ER KAN NOG LANG NIET GENOEG I Cabaretier Gerard Cox URIEL BIRNBAUM STIERF VERGETEN ALS JOODSE BALLING IN ONS LAND TONEEL- Hf w notities m 18 ZATERDAG 1 MEI 1971 Erbij 0 Goedkoop 0 Alles moet kunnen Anti-utopie Mens, dier en staat Gekwetstheid Litteraire horror Tobherig i «3 VWVWVVVXA/VVVVVVVVVVVVVVVVVVVV'VVVVVVVVVVVV (Van een onzer verslaggevers) S.K. Na dit principiële gesprek neemt hij de jongeman mee naar het uitgebreide fokgebied, waar hij in een goed func tionerende angstaanjagende maatschap pij terechtkomt. Steeds dieper begeven zij zich in de holen onder de grond, op hun tocht bevoeld door de wachters, met meterlange harige voelsprieten, enorme grote koppen en kleine melk achtige lijfjes. De jongeman vreest ieder ogenblik te worden verslonden. Na de terugkeer in het huis van de oude man doodt hij hem zonder enig gevoel van wroeging. De hoogleraar neemt de in aanleg noodlottige kennis mee in de dood. „Hij viel als het ware op versplinterd glas, trapte door bros ijs in levende modder, trok zijn voeten er uit, sprong verder, brak weer als door knappend barstende trommelvellen, trapte op kronkelende, benige ledematen, gleed uit in slijmerige stank sprong ver der.” Het is zeer te hopen, dat wij van meei werk van Birnbaum kennis kunnen ne men. de hierbij aangekondigde novelle heeft mij buitengewoon geïnteresseerd en nieuwsgierig gemaakt ANNE BRANDENBURG Seth Gaaikema heeft gezegd dat hij niet twee minuten over Vietnam wil zingen omdat je er een hele avond aan moet besteden. Anders krijg je een goedkoop succes. Een jongeman heeft zich van zijn in de steppe gelegen dienstgebouw verwijderd en is zonder voedsel of water op onder zoek uitgegaan. Hij raakt het spoor vol komen bijster, legt zich er al bij neer in de steppe te zullen omkomen, mis schien wel overvallen door een leger termieten. Plotseling ontwaart hij aan de horizon een dof-lila streep als van een heuvellandschap. Hij begeeft zich er heen en komt in een gebied met grillig gevormde torenhoge rotsachtige bouw sels. Hij zakt uitgeput in elkaar. Opeens bemerkt hij dat hij tussen grote aan tallen weerzinwekkende dieren terecht gekomen is, groter dan ratten. Hij vlucht voor zijn leven en bereikt in een laatste krachtsinspanning een eenzaam gelegen huis, dat bewoond blijkt te worden door een oude man. Deze heeft daar in de eenzaamheid van de steppe een fokkerij van termieten ingericht; hij heeft reeds exemplaren van meer dan twee meter lengte gekweekt VOL WALGING VRAAGT hij de oude man dan ook met welk doel hij deze onsmakelijke wezens in het leven geroepen heeft. De grijsaard gewezen hoogleraar in de biologie antwoordt, dat hij in zijn jeugd in zijn enthousias me voor de socialistische idéé teleur gesteld was door de handelwijze van de mens, die steeds weer zijn eigen geluk stelt boven dat van de staat. Hij wenst de aarde te zien toevertrouwd aan we zens, die hun eigen belangen volkomen ondergeschikt maken aan die van de gemeenschap. Zo is hij er toe gekomen, met het Rikken van termieten te be ginnen, die zich immers zonder wrijving in dienst kunnen stellen van hun ge meenschap. Op een vraag antwoordt de hoogleraar, dat hij het belang van een goed functionerende staat stelt boven dat van de mens. De termieten maakt hij geschikt voor het in bezit nemen van de aarde. Maar daardoor is zo’n avond niet een tobberig bij elkaar zitten. De mensen lachen zich rot, maar op onze manier. Cox in het tv-programma „Wie wijst Gerard Cox de weg in Hilver sum”, dat inmiddels op een gram mofoonplaat is uitgebracht. Het is een afgezaagd verhaal om te zeg