PAASKRUISWOORD
HET CHOCOLADE HAASJE
1
fel
y
p*
ITS'V
rJ-152
21
ZATERDAG 10 APRIL 1971
Erbij
I
Een paasverhaal voor de
kleintjes door H. Focke
13
15
16
5
10
14
18
26
27
22
23
24
25
19
20
28
29
30
33
32
36
35
40
42
38
39
46
48
49
51
56
[54
55
52
53
58
59
60
62
70
69
67
68
63
64
65
74
77
78
79
80
75
76
'óT
85
86
82
83
84
87
89
91
88
90
93
99
95
102
94
96 97
98
107
1Ö8
109
110
106
105
ffl7
118
ÏÏ6
112
115
113
114
120
22
119
127
28
125 126
124
123
129130
132
131
13Ï
135
134
Ï3ÏÏ
143
141
144
138
142
140
139
137
148
146
147
152
149
150
154
56
153
155
163
159
160
161
164
169
170
166
168
167
165
71
172
175
176
174
173
104
K
A?
HORIZONTAAL
MMWMVWWWVWWWWVWWWWWWWMVWWVWVWW^^MMMMMMMAAMMMAAMAAAMMAMMAAAAAnAAAAAAMAMAMHMA
i
DE BOSHAZEN keken nog eens goed
TER ERE VAN het standbeeld werd
er de avond vóór Pasen een groot feest
gevierd in het Hazenbos. Alle hazen
kwamen bij elkaar rond het standbeeld
dat, zoals dat bij een standbeeld hoort,
onthuld zou worden. Daarom was er
ook over het chocolade haasje heen een
witte doek gelegd, zodat het niet te
zien was. Nadat de oudste haas een
toespraak had gehouden over „Pasen
en Hazen”, mocht de kleinste boshaas
DE VOLGENDE DAG waren de bos
hazen niet zo vroeg uit hun hol als an
ders. Ze waren véél te moe van het
in de nacht haasje-over en haasje-repje
speelden. Nog nooit was er zo’n groot
feest in het Hazenbos geweest I En dat
alles ter ere van het standbeeld. Het
chocolade haasje genoot van alles wat
het om zich heen zag en hoorde. „Zo zie
ik tenminste nog ’s wat van de we
reld!” mompelde het. En het dacht
aan de andere chocolade haasjes die
misschien al lang opgesnoept waren.
Toen alle boshazen naar hun hol wa-
„Puh!” lachte Paul, „dan kun je lang
zoekenMaar ze waren nog maar
net op pad, of Moniek vond een mooi
gekleurd ei zomaar langs de kant van
het bospad liggen. En Paul ontdekte er
eentje tussen de wortels van een boom.
„Wie heeft daar nou voor gezorgd?”
vroeg Paul.
„Wie anders dan de Paashaas!” lachte
vader en hij knipoogde tegen moeder.
Even later liepen ze voorbij de open
plek waar het hazen-standbeeld stond.
Paul en Moniek zagen het allebei tege
lijk staan. Ze holden er naar toe. „Oh,
kijk ’s! Een zilveren haasje!” Ook va
der en moeder bogen zich nieuwsgierig
over het haasje heen. „Wat leuk, hè?
’t Staat boven op een steen!”
„Zou dat nu óók voor ons zijn?” vroeg
Paul.
VOOR DEZE omvangrijke, maar niet bijzonder lastige kruiswoordpuzzel
stellen wij tien prijzen beschikbaar, te weten: een prijs van f 100, een van
50 en acht van f 25. Oplossingen moeten, per brief met links bovenaan op
de envelop de vermelding „Paaskruiswoord” uiterlijk maandag 26 april in ons
bezit zijn. U kunt uw oplossingen per post inzenden of, deze eveneens In ge
sloten envelop met aanduiding „Paaspuzzel”, bezorgen aan een van onze
bureaus in Haarlem (Grote Houtstraat 93, Soendaplein of Italiëlaan 190),
IJmuiden (Lange Nieuwstraat 427) of Beverwijk (Zeestraat 18). Vermeld bjj
uw oplossing duidelijk uw naam en adres.
feest vieren. Daardoor zagen ze niet
dat er wandelaars in het Hazenbos
kwamen. Het waren Paul en Moniek
met hun vader en moeder.
