ER KAN NOG LANG
NIET GENOEG
I
Cabaretier Gerard Cox
URIEL BIRNBAUM STIERF VERGETEN
ALS JOODSE
BALLING IN ONS LAND
TONEEL-
Hf
w
notities
m
18
ZATERDAG 1 MEI 1971
Erbij
0 Goedkoop
0 Alles moet kunnen
Anti-utopie
Mens, dier en staat
Gekwetstheid
Litteraire horror
Tobherig
i «3
VWVWVVVXA/VVVVVVVVVVVVVVVVVVVV'VVVVVVVVVVVV
(Van een onzer verslaggevers)
S.K.
Na dit principiële gesprek neemt hij
de jongeman mee naar het uitgebreide
fokgebied, waar hij in een goed func
tionerende angstaanjagende maatschap
pij terechtkomt. Steeds dieper begeven
zij zich in de holen onder de grond, op
hun tocht bevoeld door de wachters,
met meterlange harige voelsprieten,
enorme grote koppen en kleine melk
achtige lijfjes. De jongeman vreest ieder
ogenblik te worden verslonden. Na de
terugkeer in het huis van de oude man
doodt hij hem zonder enig gevoel van
wroeging. De hoogleraar neemt de in
aanleg noodlottige kennis mee in de
dood.
„Hij viel als het ware op versplinterd
glas, trapte door bros ijs in levende
modder, trok zijn voeten er uit, sprong
verder, brak weer als door knappend
barstende trommelvellen, trapte op
kronkelende, benige ledematen, gleed
uit in slijmerige stank sprong ver
der.”
Het is zeer te hopen, dat wij van meei
werk van Birnbaum kennis kunnen ne
men. de hierbij aangekondigde novelle
heeft mij buitengewoon geïnteresseerd
en nieuwsgierig gemaakt
ANNE BRANDENBURG
Seth Gaaikema heeft gezegd dat
hij niet twee minuten over Vietnam
wil zingen omdat je er een hele avond
aan moet besteden. Anders krijg je een
goedkoop succes.
Een jongeman heeft zich van zijn in de
steppe gelegen dienstgebouw verwijderd
en is zonder voedsel of water op onder
zoek uitgegaan. Hij raakt het spoor vol
komen bijster, legt zich er al bij neer
in de steppe te zullen omkomen, mis
schien wel overvallen door een leger
termieten. Plotseling ontwaart hij aan
de horizon een dof-lila streep als van
een heuvellandschap. Hij begeeft zich er
heen en komt in een gebied met grillig
gevormde torenhoge rotsachtige bouw
sels. Hij zakt uitgeput in elkaar. Opeens
bemerkt hij dat hij tussen grote aan
tallen weerzinwekkende dieren terecht
gekomen is, groter dan ratten. Hij vlucht
voor zijn leven en bereikt in een laatste
krachtsinspanning een eenzaam gelegen
huis, dat bewoond blijkt te worden door
een oude man. Deze heeft daar in de
eenzaamheid van de steppe een fokkerij
van termieten ingericht; hij heeft reeds
exemplaren van meer dan twee meter
lengte gekweekt
VOL WALGING VRAAGT hij de
oude man dan ook met welk doel hij
deze onsmakelijke wezens in het leven
geroepen heeft. De grijsaard gewezen
hoogleraar in de biologie antwoordt,
dat hij in zijn jeugd in zijn enthousias
me voor de socialistische idéé teleur
gesteld was door de handelwijze van de
mens, die steeds weer zijn eigen geluk
stelt boven dat van de staat. Hij wenst
de aarde te zien toevertrouwd aan we
zens, die hun eigen belangen volkomen
ondergeschikt maken aan die van de
gemeenschap. Zo is hij er toe gekomen,
met het Rikken van termieten te be
ginnen, die zich immers zonder wrijving
in dienst kunnen stellen van hun ge
meenschap. Op een vraag antwoordt de
hoogleraar, dat hij het belang van een
goed functionerende staat stelt boven
dat van de mens. De termieten maakt
hij geschikt voor het in bezit nemen
van de aarde.
Maar daardoor is zo’n avond niet een
tobberig bij elkaar zitten. De mensen
lachen zich rot, maar op onze manier.
Cox in het tv-programma „Wie
wijst Gerard Cox de weg in Hilver
sum”, dat inmiddels op een gram
mofoonplaat is uitgebracht.
