Chinees-klassiek „Boek der Oden door Johann W. Schotman vertaald Kleine Bellettrie serie Volgehouden irreële spanning in Herfst in Peking” van Jean Ray „Malpertuis” van Boris Vian en LEVENSWERK VAN VEELZIJDIGE ARTS, SCHRIJVER EN VERTALER Boekenweek. WOENSDAG 31 MAART 1971 99 Universeel auteur 99 Twee werelden Méér dan jantasmen Absurde reis Goden in Gent 1 tot en met 10 april #1 Zes jaren China om ’s middags maar. Dat past me beter. Want ’s nachts werk ik dik wijls erg lang door”. Johann Wilhelm Schotman blijkt geen ochtend- mens, wanneer we met hem een afspraak willen maken. Geen kwestie van humeur, naar later blijkt, maar noodgedwongen. Want langs zijn oude herenhuis aan de Zwolse Willemskade davert, heel de dag, luidruchtig stadsverkeer. Pas tegen elven ’s avonds keert de stilte weer. Een stilte, die aan Schotman rust en concentratie schenkt om aan het werk te gaan. En meestal slaat de klok al vier, voordat in het oude pand tenslotte alle lichten doven. Terecht, dat dan de wekker 's morgens niet zo heel vroeg gaat Het is nu bijna 79 jaar geleden, dat Johann Wilhelm Schotman in Hoo- geveen werd geboren. Maar zijn leeftijd is hem nog niet aan te zien. Kaars recht is hij, vitaal, briljant van geest en in het gesprek geen ogenblik zoe kend naar woorden. Onvermoeibaar pratend, steeds opstaand bovendien om uit de duizenden boeken, die de wanden van zijn kamers vullen, dat boek te pakken, waarmee hij zijn betoog wil illustreren. Wat is het geheim van deze grote levenskracht? „Dat weet ik niet”, zegt hij eenvoudig, „mij is het gegeven zo te kunnen leven; daar ben ik dankbaar voor. En er is één stelregel die mij steeds voor ogen staat: Blijf bezig, zit niet stil B Moeilijk werk B „Boeken der Oden' B Hard werken VWVV'ArtAAAA/lAT/VWVWWVWVVVVVtAAAhAAZVVVVVVWWVWWVVVWWWWVV’ JOHANN WILHELM SCHOTMAN hemel, Azuren met „Naar ANNEKE VAN LUXEMBURG r GERRIT BAKKER Schotman leerde de Chinese bijbel tientallen jaren geleden pas goed ken- ontzenuwd schijn ont- ook dat al die verschillende tekentjes weer verdeeld zijn in groepen, naar 114 grondtekens. En wanneer je dat een maal weet kun je, aan de hand van het aantal penseelvegen en de grondtekens, in de woordenboeken de betekenis van het schrift terug vinden. Ja en dan moet je maar afwachten wat zo’n ver taling je oplevert”. Schotman: „Het Boek der Oden is wereldlitteratuur. Bovendien is het uit historisch oogpunt natuurlijk verba zend interessant. En verder proef je uit die verzen de hele levenssfeer van die tijd, tot in details. Hoe de mensen dachten, voelden, leefden, zo’n duizend jaar voor Christus. En de menselijke emoties die je daarin aantreft, dat zijn ook nog de emoties die de mensheid Ray schrijft zo dus niet alleen een spannend boek Malpertuis is een van de spannendste boeken die ik ooit gelezen heb maar licht tegelijkertijd de burgerij door van zijn geboortestad Gent. IN HET NAWOORD dat Hubert Lampo heeft toege voegd aan zijn vertaling kan men lezen dat in „Malper tuis”, evenals in het overgrote deel van het werk van Jean Ray, sprake is van wat Lampo noemt een parallelle wereld. Hij verstaat hieronder een wereld die bestaat naast de wereld waarin wij leven en die hier als het ware het spiegelbeeld van vormt. De „ware” wereld is in Malpertuis dan de wereld van de Vlaamse burgerij, de andere wereld die van de góden en godinnen uit de oudheid. Het boek bestaat uit een aan tal hoofdstukken die uit verschillende perioden en uit verschillende bronnen afkomstig zijn. Het zouden frag menten zijn uit een verzameling oude manuscripten die Ray in een klooster zou hebben gevonden. Men ziet: reeds in de presentatie van zijn boek bouwt Ray met zorg de sfeer van geheimzinnigheid op die zo kenmerkend is voor het genre. Ook de plaats waar het verhaal van „Malpertuis” speelt is er bij uitstek een van de fantastische