Chinees-klassiek „Boek der
Oden
door Johann W.
Schotman
vertaald
Kleine
Bellettrie
serie
Volgehouden irreële spanning in
Herfst in Peking” van Jean Ray
„Malpertuis” van Boris Vian en
LEVENSWERK VAN VEELZIJDIGE
ARTS, SCHRIJVER EN VERTALER
Boekenweek.
WOENSDAG 31 MAART 1971
99
Universeel auteur
99
Twee werelden
Méér dan jantasmen
Absurde reis
Goden in Gent
1 tot en met 10 april
#1 Zes jaren China
om ’s middags maar. Dat past me beter. Want ’s nachts werk ik dik
wijls erg lang door”. Johann Wilhelm Schotman blijkt geen ochtend-
mens, wanneer we met hem een afspraak willen maken. Geen kwestie
van humeur, naar later blijkt, maar noodgedwongen. Want langs zijn oude
herenhuis aan de Zwolse Willemskade davert, heel de dag, luidruchtig
stadsverkeer. Pas tegen elven ’s avonds keert de stilte weer. Een stilte,
die aan Schotman rust en concentratie schenkt om aan het werk te gaan.
En meestal slaat de klok al vier, voordat in het oude pand tenslotte alle
lichten doven. Terecht, dat dan de wekker 's morgens niet zo heel vroeg
gaat
Het is nu bijna 79 jaar geleden, dat Johann Wilhelm Schotman in Hoo-
geveen werd geboren. Maar zijn leeftijd is hem nog niet aan te zien. Kaars
recht is hij, vitaal, briljant van geest en in het gesprek geen ogenblik zoe
kend naar woorden. Onvermoeibaar pratend, steeds opstaand bovendien
om uit de duizenden boeken, die de wanden van zijn kamers vullen, dat
boek te pakken, waarmee hij zijn betoog wil illustreren. Wat is het geheim
van deze grote levenskracht? „Dat weet ik niet”, zegt hij eenvoudig, „mij
is het gegeven zo te kunnen leven; daar ben ik dankbaar voor. En er is
één stelregel die mij steeds voor ogen staat: Blijf bezig, zit niet stil
B Moeilijk werk
B „Boeken der Oden'
B Hard werken
VWVV'ArtAAAA/lAT/VWVWWVWVVVVVtAAAhAAZVVVVVVWWVWWVVVWWWWVV’
JOHANN WILHELM SCHOTMAN
hemel,
Azuren
met „Naar
ANNEKE VAN LUXEMBURG
r
GERRIT BAKKER
Schotman leerde de Chinese bijbel
tientallen jaren geleden pas goed ken-
ontzenuwd
schijn ont-
ook dat al die verschillende tekentjes
weer verdeeld zijn in groepen, naar 114
grondtekens. En wanneer je dat een
maal weet kun je, aan de hand van het
aantal penseelvegen en de grondtekens,
in de woordenboeken de betekenis van
het schrift terug vinden. Ja en dan
moet je maar afwachten wat zo’n ver
taling je oplevert”.
Schotman: „Het Boek der Oden is
wereldlitteratuur. Bovendien is het uit
historisch oogpunt natuurlijk verba
zend interessant. En verder proef je
uit die verzen de hele levenssfeer van
die tijd, tot in details. Hoe de mensen
dachten, voelden, leefden, zo’n duizend
jaar voor Christus. En de menselijke
emoties die je daarin aantreft, dat zijn
ook nog de emoties die de mensheid
Ray schrijft zo dus niet alleen een spannend boek
Malpertuis is een van de spannendste boeken die ik ooit
gelezen heb maar licht tegelijkertijd de burgerij door
van zijn geboortestad Gent.
IN HET NAWOORD dat Hubert Lampo heeft toege
voegd aan zijn vertaling kan men lezen dat in „Malper
tuis”, evenals in het overgrote deel van het werk van Jean
Ray, sprake is van wat Lampo noemt een parallelle wereld.
