Boeiend standaardwerk van F. E. Farwerck Profetische auteur met grootse visie J H - een ander - HEINRICH Magische avonturen GEESTEN HARRER in verre landen DEMONEN EN HUN SPOREN TOT HEDEN” „NOORDEUROPESE MYSTERIËN voor folkloristen en „mysterie-zoekers” JEVGENIJ ZAMJATIN: VERHALEN UIT INDIA Boekenweek Wodangeloof en christendom 19 £i WOENSDAG 31 MAART 1971 Bouw-symboliek A nti-utopie Geboorte van het „ik” Lering en vermaak Liefde en ondergang Kenner W ereldreiziger 1 tot en met 10 april ET IS EEN STILMAKENDE GEDACHTE een boek in handen te hébben, dat men zonder overdrijven een „levenswerk” kan noemen. Achter de tekst staat dan een schrijver, die zó door zijn studie materiaal en roeping was gegrepen, dat hij zijn boek vanuit de grond van zijn hart moest schrijven. In dit geval gaat het om de Nederlandse his toricus F. E. Farwerck en zijn boek heet „Noordeuropese mysteriën en hun sporen tot heden”. Het is een bijzonder goed verzorgde en geïllu streerde „bijbel” van Uitgeverij N. Kluwer in Deventer. In 1969 is Far werck op tachtigjarige leeftijd overleden. Hij heeft volgens de flaptekst de drukproeven nog gelezen, maar de verschijning van zijn levenswerk heeft hij niet meer meegemaakt. De uitgave moet dan ook worden gezien als een welverdiend postuum eerbetoon. Inwijding en dood EVGENIJ ZAMJATIN, een Russische naam, die ik niet kende, maar die voortaan dezelfde waarde voor me zal hebben als die van Kafka of Herman Hesse. En dat dan na lezing van het roman-dagboek „Wij” in de uitstekende vertaling van Dick Peet, een uitgave van De Ar beiderspers in Amsterdam. Het is goed, dat Dick Peet dit boek van een nawoord heeft voorzien, dat voor velen tevens een inleiding zal zijn tot de werken, die Zamjatin heeft geschreven en die tot nu toe in andere talen zijn verschenen. Dick Peet, die uit het Russisch vertaalde, schetst in dat nawoord een schrijver, die in 1884 is geboren en in 1937 in Parijs is overleden. Zamjatin, opgeleid tot scheepsbouwkundig ingenieur was een van de revolutionairen van het eerste uur, is onder het tsaristisch regime vervolgd en later eveneens onder Stalin. Hij is de dans ont sprongen, omdat hij van Stalin „verlof” kreeg in 1931 het land te ver laten, of liever te ontvluchten. I X E BELANGSTELLING voor geesten, ma- J gie, het occulte, in het algemeen dus het mysterieuze, neemt toe in tijden van geestelijke omwentelingen. Vooral doet ze dat, als die omwentelingen weinig geruststellend zijn. Er zijn vele van die perioden geweest. Veelal waren ze vroeger plaatselijk bepaald. Nu de wereld in deze eeuw door communicatie middelen meer en meer één geheel is geworden en de dreiging van vernietiging van wereld delen niet meer denkbeeldig is, neemt eveneens het besef toe, dat de genoemde mysterieuze zaken eveneens van wereldomvattend belang zouden kunnen zijn. Zeker is dat het geval met de bestudering of kennisneming ervan. Op mensen met dié belangstelling mikt Heinrich Harrer in zijn boek „Geesten en demonen”, met als ondertitel „Magische avonturen in verre landen”. Het is een zeer verzorgde uitgave, voorzien van veel kleurenfoto’s en tekeningen van La Rivière en Voorhoeve in Zwolle. «F I HEIN STEEHOUWER Maar soms, meenden de Germanen, werden die dode krijgers zichtbaar, •ooral in de dagen rondom onze kerst mis. Dan trok het „Wilde heir” met veel geraas door de velden. Dansende priester, als demon gekleed in een Japanse Shinto-tempel in Kyoto, een van de vele foto’s uit het boek van Harrer. Dr. J. M. Fuchs: „Die heerlijke auto’s”, de eerste halve eeuw autorijden in Ne derland. Zo komt het ook, dat deze vermake lijke vertelsels niet alleen