Het is een afgezaagd verhaal om te zeg
gen: Je verpakt je overtuiging. Daar
is het niet ongevaarlijker door. De men
sen lachen zich lekker los, daarna kun
je des te harder toeslaan.
Wel krijg ik het idee dat in Neder
land een verzadigingspunt is bereikt.
Dat is niet terecht, maar wel begrijpe
lijk. Aan de vooravond van Kerstmis
waren ze op het goede idee gekomen
om vlak voor het kalkoenenfeest een
programma over Biafra te maken. Ik
zat er verstard naar te kijken. Maar
m’n vrouw zei, het spijt me, maar ik
heb het al zoveel gezien. Je vraagt je
soms af hoe je op den duur de mensen
moet pakken?
Die hele gekwetstheid slaat vaak ner
gens op. Stel dat je eens in de week op
de televisie een heel kwetsend program
ma hebt van vijftig minuten, dat be
staat helemaal niet, maar zou het er
zijn, zet dat toestel dan even af. De
rest van de week kun je naar harte
lust kijken. Al die gekwetstheid ga ik
wantrouwen. Twee jaar na die rel rond
„Arme ouwe” liepen er nog mensen
kwaad weg. Iedereen wist al twee jaar
dat het in het programma werd gezon
gen, maar aan het eind van het seizoen
werd er in Dordrecht toch nog met
deuren gesmeten. Als je nou echt ver
ontwaardigd zou zijn dan zou ik gewoon
niet gaan. Die mensen moesten nog een
tientje betalen ook. Ik denk dat er een
hoop zelfbevrediging van uit gaat om
lekker gekwetst heen te gaan en nog
iets te roepen ook. Die mensen voelen
zich dan waarschijnlijk erg flink, ter
wijl ik me helemaal niet erg flink vond
als ik „Arme ouwe” zong.
Ik kom eigenlijk helemaal niet uit
een familie die naar de schouwburg
ging. Op m’n zevende heb ik een keer
„Boefje” gezien. Op de kweekschool heb
ik wel een tekenleraar gehad, die je de
ogen opende. Maar nu heb ik net in New
York in een museum een bos touw op
gewoon wel. En we hebben er nog suc
ces mee ook.
De televisieprogramma’s zijn heel
goed ontvangen, dat gaat er toch maar
in bij de mensen. Terwijl ik toch dui
delijk allerlei dingen gezegd heb waar
ik iets mee bedoel. Maar het blijkt dat
mensen niet afkerig van vuurwerk zijn,
als je een bepaalde overtuiging hebt,
slaat dat toch wel aan, maar in een
andere hoek zal het in het verkeerde
keelgat schieten. Ik ben niet de vriend
van iedereen, dat wil ik helemaal niet.
Als je een overtuiging uitdraagt stoot je
iemand voor het hoofd die die overtui
ging niet heeft, maar dat houdt niet in
dat degene me meteen op m’n kop moet
slaan.”
„DE REDDING VAN DE WERELD”
is door de schrijver een anti-utopische
novelle genoemd. Bimbaum waarschuwt
tegen het tot in de laatste consequenties
doorvoeren van de mogelijkheden, die
de moderne wetenschappelijke ontwik
keling de mensheid biedt. In onze tijd
is een dergelijk thema niet meer nieuw,
de stormachtige ontwikkeling van de
fysica bijvoorbeeld heeft menig schrij
ver tot verwante geschriften geïnspi
reerd. Hoogst actueel is dit onderwerp
wél door de nieuwste ontwikkelingen in
de biologie.
Toen hij omstreeks 1930 deze novelle
schreef, heeft Birnbaum op het punt van
het manipuleren met de genetische code
een vooruitziende blik gehad. Voor óns
ligt het belang van Birnbaum in de
eerste plaats daarin, dat hij een ras
schrijver is. Zijn stijl is strak, precies
en beeldend. Hij werkt zeer economisch.
