Boeiend standaardwerk van F. E. Farwerck
Profetische auteur
met grootse visie
J
H
- een ander -
HEINRICH Magische avonturen
GEESTEN
HARRER
in verre landen
DEMONEN
EN HUN SPOREN TOT HEDEN”
„NOORDEUROPESE MYSTERIËN
voor folkloristen en „mysterie-zoekers”
JEVGENIJ ZAMJATIN:
VERHALEN UIT
INDIA
Boekenweek
Wodangeloof en
christendom
19
£i
WOENSDAG 31 MAART 1971
Bouw-symboliek
A nti-utopie
Geboorte van het „ik”
Lering en vermaak
Liefde en ondergang
Kenner
W ereldreiziger
1 tot en met 10 april
ET IS EEN STILMAKENDE GEDACHTE een boek in handen te
hébben, dat men zonder overdrijven een „levenswerk” kan noemen.
Achter de tekst staat dan een schrijver, die zó door zijn studie
materiaal en roeping was gegrepen, dat hij zijn boek vanuit de grond van
zijn hart moest schrijven. In dit geval gaat het om de Nederlandse his
toricus F. E. Farwerck en zijn boek heet „Noordeuropese mysteriën en
hun sporen tot heden”. Het is een bijzonder goed verzorgde en geïllu
streerde „bijbel” van Uitgeverij N. Kluwer in Deventer. In 1969 is Far
werck op tachtigjarige leeftijd overleden. Hij heeft volgens de flaptekst
de drukproeven nog gelezen, maar de verschijning van zijn levenswerk
heeft hij niet meer meegemaakt. De uitgave moet dan ook worden gezien
als een welverdiend postuum eerbetoon.
Inwijding en dood
EVGENIJ ZAMJATIN, een Russische naam, die ik niet kende, maar
die voortaan dezelfde waarde voor me zal hebben als die van Kafka
of Herman Hesse. En dat dan na lezing van het roman-dagboek
„Wij” in de uitstekende vertaling van Dick Peet, een uitgave van De Ar
beiderspers in Amsterdam. Het is goed, dat Dick Peet dit boek van een
nawoord heeft voorzien, dat voor velen tevens een inleiding zal zijn tot
de werken, die Zamjatin heeft geschreven en die tot nu toe in andere
talen zijn verschenen. Dick Peet, die uit het Russisch vertaalde, schetst
in dat nawoord een schrijver, die in 1884 is geboren en in 1937 in Parijs
is overleden. Zamjatin, opgeleid tot scheepsbouwkundig ingenieur was
een van de revolutionairen van het eerste uur, is onder het tsaristisch
regime vervolgd en later eveneens onder Stalin. Hij is de dans ont
sprongen, omdat hij van Stalin „verlof” kreeg in 1931 het land te ver
laten, of liever te ontvluchten.
I X E BELANGSTELLING voor geesten, ma-
J gie, het occulte, in het algemeen dus het
mysterieuze, neemt toe in tijden van
geestelijke omwentelingen. Vooral doet ze dat,
als die omwentelingen weinig geruststellend
zijn. Er zijn vele van die perioden geweest.
Veelal waren ze vroeger plaatselijk bepaald.
Nu de wereld in deze eeuw door communicatie
middelen meer en meer één geheel is geworden
en de dreiging van vernietiging van wereld
delen niet meer denkbeeldig is, neemt eveneens
het besef toe, dat de genoemde mysterieuze
zaken eveneens van wereldomvattend belang
zouden kunnen zijn. Zeker is dat het geval met
de bestudering of kennisneming ervan. Op
mensen met dié belangstelling mikt Heinrich
Harrer in zijn boek „Geesten en demonen”, met
als ondertitel „Magische avonturen in verre
landen”. Het is een zeer verzorgde uitgave,
voorzien van veel kleurenfoto’s en tekeningen
van La Rivière en Voorhoeve in Zwolle.
«F
I
HEIN STEEHOUWER
Maar soms, meenden de Germanen,
werden die dode krijgers zichtbaar,
•ooral in de dagen rondom onze kerst
mis. Dan trok het „Wilde heir” met
veel geraas door de velden.
Dansende priester, als demon gekleed in een
Japanse Shinto-tempel in Kyoto, een van de vele
foto’s uit het boek van Harrer.
Dr. J. M. Fuchs: „Die heerlijke auto’s”,
de eerste halve eeuw autorijden in Ne
derland.