gen: Je verpakt je overtuiging. Daar is het niet ongevaarlijker door. De men sen lachen zich lekker los, daarna kun je des te harder toeslaan. Wel krijg ik het idee dat in Neder land een verzadigingspunt is bereikt. Dat is niet terecht, maar wel begrijpe lijk. Aan de vooravond van Kerstmis waren ze op het goede idee gekomen om vlak voor het kalkoenenfeest een programma over Biafra te maken. Ik zat er verstard naar te kijken. Maar m’n vrouw zei, het spijt me, maar ik heb het al zoveel gezien. Je vraagt je soms af hoe je op den duur de mensen moet pakken? Die hele gekwetstheid slaat vaak ner gens op. Stel dat je eens in de week op de televisie een heel kwetsend program ma hebt van vijftig minuten, dat be staat helemaal niet, maar zou het er zijn, zet dat toestel dan even af. De rest van de week kun je naar harte lust kijken. Al die gekwetstheid ga ik wantrouwen. Twee jaar na die rel rond „Arme ouwe” liepen er nog mensen kwaad weg. Iedereen wist al twee jaar dat het in het programma werd gezon gen, maar aan het eind van het seizoen werd er in Dordrecht toch nog met deuren gesmeten. Als je nou echt ver ontwaardigd zou zijn dan zou ik gewoon niet gaan. Die mensen moesten nog een tientje betalen ook. Ik denk dat er een hoop zelfbevrediging van uit gaat om lekker gekwetst heen te gaan en nog iets te roepen ook. Die mensen voelen zich dan waarschijnlijk erg flink, ter wijl ik me helemaal niet erg flink vond als ik „Arme ouwe” zong. Ik kom eigenlijk helemaal niet uit een familie die naar de schouwburg ging. Op m’n zevende heb ik een keer „Boefje” gezien. Op de kweekschool heb ik wel een tekenleraar gehad, die je de ogen opende. Maar nu heb ik net in New York in een museum een bos touw op gewoon wel. En we hebben er nog suc ces mee ook. De televisieprogramma’s zijn heel goed ontvangen, dat gaat er toch maar in bij de mensen. Terwijl ik toch dui delijk allerlei dingen gezegd heb waar ik iets mee bedoel. Maar het blijkt dat mensen niet afkerig van vuurwerk zijn, als je een bepaalde overtuiging hebt, slaat dat toch wel aan, maar in een andere hoek zal het in het verkeerde keelgat schieten. Ik ben niet de vriend van iedereen, dat wil ik helemaal niet. Als je een overtuiging uitdraagt stoot je iemand voor het hoofd die die overtui ging niet heeft, maar dat houdt niet in dat degene me meteen op m’n kop moet slaan.” „DE REDDING VAN DE WERELD” is door de schrijver een anti-utopische novelle genoemd. Bimbaum waarschuwt tegen het tot in de laatste consequenties doorvoeren van de mogelijkheden, die de moderne wetenschappelijke ontwik keling de mensheid biedt. In onze tijd is een dergelijk thema niet meer nieuw, de stormachtige ontwikkeling van de fysica bijvoorbeeld heeft menig schrij ver tot verwante geschriften geïnspi reerd. Hoogst actueel is dit onderwerp wél door de nieuwste ontwikkelingen in de biologie. Toen hij omstreeks 1930 deze novelle schreef, heeft Birnbaum op het punt van het manipuleren met de genetische code een vooruitziende blik gehad. Voor óns ligt het belang van Birnbaum in de eerste plaats daarin, dat hij een ras schrijver is. Zijn stijl is strak, precies en beeldend. Hij werkt zeer economisch. Het verhaal is eenvoudig opgebouwd en bestaat uit drie delen: a. de bijna noodlottige kennismaking met de ter mietenstaat (deze dient als voorbeeld hoe de mensheid volgens de plannen van de hoogleraar door de termieten overweldigd zou worden); b. het ge sprek van de gast met de hoogleraar over diens ideeën; c. het bezoek van de beide mannen aan de fokkerij en de vernietiging van de grijsaard. Met