zijn gewijd aan legendarisch wijze koningen en slimme kooplieden, maar ook aan kop pelaarsters en courtisanes. Bovendien zijn ze vaak nogal „anticlericaal”. Ik kan aanraden om het te lezen, want behalve vermaak zal men er nog veel meer in vinden aan levensinzicht en op zijn tijd ontmoetingen met góden, vam piers, nonnen en andere wezens, die zich hier van een andere kant laten zien, door een blij- en vrijmoediger licht om- straald dan het „Ex Oriente Lux”, dat ons zo vaak gepast wordt voorgehouden. HEIN STEEHOUWER „Nam ik haar hand, roze als het ge hemelte van een olifant”. Het is beeld spraak en het kan alleen maar uit het bloemrijk sprekende India komen. Het is een liefdesverhaal en het staat in „Verhalen uit India” van Hans van Buitenen, een uitgave van Amboboeken uit Bilthoven. voeren op Wodan-geloof en dat vooral de ornamentiek in de kerken, om het even of het gaat om gevelversieringen, kapiteelbekroningen, beelden of de vorm waarin vloeren als labyrinten zijn geplaveid, daar het duidelijkst van getuigen. UITGEVERIJ C. DE BOER JR. - BUSSUM. Libera Carlier: „Varen in Bal last” de avonturen van een tanker op weg naar de V.S. Erskine Caldwell: „De Schuilhut”, ro man waarin het probleem van de tegen stelling zwart-blank een grote rol speelt. UITGEVERIJ HOLLANDIA - BAARN. K. O. Fuchs/Wouter Slob: „Uw eigen rijpaard”. Volgens deze schrijver» be hoeft paardrijden niet onbetaalbaar te zijn! Maar dat is natuurlijk maar uit welke gezichtshoek het békeken en in welke beurs gékeken wordt. Overigens de kosten worden u geheel voorgere kend, wat op zichzelf natuurlijk interes sant is, maar., de tijden veranderen., en met de tijden de prijzen! Toch is het een leuk boekje, met mooie foto’s en tekeningen. Irving Stone: „Michelangelo”, roman over „de minnaar en beeldhouwer, de slaaf van de Sixtijnse kapel, schepper in Gods hand”. Farwerck bepaalt zich, wat de gods dienst van de Germaanse volkeren be treft, hoofdzakelijk tot Wodan. Hij schetst uitvoerig diens drie kwaliteiten, namelijk als god van de krijg, van dood en wederopstanding. Farwerck gaat daarbij onder meer uitvoerig in op op een merkwaardig verschijnsel. Bij de Germanen werd dat het „Einherjar” genoemd, het op treden van een „geestenleger”, be staande uit ingewijden. Hun doden waren weliswaar „overgegaan”, maar leefden volgens het volksgeloof als on- Als historicus kan Farwerck echter moeilijk tot een andere verklaring ko men dan de zijne. Hij leidt daaruit af, dat avondlijke ommetochten van ver momde jongelui rondom Kerstmis, zoals die in ons land nog op de Waddeneilan den voorkomen, maar vroeger in geheel Europa werden gehouden, regelrecht te ruggaan op het Germaanse geloof. Farwerck schetst tal van gebruiken uitvoerig en legt verbindingen met sprookjes en legenden. Ook legt hij uit, hoe tal van symbolen uit de voor-chris- telijke tijd zijn blijven bestaan in de folklore. BOOM-PERS - MEPPEL. Dr. G. P. Hoefnagels, D. Q. R. Mulock Houwer, A. Peper hebben een „Nieuw plan voor de Kinderbescherming” opgesteld. L. C. G. MALMBERG - DEN BOSCH. In „Ruimte en Tijd” een serie projecten voor totaliteitsonderwijs, is een brochure verschenen: „Rapporten, tentstokken en mieren jam" van H. H. B. Wösten en L. L. A. Pouma. Het leven van Zamjatin tijdens en kort na de revolutie valt te vergelij ken met dat van de huidige Russische schrijvers als Solzjenitsyn. Hij was communist, maar haatte de onvrijhe den van het regime en het gekruip van zijn gezagsgetrouwe litteraire colle ga’s. Onder hen was hij een van de besten, met een hele reeks romans en toneelstukken, nadat hij in 1908 met schrijven was begonnen na