ARTHUR CLARKE WEER TALENTVOL IN „HET RODE ZAND VAN MARS HENK BOS: stillevens voor Amerika’s groot-industriëlen Wetenschap en sensatie in science-fiction I Laatste Aztekenprins maakt reliëfs volgens traditionele techniek te SO SPROOKJE IN HET LEVEN VAN EEN ARME KUNSTSCHILDER Twee boeken voor Bouwvakarbeider werd beroepskunstenaar GUILLERMO DE GRAU-MOCTEZUMA: KEIZERLIJKE BALLING Fotoboek over paardenvrienden gevelstenen Goed boekje over kruiden kweken s W •aS I «bsn ai# WOENSDAG 12 MEI 1971 99 Macaber Vietnam In armoe begonnen SB De droom Erkende rechten Speciale techniek Ballingschap (Van onze correspondent) HUIZEN Oud hout, tafels en kasten, planken vol kruiken, kannen en flessen, koper en tin waaraan de tijd niet ongemerkt voorbij is gegaan, gesigneerd door vele generaties. „Ja, u bent hier wel bij een stilleven schilder”, grinnikt de 70-jarige Henk Bos. Landschapjes aan de wand zijn van anderen (Knip en Van der Berg) want „buiten” houdt hij het niet lang uit. „Dan beginnen al die kleuren te wemelen, dan kan ik me niet goed concentreren. Hier in het atelier kan ik de hele dag werken”. Hij laat stillevens zien. „Zoiets kun je niet maken dat groeit. Dat is een kwestie van bijzetten en slijpen. Dat is niet gelukt, hè, ziet u wel, allemaal zetjes. En kijk eens naar zo’n achtergrondje, allemaal kleur, dat vibreert. Een schilderij wordt niet gemaakt, meneer, dat wordt geboren, ’s Nachts in bed. Dan zie je het ideale beeld .Dat is volmaakt. Maar met mijn stoffelijke han den kan ik niet maken wat ik geestelijk doorvoel. Je komt nooit bij je ideaal, je blijft altijd achter. Het vol maakte kunnen je handen niet geven”. niemand minder dan zijne keizerlijke en koninklijke hoogheid prins Guil lermo de Grau-Moctezuma Vei-Tla- toni del Anahuac en, zoals zijn twee de achternaam aanduidt, directe af stammeling van Mexico’s laatste zonnekeizer Moctezuma. Als broodjes (Van onze correspondent) BARCELONA Deze beeldhou wer vervaardigt prachtige reliëfs naar het voorbeeld en de techniek van één van ’s werelds oudste cul turen: Hij is „De laatste der Azteken”, en het „geheim van de smid” is in dit geval het „geheim van de keizer”. Want de 54-jarige beeldhouwer is De ontwikkeling van de weten schap gaat snel, dat weten we. Maar soms gaat het zo snel, dat science- fictionboeken zijn achterhaald of dichter bij de waarheid staan dan bij een ongedachte toekomst. Vier uitgaven in de stortvloed van nieuwe SF-boeken zijn daar een voorbeeld van. „Het Rode Zand van Mars” van Arthur Clarke; „De Zaak Cassiopeia” van Chloe Zerwick en Harrison Brown (beide Beert jes-pockets) „Dolfijnen zijn betere mensen” van Robert Merle; „Bacillen in infra rood” van Margot Bennett en „De Mensenmakers” van Claire Rayner, allemaal Prisma-pockets. ssasOWwfeft Het is een ballingschap die begon in 1519, het jaar waarin de Spaanse conquis tadores onder leiding van Hernan Cortes Al geruime tijd vormen dolfijnen het doel van een wetenschappelijk onderzoek, tijd verloor Toloriu deze benijdenswaar- dige positie (die Andorra nog steeds bezit) en de opvolgers van Moctezuma verplaats ten hun woonoord naar Barcelona. omdat deze dieren blijk geven van een grote intelligentie”. De Franse schrijver Robert Merle laat in zijn boek „Dolfijnen zijn betere mensen” deze dieren africhten. Tot slot van deze beschouwing memo reren we drie boeken, waarvan het verhaal een ietwat sensationeel karakter draagt. „Vlucht naar Venus” van Philip K. Dick (Prisma); „Een spelletje Imperium” van Stuart J. Byrne (Prisma) en „De Zesde Colonne” van Heinlein (Zwarte Beertjes). WIM J. VAN LUYKEN leven houden van het embryo en het be palen van uiterlijk, intelligentie en karak ter. Kortom dokter Briant wil de vol maakte mens. Va X «CvMH «few.?'