw dat er een nieuw wegdek wordt ge legd. Daar is Zandvoort toch wel aan toe. Het lijkt wel of men zich niet realiseert dat alles wat men gebruikt aan slijtage onderhevig is. Er is vijf tien jaar niets gebeurd. Zoiets kan niet eeuwig blijven liggen. Wat slijt moet je afschrijven. Er zitten nu on effenheden in de baan. Op sommige plaatsen moet je de carroserie be schermen tegen het wegdek omdat het daar de grond raakt. Over de Hun- ze-rug en bij tunnel oost heb ik dat meegemaakt. Dan vraag je je toch wel het één en ander af”. Is dit een verkapte beschuldiging aan het adres van Colin Chapman, de geniale constructeur van de snelle Lo tussen? Van Lennep: „Ja, dat kun je wel zo stellen ja. De man beweert dat zijn geweten rein is. Ik weet het niet. Ik heb vernomen dat Fittipaldi (de Braziliaan die voor het komende seizoen de verongelukte Jochen Rindt als eerste man bij Lotus opvolgde, red.) tijdens het testen al twee keer met een gebroken ophanging is geconfron teerd. Fittipaldi kan een zeer grote worden. Het is de combinatie die het hem doet. Rindt-Lotus was er zo één, terwijl ook Clark-Lotus onverslaan baar was. Fittipaldi is trouwens ook financieel een voordeeltje voor Lotus. Hij krijgt waarschijnlijk voor hetzelf de werk als Rindt deed slecht één- tiende van zijn verdiensten, terwijl hij toch aan dezelfde risico’s bloot staat. Lotus kan met Fittipaldi, die vorig jaar verrassend meteen maar de Grand Prix van Amerika won, toch wel weer eens in de roos ge schoten hebben. Hij kan er namelijk wat van”. Op het circuit van Hockenheim maakte het voltallige Martini- Racing Team voor het eerst zijn opwachting. Achter de drie 5-liter Porsches 917 bevinden zich de „snelle mannen". Van links naar rechts Gijs van Lennep en Rudi Lins, teammanager Dechent, Gregorio Rossi (van M en R), Helmut Marko, Gerard Larousse en Vic Elford. Si Van Lennep: „Die kloof wordt inder daad steeds breder. Het gaat allemaal zo snel. Het is zo geperfectioneerd. Je kunt niet zomaar in die snelle wa gens stappen. Dat kun je of lichame lijk of geestelijk niet aan. Er moet een logische opbouw zijn. Ik ben ge leidelijk overgestapt. Van mijn Car rera op de 908 en dan nu de 917. Als ik terug zou schakelen naar de toer- wagens dan zou ik niet bij te houden zijn. Ik heb de routine om ook daar mee bloedhard te gaan. Dat is geen punt meer. Wel andersom. Je kunt niet van de ene dag op de an dere uit een toerwagen in een Formu- le-wagen kruipen om te gaan racen. Die moeilijkheid zal in de toekomst steeds groter worden, omdat het steeds moeilijker zal worden om die kloof te overbruggen. Zeker in de For- mule-I, waar momenteel duidelijk de klad in zit”. Merkt Van Lennep zelf over deze zaak nog op: „De internationale gels zouden wel iets scherper kunnen de één van onze mensen, Vic Elford, voor een verrassing te gaan zorgen door nadat hij met twaalf seconden voorsprong op Rodriquez de kop had genomen, steeds verder weg te lo pen. Op een bepaald moment kwam zjjn wagen buiten de pits tot stil stand. De motor was afgeslagen en een paar monteurs spoedden zich naar hem toe. Zonder dat ze de kans kregen om iets te doen startte de mo tor plotseling weer. Het kostte ons echter toch onze laatste wagen, aan gezien hij onmiddellijk werd gedis kwalificeerd vanwege hulp van der den. Het was jammer natuurlijk maar ik vond dat toch een juiste beslis sing”. Lang hoeft het Martini-team over echter duidelijk ondergewaardeerd. Van Lennep: „Dat vind ik wel enigs zins jammer, omdat wij toch echt wel met racen bezig zijn. Het is echt niet minder spectaculair”. Dat blijkt ook wel uit het feit dat dë grote fabrieks- teams hun rijders bijna unaniem re- cruteren uit coureurs die ook Formu- le-I ervaring hebben. Stommelen en Pescarolo bij Alfa, Ickx, Parkes en Rodriques bij Ferrari, Derek Bell (For mule II-koning, en Siffert, allen heb ben Formule-I ervaring. In ieder geval bieden al deze namen voldoende garantie voor een felle stryd om het kampioenschap voor merken. 