grote nauwkeurigheid zet de schrijver zijn angstvisoenen op papier. Deze vi sioenen, eigenlijk als waarschuwende illustratie bedoeld, gaan door hun in dringende nauwkeurigheid bijna een eigen leven leiden. Soms waant men zich lezer van een eerste klas horror geschiedenis; bijvoorbeeld wanneer de vlucht van de jongeman voor de bui tenproportionele termieten beschreven wordt: Dat was toch niet belangrijk? Gerard Cox: „Ja, maar dat wist ik toen nog niet, ik wist nog niet hoe dat alle maal moest. Als je zelf maar weet wat je aan het doen bent, dan mag het in het verkeerde keelgat schieten, ik be doel het allemaal eerlijk, ik vind dit of dat: dat is ook alleen maar handig, ze weten precies wie ik ben. Tuurlijk kun je niet het hele Nederlandse volk be hagen, achteraf heb ik me gerealiseerd dat ik dat ook helemaal niet wil. Want dat gaat ten koste van veel dingen die je graag wilt zeggen. Je kunt zo’n hele plaat wel volzetten met liedjes over Nixon, maar laten we iemand met een groot uithoudingsver mogen nemen, die heeft het toch na ze ven liedjes wel bekeken. Die loopt de zaal uit, zet de plaat af. Daaarom zoek je ook andere dingen, een programma is een gezicht, een liedje over Nixon is één trek, „Broekje in de branding” is een andere trek. Tenslotte wil je iets bereiken. Ik wil bereiken dat de men sen over wat je dan vindt op zijn minst even nadenken. IN ZWITSERLAND WERD in 1969 één van Birnbaums novellen uitgegeven. Dit korte stukje proza „De redding van de wereld” verscheen als Grote ABC 168 in een vertaling van C. E. van Ame- rongen-van Straten. De gegevens om trent Birnbaums levensloop ontleen ik aan een belangwekkend „naschrift” van Wim Zaal, dat aan het boekje is toe gevoegd. Omstreeks 1930 is deze novelle ont staan. Met dit stuk litteratuur waar schuwt Bimbaum voor de gevolgen van een zuiver technologische ontwikkeling. Het verhaal speelt zich af in een irreëel neergezette sfeer. E BELANGSTELLING VOOR het werk van de Oostenrijker Uriel Bimbaum, die volkomen onbekend in 1956 in ons land stierf, is groeiende. Hij werd in 1894 in Wenen geboren, als zoon van Nathan Bimbaum, met Theodor Herzl één der geestelijke vaders van het zionisme. Hij moet als jongen volgens de beste tradities van het orthodoxe ge loof zijn opgevoed. Uit de oorlog 1914- 1918 keerde hij als invalide terug. Zijn eerste bundel gedichten „In Got- tes Krieg” verscheen in 1921; hij ontving hiervoor de hoogste litteraire prijs van Oostenrijk. Enige jaren later deed hij twee albums met kleurplaten en onder schriften het licht zien. Hij voelde zich een profeet, predikte vooral aanvaar ding en behoud van de wereld zoals zij wés (God maakt geen fouten) en daar door wekten zijn werken weldra weer stand op. In zijn bundel poëzie kwam duidelijk zijn opvatting naar voren, dat juist in de oorlog met alle ellende God de mens zeer nabij is. Door deze ideeën bleek in het begin van de dertiger jaren een litteraire carrière voor de man, die zo’n prachtige start had gemaakt, niet meer mogelijk. Ook het groeiend anti-semitisme be moeilijkte zijn werk. In 1939 kwam het zover, dat hij zijn geboorteland moest verlaten. Op voorspraak van o.a. Ter Braak, Greshoff en Marsman werd hem toegestaan zich met zijn vrouw en doch tertje in Nederland te vestigen. Van de duizenden pagina’s geschriften, die in vele jaren waren ontstaan, had hij vrij wel niets kunnen publiceren. Hij stierf in 1956 in Amersfoort. Hij schreef o.a. een grote roman over het huis Habsburg (die hij zelf vernie tigde), vele essays en ongeveer dertig korte drama’s. Ook op het gebied van