Hij verstaat hieronder een wereld die bestaat naast de
wereld waarin wij leven en die hier als het ware het
spiegelbeeld van vormt.
De „ware” wereld is in Malpertuis dan de wereld van
de Vlaamse burgerij, de andere wereld die van de góden
en godinnen uit de oudheid. Het boek bestaat uit een aan
tal hoofdstukken die uit verschillende perioden en uit
verschillende bronnen afkomstig zijn. Het zouden frag
menten zijn uit een verzameling oude manuscripten die
Ray in een klooster zou hebben gevonden.
Men ziet: reeds in de presentatie van zijn boek bouwt
Ray met zorg de sfeer van geheimzinnigheid op die zo
kenmerkend is voor het genre. Ook de plaats waar het
verhaal van „Malpertuis” speelt is er bij uitstek een van
de fantastische litteratuur: het is een oud vervallen huis
dat men zonder enige overdrijving een spookhuis zou kun
nen noemen.
In deze omgeving plaats Ray zijn gevallen góden maar
het duurt lang alvorens zij als zodanig voor de lezer her
kenbaar zijn. Hun vermomming van brave, hoewel soms
wat excentrieke burgers, is aanvankelijk zo perfect dat
men de vele toespelingen op hun goddelijke afkomst niet
doorziet. Het wat vreemde gedrag accepteert men als
behorend bij het burgerlijk milieu waarin het verhaal zich
afspeelt. Pas achteraf bemerkt men dat het niet in de
eerste plaats dit milieu is dat de dwangmatige reacties
bepaalt van de figuren die men in de roman tegenkomt
maar veeleer de vloek van heidense góden die op hen rust.
BORIS VIAN maakt in „Herfst in Peking” een heel
ander gebruik van de mogelijkheden van het fantastische
genre. In deze roman zijn het niet in eerste instantie de
personages die niet in werkelijkheid zouden kunnen voor
komen maar veeleer de omstandigheden waaronder zij
verkeren. Het verhaal gaat, kort gezegd, over een aantal
jonge mensen, mannen en vrouwen, die allen op verschil
lende manier naar de woestijn van Exopotamië komen om
daar mee te werken aan de aanleg van een spoorlijn.
De Parijzenaar Amadis Dudu is de eerste die de lezer
ontmoet op weg naar Exopotamië, of liever naar de auto
bus 975 die hem naar zijn werk zal brengen. De buslijn
blijkt die dag echter voor Amadis niet geheel normaal te
functioneren want keer op keer wordt het hem onmogelijk
gemaakt in de bij de halte stoppende bus in te stappen.
Tenslotte vindt hij een plaatsje in een bus die dagen
achtereen doorrijdt alvorens te stoppen in Exopotamië.
In nog een aantal zulke hoofdstukjes die een inleiding
vormen op de eigenlijke roman, snijdt Vian als het ware
de aardse banden van zijn helden door opdat zij los van
alles het denkbeeldige Exopotamië kunnen betreden. Niet
alleen met behulp van onwaarschijnlijke gebeurtenissen
bewerkstelligt hij dit maar ook door zijn manier van
schrijven. Voortdurend speelt hij met het zogenaamde
logische denken. Zo vindingrijk en verrassend doet hij dit
dat men dikwijls een zin moet herlezen om erachter te
komen waar nu wel precies de „fout” zit.
„Herfst in Peking” dat voor het eerst in 1947 verscheen,
dus midden in de bloeitijd van het „theatre de l’absurde”
moet dacht ik, dan ook beschouwd worden als de absur-
dische opvatting van de fantastische roman. In die zin
doet het ook veel moderner aan dan de roman van Ray.
Het fascinerende van „Herfst in Peking” is, vind ik, dat
ondanks of misschien juist dank zij de idiote toestanden
die men erin vindt beschreven, de mensen die Vian be
schrijft zo ontzettend gewoon aandoen.
