-a e flfc
[vrouw
"■Hl
w
Vooral zij die bij familie
inwonen worden niet zelden
concludeert
een enquete
schaamteloos geëxploiteerd.
Uitbuiting
Vermageringskuur
zoetekauwen
voor
111 il
Drie groepen
Weinig contacten
Eén op de tien
Geen eigen hamer
1
ZATERDAG 30 JANUARI 1971
19
Erbij
(Van een medewerkster)
Lollies
,1
-
HOE HET PRECIES zit met de
levensomstandigheden van de
oudere ongehuwde vrouwen en
mannen is te lezen in een rapport
dat dezer dagen door minister
Roolvink van Sociale Zaken is in
gediend bij de Tweede Kamer. Het
rapport is geschreven door het In
stituut voor toegepaste sociologie
van de Katholieke Universiteit in
Nijmegen.
HET TRIESTE
van
BESTAAN VAN
DE OUDERE
ONGEHUWDEN
drie
J'VVWWVWWWWWWWWWWWW'
VVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVinfVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV^HHrVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVWHrVVVVVV^
'VWVWW'
Op dieet? Neem 'n zuurtje!
(Van een medewerkster)
zijn
met
Ze bereikt dit succes met behulp
van lollies. Haar advies: „Driemaal
per dag, op de critieke hongermo-
menten, een poosje sabbelen op een
lollie. De zoete smaak verdrijft het
hongergevoel tot etenstijd.” Die cri
tieke hongermomenten treden vol
gens haar op 's ochtends tussen half
elf en elf, ’s middags om ongeveer
vier uur en ’s avonds tegen bedtijd.
sen ongehuwde nog aanvaardbaar ge
acht kan worden”. Het geldt ook voor
de in gezinsverband wonende vrou
wen, die wel buitenshuis werken. Van
hen heeft nog altijd 18 percent geen
eigen kamer en wanneer wel, dan is
deze in de helft van de gevallen niet
te verwarmen.
NU ER één maand om is, zal het
grootste deel van het legioen de
strijd wel hebben opgegeven. Dat ge
beurt elk jaar en de fanatiekelin
gen die kans zien om dunner te
worden (en dun te blijven) krijgen
zo langzamerhand het aureool van
een soort heldinnen.
IN DE MEESTE handleidingen
voor verstandig eten wordt wel
ruimte gelaten voor wat zoetigheid,
want de hedendaagse mens heeft
nu eenmaal een „zoete tand”, al
zegt de moderne voedingsleer dat
DE GEDACHTE VAN het „bitter
zoete” dieet is niet van vandaag of
gisteren. Ruim 50 jaar geleden cir
culeerde in Amerika al een dieet-
boek met de zeer hedendaagse ti
tel „Dieet, gezondheid, en sleutel
tot de calorieën”. De schrijfster gaf
daarin openhartig toe dat ze soms
wel eens tien chocolaatjes vóór het
diner at, maar dat diner dan wel
beperkte tot een kop heldere soep
en één cracker. Ze gaf ook dit ad
vies: „Als er een moment komt
waarop je denkt dat je dood gaat
zonder chocoladevla, ga je er dan
gerust aan te buiten”. Moraal: als je
een paar dagen niets anders eet,
kun je het komende half jaar geen
chocoladevla meer zien, en zonder
moeite terugkeren naar je dieet.
NAAR MEN ZEGT wordt tegen
woordig op Amerikaanse beauty
farms angstvallig rekening gehou
den met de „psychologie van het
zoet”. Hoewel de cliënten niet al
leen mooier, maar ook graag mager
der naar huis willen gaan worden
er toch de meest spektakulaire des
serten in de diëten verwerkt, on
der het motto dat eten-met-plezier
dubbel belangrijk is voor hen die
op dieet zijn. In de keuken worden
de extra calorieën van die zoetig
heid dan weer zorgvuldig afgeknab
beld van de overige gangen van het
diner.
gebeuren. Vrijwel altijd is het de
„gezelligheid” van de koek of de
appelpunt bij de koffie die de door
slag geeft bij het terugvallen in de
oude ondeugd. Want wie aan het
verlangen naar (zoete) snoep heeft
toegegeven, laat meestal de rest van
het dieet meteen maar schieten, in
de veronderstelling dat alles nu
toch verloren is.