de beeldende kunsten was hij zeer be gaafd: hij maakte vele series grafiek,, tekeningen en gouaches. Zijn omvang rijk en veelzijdig oeuvre, waarvan slechts weinig voor publiek toegankelijk werd, ligt op openbaarmaking te wach ten. HIJ IS NET TERUG uit New York, waar hij theater in, theater uit is ge- gent in de orkestbak bij elke klank meisje zo slecht zingen, „dat de diri gent in deo rkestbak bij elke klank verkrampte en de mouwen van ellende uit zijn jasje vielen.” Op de zolder van zijn huis aan de rand van Rotterdam zet hij eerst zijn nieuwe plaat „Wie wijst Gerard Cox de weg?” op. Er staat een liedje op met het advies aan Nixon om een tak en een eind touw te zoeken. „Dat scheelt honderdduizend doden en jou”, maar ook een opgewekt nummer als „Een broekje in de branding” met als levenswijsheid dat het geluk <,soms in een heel klein broekje zit.” Gerard Cox: „Rogier van Otterlo die bij veel tekst de muziek maakt, en ik zeggen soms: We zijn wel heel goed, maar dat moet langzamerhand zoden aan de dijk gaan zetten. Dat is geen ontevredenheid, ik ben een uiterst te vreden mens. Ik doe precies wat ik zelf leuk vindt. Ik vraag me nooit af of iets er lekker in zal vallen bij het publiek. We leveren gewoon kwaliteit af, dat klinkt erg pedant, maar dat vind ik de grond zien liggen, en dan denk ik: Nou nee. Het mag best van mij, vooral als zo’n vent er een vermogen aan weet te verdienen, maar het hoeft niet. Zo was er ook een wand met 31 bord jes, één tot en met eenendertig maart. Dan denk je: Je kan m’n rug op, dat betekent voor mij niets. Dat is volgens mij, de nieuwe kleren van de keizer. Iedereen ziet het dat de korting niks aan heeft, niemand durft iets te zeggen. Ook de koning zelf durft er niets van te zeg gen. Tot een jochie in een lantaarn paal riep: De koning loopt in zijn blote gat. Toen ging iedereen het roepen. Vreselijk goed is zo’n sprookje eigen lijk. Ik vind gauw iets truttig hier. Truttig zijn bijvoorbeeld al die intellectuele re acties op een film als „Love Story”. Ik heb ook liever een film waarin aan de kaak gesteld wordt dat het Amerikaan se optreden in Vietnam de spuigaten uitloopt. Maar die film „Love Story” is uitstekend gemaakt. Goede muziek, niet mijn muziek, maar goed gevonden. Het is een simpel verhaal. Ze houden van elkaar, zij gaat dood Maar het is goed gedaan. Ik vind het truttig als je daar dan intellectueel tegen aan gaat zitten han gen. Dat is allemaal je zelf bewijzen, het is in wezen een tekort schieten. Het is ook best dal er af en toe zo’n film draait maar daarna moet je weer des te harder toeslaan.” Er is nu in Nederland een sfeer dat je veel kunt doen, bij sommige omroe pen kun je zo ongeveer alles doen. Maar daar moet je niet tevreden mee zijn, anders slaap, je in Er kan nog lang niet genoeg.' Alles moet kunnen. Alles wat hier nog niet kan ligt nog in het verschijnsel jood-zijn. Een jood is voor mij hetzelfde als een katholiek, een calvinist, een liberaal. Maar als ik zeg: Wat is dat een calvinistisch ie mand, dat gaat niemand zich bekreu nen. Maar als iemand het over joden streek heeft, staat half Nederland op zijn harsens. Dat is toch een normale Nederlandse uitdrukking, daarbij denk je toch helemaal niet aan Golda Meir of Sjakie Swart. Alles moet kunnen, maar ik zou het toch wel erg vinden als er weer een NSB kwam. In een democratie is plaats voor iedereen, ook voor degenen die aan die democratie een eind willen maken. Dat benauwt me wel. Maar dan moet je breed zijn. Als half Nederland op een gegeven moment fascistisch wil stem men, moet je dat maar