Vian is als geen ander een meester in de alledaagse
dialoog, als geen ander weet hij er het onlogische verloop
van weer te geven. De gesprekken die hij weergeeft sprin
gen van de hak op de tak maar niettemin zeggen de
mensen die hij zo laat praten zonder omwegen wat zij op
het hart hebben. En dat is niet weinig. De fantastische
roman lijkt Vian de mogelijkheid te hebben geboden om
het ongerijmde van het alledaagse contact aan te tonen.
Beide boeken kan men rekenen tot de fantastische lit
teratuur, een genre dat in ons land tamelijk weinig be
oefend is en voor velen misschien alleen bekend uit
jongensboeken en science fiction. Het is een genre waarin
gebeurtenissen plaats vinden die nuchter bezien onmoge
lijk zijn, maar door de nauwgezetheid waarmee ze worden
beschreven toch aannemelijk worden. Fantastische littera
tuur staat, dacht ik, dan ook in een direkt verband met het
realisme. Men zou kunnen zeggen dat het de techniek van
de werkelijkheidsbeschrijving gebruikt om zaken die niet
tot de werkelijkheid behoren als mogelijk voor te stellen.
Dikwijls wordt deze verhaaltrant benut om een spannend
boek zonder meer te schrijven; in het geval van Ray zowel
als in dat van Vian wordt er echter veel meer mee gedaan.
boekenboekenboekenboeken!
boekenboekenboekenboeken]
boekenboekenboekenboeken]
boekenboekenboekenboeken!
boekenboeken
boekenboeken WIJ ONTVINGEN
boekenboeken
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboeken!
boekenboekenboekenboeken!
boekenboekenboekenboeken!
Een moeilijk, tijdrovend karwei. Bo
vendien zijn de Chinese verzen heel
anders van opbouw dan de Nederland
se poëzie. Wij hebben zinnen nodig,
een Chinees heeft kennelijk aan com
binaties van enkel woorden genoeg. In
zijn boek geeft Schotman daar een aar
dig voorbeeld van. In „Ode 146” luidt
de Chinese tekst van de eerste twee
regels: Kau tsjioe hsiau jau; hoe tsjioe
ie tsj’au. Letterlijk vertaald betekent
dit achtereenvolgens: Lam, bontjas,
slenteren (lopen), ver, ver weg; vos,
bontjas, gebruiken, morgen (dageraad).
In de Nederlandse versie ziet de eerste
strofe er tenslotte als volgt uit: Ik zie
je wandelen in je lammerbont en
’s morgens in je jas van vossevacht.
En het gedicht gaat verder. Hoe zou ik
dan niet altijd aan jou denken? Al
heeft het in mjjn hart verdriet ge
bracht? Duizenden keren heeft de
Zwolse letterkundige op deze wijze
gedichten moeten herscheppen. Zonder
inhoud en betekenis geweld aan te
doen, en dat was allicht nog het moei-
Ijjkst.
Heeft het zin een der gelijk oud
geschrift in het Nederlands te gaan
vertalen? Welke plaats neemt het
in de wereldlitteratuur in?
nen tijdens een verblijf van zes jaren
in het land zelf. In 1921 ging hij als
arts voor de Nederlandse Maatschappij
voor Havenwerken en voor de aanleg
van een spoorlijn naar China. In een
grote boekhandel in Peking kocht hij
de Sji Tsjing in originele Chinese
schrifttekst, met daarbij een fonetische
vertolking en een tekst in het Frans.
Toen reeds begon hij aan de eerste ver
talingen. Een moeilijk karwei, omdat
het Chinees voor een Chinees zelf al
zij zonder ingewikkeld is, laat staan
voor een buitenstaander, die zich de
taal en de tekens langzaam maar zeker
eigen moest maken. De heer Schotman
verzekerde zich tijdens zijn China-pe-
riode van de hulp van een privé-on-
derwijzer, die hem de grondbeginselen
van het Chinese schrift bijbracht.