zijn vol tooide technische studie. Het zogenoemde „Angelsaksische runenkistje”, waarover Farwerck in het hiernaast besproken boek schrijft, maar waaraan hij ook een aparte publikatie heeft gewijd. Hoewel hij ergens de psycholoog dr. Carl Jung aanhaalt, is Farwerck ver moedelijk niet bekend geweest met Jungs autobiografie. Deze beschrijft een enige malen herhaalde hallucinatie, waarin bij hem een dergelijk geesten leger optrad. (Zie „Herinneringen, dro men, gedachten”, uitgave van Van Loghum Slaterus, blz. 212 e.v.). Jung kent het verhaal van Wodans „Wilde heir”, dat ook in de omgeving van zijn huis zou rondspoken, maar komt tot een andere verklaring. Dan zou de Germeen- se mythe niet vervormd aan ons zijn doorgegeven met telkens wisselende na men en gegevens, zoals Farwerck meent, doch hebben zowel Germanen als ande ren voor dit zo vaak optredende ver schijnsel hun eigen mythische of soms ook occulte verklaring gevonden. Japan nog het hart klopt van het shintoïsme. Enfin, zo voor iedereen iets dus en dat dan aan de hand van een onderhoudende verteller. HEIN STEEHOUWER Het is natuurlijk geen exclusief Ger maans geloof. Farwerck echter, is dit gegeven gaan volgen binnen onze eigen beschaving en somt dan een onwaar schijnlijk groot aantal berichten op over het optreden van dit „dodenleger”, tot in onze dagen toe. Hij stelt dan, dat de mythe is blijven bestaan en dat alle latere verhalen daar afleidingen van zijn. Heinrich Harrer is voor de „ingewijden" een be kende wereldreiziger. Hij woonde zeven jaar in Tibet aan het hof van de Dalai Lama, verbleef lang in India en bezocht op vele reizen tal van „achter landen”. Hij schreef daar een reeks boeken over, waaruit „Geesten en demonen” als het ware een uit treksel is. Het boek is niet bestemd voor de vakman of wer kelijke geïnteresseerde, die liever bijvoorbeeld de boeken van Eliade ter hand zal nemen. Het is voor hetzelfde type belangstellende leek, dat vanavond op de beeldbuis de onderwateravonturen van de diepzee- duiker Cousteau zal volgen en morgenavond een documentaire over de Boroboedoer. Die belangstellende komt met het boek van Harrer uitstekend aan zijn trekken. Harrer is namelijk een uitstekend verteller, verzamelaar van magische voor werpen uit de hele wereld en een kenner van tal van gebruiken. Hij verschaft een grote hoeveelheid infor- Farwerck heeft méér geschreven. Van zijn hand verschenen eerder „De Hi- ram-mythe”, nu veertig jaar geleden en later nog drie boeken over symboliek en inwij dingsmysteriën. Hij schrijft in zijn inleiding, dat het een hachelijke onderneming is om sinds het nabije verleden met de „bloed en bodem-theorieën” iets te publiceren over Germaanse inwij dingsmysterieën en de invloed daarvan via legenden, folklore, mannenbonden, bouwhutten en vrijmet selarij tot in het heden toe. Farwerck heeft dat toch gedaan. Hij vermeldt dan ook uitdrukkelijk, dat hij vooral heeft geput uit Scandinavische bronnen en een onderzoek heeft inge steld naar Noordeuropese mysteriën, geen Germaanse of Duitse. Zijn onder - zoekingsveld is veel groter. Hij begint met de invloeden vanuit Azië, de Indo- Germanen die zich tijdens hun vele volksverhuizingen hebben verspreid, en komt dan terecht zowel in Scandinavië, als Engeland en Noord-Italië. Daarbij moet wel worden aangete kend, dat anderen dan Farwerck het bestaan van een Indo-Germaanse „oer- stam” beslist afwijzen. Ook zonder die stelling moet op grond van tal van analoge verschijnselen echter worden aangenomen, dat die Aziatische invloe den er wel degelijk zijn. Het boek van Farwerck is dan ook een heroriëntering, het opnieuw rang