„Wij gaan eieren zoeken!” had moe
der gezegd.
ren, stond het zilveren haasje helemaal
in z’n eentje tussen de bomen. De
maan keek tussen de takken door en
deed het zilverpapier glimmen alsof
het echt zilver was.
't nu eenmaal! Als je een echte haas
bent kun je een hoop van de wereld
zien. Maar een chocolade haas wordt
alleen maar gemaakt om opgesnoept te
worden
Nu begon het chocolade haasje dikke
tranen te huilen. „Opsnoepen! Oh, wat
erg! Ik moet er niet aan denken...”
snikte het. „Zeker door een of ander
naar kind dat z’n grote tanden in m’n
dunne chocolade zet
D IJNA WAS het Pasen. De planken
in de voorraadkamer van de
Paashaas begonnen al aardig leeg te
raken. Er stonden niet veel gekleurde
eieren meer. En ook van de chocolade
haasjes, kippetjes en kuikentjes waren
er nog maar weinig over.
Al weer kwam de Paashaas met een
lege mand zijn voorraadkamer binnen
stappen. Hij neusde langs de rekken
en pakte hier en daar wat weg. Een
paar vrolijk beschilderde eieren, een
chocolade kippetje op een mandje en
een chocolade haasje in glimmend zil
verpapier. Allemaal waren ze blij dat
het nu eindelijk hun beurt was om in
de mand van de Paashaas te verdwij
nen en uitgedeeld te worden aan de
kinderen. Alleen het chocolade haasje
vond het helemaal niet leuk.
„Ik wil niet opgegeten worden”, mum
melde het voor zich heen. „Ik heb nog
veel te weinig van de wereld ge
zien
Daar hoorde de Paashaas wel van op.
„Wat zeg je daar?” vroeg hij verbaasd,
terwijl hij het chocolade haasje in zijn
poten hield. „Heb jij te weinig van de
wereld gezien? Hoe bedoel je dat?”
„Nou, ik bedoel dat ik zó uit de cho
coladefabriek kom”, antwoordde het
haasje. „Daar zag ik alleen maar grote
machines en meisjes in witte jassen.
Ik werd in een doos gepakt En toen ik
na een poosje rammelen en schudden
weer uit die doos kwam, werd ik hier
op een plank gezet. Méér heb ik echt
niet gezien
„Nou ja”, lachte de Paashaas, „zo is
de witte doek langzaam wegtrekken.
Natuurlijk juichten en klapten alle ha
zen in hun poten toen het glimmende
hazen-standbeeld zichtbaar werd. In de
bomen rond de open plek zong het vo
gelkoor een feestelijk lied van „Fuut-
fuut-fiet-fiet, zo’n standbeeld hadden
we nog nietDaarna was er een
groot hazenbal waar de hazen tot diep
VERTIKAAL
1 paasdier, 2 overeenkomstig het
voorgenoemde, 3 roeivaartuig, 4 modi
ficatie van zuurstof, 5 zwarte delfstof,
6 gewicht, 7 glijdend onderstel, 8 sei-
zien waarin Pasen valt, 9 spelleiding,
10 verbinding tussen twee oevers, 11
hoog aanzien, 12 rivier in Utrecht, 13
moskeehoofd, 14 hekwerk, 15 aanma
tigend, 16 vermoedelijk, 20 ijzerhou
dende grond, 22 vreemde munt, 23 na
geslacht, 24 speels, 25 neteldier, 27
muzieknoot, 35 werpwapen, 36 ge
wricht, 38 dichtbij, 40 schande, 42
sterk samenhangend, 45 sonoor, 47
staathuishoudkunde, 50 inwoner van
Rome, 51 staat in Latijns-Amerika, 52
Zuidslavische munteenheid, 53 denk
beeld, 55 motorrijtuig, 56 vorstelijke
aanspreektitel, 57 koppelriem voor
jachthonden, 58 lekkernij voor ieder
een in deze dagen, 60 stadsmuur, 61
liedje, 62 wild zwijn, 63 schouwburg-
rang, 64 drinkgelag, 65 winkeltent, 67
afloop, 68 zitmeubel, 69 Italiaanse
munt. 70 gelaatschildering, 76 kam
peerwagen, 80 werkplaats, 82 dun
huidje, 83 stenen opstap, 84 een wei
nig scheel, 86 fuiknet, 88 Balt, 90
vocht doorlatend, 94 stoten, 95 ver
dieping, 97 doen opmerken, 98 ter lin
kerzijde, 99 moderne dans, 100 wils
krachtig, 102 gesel, 103 in deze dagen
veelvuldig afgebeeld diertje, 104
zacht, 105 plaats, 106 wisselborgtocht,
108 stand, 109 leedwezen, 110 tot brij
gekookte vruchten, 111 rijsmiddel, 113
figuur der Egyptische mythologie, 114
koortswerend middel, 115 gemalen
graan, 116 hetzelfde, 118 boord, 126
hij die leest, 130 koraaleiland, 132
plaat, 133 mannelijk dier, 135 zure
vloeistof, 137 folkloristisch vreugde
vuur, 138 vermogen, 139 afdeling, 140
gelijk, 142 onbeduidend, 143 bepaalde
sport, 144 drinkbus, 145 uiterlijk voor
komen, 149 misbruik van macht, 152
arbeiden, 154 Bulgaarse munt, 155
pelsdier, 156 schraal, 157 platte schud-
mand, 159 grasrand langs de weg, 161
toespraak, 163 stroompje, 164 kluister,
166 wolvlokje, 167 voorzetsel, 169 stoot,
170 dier dat het tijdens deze dagen
druk heeft.