Het verhaal is eenvoudig opgebouwd
en bestaat uit drie delen: a. de bijna
noodlottige kennismaking met de ter
mietenstaat (deze dient als voorbeeld
hoe de mensheid volgens de plannen
van de hoogleraar door de termieten
overweldigd zou worden); b. het ge
sprek van de gast met de hoogleraar
over diens ideeën; c. het bezoek van de
beide mannen aan de fokkerij en de
vernietiging van de grijsaard. Met grote
nauwkeurigheid zet de schrijver zijn
angstvisoenen op papier. Deze vi
sioenen, eigenlijk als waarschuwende
illustratie bedoeld, gaan door hun in
dringende nauwkeurigheid bijna een
eigen leven leiden. Soms waant men
zich lezer van een eerste klas horror
geschiedenis; bijvoorbeeld wanneer de
vlucht van de jongeman voor de bui
tenproportionele termieten beschreven
wordt:
Dat was toch niet belangrijk?
Gerard Cox: „Ja, maar dat wist ik toen
nog niet, ik wist nog niet hoe dat alle
maal moest. Als je zelf maar weet wat
je aan het doen bent, dan mag het in
het verkeerde keelgat schieten, ik be
doel het allemaal eerlijk, ik vind dit of
dat: dat is ook alleen maar handig, ze
weten precies wie ik ben. Tuurlijk kun
je niet het hele Nederlandse volk be
hagen, achteraf heb ik me gerealiseerd
dat ik dat ook helemaal niet wil. Want
dat gaat ten koste van veel dingen die
je graag wilt zeggen.
Je kunt zo’n hele plaat wel volzetten
met liedjes over Nixon, maar laten we
iemand met een groot uithoudingsver
mogen nemen, die heeft het toch na ze
ven liedjes wel bekeken. Die loopt de
zaal uit, zet de plaat af. Daaarom zoek
je ook andere dingen, een programma
is een gezicht, een liedje over Nixon is
één trek, „Broekje in de branding” is
een andere trek. Tenslotte wil je iets
bereiken. Ik wil bereiken dat de men
sen over wat je dan vindt op zijn minst
even nadenken.
IN ZWITSERLAND WERD in 1969
één van Birnbaums novellen uitgegeven.
Dit korte stukje proza „De redding van
de wereld” verscheen als Grote ABC 168
in een vertaling van C. E. van Ame-
rongen-van Straten. De gegevens om
trent Birnbaums levensloop ontleen ik
aan een belangwekkend „naschrift” van
Wim Zaal, dat aan het boekje is toe
gevoegd.
Omstreeks 1930 is deze novelle ont
staan. Met dit stuk litteratuur waar
schuwt Bimbaum voor de gevolgen van
een zuiver technologische ontwikkeling.
Het verhaal speelt zich af in een irreëel
neergezette sfeer.
E BELANGSTELLING VOOR het
werk van de Oostenrijker Uriel
Bimbaum, die volkomen onbekend in
1956 in ons land stierf, is groeiende. Hij
werd in 1894 in Wenen geboren, als zoon
van Nathan Bimbaum, met Theodor
Herzl één der geestelijke vaders van het
zionisme. Hij moet als jongen volgens
de beste tradities van het orthodoxe ge
loof zijn opgevoed. Uit de oorlog 1914-
1918 keerde hij als invalide terug.
Zijn eerste bundel gedichten „In Got-
tes Krieg” verscheen in 1921; hij ontving
hiervoor de hoogste litteraire prijs van
Oostenrijk. Enige jaren later deed hij
twee albums met kleurplaten en onder
schriften het licht zien. Hij voelde zich
een profeet, predikte vooral aanvaar
ding en behoud van de wereld zoals zij
wés (God maakt geen fouten) en daar
door wekten zijn werken weldra weer
stand op. In zijn bundel poëzie kwam
duidelijk zijn opvatting naar voren, dat
juist in de oorlog met alle ellende God
de mens zeer nabij is. Door deze ideeën
bleek in het begin van de dertiger jaren
een litteraire carrière voor de man, die
zo’n prachtige start had gemaakt, niet
meer mogelijk.
Ook het groeiend anti-semitisme be
moeilijkte zijn werk. In 1939 kwam het
zover, dat hij zijn geboorteland moest
verlaten. Op voorspraak van o.a. Ter
Braak, Greshoff en Marsman werd hem
toegestaan zich met zijn vrouw en doch
tertje in Nederland te vestigen. Van de
duizenden pagina’s geschriften, die in
vele jaren waren ontstaan, had hij vrij
wel niets kunnen publiceren. Hij stierf
in 1956 in Amersfoort.