litteratuur: het is een oud vervallen huis dat men zonder enige overdrijving een spookhuis zou kun nen noemen. In deze omgeving plaats Ray zijn gevallen góden maar het duurt lang alvorens zij als zodanig voor de lezer her kenbaar zijn. Hun vermomming van brave, hoewel soms wat excentrieke burgers, is aanvankelijk zo perfect dat men de vele toespelingen op hun goddelijke afkomst niet doorziet. Het wat vreemde gedrag accepteert men als behorend bij het burgerlijk milieu waarin het verhaal zich afspeelt. Pas achteraf bemerkt men dat het niet in de eerste plaats dit milieu is dat de dwangmatige reacties bepaalt van de figuren die men in de roman tegenkomt maar veeleer de vloek van heidense góden die op hen rust. BORIS VIAN maakt in „Herfst in Peking” een heel ander gebruik van de mogelijkheden van het fantastische genre. In deze roman zijn het niet in eerste instantie de personages die niet in werkelijkheid zouden kunnen voor komen maar veeleer de omstandigheden waaronder zij verkeren. Het verhaal gaat, kort gezegd, over een aantal jonge mensen, mannen en vrouwen, die allen op verschil lende manier naar de woestijn van Exopotamië komen om daar mee te werken aan de aanleg van een spoorlijn. De Parijzenaar Amadis Dudu is de eerste die de lezer ontmoet op weg naar Exopotamië, of liever naar de auto bus 975 die hem naar zijn werk zal brengen. De buslijn blijkt die dag echter voor Amadis niet geheel normaal te functioneren want keer op keer wordt het hem onmogelijk gemaakt in de bij de halte stoppende bus in te stappen. Tenslotte vindt hij een plaatsje in een bus die dagen achtereen doorrijdt alvorens te stoppen in Exopotamië. In nog een aantal zulke hoofdstukjes die een inleiding vormen op de eigenlijke roman, snijdt Vian als het ware de aardse banden van zijn helden door opdat zij los van alles het denkbeeldige Exopotamië kunnen betreden. Niet alleen met behulp van onwaarschijnlijke gebeurtenissen bewerkstelligt hij dit maar ook door zijn manier van schrijven. Voortdurend speelt hij met het zogenaamde logische denken. Zo vindingrijk en verrassend doet hij dit dat men dikwijls een zin moet herlezen om erachter te komen waar nu wel precies de „fout” zit. „Herfst in Peking” dat voor het eerst in 1947 verscheen, dus midden in de bloeitijd van het „theatre de l’absurde” moet dacht ik, dan ook beschouwd worden als de absur- dische opvatting van de fantastische roman. In die zin doet het ook veel moderner aan dan de roman van Ray. Het fascinerende van „Herfst in Peking” is, vind ik, dat ondanks of misschien juist dank zij de idiote toestanden die men erin vindt beschreven, de mensen die Vian be schrijft zo ontzettend gewoon aandoen. Vian is als geen ander een meester in de alledaagse dialoog, als geen ander weet hij er het onlogische verloop van weer te geven. De gesprekken die hij weergeeft sprin gen van de hak op de tak maar niettemin zeggen de mensen die hij zo laat praten zonder omwegen wat zij op het hart hebben. En dat is niet weinig. De fantastische roman lijkt Vian de mogelijkheid te hebben geboden om het ongerijmde van het alledaagse contact aan te tonen. Beide boeken kan men rekenen tot de fantastische lit teratuur, een genre dat in ons land tamelijk weinig be oefend is en voor velen misschien alleen bekend uit jongensboeken en science fiction. Het is een genre waarin gebeurtenissen plaats vinden die nuchter bezien onmoge lijk zijn, maar door de nauwgezetheid waarmee ze worden beschreven toch aannemelijk worden. Fantastische littera tuur staat, dacht ik, dan ook in een direkt verband met het realisme. Men zou kunnen zeggen dat het de techniek van de werkelijkheidsbeschrijving gebruikt om zaken die niet tot de werkelijkheid behoren als mogelijk voor te stellen. Dikwijls wordt deze verhaaltrant benut om een spannend boek zonder meer te schrijven; in