*5 In het SF-genre zijn drie verhalenbun dels verschenen. De beste is wel de „Klein* science fiction omnibus”, deel 2, in de Zwarte Beertjes-reeks van de uitgeverij Bruna in Utrecht met verhalen van au teurs als Arthur Clarke en Harry Har- risson, In dezelfde serie is uitgegeven „Ma caber Carnaval” van Ray Bradbury, be kend van ondermeer „Fahrenheit 451”. De korte verhalen doen de Nederlandse titel van het boek alle eer aan. Bradbury biedt een afwisseling van SF, fantasie en ver schrikking. Bij Zwarte Beertjes is even eens een verhalenbundel in dezelfde trant uitgekomen: „Countdown” van David Ely, die evenwel de lezer minder te bieden heeft dan in zijn eerder verschenen boek in deze reeks „Het Tweede Bestaan” Bij uitgeverij Het Spectrum in Utrecht verscheen de prismapocket „Kruiden in eigen tuin” door Claire Loewenfeld. Het boekje is al in 1964 in Engeland uitgegeven en nu in het Nederlands ver taald door S. D. Houtsma-van Schaik. Een enig boekje voor hen die van tui nieren houden en speciale liefhebberij hebben in kruiden kweken voor eigen gebruik. Een verrukkelijke bezig heid in alle stadia tot en met het trotse moment de eigen kweek te kunnen oog sten; de kruiden vers te kunnen pluk ken om ze in de maaltijd te verwerken, waarmee een bepaald gerecht nu nét die aparte flavour krijgt. Deze gids biedt in klein bestek, een pocket-formaat, alles wat men over kruiden, hun kenmerken, kwaliteiten en gebruik zou willen weten. Eigenlijk heeft men met dit gidsje een gewoonte uit vroeger dagen weer in ere hersteld: het meer aandacht besteden en het meer geloof en waarde hechten aan het gebruik van het natuurlijke kruid. Onze grootmoeders, die nog grote tuinen had den, hielden er graag kruidentuintjes op na; zij werkten niet alleen met speciale kruiden voor speciale gerechten in de keuken, maar ook diverse huismiddel tjes voor kleine kwaaltjes werden ge maakt van aftreksels van allerlei ge neeskrachtige kruiden die, nu nog vaak maar dan veel geraffineerder, in medi cijnen worden verwerkt. Vooral de kloosters hielden er vroeger uitgebreide kruidentuinen op na, die door de eeuwen heen soms bleven be staan. Maar de laatste honderd jaar is daar niet veel van overgebleven. Zoals al gezegd, dit boekje helpt het geheugen opfrissen of misschien een oude traditie weer in ere herstellen. Henk Bos komt „uit een heel arme stal”. Vader was schoenmakersknecht. Tien kinderen. „Toen ik vijftien was kocht ik een tubetje verf, een stukje hout en gebruikte ik een scherf glas als palet. Kijken deed ik veel, in musea en veel lezen over kunst. Mijn fouten waren mijn leermeesters. Mijn jeugdwerk is al lemaal vernietigd. Kerel, ga toch moder ner schilderen, zeiden collega’s wel eens tegen me, maar professor Van Rees had me geadviseerd: Ga toch je eigen gang. Op modern werk kan ik soms heel ja loers zijn. Ik vind iets niet gauw mooi. Je moet de kunstenaar er achter proeven. Dat kan ik wel waarderen. Ik ben vijf maal in Parijs geweest en heb prachtige dingen gezien. Toen ik op eigen benen stond werkte ik in de bouw en schilderde in mijn vrije tijd. Vijf kinderen; daar moet brood voor op de plank komen.” Collega’s haalden Henk Bos naar Amster dam voor een expositie bij „De Brug”. Hij bracht drie doekjes. Het trio werd verkocht tijdens de opening. Toen nam de bouwvakkende schilder het moeilijke besluit; Helemaal als beroeps. „Het werd een ontzettend zware tijd. De mooiste schilderijtjes verkocht ik voor een appel en een ei”. De mens is daardoor in staal met deze zoogdieren te communiceren. Het doel waarvoor de dolfijnen gebruikt worden is actueel; de dieren worden door Amerika ingezet bij de oorlogvoering in Vietnam. Het is een lezenswaardig boek geworden, dat iets van een politieke satire weg heeft. Ook is het waar dat hij door enige re geringen wordt erkend als „keizer in bal lingschap” en dat de afgezanten van zijn „keizerlijke en koninklijke kanselarij” (ge vestigd in Andorra om zowel Spanje als Frankrijk te vrijwaren van diplomatieke verwikkelingen met de huidige republiek Mexico) in enige landen bijna volledige diplomatieke status genieten. Tenslotte is het een feit dat prins Guillermo erkende huisorden kan verlenen, die o.a. aanvaard