Hij schreef o.a. een grote roman over
het huis Habsburg (die hij zelf vernie
tigde), vele essays en ongeveer dertig
korte drama’s. Ook op het gebied van
de beeldende kunsten was hij zeer be
gaafd: hij maakte vele series grafiek,,
tekeningen en gouaches. Zijn omvang
rijk en veelzijdig oeuvre, waarvan
slechts weinig voor publiek toegankelijk
werd, ligt op openbaarmaking te wach
ten.
HIJ IS NET TERUG uit New York,
waar hij theater in, theater uit is ge-
gent in de orkestbak bij elke klank
meisje zo slecht zingen, „dat de diri
gent in deo rkestbak bij elke klank
verkrampte en de mouwen van ellende
uit zijn jasje vielen.”
Op de zolder van zijn huis aan de
rand van Rotterdam zet hij eerst zijn
nieuwe plaat „Wie wijst Gerard Cox
de weg?” op. Er staat een liedje op
met het advies aan Nixon om een tak
en een eind touw te zoeken. „Dat
scheelt honderdduizend doden en jou”,
maar ook een opgewekt nummer als
„Een broekje in de branding” met als
levenswijsheid dat het geluk <,soms in
een heel klein broekje zit.”
Gerard Cox: „Rogier van Otterlo die
bij veel tekst de muziek maakt, en ik
zeggen soms: We zijn wel heel goed,
maar dat moet langzamerhand zoden
aan de dijk gaan zetten. Dat is geen
ontevredenheid, ik ben een uiterst te
vreden mens. Ik doe precies wat ik zelf
leuk vindt. Ik vraag me nooit af of iets
er lekker in zal vallen bij het publiek.
We leveren gewoon kwaliteit af, dat
klinkt erg pedant, maar dat vind ik
de grond zien liggen, en dan denk ik:
Nou nee. Het mag best van mij, vooral
als zo’n vent er een vermogen aan weet
te verdienen, maar het hoeft niet.
Zo was er ook een wand met 31 bord
jes, één tot en met eenendertig maart.
Dan denk je: Je kan m’n rug op, dat
betekent voor mij niets. Dat is volgens
mij, de nieuwe kleren van de keizer.
Iedereen ziet het dat de korting niks aan
heeft, niemand durft iets te zeggen. Ook
de koning zelf durft er niets van te zeg
gen. Tot een jochie in een lantaarn
paal riep: De koning loopt in zijn blote
gat. Toen ging iedereen het roepen.
Vreselijk goed is zo’n sprookje eigen
lijk.
Ik vind gauw iets truttig hier. Truttig
zijn bijvoorbeeld al die intellectuele re
acties op een film als „Love Story”. Ik
heb ook liever een film waarin aan de
kaak gesteld wordt dat het Amerikaan
se optreden in Vietnam de spuigaten
uitloopt. Maar die film „Love Story” is
uitstekend gemaakt. Goede muziek, niet
mijn muziek, maar goed gevonden. Het
is een simpel verhaal. Ze houden van
elkaar, zij gaat dood Maar het is goed
gedaan.
Ik vind het truttig als je daar dan
intellectueel tegen aan gaat zitten han
gen. Dat is allemaal je zelf bewijzen,
het is in wezen een tekort schieten.
Het is ook best dal er af en toe zo’n
film draait maar daarna moet je weer
des te harder toeslaan.”
Er is nu in Nederland een sfeer dat
je veel kunt doen, bij sommige omroe
pen kun je zo ongeveer alles doen.
Maar daar moet je niet tevreden mee
zijn, anders slaap, je in Er kan nog
lang niet genoeg.' Alles moet kunnen.
Alles wat hier nog niet kan ligt nog
in het verschijnsel jood-zijn. Een jood
is voor mij hetzelfde als een katholiek,
een calvinist, een liberaal. Maar als ik
zeg: Wat is dat een calvinistisch ie
mand, dat gaat niemand zich bekreu
nen. Maar als iemand het over joden
streek heeft, staat half Nederland op
zijn harsens. Dat is toch een normale
Nederlandse uitdrukking, daarbij denk
je toch helemaal niet aan Golda Meir of
Sjakie Swart.
Alles moet kunnen, maar ik zou het
toch wel erg vinden als er weer een
NSB kwam. In een democratie is plaats
voor iedereen, ook voor degenen die aan
die democratie een eind willen maken.