het geval van Ray zowel als in dat van Vian wordt er echter veel meer mee gedaan. boekenboekenboekenboeken! boekenboekenboekenboeken] boekenboekenboekenboeken] boekenboekenboekenboeken! boekenboeken boekenboeken WIJ ONTVINGEN boekenboeken boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboeken! boekenboekenboekenboeken! boekenboekenboekenboeken! Een moeilijk, tijdrovend karwei. Bo vendien zijn de Chinese verzen heel anders van opbouw dan de Nederland se poëzie. Wij hebben zinnen nodig, een Chinees heeft kennelijk aan com binaties van enkel woorden genoeg. In zijn boek geeft Schotman daar een aar dig voorbeeld van. In „Ode 146” luidt de Chinese tekst van de eerste twee regels: Kau tsjioe hsiau jau; hoe tsjioe ie tsj’au. Letterlijk vertaald betekent dit achtereenvolgens: Lam, bontjas, slenteren (lopen), ver, ver weg; vos, bontjas, gebruiken, morgen (dageraad). In de Nederlandse versie ziet de eerste strofe er tenslotte als volgt uit: Ik zie je wandelen in je lammerbont en ’s morgens in je jas van vossevacht. En het gedicht gaat verder. Hoe zou ik dan niet altijd aan jou denken? Al heeft het in mjjn hart verdriet ge bracht? Duizenden keren heeft de Zwolse letterkundige op deze wijze gedichten moeten herscheppen. Zonder inhoud en betekenis geweld aan te doen, en dat was allicht nog het moei- Ijjkst. Heeft het zin een der gelijk oud geschrift in het Nederlands te gaan vertalen? Welke plaats neemt het in de wereldlitteratuur in? nen tijdens een verblijf van zes jaren in het land zelf. In 1921 ging hij als arts voor de Nederlandse Maatschappij voor Havenwerken en voor de aanleg van een spoorlijn naar China. In een grote boekhandel in Peking kocht hij de Sji Tsjing in originele Chinese schrifttekst, met daarbij een fonetische vertolking en een tekst in het Frans. Toen reeds begon hij aan de eerste ver talingen. Een moeilijk karwei, omdat het Chinees voor een Chinees zelf al zij zonder ingewikkeld is, laat staan voor een buitenstaander, die zich de taal en de tekens langzaam maar zeker eigen moest maken. De heer Schotman verzekerde zich tijdens zijn China-pe- riode van de hulp van een privé-on- derwijzer, die hem de grondbeginselen van het Chinese schrift bijbracht. „Samen gingen we dan zitten schrij ven. Met een penseel dat je helemaal rechtop moest houden. Ik ben er later uit mezelf nog lange tijd mee doorge gaan. Veel vergeet je weer. Maar je leert het systeem kennen en je weet stelling gestaan. Nu is het bijna ver geten en dat ontlokt aan Schotman de verzuchting, dat hij er dolgraag een herdruk van zou zien verschijnen. Het vinden van een uitgever, die zich daar aan wagen wil, blijkt tot nu toe echter niet te willen lukken. OM NOG EVEN terug te komen op het begrip paralelle wereld, het lijkt me niet onaannemelijk dat men de oor sprong hiervan terug kan voeren op de vreemde situatie waarin Ray die in 1967 op hoge leeftijd overleed, zich als schrijver bevond. Van huis uit Nederlandstalig en ook als journalist schrijvend in het Vlaams, was voor hem en dit in ieder geval tijdens zijn jeugd, het Frans bij uitstek de taal van de cultuur. Door in die taal te schrijven begaf hij zich als het ware in een andere wereld, een paralelle wereld. In het geval van Malpertuis nam hij in zekere zin ook wraak op de gebruikers van die andere taal, de gegoede burgerij van zijn vaderstad. IK HEB MET ENORM veel plezier drie deeltjes gelezen uit de serie Kleine Bellettrie die uitgever Polak in 1970 heeft opgezet: kleine, grijze boekjes met een wit papieromslag. Zo vertederd zou ik niet schrijven als niet aan alles te merken is dat liefde volle aandacht aan de uitgave besteed is: niet alleen de tekst is met zorg om ringd, ook papier, lettertype, pagina- aanduiding zijn met smaak uitgezocht. Ik las van Plato „Het Symposion”, in de vertaling van professor