IN DE DIEETRUBRIEK van een
Amerikaans maandblad vertelde
Sonja dat ze altijd lollies bij zich
heeft, hoewel ze citroenzuurtjes en
andere „harde zoetigheid” ook voor
treffelijke verdrijvers van het hon
gergevoel vindt. Vooropgesteld na
tuurlijk dat het bij één enkel zuur
tje blijft.
thuiswonende, geen baan buitenshuis
hebbende, oudere ongehuwde vrou
wen heeft geen enkele vorm van in
komen. Onder inkomen worden ook
uitkeringen krachtens de bijstandswet
verstaan. Bijstand wordt pas gegeven
bij mindere validiteit of wanneer men
buitenshuis woont. En dan nog moet,
zoals gezegd, 90 percent van de onge
huwde vrouwen, die nooit in een be
roep werkzaam zijn geweest, rondko
men met ƒ400 per maand of minder.
Het gaat om 18.000 vrouwen.
Het rapport onderscheidt
groepen ongehuwde vrouwen tussen
de 40 en 65. Groep 1: werkende
ongehuwde vrouwen. Dit is de groot
ste groep. 76,3 percent (van alle
164.110 ongehuwde vrouwen). Groep
2: de niet meer werkende vrouwen:
20 percent. Groep 3: de vrouwen
die nooit gewerkt hebben.
Elke groep heeft zijn eigen ken
merken.
De vrouwen uit groep 1 wonen va
ker in de grote steden, hebben meer
een voortgezette opleiding gevolgd
en zijn veel vaker alleenwonend, in
eigen woning of op kamers. In groep
2 zitten naar verhouding veel vrou
wen boven de 50 jaar, met name
tussen de 60 en 65. Meer dan in
groep 1 hebben ze alleen lagere op
leidingen gehad en vaker dan de
vrouwen uit groep 1 wonen ze nog
thuis of bij broers of zusters. De
vrouwen van groep 3 wonen hoofd-
zakelijk op het platteland en in
kleinere steden en vrijwel altijd in
gezinsverband; nog meer dan de
vrouwen uit groep 2 hebben ze al
leen lagere school gehad.
De vrouwen uit groep 1 hebben
naar verhouding de minste proble
men. De meeste problemen hebben
in deze groep de vrouwen die al
leen lager onderwijs hebben, daar
door vaker terecht komen in dienst
verlenende of huishoudelijke beroe
pen en daar werkweken maken van
soms meer dan 45 uur en die omdat
ze (veelal om financiële redenen)
bij ouders of broers of zusters wo
nen tevens veel huishoudelijk werk
moeten verrichten, mede daardoor
minder vrienden en kennissen heb
ben en die (derhalve?) op wngere
leeftijd lichamelijk aftakelen. Het is
in dit verband hyperend dat 30 per
cent van de vrouwen van groep 2
werkzaam is geweest in huishoude
lijke beroepen. Van groep 1 werkt
slechts 16 percent in huishoudelijke
beroepen. De meesten doen hoger
geklasseerd werk Overigens vindt
driekwart van de vrouwen die een
leidinggevende positie bekleden
(een op de drie) hun werk zwaar
der als zij leiding moeten geven
aan vrouwen, dan wanneer zij de
baas moeten zijn over mannen.
HET MISVERSTAND is echter
nog altijd dat die paar koekjes per
dag het grote gevaar zouden vor
men, hoewel in werkelijkheid de
combinatie van te vet (en te veel!)
eten met te weinig lichaamsbewe
ging de doodsteek geeft aan alle
vermageringsplannen. Snoep wordt
automatisch vereenzelvigd met
koekjes en andere zoetigheid, een
hoogst enkele keer met zoet brood
beleg, maar vrijwel nooit met de
zoutjes en zakken patat waarmee
het moderne eetpatroon is gegar
neerd. Vandaar dat de verwachte
wonderen uitblijven bij mensen die
vermageren willen, enkel en alleen
door het koekje en de suikerklont
bij de koffie te laten liggen.