1971 is het laatste jaar van de vijf- liter wagens. Volgend seizoen wordt weer overgeschakeld op de drie-liter, waarmee Ferrari momenteel al drif tig aan het experimenteren is.. Daar om heeft Porsche de produktie van vijf-liter wagens dit jaar stop gezet. Van Lennep ziet dat echter meer als een storm in een glas water: „Dat Het ongeval van Giunti valt waarschijnlijk het gemakkelijkst onder de noemer „stomme ongeluk ken” te rangschikken, waarbij de Fransman Jean Pierre Beltoise een roekeloze manoeuvre kan worden verweten. Zijn wagen stond op een bepaald moment dwars over de baan, wat voor Giunti die uit de slipstream van zijn voorganger kwam tenslotte fataal bleek te zijn. De rechters die de zaak die hieruit ontstond behandelden hebben Bel toise inmiddels maar weer naar huis gestuurd, daarmee te kennen gevend dat het bijzonder moeilijk ligt om een oordeel over de schuld vraag te vellen, laat staan te be palen dat er sprake zou zijn ge weest van animositeit. Het is één van de vele zaken van overmacht die je als rijder zelf niet in de hand hebt. Het is voor mevrouw Van Lennep: „Als ze de boel niet goed vastdraaien, ben je ook nergens”, niet moeilijk om nog een reden op te sommen. de stroeve ouverture in Argentinië niet te treuren. Er volgen nog veer tien, a vijftien grote races voor Van Lennep dit jaar, waarbij hij geen tijd zal vinden om dit seizoen in Zand voort aan de slag te gaan. Een klei ne berekening leert dat hij in 1971 een 130 dagen op toernee is. De rest van de tijd wordt dan opgevuld met zijn nevenactiviteiten als public-rela- tionsman bij de automobielbedrijven van Ben Pon. Reizen is een belang rijk onderdeel van het coureursleven. En Van Lennep verhaalt over ex-we reldkampioen Jackie Stewart: „Hij rijdt in vijftien minuten van zijn huis naar het vliegveld in Genève, waar hij een Vaste VIP-parkeerplaats heeft. Hij heeft het afgelopen jaar ruim vierhonderd duizend mijl gevlogen voor een totaalbedrag van 220.000 gulden. Er zijn maanden dat hij als zakenman en racer 55 uur in een vliegtuig zit”. Via Stewart komt het gesprek op een telkens terugkerend onderdeel: de Formule-racerij. Van Lennep: „Ik draai liever in de top mee bij de sportwagenraces dan dat ik ergens achter aan zou sukkelen in de Formu- le-I. Het is geen probleem voor mij om Formule-I te gaan rijden. Als er morgen een sponsor gevonden moet worden voor tweeëneenhalve ton om dat Van Lennep Formule-I wil gaan rijden, dan is dat geen probleem. Je telt dan wel niet mee. In feite zijn er drie fabrieksstallen, Lotus, Ferrari en Mac Laren, die in de Formule-I de dienst uitmaken. Je zit dan in een doodkist terwijl je daar toch niet te genop kan tornen. Dat neemt niet weg dat als er een goede aanbieding komt ik toch zou gaan nadenken. Grand Prix is tenslotte Grand Prix. Ik zou best eens achter het stuur van een Formule-I willen kruipen. Niet vanwege de snelheid, want de sport wagens zijn bijna even snel. En vei liger. Naast de bescherming van de cockpit” (en hij maakt een breed ge baar) „zit je als rijder ver verwijderd van de twee tanks die aan weerszij den zijn geplaatst. Bij een Formule-I crash kun je geen kant uit. Je wordt „ingeblikt”. Zoals er bovendien geëx perimenteerd wordt, het is vaak le vensgevaarlijk”. Sfttg./f S htsii

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 23