Dat benauwt me wel. Maar dan moet je
breed zijn. Als half Nederland op een
gegeven moment fascistisch wil stem
men, moet je dat maar overgeven. Maar
een man als Hitler heeft trouwens
nooit een stembusoverwinning gehad.
Bij een Geertsema, een Van Riel weet
je waar je aan toe bent, dat zijn de
liberalen, de bezitters. Als die aan de
macht komen word je platgewalst. Maar
wat moet ik aan met Udink?
Ik zit in het radio-programma cur
sief, is verdomd leuk, maar van tijd tot
tijd valt er een grap uit, die mag niet.
Zoals deze: Toen de paus gehuwde
priesters met Judas Iskariot vergeleek,
heeft men in het Vatikaan een haan
horen kraaien.
Dat gaat er dan uit onder het mom:
Wij bij de KRO durven al zoveel, wat
maakt zo’n enkele opmerking dan uit.
Maar dat is een drogredenering. Je kunt
niet zeggen: We gaan al zover, de vol
gende stap hoeft dan niet meer. Dat
houdt nooit op. Ze zeggen dan: Wees
tevreden, in Nederland kan veel meer
dan in België. Goed, in België is het
dan een schandelijke toestand, maar
dat houdt niet in dat het dan in Ne
derland ideaal is.
DE ROEMEENS-FRANSE to
neelschrijver Eugène Ionesco is
door de Oostenrijkse regering on
derscheiden met de Europese Lit
ter atuurprijs. Deze jaarlijkse be
kroning van een auteur die belang
rijk werk heeft verricht voor de
Europese letteren is vijf jaar gele
den door de regering van Oosten
rijk ingesteld.
Gerard Cox: „Het totale verschijnsel
Seth Gaaikema is een uitbuiting van
een goedkoop succes. Het is oneindig
veel goedkoper om mensen te laten
lachen om een liedje dat we straks zon
der Luns moeten. Het is het gruwe
lijkste nummer dat ik ooit heb aan
schouwd. Daar verlaagt hij zich om een
minister te gaan staan toezingen, een
paljas van het establishment. Ik zeg niet
graag iets onaardigs over collega’s,
maar ze zeggen altijd wel dat wij een
goedkoop succes hebben.
Henk Elsink heeft eens gezegd: „Ik
heb laatst gemerkt dat het helemaal
niet moeilijk is om actueel cabaret te
maken: Ik riep „Koekoek” en alle men
sen begonnen te lachen. En dan denk
je: Ja jongen, zo is dat.”
Willem Duys, die hoort ook tot de
horden die zeggen: Die politiek hoeft
niet zo nodig. Je moet de mensen alleen
maar amuseren. Maar in een uitzending
zegt hij wel: Sorry maar ik onderbreek
geen goed gefundeerd betoog, ik heet
geen Den Uyl. Op zo’n manier ga je de
politiek er toch bij halen, maar naar
jouw eigen straatje toe. Ik vind het uit
stekend als Willem Duys zich opwerpt
als de grote bestrijder van Den Uyl,
maar dan moet hij niet zeggen dat hij
niet aan politiek doet.
Maar laat ik vooropstellen dat ik
Willem een geweldig vakman vindt, d’r
heeft nog nooit iemand in zo korte tijd
zoveel glazen jus d’orange omgegooid.
Ik leg in dit vak een tamelijk lange
weg af, daar ben ik nog steeds mee
bezig. Eerst in 1962 een zomer met een
gitaar, toen drie jaar cabaret in een
Delftse kelder, twee jaar Lurelei, daar
na „Met blijdschap geven wij kennis”
met Frans Halsema en Adèle Bloemen-
daal en later Conny Stuart. Het heeft
allemaal wel succes gekregen, maar
toch en dat is geen klacht, is het een
tamelijk degelijke weg geweest met
moeilijke ogenblikken. Dat liedje over
de koningin, „Arme ouwe”, dat was
toch in wezen een daad, daar koos je.
En denk je: dit zal me toch niet popu
lairder maken.”
IN HET MARTIN BECK Thea
tre in New York is een nieuw stuk
van Edward Albee, getiteld „All
over” opgevoerd onder regie van
John Gielgud. Het gaat over de
conflicten en spanningen die het
overlijden van een rijk en beroemd
man doet ontstaan onder zijn bloed
verwanten en andere relaties, nadat
die tijdens zijn laatste levensdagen
al met ongeduld op zijn dood heb
ben gewacht. Volgens de Newyork-
se critici is het een bizar, bitter,
deels komisch en deels tragisch
werk; de recensies zijn merendeels
wel gunstig maar niet geestdriftig.
