Praten met de jeugd „We staan ernaast!” r 9 STA hartewens van elke bejaarde Weinig werkelijk contact, behalve met de eigen kinderen en kleinkinderen Mt die „bij de tijd” OP 17 wil blijven HUWELIJK PIL BEGRIP SEX HELPEN VASTGEROEST KERK OORLOG CELIBAAT DENKEN KRING HHhI ZATERDAG 30 JANUARI 1971 Erbij Veel begrip brengen bejaarden op voor b.v. de studentenacties. Niet altijd echter voor de manier waarop die icties gevoerd worden. „Je spelt je krant, je kijkt gretig naar nieuws en commentaar op de tv en je weet dus wat er te koop is in de wereld. Maar toch sta je erbuiten, je hebt er geen deel aan”. 8 .--I ffl aan de Maar vanzelfsprekend. DE MENSEN met wie wij spraken, zijn wel oud maar bepaald niet bejaard. Ze zijn innerlijk jong gebleven. Con tact met de jeugd is voor hen uiter mate belangrijk. Helaas behoren zij tot de uitzonderingen. „Je leest de krant van achter naar voren en van voor naar achter. Je kijkt trouw naar de tv-rubrieken zoals Brandpunt en Achter het Nieuws, en je weet dus precies wat er aan de hand is in de wereld. Maar toch heb je geen contact met de rea liteit; het gaat langs je heen, je hebt er geen deel aan. Ontmoe tingscentra waar je met jonge ren van gedachten kunt wisse len, die moeten er komen. Maar ik vraag me af of dat voor jon geren interessant is mis schien wordt er op de mening van ons, bejaarden, geen enkele prijs meer gesteld. We staan er naast! Ook zij dankt „onze lieve heer op haar blote knieën” dat ze nog zoveel contact met haar kleinkinderen heeft. Met de mensen van haar leeftijd heeft ze nauwelijks contact. „De verzor- gingsflat heeft z’n voordelen, maar ik moest in het begin wel erg wennen”. Toen ik jong was, had je woonruimte te kust en te keur. Nu is er een groot tekort. Ik geloof dat meer oudere mensen woonruir ite aan jonge gezin nen moeten verhuren. Het kan beider leven rijker maken’’. „HEERLIJK dat ik deze tijd nog mag meemaken. Fijn dat de jeugd mij nog wil accepteren. Die kinderen proberen eerlijk te zijn; willen de leugen af schaffen. Ik hoop dat het eens zal luk ken. Ik steun hen van harte in dat stre ven. Al hoop ik dat het beleefdheids- leugentje zal blijven. M’n «vriendin heeft wel eens een draak van een hoed op, en ik heb de moed niet om het haar te zeggen. Dat hoeft ook niet; iedereen moet zelf weten hoe hij zich wil kleden”. „Ja, de studentenbeweging. Waar om, vraag ik me af, doen ze zo onbe schaafd. Moet dat.Aan de andere kant kan harde-actie-voeren z’n nut hebben. Als er niet flink geageerd wordt, blijft het vaak sleuren. Maar de studenten zouden meer met elkaar moeten overleggen en minder oproer moeten kraaien, dat vind ik wel”. „Dat er wat meer actie in de kerk is gekomen ik ben katholiek vind ik geweldig. Maar het afschaffen van de Latijnse liturgie.dat vind ik ook wel een beetje jammer. Het was wel mooi. Veel belangrijker dan het klun gelen over de liturgie vind ik het losla ten van de dogma’s. Het is hoognodig dat de kerk opengegooid wordt. Heer lijk dat ik ook dat kan meemaken”. „MET M’N ZOON heb ik vaak ver hitte discussies over de studentenac ties en over de godsdienst. Ik ben ka tholiek. M’n zoon hij zit vlak voor z’n doctoraal vindt dat het celibaat moet worden afgeschaft. Hij vindt het niet meer van deze tijd. Hij zegt: het is onnatuurlijk. Ik vind dat het moet blijven. Ik ben op dat punt misschien ouderwets, maar als je kiest voor de priesterstudie dan moet je