Loenen, Ju les Laforgues „Hamlet” in Slauerhoffs vertaling en Folgores „Maanden”, ver taald dooi Dolf Verspoor. Drie korte teksten. Kortheid is dan ook de enige beperking die Polak zich oplegde. Verder koos hij precies wat hij zelf erg mooi vindt: zijn voorkeur uit J. C. Bloem, gedichten van H. C. ten Berge, van Presser „Orpheus en Ahas- verus" maar ook de „Rubaiyat” van Omar Kayyam en twee teksten van Canetti. Ik ben erg enthousiast en zou het liefst de hele serie ineens willen heb ben. Het is het enthousiasme dat ik soms heb voor een privé-collectie beel dende kunst: niet alleen zijn de afzon derlijke stukken mooi, maar de ver zameling als geheel heeft een eigen toon of kleur die op zich gewaardeerd moet worden. Polak, erudiete litteraire snuffelaar, heeft uiterst voorzichtig een aantal heel mooie, geestige, ontroerende en intelli gente teksten bijeengebracht, waarvan je snel kennis kunt nemen. Verstrooiing op niveau. Iedereen weet natuurlijk wel van Plato, en sommigen weten ook nog van het Symposion en waar dat over gaat, maar dat dit echt geestig en onderhou dend is geschreven en zo fraai gecom poneerd is voor mij na veel verlies van middelbare-schoolwaarden een ontdek king. Er staat ook een visie in beschreven op het ontstaan van de mensen die wij ons, voorzien van de negentiende-eeuw- se wetenschap hierover niet meer kun nen permitteren, maar die erg leuk is en eigenlijk meer oplossing biedt voor het raadsel der sexen dan onze kennis dat we van de apen stammen. Om zo weer „ontdekt” te kunnen wor den moet een tekst vooral op de juiste wijze gepresenteerd worden. Polak be schikt nu over het instinct en de be lezenheid om precies te weten welke vertaling, in welke uitgaven en welke druk hij moet kiezen om dat effect mogelijk te maken, want ook bij de Hamletversie van 19de eeuwse Frans man Laforgue, ook bij de gedichten over de maanden van de Italiaan Folgore was ik zo verrast. Polak is een creatieve uitgever; ik hoop dat hij nog lang leeft en dat zijn soort niet binnenkort al fuserend uit sterft. Er is één nadeel aan dergelijke ver zameling: het is altijd duur, de deeltjes kosten meer dan een tientje. van vandaag beroeren. Er zijn zelfs gedichten, die ook in onze tijd zouden passen voor een heleboel landen, waar in verdrukking en slecht bestuur heer sen. Onze huidige samenleving, in al haar geledingen wordt in het Boek der Oden weerspiegeld. In een eenvoud van taal, die het voor iedereen toegan kelijk maakt. Dit gedicht bij voorbeeld: Een zeer aangrijpend gedicht naar aan leiding van een in de Chinese geschie denis voorkomende massamoord. Het zou net zo goed van toepassing kunnen zijn op de vele massagraven in de laat ste wereldoorlog”. Gedragen leest hij het voor: „De gele vogels vliegen heen en weer en strijken dan op ’t woud van takken neer. Wie trok ten strijde met onze edele vorst? Tsjen Hoe, een man die als een tijger vocht! Maar toen hij neerkeek in het massagraf werd hij doodsbleek en hij begon te beven. tref mij met verderf! Mij, een vrij man, die dit lijf graag zou geven als losprijs voor de honderd in dit graf”. „Het is een prachtige poëzie, die ook nu nog haar kracht volledig heeft be houden”, zegt Schotman. „En makke lijker te lezen en te begrijpen is dan onze eigen dichters van weleer, zoals Vondel en Huygens”. Toch is het ook voor dit werk moei lijk geweest een uitgever te vinden. Schotman had succes bij Kluwer in Deventer, nadat hij voor de telefoon een tiental verzen had voorgelezen. Het ministerie van C.R.M. verleende een subsidie van 11.000,en de verkoop van de eerste oplage 1500 exempla ren schijnt heel aardig te lopen. Wat is het Boek der Oden? Schotman: „Het behoort tot de klassieke werken waarop eigenlijk heel de Chinese be schaving berust. De Chinezen beschou wen het als hun bijbel, als een heilig boek. Het is een