zijn door enkele VS-senatoren, de eerste maan-astronauten Armstrong, Collins en Aidring, en door leden van koninklijke en adellijke huizen in Europa en elders. Maar prins Guillermo bevindt zich be paald niet op het politieke oorlogspad. Hij leidt eerder een teruggetrokken leven aan de zijde van zijn echtgenote prinses An tonia, afstammelinge van een Spaanse grafelijke familie, die hij „aangestoken” heeft met zijn enthousiasme voor de Az tekencultuur. Prins Guillermo is doctor in de rechten en heeft talrijke zakenbelangen, waaraan hij zijn ochtenden pleegt te wij den. Maar zijn middagen en vakanties in de Catalaanse luxebadplaats Comarruga, aan de Middellandse Zee, blijven voor be houden aan zijn studies over de Azteekse cultuur en geschiedenis, en aan zijn hob bies die eveneens de band tussen het verre verleden en de hedendaagse ballingschap levend houden. Over van alles wordt erin verteld: eigenschappen, uiterlijk, kweek, oogst, gebruik, inclusief recepten, zelfs zeer speciale streekrecepten! En dan, al die namendie zijn zo verrukkelijk, ze variëren van „hemels” tot „aards” van „aandoénlijk” tot „poëtisch”! Om er maar een paar te noemen: „Engelwor tel, Roomse Kervel”; of wat zegt u van: „Dragon, jeneverbes of Ijzerhard”?; het aandoenlijke „Lievevrouwebedstro” of het poëtische „Rozemarijn” of „Pim pernel’', en dan spreken we maar niet van de „Brandnetel” of het „Stekel- zaad” en dat laatste is dan „Kervel” en nog niet eens de „Dolle”. Het is een ballingsoord waar geen po litieke, maar eerder culturele heimwee heerst. En zo vervaardigt prins Guillermo de Grau-Moctezuma nu prachtige kopieën van die Azteken-reliefs waarvan men ge woonlijk niet meer dan enkele brokstuk ken tussen tempelruines aantreft. Hij wordt bijgestaan door prinses Antonia, die de documentatie bijhoudt en het uit gebreide archief verzorgt. Aan de hand van haar tekeningen gaat hij te werk in een soort „relief-brij” uit gips, een spe ciaal cement, en een bepaalde steensoort, die hij bewerkt terwijl het langzaam hard wordt. De juiste verhoudingen van het mengsel, evenals zijn beeldhouwtechniek, blijven zijn geheim. Het geheim van de keizer Prins Guillermo is de rechtmatige pre tendent van Mexico’s keizerstroon. Maar al ligt het niet in zijn aard om van de verplichtingen die zijn dynastie hem op legt af te zien, hij is een man van grote werkelijkheidszin en meer culturele dan politieke ambities. Zeker, toen wij hem vroegen of hij er ernstig aan denkt ooit naar de troon van Mexico terug te keren, antwoordde hij: „Indien het Mexicaanse volk mij zou roepen, dan sta ik klaar. Zo als iedere Mexicaan zou ik zelfs bereid zijn mijn bloed voor mijn vaderland en mijn volk te vergieten en indien het volk dit zou wensen, zou ik de troon van mijn voorvaderen weer bestijgen”. Drs. G. A. R. Nieuhoff: Paarden en Pony’s in Nederland, uitgegeven door L. J. van Veen’s Uitgeversmaatschap pij NV in een tijd dat rijpaarden en vooral pony’s binnen bereik van steeds meer Nederlands komen. Nieuhoff geeft niet alleen de paardenbezitter, maar ook de potentiële eigenaars en rijders een nuttig overzicht van de Nederlandse paardenfokkerij en de voornaamste buitenlandse rassen. Bo vendien besteedt hij veel aandacht aan de anatomie van het paard, terwijl er tevens plaats is ingeruimd voor de maatregelen en de organisaties, die de bevordering van de paardenfokkerij in Nederland tot doel hebben. Een zestigtal van zijn werken zijn in de States als reprodukties in de handel. Toen de directeur van een grote verze keringsmaatschappij een kalender met afbeeldingen van zijn doeken wilde uit geven en Bos hiervoor in zijn kantoor ontving, vroeg hij hem ook om zijn hand tekening. „Op zo’n moment komt alles bij je boven. Ik ben uit de misère getrok ken, ik heb een heel ander leven gekre gen. Ik, die schilderijtjes weggegeven heb voor materiaalprijs.” „Werkelijke kunstenaars hebben de ziel eeuwenlang geschilderd. Dat is hun vak. Dat doet Henk Bos”. Een