ook de con sequenties aanvaarden. Die toestand met Van het Reve in de kerk schandalig! Ik begrijp niet dat minis ter Klompé dat allemaal slikt. Wat die studentenacties betreft, ben ik het met m’n zoon eens als hij zegt dat hoogleraren maar eens van hun voet stuk moeten afstappen, dat er een eind moet worden gemaakt aan hun autoritaire optreden. In mijn tijd was het nog veel erger, toen stonden de hoogleraren op stellages; je had geen enkele steun aan hen.” „Maar die studenten gaan veel te ver Al dat bezetten en andere flauwekul. ik vind het onbeschofte vlegels. Bah. Ze hebben niet de minste beschaving. Ze mogen nooit zo ver gaan dat ze „WAT IK HET mooiste van deze tijd vind, is dat de jeugd de gelegenheid krijgt te denken en daar gebruik van maakt. Frank en vrij denken: je hebt tenslotte hersens gekregen om ze te ge bruiken. Toen ik jong was, mocht dat niet. Denken zei m’n vader, wat den ken? Je kunt nog niet eens denken.” Je wordt nu niet meer bedreigd met hel en verdoemenis als je durft te den ken. EEN PAAR uitspraken van be jaarden: „Als ik alleen op mijn leeftijd genoten aangewezen was, zou ik liever dood zijn”. „Bejaardensociëteiten zijn goed, maar vaak zijn het alleen kaartclubjes. Ik ken mensen die er elke dag urenlang komen klaverjassen maar wat moe ten ze er anders doen „IK BEN BLIJ dat ik echt met mijn kleinkinderen kan praten. Wanneer ik die contacten niet had, zou ik ze zoeken. Als ik uitsluitend zou zijn aan gewezen op mijn leeftijdgenoten, zou ik liever dood zijn”, zegt een 71-jari- ge die vele jaren een modeatelier heeft geleid. Zij praat drie tot vier keer per week met haar kleinkinde ren. het tempo van deze tijd bij te benen. Een enkeling probeert het. En die blijft jong”. DE ADMINISTRATRICE van het tehuis: „Jammer dat er zo weinig van dit soort initiatieven zijn. Het verzandt zo gauw. Maar wat wil je? De meeste bewoners vegeteren, ze maken zich niet meer druk. Het is heel moeilijk contact met de meeste mensen te heb ben. Ik geloof dat bejaardensociëteiten meer moeten worden opengebroken. Hoewel het streven is, bejaarden zo lang mogelijk zelfstandig te laten wo nen, raken de meesten na hun 65-ste geïsoleerd; de meesten zie je dan gauw ouder worden. Laten die studen ten maar eens komen praten over hun acties. Ik juich dat soort initiatieven toe. Maar of het sucoes heeft is een tweede. De meeste ouderen zijn vast geroest. Ze doen geen moeite meer, HIJ IS 84, gepensioneerd inspecteur van de NS. Op zijn kleinzoon van 24 na heeft hij geen contact met jonge mensen. „Met m’n kleinzoon praat ik over technische dingen. Hij praat lie ver over een mooie auto dan over een mooi meisje”. -lij zegt, ook geen con tact te hebben met de bewoners van het tehuis, herhaalt voortdurend geen behoefte te hebben aan contacten met jonge mensen. Hij zegt z’n eigen ideeën te hebben. Maar uiteindelijk, na steeds de vraag te hebben herhaald of hij nou echt niet eens met jonge mensen zou villen praten, zegt hij: „Misschien toch wel, maar ik ben te veel geïsoleerd. Ze komen hier niet” nen denken en internationaal kunnen communiceren”. Aan de andere kant is hij een tegenstander van ontwikke lingshulp. „De mensen in de ontwik kelingslanden moeten eerst leren wer ken, ze zijn te lui”, zegt hij met na druk. Hij zegt, de kranten te spellen en houdt er zeer uitgesproken menin gen op na. Hoewel hij dat niet rond uit wil toegeven, bestaat er bij hem