Zo komt het ook, dat deze vermake
lijke vertelsels niet alleen zijn gewijd
aan legendarisch wijze koningen en
slimme kooplieden, maar ook aan kop
pelaarsters en courtisanes. Bovendien
zijn ze vaak nogal „anticlericaal”.
Ik kan aanraden om het te lezen, want
behalve vermaak zal men er nog veel
meer in vinden aan levensinzicht en op
zijn tijd ontmoetingen met góden, vam
piers, nonnen en andere wezens, die zich
hier van een andere kant laten zien,
door een blij- en vrijmoediger licht om-
straald dan het „Ex Oriente Lux”, dat
ons zo vaak gepast wordt voorgehouden.
HEIN STEEHOUWER
„Nam ik haar hand, roze als het ge
hemelte van een olifant”. Het is beeld
spraak en het kan alleen maar uit het
bloemrijk sprekende India komen. Het
is een liefdesverhaal en het staat in
„Verhalen uit India” van Hans van
Buitenen, een uitgave van Amboboeken
uit Bilthoven.
voeren op Wodan-geloof en dat vooral
de ornamentiek in de kerken, om het
even of het gaat om gevelversieringen,
kapiteelbekroningen, beelden of de
vorm waarin vloeren als labyrinten
zijn geplaveid, daar het duidelijkst van
getuigen.
UITGEVERIJ C. DE BOER JR. -
BUSSUM. Libera Carlier: „Varen in Bal
last” de avonturen van een tanker op
weg naar de V.S.
Erskine Caldwell: „De Schuilhut”, ro
man waarin het probleem van de tegen
stelling zwart-blank een grote rol speelt.
UITGEVERIJ HOLLANDIA - BAARN.
K. O. Fuchs/Wouter Slob: „Uw eigen
rijpaard”. Volgens deze schrijver» be
hoeft paardrijden niet onbetaalbaar te
zijn! Maar dat is natuurlijk maar uit
welke gezichtshoek het békeken en in
welke beurs gékeken wordt. Overigens
de kosten worden u geheel voorgere
kend, wat op zichzelf natuurlijk interes
sant is, maar., de tijden veranderen.,
en met de tijden de prijzen! Toch is het
een leuk boekje, met mooie foto’s en
tekeningen.
Irving Stone: „Michelangelo”, roman
over „de minnaar en beeldhouwer, de
slaaf van de Sixtijnse kapel, schepper in
Gods hand”.
Farwerck bepaalt zich, wat de gods
dienst van de Germaanse volkeren be
treft, hoofdzakelijk tot Wodan. Hij
schetst uitvoerig diens drie kwaliteiten,
namelijk als god van de krijg, van dood
en wederopstanding.
Farwerck gaat daarbij onder meer
uitvoerig in op op een merkwaardig
verschijnsel. Bij de Germanen werd
dat het „Einherjar” genoemd, het op
treden van een „geestenleger”, be
staande uit ingewijden. Hun doden
waren weliswaar „overgegaan”, maar
leefden volgens het volksgeloof als on-
Als historicus kan Farwerck echter
moeilijk tot een andere verklaring ko
men dan de zijne. Hij leidt daaruit af,
dat avondlijke ommetochten van ver
momde jongelui rondom Kerstmis, zoals
die in ons land nog op de Waddeneilan
den voorkomen, maar vroeger in geheel
Europa werden gehouden, regelrecht te
ruggaan op het Germaanse geloof.
Farwerck schetst tal van gebruiken
uitvoerig en legt verbindingen met
sprookjes en legenden. Ook legt hij uit,
hoe tal van symbolen uit de voor-chris-
telijke tijd zijn blijven bestaan in de
folklore.
BOOM-PERS - MEPPEL. Dr. G. P.
Hoefnagels, D. Q. R. Mulock Houwer,
A. Peper hebben een „Nieuw plan voor
de Kinderbescherming” opgesteld.
L. C. G. MALMBERG - DEN BOSCH.
In „Ruimte en Tijd” een serie projecten
voor totaliteitsonderwijs, is een brochure
verschenen: „Rapporten, tentstokken en
mieren jam" van H. H. B. Wösten en
L. L. A. Pouma.
Het leven van Zamjatin tijdens en
kort na de revolutie valt te vergelij
ken met dat van de huidige Russische
schrijvers als Solzjenitsyn. Hij was
communist, maar haatte de onvrijhe
den van het regime en het gekruip van
zijn gezagsgetrouwe litteraire colle
ga’s. Onder hen was hij een van de
besten, met een hele reeks romans en
toneelstukken, nadat hij in 1908 met
schrijven was begonnen na zijn vol
tooide technische studie.