Het rapport geeft er geen antwoord
op. Het leert wel, dat de vrijgezelle
vrouwen aanzienlijk minder tevreden
zijn met dat samenwonen. Dat komt
doordat ze worden „opgeknapt” met
huishoudelijk werk, ook als ze over
dag een baan hebben. Het rapport con
stateert dat van de werkende onge
huwde vrouwen ongeveer de helft een
dubbele taak heeft. Zo’n „dubbele
taak” begint bij 2 uur werk per dag
in huis. Alleenwonende werkende vrou
wen besteden gemiddeld minder tijd
aan het eigen huishouden dan vrou
wen die met anderen samenwonen.
En ook hier geldt: de dubbele taak
komt het hardst aan bij de minst-ver-
dienenden en bij de plattelanders, en
voorts bij het klimmen van de jaren.
De leeftijd van 50 jaar is duidelijk
een breekpunt. Thuiswonende werken
de vrouwen moeten dan vaak hun
werk, althans gedeeltelijk, opgeven.
HET SLECHTST eraan toe op elk
gebied zijn de ongehuwde vrouwen,
die nooit een beroep hebben gehad.
Het Nijmeegse rapport zegt voorzich
tig: „Om allerlei redenen, waarin
die zoete tand niet aangeboren
maar aangewend is. De Amerikaan
se psychologe Sonja Eitelborg heeft
zelfs een boek geschreven op basis
van haar eigen ervaringen op dit
terrein: ze ziet namelijk geen kans
om zich aan een dieet zonder enige
zoetigheid te houden. Tobbend met
haar eigen lichaamsgewicht (meer
dan 160 pond) kwam ze tot een
listig voedingsplan dat haar bin
nen een half jaar tientallen ponden
lichter maakte.
De SER heeft het rapport gewild.
Hij heeft een paar keer over ongehuw-
denzaken moeten adviseren. Onder an
dere over de vraag of ongehuwde vrou
wen al op 60-jarige leeftijd onder de
AOW zouden moeten vallen (het ad
vies luidde negatief). Altijd moesten
die adviezen worden uitgebracht op
basis van vermoedens, niet van feite
lijke gegevens. In navolging van de
SER weten ook de ministeries van Fi
nanciën (belastingbeleid), Sociale Za
ken (arbeidsbeleid) en CRM (maat
schappelijke begeleiding) te weinig
van de oudere ongehuwden af.
MARKANTE uitkomst van het Nij
meegse onderzoek is, zoals gezegd,
het feit dat de meeste oudere onge
huwden nog „thuis” wonen of bij broers
of zusters. Hoewel gemiddeld de on
gehuwde mannen hun niet-getrouwd
zijn veel minder positief beleven dan
de ongehuwde vrouwen, heeft drie
kwart van de ongehuwde mannen wel
waarschijnlijk traditionele opvattin
gen over de positie van de vrouw
meespelen („meisjes trouwen toch”)
hebben zij na het verlaten van de
school geen baan gezocht”. Mevrouw
De Jong noemt ze „een volledige pro
bleemgroep”. Ze maken 12 percent uit
van alle ongehuwde vrouwen tussen
de 40 en 65, ongeveer 20.000 dus 84
percent van haar wonen nog bij de
ouders of bij broers of zusters en zijn
meer dan 4 uur per dag met huishou
delijk werk bezig.
Vrijwel allen hebben de enquêteurs
gezegd dat ze aan dat werk geen he
kel hebben. 57 percent vindt het voorts
vanzelfsprekend dat ongetrouwde kin
deren voor hun ouders moeten zorgen
wanneer deze hulpbehoevend zijn. (Van
de buitenshuis werkende ongehuwde
vrouwen vindt slechts 28 percent dat
helpen vanzelfsprekend). In feite heeft
16 percent van de ongehuwde vrou
wen die nooit in beroepsarbeid werk
zaam zijn geweest, de zorg voor zie
ke huisgenoten (concreet: 3.200 vrou
wen).