overgeven. Maar een man als Hitler heeft trouwens nooit een stembusoverwinning gehad. Bij een Geertsema, een Van Riel weet je waar je aan toe bent, dat zijn de liberalen, de bezitters. Als die aan de macht komen word je platgewalst. Maar wat moet ik aan met Udink? Ik zit in het radio-programma cur sief, is verdomd leuk, maar van tijd tot tijd valt er een grap uit, die mag niet. Zoals deze: Toen de paus gehuwde priesters met Judas Iskariot vergeleek, heeft men in het Vatikaan een haan horen kraaien. Dat gaat er dan uit onder het mom: Wij bij de KRO durven al zoveel, wat maakt zo’n enkele opmerking dan uit. Maar dat is een drogredenering. Je kunt niet zeggen: We gaan al zover, de vol gende stap hoeft dan niet meer. Dat houdt nooit op. Ze zeggen dan: Wees tevreden, in Nederland kan veel meer dan in België. Goed, in België is het dan een schandelijke toestand, maar dat houdt niet in dat het dan in Ne derland ideaal is. DE ROEMEENS-FRANSE to neelschrijver Eugène Ionesco is door de Oostenrijkse regering on derscheiden met de Europese Lit ter atuurprijs. Deze jaarlijkse be kroning van een auteur die belang rijk werk heeft verricht voor de Europese letteren is vijf jaar gele den door de regering van Oosten rijk ingesteld. Gerard Cox: „Het totale verschijnsel Seth Gaaikema is een uitbuiting van een goedkoop succes. Het is oneindig veel goedkoper om mensen te laten lachen om een liedje dat we straks zon der Luns moeten. Het is het gruwe lijkste nummer dat ik ooit heb aan schouwd. Daar verlaagt hij zich om een minister te gaan staan toezingen, een paljas van het establishment. Ik zeg niet graag iets onaardigs over collega’s, maar ze zeggen altijd wel dat wij een goedkoop succes hebben. Henk Elsink heeft eens gezegd: „Ik heb laatst gemerkt dat het helemaal niet moeilijk is om actueel cabaret te maken: Ik riep „Koekoek” en alle men sen begonnen te lachen. En dan denk je: Ja jongen, zo is dat.” Willem Duys, die hoort ook tot de horden die zeggen: Die politiek hoeft niet zo nodig. Je moet de mensen alleen maar amuseren. Maar in een uitzending zegt hij wel: Sorry maar ik onderbreek geen goed gefundeerd betoog, ik heet geen Den Uyl. Op zo’n manier ga je de politiek er toch bij halen, maar naar jouw eigen straatje toe. Ik vind het uit stekend als Willem Duys zich opwerpt als de grote bestrijder van Den Uyl, maar dan moet hij niet zeggen dat hij niet aan politiek doet. Maar laat ik vooropstellen dat ik Willem een geweldig vakman vindt, d’r heeft nog nooit iemand in zo korte tijd zoveel glazen jus d’orange omgegooid. Ik leg in dit vak een tamelijk lange weg af, daar ben ik nog steeds mee bezig. Eerst in 1962 een zomer met een gitaar, toen drie jaar cabaret in een Delftse kelder, twee jaar Lurelei, daar na „Met blijdschap geven wij kennis” met Frans Halsema en Adèle Bloemen- daal en later Conny Stuart. Het heeft allemaal wel succes gekregen, maar toch en dat is geen klacht, is het een tamelijk degelijke weg geweest met moeilijke ogenblikken. Dat liedje over de koningin, „Arme ouwe”, dat was toch in wezen een daad, daar koos je. En denk je: dit zal me toch niet popu lairder maken.” IN HET MARTIN BECK Thea tre in New York is een nieuw stuk van Edward Albee, getiteld „All over” opgevoerd onder regie van John Gielgud. Het gaat over de conflicten en spanningen die het overlijden van een rijk en beroemd man doet ontstaan onder zijn bloed verwanten en andere relaties, nadat die tijdens zijn laatste levensdagen al met ongeduld op zijn dood heb ben gewacht. Volgens de Newyork- se critici is het een bizar, bitter, deels