Het zogenoemde „Angelsaksische
runenkistje”, waarover Farwerck in
het hiernaast besproken boek
schrijft, maar waaraan hij ook een
aparte publikatie heeft gewijd.
Hoewel hij ergens de psycholoog dr.
Carl Jung aanhaalt, is Farwerck ver
moedelijk niet bekend geweest met
Jungs autobiografie. Deze beschrijft een
enige malen herhaalde hallucinatie,
waarin bij hem een dergelijk geesten
leger optrad. (Zie „Herinneringen, dro
men, gedachten”, uitgave van Van
Loghum Slaterus, blz. 212 e.v.). Jung
kent het verhaal van Wodans „Wilde
heir”, dat ook in de omgeving van zijn
huis zou rondspoken, maar komt tot een
andere verklaring. Dan zou de Germeen-
se mythe niet vervormd aan ons zijn
doorgegeven met telkens wisselende na
men en gegevens, zoals Farwerck meent,
doch hebben zowel Germanen als ande
ren voor dit zo vaak optredende ver
schijnsel hun eigen mythische of soms
ook occulte verklaring gevonden.
Japan nog het hart klopt van het shintoïsme. Enfin,
zo voor iedereen iets dus en dat dan aan de hand
van een onderhoudende verteller.
HEIN STEEHOUWER
Het is natuurlijk geen exclusief Ger
maans geloof. Farwerck echter, is dit
gegeven gaan volgen binnen onze eigen
beschaving en somt dan een onwaar
schijnlijk groot aantal berichten op over
het optreden van dit „dodenleger”, tot
in onze dagen toe. Hij stelt dan, dat de
mythe is blijven bestaan en dat alle
latere verhalen daar afleidingen van
zijn.
Heinrich Harrer is voor de „ingewijden" een be
kende wereldreiziger. Hij woonde zeven jaar in Tibet
aan het hof van de Dalai Lama, verbleef lang in
India en bezocht op vele reizen tal van „achter
landen”. Hij schreef daar een reeks boeken over,
waaruit „Geesten en demonen” als het ware een uit
treksel is.
Het boek is niet bestemd voor de vakman of wer
kelijke geïnteresseerde, die liever bijvoorbeeld de
boeken van Eliade ter hand zal nemen. Het is voor
hetzelfde type belangstellende leek, dat vanavond op
de beeldbuis de onderwateravonturen van de diepzee-
duiker Cousteau zal volgen en morgenavond een
documentaire over de Boroboedoer.
Die belangstellende komt met het boek van Harrer
uitstekend aan zijn trekken. Harrer is namelijk een
uitstekend verteller, verzamelaar van magische voor
werpen uit de hele wereld en een kenner van tal van
gebruiken. Hij verschaft een grote hoeveelheid infor-
Farwerck heeft méér geschreven. Van
zijn hand verschenen eerder „De Hi-
ram-mythe”, nu veertig jaar geleden en
later nog drie boeken over symboliek en
inwij dingsmysteriën.
Hij schrijft in zijn inleiding, dat het
een hachelijke onderneming is om sinds
het nabije verleden met de „bloed en
bodem-theorieën” iets te publiceren over
Germaanse inwij dingsmysterieën en de
invloed daarvan via legenden, folklore,
mannenbonden, bouwhutten en vrijmet
selarij tot in het heden toe.
Farwerck heeft dat toch gedaan. Hij
vermeldt dan ook uitdrukkelijk, dat hij
vooral heeft geput uit Scandinavische
bronnen en een onderzoek heeft inge
steld naar Noordeuropese mysteriën,
geen Germaanse of Duitse. Zijn onder -
zoekingsveld is veel groter. Hij begint
met de invloeden vanuit Azië, de Indo-
Germanen die zich tijdens hun vele
volksverhuizingen hebben verspreid, en
komt dan terecht zowel in Scandinavië,
als Engeland en Noord-Italië.
Daarbij moet wel worden aangete
kend, dat anderen dan Farwerck het
bestaan van een Indo-Germaanse „oer-
stam” beslist afwijzen. Ook zonder die
stelling moet op grond van tal van
analoge verschijnselen echter worden
aangenomen, dat die Aziatische invloe
den er wel degelijk zijn.