„Samen gingen we dan zitten schrij
ven. Met een penseel dat je helemaal
rechtop moest houden. Ik ben er later
uit mezelf nog lange tijd mee doorge
gaan. Veel vergeet je weer. Maar je
leert het systeem kennen en je weet
stelling gestaan. Nu is het bijna ver
geten en dat ontlokt aan Schotman de
verzuchting, dat hij er dolgraag een
herdruk van zou zien verschijnen. Het
vinden van een uitgever, die zich daar
aan wagen wil, blijkt tot nu toe echter
niet te willen lukken.
OM NOG EVEN terug te komen op het begrip paralelle
wereld, het lijkt me niet onaannemelijk dat men de oor
sprong hiervan terug kan voeren op de vreemde situatie
waarin Ray die in 1967 op hoge leeftijd overleed, zich als
schrijver bevond. Van huis uit Nederlandstalig en ook
als journalist schrijvend in het Vlaams, was voor hem en
dit in ieder geval tijdens zijn jeugd, het Frans bij uitstek
de taal van de cultuur. Door in die taal te schrijven begaf
hij zich als het ware in een andere wereld, een paralelle
wereld. In het geval van Malpertuis nam hij in zekere
zin ook wraak op de gebruikers van die andere taal, de
gegoede burgerij van zijn vaderstad.
IK HEB MET ENORM veel plezier
drie deeltjes gelezen uit de serie Kleine
Bellettrie die uitgever Polak in 1970
heeft opgezet: kleine, grijze boekjes met
een wit papieromslag.
Zo vertederd zou ik niet schrijven als
niet aan alles te merken is dat liefde
volle aandacht aan de uitgave besteed
is: niet alleen de tekst is met zorg om
ringd, ook papier, lettertype, pagina-
aanduiding zijn met smaak uitgezocht.
Ik las van Plato „Het Symposion”, in
de vertaling van professor Loenen, Ju
les Laforgues „Hamlet” in Slauerhoffs
vertaling en Folgores „Maanden”, ver
taald dooi Dolf Verspoor.
Drie korte teksten. Kortheid is dan
ook de enige beperking die Polak zich
oplegde. Verder koos hij precies wat hij
zelf erg mooi vindt: zijn voorkeur uit
J. C. Bloem, gedichten van H. C. ten
Berge, van Presser „Orpheus en Ahas-
verus" maar ook de „Rubaiyat” van
Omar Kayyam en twee teksten van
Canetti.
Ik ben erg enthousiast en zou het
liefst de hele serie ineens willen heb
ben. Het is het enthousiasme dat ik
soms heb voor een privé-collectie beel
dende kunst: niet alleen zijn de afzon
derlijke stukken mooi, maar de ver
zameling als geheel heeft een eigen toon
of kleur die op zich gewaardeerd moet
worden.
Polak, erudiete litteraire snuffelaar,
heeft uiterst voorzichtig een aantal heel
mooie, geestige, ontroerende en intelli
gente teksten bijeengebracht, waarvan
je snel kennis kunt nemen. Verstrooiing
op niveau.
Iedereen weet natuurlijk wel van
Plato, en sommigen weten ook nog van
het Symposion en waar dat over gaat,
maar dat dit echt geestig en onderhou
dend is geschreven en zo fraai gecom
poneerd is voor mij na veel verlies van
middelbare-schoolwaarden een ontdek
king.
Er staat ook een visie in beschreven
op het ontstaan van de mensen die wij
ons, voorzien van de negentiende-eeuw-
se wetenschap hierover niet meer kun
nen permitteren, maar die erg leuk is
en eigenlijk meer oplossing biedt voor
het raadsel der sexen dan onze kennis
dat we van de apen stammen.
Om zo weer „ontdekt” te kunnen wor
den moet een tekst vooral op de juiste
wijze gepresenteerd worden. Polak be
schikt nu over het instinct en de be
lezenheid om precies te weten welke
vertaling, in welke uitgaven en welke
druk hij moet kiezen om dat effect
mogelijk te maken, want ook bij de
Hamletversie van 19de eeuwse Frans
man Laforgue, ook bij de gedichten over
de maanden van de Italiaan Folgore
was ik zo verrast.