schikken van een enorm aantal gege vens, maar vooral het zuiveren van het materiaal, zodat er een veel eerlijker beeld is ontstaan. Wie hem dan wil vol gen in dit boek van 635 bladzijden, komt onder de indruk van de werke lijke betekenis van de Noordeuropese mysteriën en hun sporen in het heden. Wie, zoals ik, de moeite neemt om de gegevens van Harrer te vergelijken met wat elders te vinden is, moet tot de conclusie komen, dat hij bijzonder goed weet waar hij over schrijft. Blijkens de litteratuur lijst in het boek schrijft hij vanuit een royale achter grond en daarom is het eigenlijk wel jammer, dat hij aan de oppervlakte van de door hem overal waar genomen verschijnselen blijft. Eigenlijk is het dus een boek, dat een goede inleiding is, een mogelijk heid om een interessegebied te ontdekken en dan ver der te zoeken naar meer gespecialiseerde litteratuur. Als men dat laatste wil, dan biedt Harrer een groot aantal aanknopingspunten. Dan is het bijvoor beeld heel interessant om te lezen wat hem is over komen bij zijn bezoek aan ons rijksdeel Suriname, waar hij als begeleider van ex-koning Leopold van België in 1966 was. Dan beseft men weer eens met verbazing dat wij rijksgenoten hebben, die er en dan vooral de bosnegers ritualen op na houden, in de afzondering van de bossen daar veel beter be waard dan in Afrika zelf, waar de oude gebruiken door kolonisatie en bekeringsijver van islam en christendom veel meer zijn teruggedrongen. Ik noem hier maar één van Harrers onderwerpen. Wie iets wil begrijpen van de grote trek van veel hippies naar Nepal of andere gebieden in Oost-Azië, kan in dit boek ook terecht en evenzeer de lezer, die wil ervaren hoe vlak onder de huid van het moderne De beeldspraak doet ook denken aan de bekende Duizend-en-één-nacht ver tellingen van Sheherazade. En wie dat denkt heeft goed gemikt. Dr. J. A. B. van Buitenen, hoogleraar in de Zuid- aziatische talen aan de universiteit van Chicago, licht dat in zijn voorwoord tot zijn boek toe. Hij is als Nederlander een groot kenner van het Sanskriet en het Pali en hij heeft deze verhalen, die stammen uit de eerste eeuwen van onze jaartelling vertaald. Het zijn verhalen uit een ander India, dan waarmee momenteel zo wordt ge dweept. Ons huidige „India-syndroom” is gekoppeld aan wat letterlijk via het Victoriaanse kolonialisme naar het Wes ten doorsijpelde, het India van de adep ten, de yogi’s, de „leraren” van Blavat- ski en later de idealen van Gandhi, met andere woorden: via de zeef vw ons gefrustreerde zedenpatroon. De verhalen nu, die Hans v. Buitenen vertaalde stammen uit het andere India. Ze hadden verstrekkende gevolgen, schrijft hij. Thomas Mann gebruikte het motief van een bekend verhaal „De ver wisselde hoofden”, daarna overgenomen door Peggy Glanville-Hicks voor een opera. Hans Andersen putte ook uit dezelfde schat en de Decamerone zou er ook niet in haar bekende gedaante zijn geweest zonder deze Indiase verhalen. boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboeken! boeken boekenboekenboekenl boekenboeken boekenboeken WIJ ONTVINGEN boekenboeken boeken boeken boekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboeken boe ken boe kenI boekenboekenboekenboekenl ELSEVIER - AMSTERDAM. Desmond Bagley: „Operatie Torpedo”, avonturen roman over heroïnesmokkel. Elsevier’s Wereld der Dieren: „Lagere Dieren”. Over het algemeen weten de mensen van deze vreemde wezens met hun soms zo wonderlijke lichaamsvormen weinig af. Ook al omdat, wil men er iets aan beleven, een microscoop onmisbaar is. De samenstellers van het boek hebben het nu met hun prachtige foto’s mogelijk gemaakt