komisch en deels tragisch werk; de recensies zijn merendeels wel gunstig maar niet geestdriftig. HET PARIJSE „ODÉON THEATRE de France” is door de minister voor culturele zaken, Jacques Duhamel, vanaf’t volgende seizoen onder de leiding gesteld van Pierre Dux, die tevens directeur van de Comédie Frangaise is. De schouwburg, die drie jaar geleden om politieke redenen aan de lei ding van Jean-Louis Barrault werd onttrokken, zal voortaan Théatre national de l’Odéon heten; hij zal gedurende enige maanden per jaar worden bespeeld door het ensemble van de Comédie Frangaise en ver der door Franse gezelschappen van buiten Parijs, grote buitenlandse troepen en andere gegadigden. Tus sen half zeven en ach uur ’s avonds zullen er experimentele voorstellin gen worden gegeven. In verband met deze nieuwe regeling zal het gezelschap van de Comédie Fran- gaise, dat nu 60 spelers telt, worden uitgebreid to 80 spelers. De rege- ringssubsidie wordt met ongeveer vijf miljoen francs verhoogd tot circa vijfentwintig miljoen per jaar. DE ENGLISH STAGE COMPA NY het gezelschap dat dagelijks het Royal Court Theatre in Londen bespeelt viert dezer dagen haar vijftienjarig bestaan. Het ge zelschap begon zijn activiteiten na melijk op 9 mei 1956 met een zon- dagochtend-première van John Os borne’s „Look back in anger", nadat wijlen George Devine met beschei den financiële steun het initiatief had genomen voor wat toen een gewaagd experiment leek. Sedert dien hebben bijna alle hedendaagse Britse toneeschrijvers hun eerste successen te danken gehad aan de durf en de aanmoediging van de English Stage Company. Na Os borne hebben o.a. John Arden, Ar nold Wesker, Edward Bond, David Storey, Ann Jellicoe en Christopher Hampton in het Royal Court Thea tre gedebuteerd, meestal met één enkele proefvoorstélling op zondag. Sinds het vorige seizoen bespeelt het gezelschap ook een klein boven zaaltje van de schouwburg, het Theatre Upstairs met experimen teel werk. Dankzij een subsidie van honderdduizend pond per jaar kan de onderneming, met enige moeite rondkomen. DE BEKENDE Duitse actrice Elisabeth Bergner, die tijdens het Hitler-regime en nog lang daarna in Engeland en Amerika heeft ge speeld, heeft haar oude populariteit in Berlijn herwonnen door haar al gemeen hoog geprezen vertolking van de belangrijkste vrouwenrol in een nagelaten werk van Eugene O’Neill dat in het Renaissance- Theater onder de titel „Alle Reich- tümer der Welt” wordt opgevoerd. Onder regie van Karlheinz Stroux geeft zij een door de critici unaniem bewonderde uitbeelding van een tussen haat, jaloezie en liefde heen en weer geslingerde vrouw, met als tegenspeelster de actrice van Ne derlandse afkomst Nicole Heesters. GIORGIO STREHLER, de voor malige leider van het Piccolo Thea- tro in Milaan, is na een paar jaar afwezigheid naar die schouwburg teruggekeerd, maar nu alleen als regisseur. Het Milanese publiek, zo meldt de pers, heeft Strehlers te rugkeer met een opzienbarende regie van Brechts „Heilige Johanna der Schlachthöfe” met „wild enthousiasme” begroet. M LS IK DAN zo’n interview later lees, dan staat het er allemaal wel, ik heb het ook allemaal wel ge zegd. maar het staat er allemaal zo zeker. Terwijl ik erg veel twijfels heb”. Gerard Cox praat in twaalf versnellingen plus een freewheel, als hij zich opwindt for muleert hij zijn zinnen vlijmscherp, hij heeft twee kennelijk favoriete uitdruk kingen: „Dat vind ik truttig” en „dat is zo slecht, dat moet je gauw door de plee wegspoelen”. GERARD COX k-X,;.,-.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 18