een duidelijke behoefte, zijn ideeën te toetsen aan die van jonge mensen. Maar bij zijn kleinzoon vindt hij in dat opzicht geen klankbord. Van het grote nut an esperanto is hij eveneens doordrongen. „Het lijkt wel of ze het opzettelijk hebben laten mislukken. Machthebbers verliezen hun macht, als mensen kritisch kun- IN HETZELFDE tehuis woont een oud-verpleegsterZe is tachtig, haar kleinkinderen wonen in Zuid-Afrika en de VS. Contact heeft ze wel eens met neven en nichten. „Ik houd van jonge mensen, en op mijn manier heb ik ze geholpen. Ik woonde in een groot huis. Nadat m’n man was gestorven heb ik kamers verhuurd, overwegend aan jonge, pas getrc ivjde echtparen. Op een dag komt zo’n echtpaar bij me binnen. Zou u het erg vinden als we een baby kregen?, vroegen ze bedrem meld. De meeste hospita’s, weet u, zijn er tegen. Ik zei: Al is het een tweeling Nou, dat jonge vrouwtje kleurde tot achter haar oren. Ik zei ook dat ik wel eens wilde babysitten. de jeugd. Bejaarden, die een zelfstandige positie in de maatschappij hebben gehad of hebben gestudeerd, praten nog het meest met hun kleinkinderen. Sex, vraagstukken van oorlog en vrede en de studenten revoltes leverden doorgaans de meeste gespreksstof op. Deze ouderen voelen zich het minst thuis in bejaarden oorden. „Ik ben voor d.e pil. Mijn kleinkin deren hebben me er nooit mijn me ning over gevraagd. Maar als ze het zouden doen, zou ik ze adviseren de pil te gebruiken. Ik ben voor het hu welijk. Dat veel huwelijken misluk ken, komt misschien wel doordat die kinderen te vroeg trouwen. Ik heb eens een kleinkind geadviseerd des noods een jaar of twee jaar samen te wonen, zodat ze elkaar kunnen „ont dekken”. Dan is het absoluut noodza kelijk dat er in die tijd geen kinderen komen. Ik heb een kleindochter van zeventien. Ze is erg mooi, de mannen kijken naar haar. Vreselijk zou ik het vinden als ze .net een kind thuis zou komen. Als ik zou merken dat ze een verhouding had, zou ik zeggen: kind, ga met je moeder naar de dokter en vraag de pil. Ik wee. dat haar moeder er net zo over denkt. Met m’n dochter praat ik ook veel over dit soort din gen. Omdat ik zo’n goed contact met m’n dochter heb, kan ik ook praten met m’n kleinkinderen. Er zit ook een groot gevaar aan die pil. Ongeli miteerde sex is gevaarlijk. Ik ben als de dood voor geslachtsziekten. Ik heb eens een meisje op m’n atelier ge had, die aan syfilis leed vreselijk. Toch ben ik voor de pil, want onwet tige kinderen, dat is ook een vreselijk probleem.” bouwen, moet dat nu andere kant.krijgen ze een s zonder strijd verkregen. Dat is ook afgedwongen, zoals zoveel andere rechten, die nu de gewoonste zaak van de wereld zijn, maar niet m mijn jeugd.” DAT DE jongeren protesteren, vindt hij „prachtig”. „Ze zetten overal vraagtekens bij. De ouderen doen net of ze die protesten van de jeugd niet begrijpen, maar dat is alleen omdat ze het niet willen begrijpen. De oude ren willen geen conflicten meer.” Hoewel hij de demonstrerende jonge ren zegt te begrijpen, vraagt hij zich af of het nou allemaal wel zo nodig moet, „met spandoeken en dergelijke”. En hij vraagt zich af: „Zouden er mis schien communisten achterzitten?” Hij meent dat de studenten met hun acties het onderwijs willen verbeteren en daarvan is hij een groot voorstan der: „De mensen moeten kritischer worden en daarvoor is op het individu afgestemd onderwijs noodzakelijk.” IK BEN