Het boek van Farwerck is dan ook
een heroriëntering, het opnieuw rang
schikken van een enorm aantal gege
vens, maar vooral het zuiveren van het
materiaal, zodat er een veel eerlijker
beeld is ontstaan. Wie hem dan wil vol
gen in dit boek van 635 bladzijden,
komt onder de indruk van de werke
lijke betekenis van de Noordeuropese
mysteriën en hun sporen in het heden.
Wie, zoals ik, de moeite neemt om de gegevens van
Harrer te vergelijken met wat elders te vinden is,
moet tot de conclusie komen, dat hij bijzonder goed
weet waar hij over schrijft. Blijkens de litteratuur
lijst in het boek schrijft hij vanuit een royale achter
grond en daarom is het eigenlijk wel jammer, dat hij
aan de oppervlakte van de door hem overal waar
genomen verschijnselen blijft. Eigenlijk is het dus
een boek, dat een goede inleiding is, een mogelijk
heid om een interessegebied te ontdekken en dan ver
der te zoeken naar meer gespecialiseerde litteratuur.
Als men dat laatste wil, dan biedt Harrer een
groot aantal aanknopingspunten. Dan is het bijvoor
beeld heel interessant om te lezen wat hem is over
komen bij zijn bezoek aan ons rijksdeel Suriname,
waar hij als begeleider van ex-koning Leopold van
België in 1966 was. Dan beseft men weer eens met
verbazing dat wij rijksgenoten hebben, die er en
dan vooral de bosnegers ritualen op na houden,
in de afzondering van de bossen daar veel beter be
waard dan in Afrika zelf, waar de oude gebruiken
door kolonisatie en bekeringsijver van islam en
christendom veel meer zijn teruggedrongen.
Ik noem hier maar één van Harrers onderwerpen.
Wie iets wil begrijpen van de grote trek van veel
hippies naar Nepal of andere gebieden in Oost-Azië,
kan in dit boek ook terecht en evenzeer de lezer, die
wil ervaren hoe vlak onder de huid van het moderne
De beeldspraak doet ook denken aan
de bekende Duizend-en-één-nacht ver
tellingen van Sheherazade. En wie dat
denkt heeft goed gemikt. Dr. J. A. B.
van Buitenen, hoogleraar in de Zuid-
aziatische talen aan de universiteit van
Chicago, licht dat in zijn voorwoord tot
zijn boek toe. Hij is als Nederlander een
groot kenner van het Sanskriet en het
Pali en hij heeft deze verhalen, die
stammen uit de eerste eeuwen van onze
jaartelling vertaald.
Het zijn verhalen uit een ander India,
dan waarmee momenteel zo wordt ge
dweept. Ons huidige „India-syndroom”
is gekoppeld aan wat letterlijk via het
Victoriaanse kolonialisme naar het Wes
ten doorsijpelde, het India van de adep
ten, de yogi’s, de „leraren” van Blavat-
ski en later de idealen van Gandhi, met
andere woorden: via de zeef vw ons
gefrustreerde zedenpatroon.
De verhalen nu, die Hans v. Buitenen
vertaalde stammen uit het andere India.
Ze hadden verstrekkende gevolgen,
schrijft hij. Thomas Mann gebruikte het
motief van een bekend verhaal „De ver
wisselde hoofden”, daarna overgenomen
door Peggy Glanville-Hicks voor een
opera. Hans Andersen putte ook uit
dezelfde schat en de Decamerone zou er
ook niet in haar bekende gedaante zijn
geweest zonder deze Indiase verhalen.
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboeken!
boeken boekenboekenboekenl
boekenboeken
boekenboeken WIJ ONTVINGEN
boekenboeken
boeken boeken boekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboeken boe ken boe kenI
boekenboekenboekenboekenl
ELSEVIER - AMSTERDAM. Desmond
Bagley: „Operatie Torpedo”, avonturen
roman over heroïnesmokkel. Elsevier’s
Wereld der Dieren: „Lagere Dieren”.
Over het algemeen weten de mensen
van deze vreemde wezens met hun soms
zo wonderlijke lichaamsvormen weinig
af. Ook al omdat, wil men er iets aan
beleven, een microscoop onmisbaar is.