Polak is een creatieve uitgever; ik
hoop dat hij nog lang leeft en dat zijn
soort niet binnenkort al fuserend uit
sterft.
Er is één nadeel aan dergelijke ver
zameling: het is altijd duur, de deeltjes
kosten meer dan een tientje.
van vandaag beroeren. Er zijn zelfs
gedichten, die ook in onze tijd zouden
passen voor een heleboel landen, waar
in verdrukking en slecht bestuur heer
sen. Onze huidige samenleving, in al
haar geledingen wordt in het Boek der
Oden weerspiegeld. In een eenvoud
van taal, die het voor iedereen toegan
kelijk maakt. Dit gedicht bij voorbeeld:
Een zeer aangrijpend gedicht naar aan
leiding van een in de Chinese geschie
denis voorkomende massamoord. Het
zou net zo goed van toepassing kunnen
zijn op de vele massagraven in de laat
ste wereldoorlog”.
Gedragen leest hij het voor:
„De gele vogels vliegen heen en
weer
en strijken dan op ’t woud van
takken neer.
Wie trok ten strijde met onze edele
vorst?
Tsjen Hoe, een man die als een
tijger vocht!
Maar toen hij neerkeek in het
massagraf
werd hij doodsbleek en hij begon
te beven.
tref mij met
verderf!
Mij, een vrij man, die dit lijf graag
zou geven
als losprijs voor de honderd in dit
graf”.
„Het is een prachtige poëzie, die ook
nu nog haar kracht volledig heeft be
houden”, zegt Schotman. „En makke
lijker te lezen en te begrijpen is dan
onze eigen dichters van weleer, zoals
Vondel en Huygens”.
Toch is het ook voor dit werk moei
lijk geweest een uitgever te vinden.
Schotman had succes bij Kluwer in
Deventer, nadat hij voor de telefoon
een tiental verzen had voorgelezen. Het
ministerie van C.R.M. verleende een
subsidie van 11.000,en de verkoop
van de eerste oplage 1500 exempla
ren schijnt heel aardig te lopen.
Wat is het Boek der Oden? Schotman:
„Het behoort tot de klassieke werken
waarop eigenlijk heel de Chinese be
schaving berust. De Chinezen beschou
wen het als hun bijbel, als een heilig
boek. Het is een verzameling van aller
lei liederen uit verschillende Chinese
staten, daterend uit de periode van 1700
tot 1100 voor Christus. Confucius, die
rond 500 jaar voor Christus leefde, heeft
deze liederen vermoedelijk verzameld
toen hij een tocht door het land maak
te. Er zijn ook geleerden, die zeggen
dat lang voor die tijd de Sji Tsjing al
bestond en dat Confucius er alleen maar
iets aan heeft gerangschikt. Maar daar
over bestaat nog geen zekerheid. Zeker
is wel, dat Confucius ze heeft gekend en
dat hij er van heeft gezegd dat ieder
een, die een goede opvoeding wilde heb
ben en die verstandig wilde leven
daarvan kennis moest nemen”.
Van de boekenplank pakt Schotman
een exemplaar van het Boek der Oden.
En hij citeert: „De wijsgeer zeide:
Waarde leerlingen, waarom bestudeert
gij het boek der verzen niet? Het is
geschikt, het oordeel te vormen door
beschouwing der zaken; Het is geschikt,
de mensen eendrachtig te maken. Het
is geschikt, berouw zonder haatdragen
de gevoelens op te wekken; Het leert,
dat men, bij zijn ouders vertoevend,
hen moet dienen en van hen verwij
derd, de vorst moet dienen. Men leert
er, zeer in het brede, de namen van
bomen, planten, wilde dieren en vogels”.
„Dat zei Confucius. Vijfentwintig
eeuwen geleden. De Chinees moest het
boek kennen. Anders was hij niet in tel.