„Sloven voor geen centen”, aldus
mevrouw De Jong. 40 percent van de
HONDERDEN VROUWEN
het nieuwe jaar begonnen
„goed voornemen nummer één”: in
de komende maanden eindelijk
ernst te maken met het streven
naar de waarlijk slanke lijn. Sterk
staan tegenover het taartje, het
koekje bij de koffie, het zoete des
sert, het snoepje tussendoor. Elke
dag meedoen aan de ochtendgym
nastiek, meer wandelen en fietsen
in plaats van autorijden, trappen
lopen in plaats van in de lift te
hangen.
«V«V*X*V*X»X***>?
w*x*!*^
❖X*X*X*X*X*X*X
wX*X*X*X*Xwv
AMSTERDAMS dure Bijlmermeer-
kwartier met zijn concentratie van sa
menwonende mannen en vrouwen is
niet typerend voor „de” vrijgezelle
mannen en vrouwen, alsmede typische
„stadsvrij gezellen.” Uit de dagblad- en
tv-reportages komen ze tevoorschijn
als mensen, die met hun leefsituatie
wel tevreden zijn. Het Nijmeegse on
derzoek leert dat de meest met proble
men behepte vrijgezellen, vrouwen zo
wel als mannen, steeds weer degenen
zijn die de minste opleiding hebben ge
noten, die (derhalve) het laagste inko
men hebben, die (mede derhalve?) bij
familie inwonen en (als ze plattelan
ders zijn) de minste zelfstandigheid,
en de minste vrienden of kennissen
hebben. Ze hebben naast hun gewone
werk ook het meeste huishoudelijke
werk te verrichten.
GEEN VRIENDEN of kennissen:
van de werkende ongehuwde vrouwen,
al dan niet zelfstandig wonend, heeft 35
percent geen relaties buiten familie of
werkkring. Van de mannen zelfs bijna
de helft (47 percent). Toch had, zoals
gezegd, 60 percent van de oudere vrij
gezelle mannen willen trouwen.
Mevrouw de Jong: „Opvallend veel
oudere vrijgezellen (20 percent van de
totale groep) zijn werkzaam in de
landbouw. Nee, ik durf niet te zeggen
waarom juist zij zo weinig getrouwd
zijn geraakt. Menen ze van zichzelf, dat
ze niet goed genoeg zijn voor een vrouw
omdat ze bijvoorbeeld te weinig ver
dienen? Vele duizenden mannen in ge
lijke positie zijn wel getrouwd. Of zijn
meisjes niet geïnteresseerd in het boe
renbedrijf? Je kan dat veronderstel
len, maar of het wetenschappelijk ook
klopt, zal onderzocht moeten worden.”
„Hoe dan ook, het is typerend dat van
de vrijgezelle mannen 20 percent in de
landbouw werkt, 40 percent in am
bachtelijke en industriële beroepen en
20 percent in dienstverlenende beroe
pen, dat 77 percent alleen lager of
lager beroepsonderwijs heeft gehad,
maar van de werkende ongehuwde
vrouwen daarentegen 50 percent. Van
de ongehuwde werkende vrouwen be
kleedt 31,7 percent een leidinggevende
positie, kennelijk omdat ze minder
concurrentie ondervinden.” Ongehuw
de mannen bekleden vrij weinig lei
dinggevende posities. De overgrote
meerderheid behoort typisch tot de ar
beidersklasse.
vrede met dat samenwonen. Zijn ze
uitgeblust, hebben ze hun illusies verlo
ren?