De samenstellers van het boek hebben
het nu met hun prachtige foto’s mogelijk
gemaakt om ook zonder microscoop een
blik te werpen op de mysterieuze en
bizarre wereld van deze diertjes; en zo
bekeken kan een „kwal” zelfs aardig en
mooi zijn. De indeling is weer net als de
vorige delen uit deze reeks, die wij al
enige malen eerder vermeld hebben.
„De Vennootschapsbelasting voor de
aangifte over 1970” door Mr. S. Stoffer
en E. N. Jonker.
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboeken
boekenboeken WIJ ONTVINGEN
boekenboeken
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
boekenboekenboekenboekenl
Het zou te ver voeren Farwerck’s be
toog geheel te volgen. Wel moet worden
gezegd, dat hij een enorm aantal be
wijzen aanvoert voor een van zijn
grondstellingen, namelijk dat in het
middeleeuwse bouwen, vooral van ker
ken, een zeer grote invloed te bespeu
ren valt van het Wodangeloof, waarvan
de geheimen juist in de bouwgilden be
waard zijn gebleven. Soms is die sym
boliek gekerstend, maar vaker niet.
Farwerck stelt dan dat het opzettelijk
ketterijen zijn, later vermengd met in
vloeden van Waldenzen, Katharen, Al-
bigenzen, Rozekruisers, alchemisten en
anderen, die door de kerk te vuur en te
zwaard zijn vervolgd. Die allen zouden
hun „geheime leer” op deze wijze heb
ben doorgegeven aan vroegere man
nenbonden en huidige vrijmetselarij.
Hij voert ook het „optreden” van fi
guren als Sint Nicolaas, Sint Maarten,
Sint Hubertus, vele andere heiligen en
ook het kerstmannetje, terug op de
mythen rond Wodan, later door de
kerk gekerstend.
Je kunt dit boek niet lezen zonder je
telkens te verbazen hoe nu nog in de
eigen omgeving zoveel resten bespeur
baar zijn van een godsdienst, die offi
cieel reeds ruim duizend jaar „dood”
is. Natuurlijk weten we het allemaal
al wel, maar als zo’n boek daar nog
eens op wijst, dan valt het weer op,
dat het „christelijke” in onze bescha
ving voor een groot deel is terug te
matie en zijn kleurenfoto’s zijn uitstekend. Maar wat
belangrijker is, Harrer is een eerlijk schrijver, die
niet afglijdt naar alle mogelijke fantasterijen, wat op
dit gebied anderen zo vaak doen. Hij geeft de feiten,
maar interpreteert ze niet. Hij legt ze wel uit.
Bovendien schrijft hij uitstekend en wijst op het
samenvallen van bijna alle magische gebruiken bij
tal van volken, ook in Europa. Overal worden de
zelfde afweermiddelen tegen „onzichtbare krachten”
gebruikt, onverschillig of het kruisen van stro in
Europa, of van katoenen draden in Tibet zijn. Dat
zelfde geldt ook voor heilige koorden, afbeeldingen
van handen, het aanbrengen aan gevels van stieren
en paardenschedels, een geestenschip of andere sym
bolen en zelfs het gebruik van drugs als trance-
middelen waar dan ook ter wereld.
Dan voltrekt zich het drama. D-503
is geen „ik,” maar slechts een deel
van het totalitaire „wij.” Zamjatin
laat hem de geboorte tot het „ik” on
dergaan en luidt daarmee tevens het
einde van zijn figuur in. Er is en
de ontdekking daarvan is door Zamja
tin tot de laatste hoofdstukken van het
boek verschoven een revolutie aan
de gang. D-503 maakt als verslaafde
technocraat kennis met een hem ver
bijsterende vrouw. Zij verleidt hem,
zoals in de beste spionage-verhalen.
J. H. DE BUSSY - AMSTERDAM.
II. J. F. de Roy van Zuydewijn: „Haagse
huizen en gebouwen”, zeven eeuwen
bouwkunst in de Hofstad.
NIJGH VAN DITMAR - DEN
HAAG. De redactie van KOMMA heeft,
na het, plotseling overlijden van René
Gysen, een boek samengesteld over deze
schrijver en zijn werk. Enkele vrienden
hebben hun medewerking gegeven en
Gust Gils nam de redactie op zich. Brief
wisseling, schoolopstellen, handschrift-
ontleding maken ook deel uit van deze
bundel.
DE BEZIGE BIJ - AMSTERDAM.