DE PAASHAAS was een grote haas.
Maar hij had een klein hartje. En daar
om kreeg hij erg te doen met het snik
kende chocolade haasje. „Stil maar”,
zei hij geruststellend. „Huil nou maar
niet meer. Want straks smelt je nog weg
van je eigen tranen. En dan heb je he
lemaal niets van de wereld gezien!”
„Neemt u me dan niet mee op opge
snoept te worden?” snikte het haasje.
„Ik neem je wél mee”, antwoordde
de Paashaas. „Want als ik je hier op de
plank laat staan, zie je ook nog niet
veel van de wereld. Maar ik neem je
niet mee om opgesnoept te worden. Ik
zal wel wat anders verzinnen.”
Het chocolade haasje zuchtte héél
diep en héél lang en liet zich toen in de
mand van de Paashaas zetten. Midden
tussen een chocolade kippetje en een
ander haasje dat een mandje op zijn
rug droeg waarin twee roze eitjes za
ten.
De Paashaas wipte zijn voorraadka
mer uit en ging op weg naar de stad.
Onderweg kwam hij langs het Hazebos.
„Dag meneer de Paashaas!” groetten
de hazen hem, en ze bewogen him lange
oren beleefd op en neer. „Wat heeft u
daar voor een mooi, glimmend haasje
in uw mand zitten? 't Lijkt wel van zil
ver...! Dat is zeker bestemd voor een
héél lief mensenkind.”
„Nee hoor,” antwoordde de Paashaas.
„Dat glimmende haasje wil wat meer
van de wereld zien, ’t Heeft helemaal
geen zin om opgesnoept te worden.”
1 opvoedkundige, 6 stijloefening, 9
oerwoud, 12 draagt de paashaas op
zijn rug, 17 waarnemen met het oog,
18 leren band, 19 olienoot, 21 onder
huids vet, 24 bedrogene, 26 massage
toepassen, 28 naaldboom, 29 vóór alle
andere, 30 volkomen ontwikkeld in-
sekt, 31 insekt, 32 oppasser van vee,
33 afmeting, 34 god der liefde, 36 foe
draal, 37 schermbloemige plant, 39
verspiedster, 41 ongelegen ogenblik, 43
achttiende-eeuwse japon, 44 bewijs
schrift, 46 oveslaande sluiting, 48 deel
van een boom, 49 adellijk persoon, 50
geschikt om te worden geoogst, 52
oud-Franse koningsvazal, 54 staat in
Azië, 57 monddeel, 59 uitvlucht, 63
staat, 64 zwaardwalwis, 66 ver
bond, 68 bijgevoegd geschrift, 71 tij
ding, 72 verkiezing boven iets anders,
73 leer der welsprekendheid, 74 plaats
in Letland, 75 handelsgebruik, 77 ta
lent, 78 voorteken, 79 paasbloem, 81
schoof, 83 agavebladvezel, 85 omvang,
87 telwoord, 88 keur, 89 voorbeeld, 91
gereedschap, 92 anders gezegd, 93 eik-
vrucht, 94 het feest dezer dagen, 96
geordende lijst, 99 roofvis, 101 kle
dingstuk, 104 menigte, 107 sloep van
een oorlogsschip, 108 absintplant, 111
hoffelijk, 112 zangvogel, 115 meisje,
117 zindelijk, 119 harig, 120 weefsel
met gummi, 121 landhoeve, 122 erken
telijkheid, 123 zitting, 124 salonheld,
125 groente, 127 insekteneter, 128 voor
zetsel, 129 vochtig, 131 schielijke hap,
133 schrander, 134 daarna, 136 roos
vormig sieraad, 137 speelgoed, 139
snijwonde, 141 schrijfbenodigdheid, 144
schijnvrucht, 146 sierplant, 147 van
dezelfde soort, 148 aan wij zend voor
naamwoord, 150 munt, 151 zuiver, 153
puntige uitwas, 157 spoedig, 158 spin
nenet, 160 godin van de vrede, 162 be
wijs van aanwezigheid elders, 164
cafébuffet, 165 besteden, 167 water
vlakte, 168 sluitbeugel, 170 intrigeren,
171 plaats in Italië, 172 smeermiddel,
173 moerasvogel, 174 rivier in Enge
land, 175 kwajongen. 176 bespeelster
van bepaald muziekinstrument.