om ook zonder microscoop een blik te werpen op de mysterieuze en bizarre wereld van deze diertjes; en zo bekeken kan een „kwal” zelfs aardig en mooi zijn. De indeling is weer net als de vorige delen uit deze reeks, die wij al enige malen eerder vermeld hebben. „De Vennootschapsbelasting voor de aangifte over 1970” door Mr. S. Stoffer en E. N. Jonker. boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboeken boekenboeken WIJ ONTVINGEN boekenboeken boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl boekenboekenboekenboekenl Het zou te ver voeren Farwerck’s be toog geheel te volgen. Wel moet worden gezegd, dat hij een enorm aantal be wijzen aanvoert voor een van zijn grondstellingen, namelijk dat in het middeleeuwse bouwen, vooral van ker ken, een zeer grote invloed te bespeu ren valt van het Wodangeloof, waarvan de geheimen juist in de bouwgilden be waard zijn gebleven. Soms is die sym boliek gekerstend, maar vaker niet. Farwerck stelt dan dat het opzettelijk ketterijen zijn, later vermengd met in vloeden van Waldenzen, Katharen, Al- bigenzen, Rozekruisers, alchemisten en anderen, die door de kerk te vuur en te zwaard zijn vervolgd. Die allen zouden hun „geheime leer” op deze wijze heb ben doorgegeven aan vroegere man nenbonden en huidige vrijmetselarij. Hij voert ook het „optreden” van fi guren als Sint Nicolaas, Sint Maarten, Sint Hubertus, vele andere heiligen en ook het kerstmannetje, terug op de mythen rond Wodan, later door de kerk gekerstend. Je kunt dit boek niet lezen zonder je telkens te verbazen hoe nu nog in de eigen omgeving zoveel resten bespeur baar zijn van een godsdienst, die offi cieel reeds ruim duizend jaar „dood” is. Natuurlijk weten we het allemaal al wel, maar als zo’n boek daar nog eens op wijst, dan valt het weer op, dat het „christelijke” in onze bescha ving voor een groot deel is terug te matie en zijn kleurenfoto’s zijn uitstekend. Maar wat belangrijker is, Harrer is een eerlijk schrijver, die niet afglijdt naar alle mogelijke fantasterijen, wat op dit gebied anderen zo vaak doen. Hij geeft de feiten, maar interpreteert ze niet. Hij legt ze wel uit. Bovendien schrijft hij uitstekend en wijst op het samenvallen van bijna alle magische gebruiken bij tal van volken, ook in Europa. Overal worden de zelfde afweermiddelen tegen „onzichtbare krachten” gebruikt, onverschillig of het kruisen van stro in Europa, of van katoenen draden in Tibet zijn. Dat zelfde geldt ook voor heilige koorden, afbeeldingen van handen, het aanbrengen aan gevels van stieren en paardenschedels, een geestenschip of andere sym bolen en zelfs het gebruik van drugs als trance- middelen waar dan ook ter wereld. Dan voltrekt zich het drama. D-503 is geen „ik,” maar slechts een deel van het totalitaire „wij.” Zamjatin laat hem de geboorte tot het „ik” on dergaan en luidt daarmee tevens het einde van zijn figuur in. Er is en de ontdekking daarvan is door Zamja tin tot de laatste hoofdstukken van het boek verschoven een revolutie aan de gang. D-503 maakt als verslaafde technocraat kennis met een hem ver bijsterende vrouw. Zij verleidt hem, zoals in de beste spionage-verhalen. J. H. DE BUSSY - AMSTERDAM. II. J. F. de Roy van Zuydewijn: „Haagse huizen en gebouwen”, zeven eeuwen bouwkunst in de Hofstad. NIJGH VAN DITMAR - DEN HAAG. De redactie van KOMMA heeft, na het, plotseling overlijden van René Gysen, een boek samengesteld over deze schrijver en zijn werk. Enkele vrienden hebben hun medewerking gegeven en Gust Gils nam de redactie op zich. Brief wisseling, schoolopstellen, handschrift- ontleding maken ook deel uit van deze bundel. DE BEZIGE BIJ - AMSTERDAM. 