Later, toen in China staatsexamens wer
den ingesteld voor de functie van man
darijn, dat is bestuursambtenaar, be
stonden die examens eigenlijk alleen
maar uit een toetsing van een grondige
kennis van het Boek der Oden”.
N.V. GEBR. ZOMER KEUNINGS -
WAGENINGEN. Voor de handwerklief-
hebbers twee boekjes „Steken” van
Elsie Svennas: „Letters in Kruissteek”,
dat allerlei lettertypen in complete al
fabetten bevat, in hoofdzaak uitgevoerd
in kruisteken; maar er is ook aan
dacht besteed aan enkele andere steken
als: platsteek, stiksteek en holbeinsteek.
Het andere boekje: „200 Borduurste
ken” geeft alle mogelijke informatie
over borduursteken. De instructies
worden duidelijk weergegeven op de
linkerbladzijde, hetgeen voor de over
dracht zeer belangrijk is.
ELSEVIER - AMSTERDAM. In de
serie „Kunst in Beeld” is nu het laatste
deel verschenen: „De Wereld van de
Islam” door Carel J. Du Ry. Deze fraai
uitgevoerde serie kijk- en leesboeken
heeft getracht in deze populaire serie
kunstwerken uit de gehele wereld en
over alle perioden, dichter bij het pu
bliek te brengen, en daarin is zij goed
geslaagd. De complete serie bevat 18
delen.
Schotman schreef meer. Proza, poë
zie, toneel, werken over de bijenteelt
en van zijn hand verschenen talrijke
vertalingen. Meest recent en ook de
kroon op dit deel van zijn werk is de
vertaling uit het Chinees van Sji
Tsjing, het „Boek der Oden”. Een boek,
dat volgens mensen die het weten kun
nen, zijn weerga in de Nederlandse lit
teratuur niet kent. Negen-en-veertlg
jaar geleden nam hij het besluit het
boek uit de oorspronkelijke taal te ver
talen. Dertien maanden werkte hij er
onafgebroken aan. Vorig jaar kwam
het gereed. Het kreeg recensies, die in
sommige gevallen meer nog Schotmans
kwaliteiten als litterator roemden dan
de inhoud van het boek. Hoewel ook
die, breed uitgemeten en in alle toon
aarden werd geprezen.
De heer Schotman heeft die „lijf
spreuk” heel zijn leven in praktijk ge
bracht. Hij werkte hard, veel heeft hij
meegemaakt. In Leiden studeerde hij
in de geneeskunde, was achtereenvol
gens huisarts (in Oegstgeest), expeditie-
en spoorwegarts in China, na zes jaar
weer terug in Nederland, zenuwarts,
tot 1949, daarna in Harfsen bijenhou
der en auteur, directeur van het Pro
vinciaal Overijssels Museum, schilder,
dichter, psycholoog, vertalerRus
tend zenuwarts en letterkundige, staat
er nu nog achter zijn naam in het tele
foonboek. Maar rust kent Schotman
niet. Geen ogenblik. Hij zit niet stil.
Zijn bibliografie telt enkele tientallen
titels. Wijsgerig en sociaal-psycholo-
gisch werk, waarvan hij „De macht tot
vrijheid” (1946) wel tot zijn meest be
langrijke rekent. „Dit boek is de bren
ger van een positivistische levensbe
schouwing en een wegwijzer uit de
chaos gebaseerd op een synthese van
wijsbegeerte en zielkunde staat er op
het kaft. Een boek „waarin vooral de
mythe, die religie heet,
wordt en van zijn valse
daan”.
Het boek heeft, samen
open water” (1936) sterk in de belang
stelling gestaan. Nu is het bijna
WEST-FRIESLAND - HOORN. Weer
een nieuwe roman van Lenie Saris:
„Maar Mensen gaan voorbij”De
schrijfster heeft al vele van dit genre
romans op haar naam staan en is bij
de „oudere jonge meisjes” erg geliefd.