BLIJ dat ik deze tijd mee maak en er met m’n kleinkinderen over kan praten. Eindelijk leven we dan niet meer in de tijd van de ouwe mannetjes met hun ouwe traditietjes, die in een kringetje ronddraaien. Maar met de mensen in dit tehuis DINGEN zoals de Damslapers, dat kan ik niet helemaal begrijpen. Als ik in de regering zou zitten.Maar aan de andere kant.mijn man heeft ook met een stel vrienden negen maanden door Europa gezworven; ze verdienden hun geld met zingen en spelen. Ik mis mijn man nog elke dag. Met hem kon ik, net als m’n kleinkin deren, over al die dingen praten. Hij dacht soepel, was bewogen en strijd baar. Er komen tranen in haar ogen. Ze wacht tot ze opgedroogd zijn, want haar leeftijdgenoten mogen niet zien dat ze heeft gehuild. „M’n klein kinderen weten wel dat ik hem mis. Die begrijpen het. Maar de mensen hier zouden het misschien niet begrij pen. Ze zouden me misschien uitlach en.” kan ik niet praten. Weet je waar ik me zo aan stoot? Dat de meeste men sen van mijn leeftijd eigenlijk alleen maar over hun eigen kwaaltjes kun nen praten. Dan zeg ik altijd: praat daar toch niet over, ’t helpt je alleen maar de put in. Ik heb ook wel het een en ander, maar erover praten. ik heb wel andere dingen aan m’n hoofd.” ZE HEEFT een epistel samenge steld, waarin ze haar mening over con tact tussen bejaarden en jeugd uiteen zet. Een van de IVO-scholen heeft in haar tehuis nog niet zo lang geleden een „communicatie - tussen - jong - en - oud - middag” gehouden. Ze schrijft: „aardig was het voor ons, de jeugd van 15 tot 18 jaar op het toneel te zien verschijnen. Allereerst werd de uitslag van de quiz meegedeeld. Hier na gaven zij gymnastische toeren, dansjes en klein toneel te zien. Na de pauze werd er in de zaal een dans ruimte vrijgemaakt. Toen kwam de grote verrassing. De jongeheren vroe gen met een correcte buiging een ou dere dame ten dans en de jongedames kozen zich een oudere heer. Er heerste een vrolijke stemming. U had eens moeten zien hoe gemoedelijk en rustig ritmisch de oude dansen ten uitvoer werden gebracht. Al met al een uit muntend geslaagde communicatie -middag”. paling van het beleid gaat, vind ik vanzelfsprekend. Maar de manier waarop het gebeurt, kan ik niet al tijd bewonderen. Het bezetten van ge bouwen, moet dat nu echt? Aan de andere kant.... krijgen ze het op een andere manier wel gedaan? Ten slotte is de 45-urige werkweek ook niet (Van een onzer verslaggevers) WERKELIJK CONTACT tussen bejaarden en jeugd is er nauwelijks. De meeste ouderen leiden een vege terend bestaan in bejaardentehuis of verzorgingsflat. Anderen, die proberen mee te denken, hebben welis waar een mening over eigentijdse zaken maar kunnen die niet toetsen omdat ze geen contacten hebben met EEN 74-JARIGE in een ander te huis heeft dat wel. „Als je contact met je eigen kinderen hebt, heb je dat ook met je kleinkinderen. Als ze zeg gen: Oma komt, dan is het goed. Maar zeggen ze: dat ouwe mens komt weerVeel hangt ook af van je ei gen ontwikkeling. Ik heb rechten ge studeerd en daar heb ik nu nog veel profijt van.” „De kinderen van m’n dochter in Brabant zijn jongens van 15, 14 en 10. De twee oudsten weten alles af over sex, de pil, homofilie. Over politiek kunnen ze ook al aardig meepraten, ’t Is allemaal D’ 66 natuurlijk. De jongste van tien komt op een dag thuis. Hij had sexuele voorlichting op de school gehad. Ik weet wat sex is, zegt