verzameling van aller lei liederen uit verschillende Chinese staten, daterend uit de periode van 1700 tot 1100 voor Christus. Confucius, die rond 500 jaar voor Christus leefde, heeft deze liederen vermoedelijk verzameld toen hij een tocht door het land maak te. Er zijn ook geleerden, die zeggen dat lang voor die tijd de Sji Tsjing al bestond en dat Confucius er alleen maar iets aan heeft gerangschikt. Maar daar over bestaat nog geen zekerheid. Zeker is wel, dat Confucius ze heeft gekend en dat hij er van heeft gezegd dat ieder een, die een goede opvoeding wilde heb ben en die verstandig wilde leven daarvan kennis moest nemen”. Van de boekenplank pakt Schotman een exemplaar van het Boek der Oden. En hij citeert: „De wijsgeer zeide: Waarde leerlingen, waarom bestudeert gij het boek der verzen niet? Het is geschikt, het oordeel te vormen door beschouwing der zaken; Het is geschikt, de mensen eendrachtig te maken. Het is geschikt, berouw zonder haatdragen de gevoelens op te wekken; Het leert, dat men, bij zijn ouders vertoevend, hen moet dienen en van hen verwij derd, de vorst moet dienen. Men leert er, zeer in het brede, de namen van bomen, planten, wilde dieren en vogels”. „Dat zei Confucius. Vijfentwintig eeuwen geleden. De Chinees moest het boek kennen. Anders was hij niet in tel. Later, toen in China staatsexamens wer den ingesteld voor de functie van man darijn, dat is bestuursambtenaar, be stonden die examens eigenlijk alleen maar uit een toetsing van een grondige kennis van het Boek der Oden”. N.V. GEBR. ZOMER KEUNINGS - WAGENINGEN. Voor de handwerklief- hebbers twee boekjes „Steken” van Elsie Svennas: „Letters in Kruissteek”, dat allerlei lettertypen in complete al fabetten bevat, in hoofdzaak uitgevoerd in kruisteken; maar er is ook aan dacht besteed aan enkele andere steken als: platsteek, stiksteek en holbeinsteek. Het andere boekje: „200 Borduurste ken” geeft alle mogelijke informatie over borduursteken. De instructies worden duidelijk weergegeven op de linkerbladzijde, hetgeen voor de over dracht zeer belangrijk is. ELSEVIER - AMSTERDAM. In de serie „Kunst in Beeld” is nu het laatste deel verschenen: „De Wereld van de Islam” door Carel J. Du Ry. Deze fraai uitgevoerde serie kijk- en leesboeken heeft getracht in deze populaire serie kunstwerken uit de gehele wereld en over alle perioden, dichter bij het pu bliek te brengen, en daarin is zij goed geslaagd. De complete serie bevat 18 delen. Schotman schreef meer. Proza, poë zie, toneel, werken over de bijenteelt en van zijn hand verschenen talrijke vertalingen. Meest recent en ook de kroon op dit deel van zijn werk is de vertaling uit het Chinees van Sji Tsjing, het „Boek der Oden”. Een boek, dat volgens mensen die het weten kun nen, zijn weerga in de Nederlandse lit teratuur niet kent. Negen-en-veertlg jaar geleden nam hij het besluit het boek uit de oorspronkelijke taal te ver talen. Dertien maanden werkte hij er onafgebroken aan. Vorig jaar kwam het gereed. Het kreeg recensies, die in sommige gevallen meer nog Schotmans kwaliteiten als litterator roemden dan de inhoud van het boek. Hoewel ook die, breed uitgemeten en in alle toon aarden werd geprezen. De heer Schotman heeft die „lijf spreuk” heel zijn leven in praktijk ge bracht. Hij werkte hard, veel heeft hij meegemaakt. In Leiden studeerde hij in de geneeskunde, was achtereenvol gens huisarts (in Oegstgeest), expeditie- en spoorwegarts in China, na zes jaar weer terug in Nederland, zenuwarts, tot 1949, daarna in Harfsen bijenhou der en auteur, directeur van het Pro vinciaal Overijssels Museum, schilder, dichter, psycholoog, vertalerRus tend zenuwarts en letterkundige, staat er nu nog achter zijn naam in het tele foonboek. Maar rust kent Schotman niet. Geen ogenblik. Hij zit niet stil. Zijn bibliografie telt enkele tientallen