NATUURLIJK vond het chocolade
haasje het wel jammer dat het maar
zo kort als standbeeld in het Hazen
bos had gestaan. Maar het had een ge
voel alsof het al alles gezien had wat
er op de wereld te zien is. En toen wist
het haasje nog niet eens dat het nog
de hele paasvakantie op een tafeltje
vóór het raam mocht staan in de huis
kamer van de vader en moeder van
Paul en Moniek. Die vonden het zil
veren haasje veel te mooi om meteen
op te snoepen.
De boshazen waren wel erg teleur
gesteld toen ze ontdekten dat hun ha
zen-standbeeld verdwenen was. Alleen
de oudste haas begreep dat het zo het
beste was. „Een chocolade haasje is nu
eenmaal gemaakt om opgesnoept te
worden! En hier op die open plek in het
bos was het toch maar gesmolten onder
die warme voorjaarszon...”
Moniek pakte het chocolade haasje
voorzichtig op en nam het mee naar
huis toe.
naar het chocolade haasje, ,,’t Is wel ’n
bijzonder haasje! Zo’n mooie glimmende
hebben we nog nooit eerder in uw
mand zien zitten
„Oh, ik heb heus wel 's meer glim
mende chocolade haasjes in m’n mand
gehad,.” zei de Paashaas. „Maar als
jullie het zo’n mooie vinden, mogen
jullie ’m best hebben, hoor! Ik weet
toch niet goed wat ik er mee doen
moet.”
Dat wisten de boshazen wél! Al lang
hadden ze gezocht naar iets waardoor
iedereen dadelijk zou kunnen zien dat
het daar een echt Hazebos was. Ze had
den al eens een groot bord gemaakt
met in dennegroen de letters „Hazen
bos” er op. Maar het bord zag er hele
maal niet feestelijk uit. En er was geen
mens en geen dier die er bij stil bleef
staan. Wanneer ze nu dat glimmende,
chocolade haasje zouden neer zetten,
dan zou dat een héél ander gezicht
zijn! „Een standbeeld!” vond de oudste
haas van het bos, die wel eens in de
stad was geweest. „Dat hebben de men
sen ook. Iedere stad heeft z’n eigen
standbeeld. Middenop een plein staat
er dan zo’n glimmend mens. Bovenop
een voetstuk. Soms is het van steen en
soms is het van ijzer. Alle mensen kij
ken er naar. En ze zijn er vaak maar
wat trots op!”
„Hoera!” juichten de andere hazen.
„Ons Hazenbos heeft een standbeeld!”
Meteen gingen ze op zoek naar een
grote, gladde steen die ze tot midden
op een open plek in het bos rolden.
Bovenop die steen zetten ze het cho
colade haasje.
„Dankjewel,” mummelde het haasje.
„Dank zij jullie krijg ik ’n hoop van
de wereld te zien
De boshazen die het chocolade haas
je nu voor het eerst hoorden praten,
waren erg trots op hun glimmend ha
zen-standbeeld, dat nog praten kon
ook. „Dat hebben de mensen niet eens,”
zei de oudste haas. „Een sprekend
standbeeld!”
,,’t Zal wel,” vond vader. En moeder
zei: „Dat heeft de Paashaas heus niet
voor niets hier neergezet. Wie 't vindt,
mag het hebben Net zoals met de
eieren.”