HET PARIJSE „ODÉON
THEATRE de France” is door de
minister voor culturele zaken,
Jacques Duhamel, vanaf’t volgende
seizoen onder de leiding gesteld van
Pierre Dux, die tevens directeur
van de Comédie Frangaise is. De
schouwburg, die drie jaar geleden
om politieke redenen aan de lei
ding van Jean-Louis Barrault werd
onttrokken, zal voortaan Théatre
national de l’Odéon heten; hij zal
gedurende enige maanden per jaar
worden bespeeld door het ensemble
van de Comédie Frangaise en ver
der door Franse gezelschappen van
buiten Parijs, grote buitenlandse
troepen en andere gegadigden. Tus
sen half zeven en ach uur ’s avonds
zullen er experimentele voorstellin
gen worden gegeven. In verband
met deze nieuwe regeling zal het
gezelschap van de Comédie Fran-
gaise, dat nu 60 spelers telt, worden
uitgebreid to 80 spelers. De rege-
ringssubsidie wordt met ongeveer
vijf miljoen francs verhoogd tot
circa vijfentwintig miljoen per jaar.
DE ENGLISH STAGE COMPA
NY het gezelschap dat dagelijks
het Royal Court Theatre in Londen
bespeelt viert dezer dagen haar
vijftienjarig bestaan. Het ge
zelschap begon zijn activiteiten na
melijk op 9 mei 1956 met een zon-
dagochtend-première van John Os
borne’s „Look back in anger", nadat
wijlen George Devine met beschei
den financiële steun het initiatief
had genomen voor wat toen een
gewaagd experiment leek. Sedert
dien hebben bijna alle hedendaagse
Britse toneeschrijvers hun eerste
successen te danken gehad aan de
durf en de aanmoediging van de
English Stage Company. Na Os
borne hebben o.a. John Arden, Ar
nold Wesker, Edward Bond, David
Storey, Ann Jellicoe en Christopher
Hampton in het Royal Court Thea
tre gedebuteerd, meestal met één
enkele proefvoorstélling op zondag.
Sinds het vorige seizoen bespeelt
het gezelschap ook een klein boven
zaaltje van de schouwburg, het
Theatre Upstairs met experimen
teel werk. Dankzij een subsidie van
honderdduizend pond per jaar kan
de onderneming, met enige moeite
rondkomen.
DE BEKENDE Duitse actrice
Elisabeth Bergner, die tijdens het
Hitler-regime en nog lang daarna
in Engeland en Amerika heeft ge
speeld, heeft haar oude populariteit
in Berlijn herwonnen door haar al
gemeen hoog geprezen vertolking
van de belangrijkste vrouwenrol
in een nagelaten werk van Eugene
O’Neill dat in het Renaissance-
Theater onder de titel „Alle Reich-
tümer der Welt” wordt opgevoerd.
Onder regie van Karlheinz Stroux
geeft zij een door de critici unaniem
bewonderde uitbeelding van een
tussen haat, jaloezie en liefde heen
en weer geslingerde vrouw, met als
tegenspeelster de actrice van Ne
derlandse afkomst Nicole Heesters.
GIORGIO STREHLER, de voor
malige leider van het Piccolo Thea-
tro in Milaan, is na een paar jaar
afwezigheid naar die schouwburg
teruggekeerd, maar nu alleen als
regisseur. Het Milanese publiek, zo
meldt de pers, heeft Strehlers te
rugkeer met een opzienbarende
regie van Brechts „Heilige Johanna
der Schlachthöfe” met „wild
enthousiasme” begroet.
M LS IK DAN zo’n interview later
lees, dan staat het er allemaal wel,
ik heb het ook allemaal wel ge
zegd. maar het staat er allemaal zo zeker.
Terwijl ik erg veel twijfels heb”. Gerard
Cox praat in twaalf versnellingen plus
een freewheel, als hij zich opwindt for
muleert hij zijn zinnen vlijmscherp, hij
heeft twee kennelijk favoriete uitdruk
kingen: „Dat vind ik truttig” en „dat is
zo slecht, dat moet je gauw door de plee
wegspoelen”.
GERARD COX
k-X,;.,-.