3. Buddingh’: „Wat je zegt ben je zelf”. Harry Mulisch: „De Verteller”, of een dioticon voor zegelbewaarders”, een wonderbaarlijke familieroman. KONINKLIJKE UITGEVERIJ ER- 7EN TIJL - ZWOLLE. John Briley: ,De Verraders”, een Amerikaanse oor logsroman rond vijf leden van een Ame rikaanse helikopterpatrouille, die door de Vietcong in een hinderlaag worden gelokt en weggevoerd worden naar een basiskamp, diep in het Noordvietna- mese oerwoud. VAN GENNEP - AMSTERDAM. „In terlinks”, 9 september 1970 Vak bonden, Maatschappijverandering, Ar- beidersprotest. Een tweemaandelijks verschijnend manifest. UITGEVERIJ WEST-FRIESLAND - HOORN. Catalijn Claes: „Het schreiende Riet”, streekroman Jac. Broersen: „Vrouw van Verre”, Streekroman. „Wij” wordt aangeduid als een „an- ti-utopie” en dat is het ook. Maar het is veel meer. Naar de inhoud is het een science fiction-verhaal in dagboek vorm. Men hoeft niet diep te graven om in dit in 1920 geschreven boek te vens een afrekening te zien met elk totalitair systeem. Tevens is het een belangrijke psychologische roman. „Wij” schetst een totalitaire staat in de verre toekomst. De ingenieur en ik figuur, die het dagboek schrijft, heet D-503. Hij is een nummer. Weliswaar is hij een „nummer van eer,” want hij is de eerste bouwmeester van de „Integraal,” een groot glazen ruimte schip, waarmee de „Vereende Staat” de ruimte wil gaan veroveren. Die Vereende Staat is wel ver bijsterend totalitair. Alles is van glas en gietijzer. De stad waarin de nummers leven onder de bescherming van een gietijzeren Weldoener, een soort Moloch, is tot het uiterste geor ganiseerd. Hersenchirurgie en het boek is in 1920 geschreven beheerst de gevoe lens van de nummers. Er zijn een „ijzeren” gordijn, maar dan van glas, een gaskamer, een eenheidspartij, kort om alle factoren van een „Big Brother-world.” Met de liefde ontwaakt in D-503 het besef, dat hij een ziel heeft. Hij raakt op een verwarrende manier via de vrouw in contact met de mensen „buiten de muur”. Het zijn de laatst- levenden van een geslacht dat een zichtbare gestalten op aarde verder. Het doel van de inwijdingen was via extatische bewustzijnstoestanden te komen tot de zekerheid van een voort bestaan in de nabijheid van Wodan. Hij verzamelde de ingewijden na hun dood om zich heen, teneinde hem bij te staan in het eindgericht, het Ragna- rok, tegen de krachten der duisternis. vroegere atoomoorlog is te boven ge komen. Ze leven in een natuurstaat. D-503 ontmoet hen kort, is hevig ver schrikt en gelukkig tegelijk. Hij bereikt het niet, een van hen te worden. Verstrikt in de goede bedoe lingen van enkele ketters onder de „nummers” en de mensen buiten de muur, probeert hij het ruimteschip te kapen en mee te doen aan een samen zwering om de Vereende Staat te ver nietigen. De revolutie mislukt. Hij moet zich overgeven aan de Weldoe ner, ondergaat een hersenoperatie en wordt weer „nummer”, terwijl de vrouw in de gaskamer wordt vernie tigd, terwijl de stad ineenstort. De computer die is er ook al heeft het gewonnen van de ziel. „Wij” is beklemmend, temeer om dat het voortreffelijk is gecompo neerd door een rasschrijver, iemand die werkelijk visionair geïnspireerd is met een zeer groot invoelingsver mogen ten opzichte van mensen, die eigenlijk pionnen zijn. „Wij” is te vens poëtisch op een bizarre manier. Dat geeft de extra-dimensie aan de profetische kracht waarmee het is geschreven en stelt het dus op één lijn met boeken van schrijvers als Kafka. Borges en een vorige eeuwse figuur als De Lautréamont. HEIN STEEHOUWER.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 19