3. Buddingh’: „Wat je zegt ben je zelf”.
Harry Mulisch: „De Verteller”, of een
dioticon voor zegelbewaarders”, een
wonderbaarlijke familieroman.
KONINKLIJKE UITGEVERIJ ER-
7EN TIJL - ZWOLLE. John Briley:
,De Verraders”, een Amerikaanse oor
logsroman rond vijf leden van een Ame
rikaanse helikopterpatrouille, die door
de Vietcong in een hinderlaag worden
gelokt en weggevoerd worden naar een
basiskamp, diep in het Noordvietna-
mese oerwoud.
VAN GENNEP - AMSTERDAM. „In
terlinks”, 9 september 1970 Vak
bonden, Maatschappijverandering, Ar-
beidersprotest. Een tweemaandelijks
verschijnend manifest.
UITGEVERIJ WEST-FRIESLAND -
HOORN. Catalijn Claes: „Het schreiende
Riet”, streekroman
Jac. Broersen: „Vrouw van Verre”,
Streekroman.
„Wij” wordt aangeduid als een „an-
ti-utopie” en dat is het ook. Maar het
is veel meer. Naar de inhoud is het een
science fiction-verhaal in dagboek
vorm. Men hoeft niet diep te graven
om in dit in 1920 geschreven boek te
vens een afrekening te zien met elk
totalitair systeem. Tevens is het een
belangrijke psychologische roman.
„Wij” schetst een totalitaire staat in
de verre toekomst. De ingenieur en ik
figuur, die het dagboek schrijft, heet
D-503. Hij is een nummer. Weliswaar
is hij een „nummer van eer,” want
hij is de eerste bouwmeester van de
„Integraal,” een groot glazen ruimte
schip, waarmee de „Vereende Staat”
de ruimte wil gaan veroveren.
Die Vereende Staat is wel ver
bijsterend totalitair. Alles is van
glas en gietijzer. De stad waarin de
nummers leven onder de bescherming
van een gietijzeren Weldoener, een
soort Moloch, is tot het uiterste geor
ganiseerd.
Hersenchirurgie en het boek is in
1920 geschreven beheerst de gevoe
lens van de nummers. Er zijn een
„ijzeren” gordijn, maar dan van glas,
een gaskamer, een eenheidspartij, kort
om alle factoren van een „Big
Brother-world.”
Met de liefde ontwaakt in D-503 het
besef, dat hij een ziel heeft. Hij raakt
op een verwarrende manier via de
vrouw in contact met de mensen
„buiten de muur”. Het zijn de laatst-
levenden van een geslacht dat een
zichtbare gestalten op aarde verder.
Het doel van de inwijdingen was via
extatische bewustzijnstoestanden te
komen tot de zekerheid van een voort
bestaan in de nabijheid van Wodan.
Hij verzamelde de ingewijden na hun
dood om zich heen, teneinde hem bij
te staan in het eindgericht, het Ragna-
rok, tegen de krachten der duisternis.
vroegere atoomoorlog is te boven ge
komen. Ze leven in een natuurstaat.
D-503 ontmoet hen kort, is hevig ver
schrikt en gelukkig tegelijk.
Hij bereikt het niet, een van hen te
worden. Verstrikt in de goede bedoe
lingen van enkele ketters onder de
„nummers” en de mensen buiten de
muur, probeert hij het ruimteschip te
kapen en mee te doen aan een samen
zwering om de Vereende Staat te ver
nietigen. De revolutie mislukt. Hij
moet zich overgeven aan de Weldoe
ner, ondergaat een hersenoperatie en
wordt weer „nummer”, terwijl de
vrouw in de gaskamer wordt vernie
tigd, terwijl de stad ineenstort. De
computer die is er ook al heeft
het gewonnen van de ziel.
„Wij” is beklemmend, temeer om
dat het voortreffelijk is gecompo
neerd door een rasschrijver, iemand
die werkelijk visionair geïnspireerd
is met een zeer groot invoelingsver
mogen ten opzichte van mensen, die
eigenlijk pionnen zijn. „Wij” is te
vens poëtisch op een bizarre manier.
Dat geeft de extra-dimensie aan de
profetische kracht waarmee het is
geschreven en stelt het dus op één
lijn met boeken van schrijvers als
Kafka. Borges en een vorige eeuwse
figuur als De Lautréamont.
HEIN STEEHOUWER.