hij trots tegen z’n broers. En verder: jullie zijn homo’s. Die twee oudsten werden kwaad. Nou, ik vind het glad verkeerd dat die kinderen al les over sex weten. Ze zijn er gewoon te jong voor. In mijn tijd was het na tuurlijk ook niet goed. Wij werden overal van afgehouden, we mochten niets weten. Als studente ben ik nooit bij een jongen op een kamer geweest. Wat dat betreft is er natuurlijk veel verbeterd. Maar dat doordraven, dat is toch niets.” „M’n zoon is chirurg in Rotterdam. Hij is helemaal geen voorstander van de pil. Er zijn vrouwen die dat ding te lang gebruiken en dan kunnen ze nooit kinderen meer krijgen. Hij heeft wat dat betreft veel ellende ge zien. Veel praten kan ik overigens niet met hem. Hij moet verschrikkelijk hard werken. Als hij thuis komt is hij te moe om de krant te lezen.” „WAAR WE OOK veel over praten, is over de oorlog. Ik kan best begrij pen dat de jeugd meedoet aan anti- oorlogsmarsen, oproepkaarten voor de militaire dienst verbrandt, dienst weigert. De jeugd wil zich niet meer laten afslachten voor een of ander vaag ideaal. Ze krijgt de kans erover na te denken, te protesteren. M’n kleinkinderen en ik hebben uren ge praat over de mars tegen de dood in de Verenigde Staten. Ik heb ze ge zegd dat de volgende stap moet zijn het afbreken van het nationalisme, het chauvinisme. Je kunt toch wel van je land houden, zonder een nationa list te zijn. Daarom ben ik zo’n voor stander van esperanto. Dat het nooit een internationaal gebruikte taal is geworden, is vreselijk jammer.” „Ee nvan m’n kleinkinderen stu deert rechten in Amsterdam. Hij zegt: „Oma, het is absoluut noodzakelijk dat we die acties voeren. Het is im mers zo’n klein groepje dat de macht in handen heeft.” Dat de studenten willen meebeslissen als het om de be- dicteren wat ze studeren willen. Geen examens meer afleggen, dat kan toch niet? M’n zoon denkt ook in dat op zicht moderner dan ik. Hij voelt voor een heleboel meer dan ik, maar toch kunnen we fijn praten”. ZE IS 84 en woont sinds april vorig jaar in een verzorgingsflat. Ze kan zich heel goed zelf redden. „Sex, daar zijn ze vol van, de pil roemen ze geweldig. Maar ik geloof dat ze soms aan oma willen laten zien hoe flink, hoe groot en hoe vrij ze wel zijn. Ze zeggen er ger dingen dan ze menen. Ook bij het huwelijk zetten m’n meeste kleinkinde ren en hun vrienden vraagtekens. Er zijn er bij die vinden dat zowel ’t bur gerlijke als het kerkelijke huwelijk vol ledig heeft afgedaan. Maar wat er dan voor in de plaats moet komen, dat we ten ze niet. Als ik zeg dat er toch wel enige orde moet zijn, zeggen ze: als je maar van elkaar houdt”. „Ik geloof dat ze er geen raad meer mee weten, zoals ik er ook geen raad meer mee weet. Toch hebben ze wel gelijk als ze vraagtekens bij het huwe lijk zetten. Er zijn te weinig mooie huwelijken. Ik kende er helaas genoeg die alleen voor de omgeving mooi le ken”. „Een vriend van een kleinzoon zit op de KMA. Die hoon ik altijd. Hij zegt altijd: als er nou geen militairen wa ren om het land te beschermen Twintig is-ie, nog een beetje nat achter de oren. Ik wil de Navo weghebben. De Pax Christi doet volgens mij prach tig werk. Elke vermeerdering van de bewapening is funest. Vaak kapt hij het gesprek af, dan gaat-ie een endje om met m’n kleinzoon. Verder is het wel een lieve jongen”. Cs.'"' ■- OMMMt 25» W

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 17