Robin Knox-Johnson schreef het boek
„Alleen op de wereldzeeën”, waarin hij
het spannende verhaal doet van zijn
tocht in zijn dooie eentje met het zeil
schip „Suhaili”. het schip waarmee hij
op 14 juni 1969 uit Falmouth is ver
trokken om er bijna elf maanden later
weer terug te komen, na een hachelijke
en avontuurlijke tocht, vol beproevin
gen, door de wereldzeeën.
L. J. C. BOUCHER - DEN HAAG.
Een klein boekje met puntige versjes
van Jantje van Leye, gestoken in een
omslag gemaakt door Piet Hootsen, die
ook voor de summiere, doch geestige il
lustraties zorgde, en dat de naam draagt
van „Dierelantijnen”
ZUID-HOLLANDSE UITGEVERSMIJ
- DEN HAAG. Een avontuurlijke roman
over het leven in primitief Afrika door
Wilbur Smith: „Wind over groot water”,
vertaald door Wim Crom. Het is niet de
eerste roman over Afrika van deze
schrijver, die zelf in Noord-Rhodesië is
geboren. Eerder verschenen van zijn
hand zijn: „Als de leeuw zijn prooi
slaat„Vlammend veld, heftig hart”,
„De laatste trein uit Katanga”.
Leonhard Huizinga: „Bezeten We
reld” een reisomnibus door ruimte en
tijd; het leven als avontuur.
VAN HOLKEMA WARENDORF -
BUSSUM. Wil Huygen: „Op Schoots
afstand” een boek over de vele aspec
ten van de jacht. Het omslag en de il
lustraties zijn van Rien Poortvliet.
UITGEVERIJ CALLENBACH N.V. -
NIJKERK. In de serie: „De Moderne
Wereld”, het boekje van J. H. Huizinga:
„Groot-Brittannië”. Het is geen reis
gids, de schrijver probeert in kort be
stek een beschouwing te geven van
land, volk, de politieke en sociale ge
schiedenis en de huidige situatie van
het Britse Rijk.
UNIEBOEK N.V. - BUSSUM. (An
dries Blitz) Veronica F. Laterveer be
schrijft een avontuurlijke reis door het
Verre Oosten, (Rusland, Japan, Thai
land, Singapore, Ceylon, India) in haar
boek „Tabi”. dat in het oud-Japans
„reis” betekent. Het is een waar ver
haal van een jong meisje, dat geheel
alleen deze reis maakt.
KLUWER DEVENTER (Technische
Boeken). .Jongens Transistorboek”.
„Schemaboek lineaire geïntegreerde
schakelingen’ door J H Jansen. „TV-
en FM-Antennes” door P Vijzelaar.
„Lineaire Versterker» in Geïntegreerde
Schakelingen door T. J M Hille.
„Hoogfrequent Afstandsbesturinu ieel
1: „zenders’ door J F. van Oori Een
hele verzameling voor technisch aange
legde mensen.
■fJTANNEER MEN DE ROMANS LEEST die uit het
V V Frans vertaald in het Nederlands verschijnen, speelt
in het aanbod waaruit men kan kiezen natuurlijk een
grote mate van toeval mee. Dikwijls is het tamelijk duis
ter waarom een bepaald boek nu wel vertaald is en ook
het tijdstip waarop dit gebeurt lijkt vaak onwillekeurig.
Toch kan ditzelfde toeval ook wel eens positief uitval
len. Indien de twee boeken die ik in dit stukje bespreek
niet kort na elkaar waren vertaald, zou ik er nooit toe
gekomen zijn ze met elkaar te vergelijken. Elk van beide
boeken zou ik dan anders hebben gezien.
De romans waar ik hier op doel zijn „HERFST IN
PEKING” van Boris Vian dat bij de Arbeiderspers ver
scheen en „MALPERTUIS” van de Belg Jean Ray dat in
een vertaling van Hubert Lampo het licht zag bij uitge
verij Meulenhoff.