titels. Wijsgerig en sociaal-psycholo- gisch werk, waarvan hij „De macht tot vrijheid” (1946) wel tot zijn meest be langrijke rekent. „Dit boek is de bren ger van een positivistische levensbe schouwing en een wegwijzer uit de chaos gebaseerd op een synthese van wijsbegeerte en zielkunde staat er op het kaft. Een boek „waarin vooral de mythe, die religie heet, wordt en van zijn valse daan”. Het boek heeft, samen open water” (1936) sterk in de belang stelling gestaan. Nu is het bijna WEST-FRIESLAND - HOORN. Weer een nieuwe roman van Lenie Saris: „Maar Mensen gaan voorbij”De schrijfster heeft al vele van dit genre romans op haar naam staan en is bij de „oudere jonge meisjes” erg geliefd. Robin Knox-Johnson schreef het boek „Alleen op de wereldzeeën”, waarin hij het spannende verhaal doet van zijn tocht in zijn dooie eentje met het zeil schip „Suhaili”. het schip waarmee hij op 14 juni 1969 uit Falmouth is ver trokken om er bijna elf maanden later weer terug te komen, na een hachelijke en avontuurlijke tocht, vol beproevin gen, door de wereldzeeën. L. J. C. BOUCHER - DEN HAAG. Een klein boekje met puntige versjes van Jantje van Leye, gestoken in een omslag gemaakt door Piet Hootsen, die ook voor de summiere, doch geestige il lustraties zorgde, en dat de naam draagt van „Dierelantijnen” ZUID-HOLLANDSE UITGEVERSMIJ - DEN HAAG. Een avontuurlijke roman over het leven in primitief Afrika door Wilbur Smith: „Wind over groot water”, vertaald door Wim Crom. Het is niet de eerste roman over Afrika van deze schrijver, die zelf in Noord-Rhodesië is geboren. Eerder verschenen van zijn hand zijn: „Als de leeuw zijn prooi slaat„Vlammend veld, heftig hart”, „De laatste trein uit Katanga”. Leonhard Huizinga: „Bezeten We reld” een reisomnibus door ruimte en tijd; het leven als avontuur. VAN HOLKEMA WARENDORF - BUSSUM. Wil Huygen: „Op Schoots afstand” een boek over de vele aspec ten van de jacht. Het omslag en de il lustraties zijn van Rien Poortvliet. UITGEVERIJ CALLENBACH N.V. - NIJKERK. In de serie: „De Moderne Wereld”, het boekje van J. H. Huizinga: „Groot-Brittannië”. Het is geen reis gids, de schrijver probeert in kort be stek een beschouwing te geven van land, volk, de politieke en sociale ge schiedenis en de huidige situatie van het Britse Rijk. UNIEBOEK N.V. - BUSSUM. (An dries Blitz) Veronica F. Laterveer be schrijft een avontuurlijke reis door het Verre Oosten, (Rusland, Japan, Thai land, Singapore, Ceylon, India) in haar boek „Tabi”. dat in het oud-Japans „reis” betekent. Het is een waar ver haal van een jong meisje, dat geheel alleen deze reis maakt. KLUWER DEVENTER (Technische Boeken). .Jongens Transistorboek”. „Schemaboek lineaire geïntegreerde schakelingen’ door J H Jansen. „TV- en FM-Antennes” door P Vijzelaar. „Lineaire Versterker» in Geïntegreerde Schakelingen door T. J M Hille. „Hoogfrequent Afstandsbesturinu ieel 1: „zenders’ door J F. van Oori Een hele verzameling voor technisch aange legde mensen. ■fJTANNEER MEN DE ROMANS LEEST die uit het V V Frans vertaald in het Nederlands verschijnen, speelt in het aanbod waaruit men kan kiezen natuurlijk een grote mate van toeval mee. Dikwijls is het tamelijk duis ter waarom een bepaald boek nu wel vertaald is en ook het tijdstip waarop dit gebeurt lijkt vaak onwillekeurig. Toch kan ditzelfde toeval ook wel eens positief uitval len. Indien de twee boeken die ik in dit stukje bespreek niet kort na elkaar waren vertaald, zou ik er nooit toe gekomen zijn ze met elkaar te vergelijken. Elk van beide boeken zou ik dan anders hebben gezien. De romans waar ik hier op doel zijn „HERFST IN PEKING” van Boris Vian dat bij de Arbeiderspers ver scheen en „MALPERTUIS” van de Belg Jean Ray dat in een vertaling van Hubert Lampo het licht zag bij uitge verij Meulenhoff.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 16