HET GEKKE BIJ dit alles: als
die nobele plannen in het slop ra
ken, komt dat meestal doordat ze
stuk lopen op het verlangen naar
zoetigheid. Wel eens iemand ont
moet, die het vermageren opgaf om
dat ze niet van de schaal met aard
appels kon af blij ven of de aanblik
van goudbruine jus niet langer kon
weerstaan? Dat schijnt zelden te
Het gaat desondanks om een niet
onaanzienlijke groep in onze samenle
ving. Het Nijmeegse rapport hanteert
een cijfer van eind 1967. Toen waren
er 164.110 ongehuwde vrouwen en
114.914 ongehuwde mannen tussen de
40 en 65 jaar. In percentages uitge
drukt: van de vrouwen in die leef
tijdsklasse is 9,7 percent niet ge
trouwd, bijna één op de tien. Bij de
mannen is het percentage 7,2.
WE SPREKEN MET de jeugdige
mevrouw dr. J. de Jong-Gierveld uit
Pijnacker. Ze heeft in de commissie
gezeten, die het Nijmeegse onderzoek
heeft begeleid. Ze is wetenschappelijk
hoofdmedewerker aan de Vrije Univer
siteit in Amsterdam. Haar specialisme
is het ongehuwdenvraagstuk. Haar dis
sertatie uit 1969 (in boekvorm versche
nen onder de titel „De Ongehuwden”)
ging over de eenzaamheid van de on
gehuwden en het beeld dat „men”
over de ongehuwden heeft. „Ik zat in
het kerkewerk in Amsterdam en woon
de bovendien in een buurt die uitpuilde
van kamerbewoners, zo gaat dat.”
Uit de cijfers zou blijken dat het ste
reotiepe idee dat vrijgezellen vrolijke
flierefluiters zijn die hun vrijheid niet
door huwelijksbanden af gekneld wil
len zien, onjuist is. Van de ongehuw
de vrouwen (bij haar onderzoek die
tussen de 30 en 55) had 79 percent
willen trouwen, van de mannen 60 per
cent.
Met een staatje uit het Nijmeegse
rapport in de hand bewijst mevrouw
De Jong dat de idee dat vrijgezellen
typische huur kamerbewoners zijn ook
niet juist is. Voor de jongeren gaat dat
op, niet voor ongehuwden boven de 40.
Van de ongehuwde vrouwen tussen de
40 en 65 woont 57 percent (nog) bij
de ouders thuis, bij een (ongetrouwde)
broer of zuster of bij een andere ken
nis. Slechts 9 percent woont op een
kamer, 33 percent heeft een eigen wo
ning. Van de oudere ongehuwde man
nen woont slechts 7 percent op een
kamer; 23 percent heeft een eigen huis.
E OUDERE ongetrouwde vrouwen en mannen tussen de 40 en 65 jaar yor
I men een groep met problemen, die onvoldoende bekend zijn. Bijvoorbeeld
is het allerminst een algemene wetenschap dat liefst 90 percent van de
oudere ongehuwde vrouwen, die nooit een beroep hebben uitgeoefend en die in
overgrote meerderheid bij familie wonen en daar het huishouden doen, een
inkomen heeft van minder dan f 400 per maand. Dat is dan inclusief de even
tuele uitkeringen van de Bijstandswet. Tenzij ze °P zichzelf wonen en tenzij ze
minder valide zijn, krijgen ze veelal geen bijstand, kennelijk omdat ervan wordt
uitgegaan dat ze maar op de been moeten worden gehouden door hun huisge
noten. Een financiële afhankelijkheid, die vaak weer samengaat met het niet
hebben van een eigen kamer, het missen van vrienden of vriendinnen.
MET DE van de familie afhanke
lijke financiële situatie hangen ande
re negatieve zaken samen: 63 percent
heeft geen vrienden of vriendinnen
(van de werkende vrouwen 35 per
cent). Slechts 24 percent van de on
gehuwde vrouwen in kwestie heeft de
beschikking over een eigen kamer die
te verwarmen is.
Over het gebrek aan privacy zegt
het rapport: „Men moet zich afvra
gen of deze situatie voor een volwas-
x*x*?*>?