landgenote van die schrijver bekende hem eens: „Als ik naar uw werk kijk is het alsof ik een kerk binnenga.” En dan begint de droom, het sprookje van de kunstenaar. Want Henk Bos dacht dat het „belazerderij op z’n Hollands ge zegd” was toen hij van een Amerikaanse kunsthandelaar een op vijf velletjes ge typt contract plus een cheque van 500 dollar thuis kreeg. Bos liet de brief ver talen en retourneerde nuchter het hele spulletje. Maar de afzender, Sam Schwartz, hield vast en deponeerde hand- je-contantje geld voor Bos als deze maar schilderijen stuurde. Schwartz vloog over, sleepte Bos mee naar Londen, schakelde de pers in en bracht de schilder uit Hui zen voor het verblindende flashlight van de wereldpubliciteit. Een mannetje uit Huizen. „Eigenlijk was het een sprookje”. „Houdt u van Bach? Bach is een genie, daar ben ik een prutser bij. Hij doet me ontzettend veel. Eén thema, komt steeds terug, kleuren contrasteren, antwoorden elkaar, harmoniseren. Het is een eenheid, je moet het dirigeren, bij elkaar hou den”. En op schilderijtjes wijst hij hoe kleuren tonen worden en zich voortzetten over het doek. Henk Bos, grijs haar, borstelige wenkbrauwen die boven de bril uitpieken, draagt een stofjas. Draait pittige shag uit een tinnen tabakspot. Wijze man, die veel heeft meegemaakt, gelovige man ook. Dat andere leven stelt hem in staat zijn liefde voor antiek in aankopen te uiten. Mooie dingen, die vertellen van het verleden. Hij tilt een koperen ketel van de kachel. Op de buik een grote lap. „Kijk nou toch eens wat een ellende en zorg dat ding uitstraalt.” Een Ameri kaanse criticus schreef eens over Bos: Een boek van J. R. Schiltmeijer: „De Gevelstenen spreken”, waarvan de titel dan ook voor zichzelf spreekt Een foto boek van uitgeverij Minerva in Amster dam, met 275 afbeeldingen van gevel stenen in Nederland en Vlaanderen. Het boek pretendeert in het geheel niet een wetenschappelijke verhandeling te zijn, vandaar ook dat de tekst ondergeschikt is gehouden aan de afbeeldingen. De schrijver vermeldt in de inleiding dat er in geen honderd jaar een uitvoe rig werk over dit onderwerp is geschre ven. Wel over plaatselijke gevelstenen, zoals b.v. Amsterdamse, maai' een lan delijke uitgave, die dan ook nog de Zui delijke Nederlanden omvatte, was wel aan een vernieuwing toe. Maar behalve deze overweging is het ook en eigenlijk in hoofdzaak de bedoeling van de schrijver de belangstelling voor de ge velsteen in het algemeen aan te wak keren. Niet alleen over de afbeelding maar ook over de geschiedenis van of achter de gevelsteen vertelt de schrijver ons het een en ander of over het „waar om” zo’n steen geplaatst werd. Meestal was dat dan ter aanduiding van de bewoner, de plaats en vaak ook van diens beroep. Als saillante bijzon derheid wijst hij er dan in dit verband op dat het interessant is te weten dat in de 17e en 18e eeuw aan de kapitale Amsterdamse grachtenhuizen géén ge velstenen werden ingemetseld: „de rijke kooplieden, die deze huizen bewoonden, waren bekend genoeg, zij hadden geen apart „merk” nodig”! Én zo treft men in de korte beschrijvingen toch allerlei leuke en interessante bijzonderheden aan. De vrij uitgebreide inleiding geeft nog een kort maar toch zeer overzich telijk beeld van de geschiedenis van uithangbord naar gevelsteen Het boek is gewoon een aansporing om eens meer met opgeheven hoofd, als een „Jan-kijk-in-de-lucht” door stad of dorp te wandelen en dan vooral ook door uw eigen woonplaats!! Bos gelooft dat de stilte in zijn werk, het simpel-eenvoudige, zijn succes is. De gemaalstroomde Amerikaan herademt blijkbaar als hij het werk ziet van die kleine man uit Huizen: Een kruik, een schaal, een fles, een mandje aardappelen, wat fruit, een kool, een paar eitjes. („Moeilijk hoor, als je even te ver gaat gaan ze „rollen”.) Een probaat recept om de kwalen van deze eeuw te bestrijden. Henk Bos temidden van voor werpen, die hij graag op zijn stil levens schildert. Slechts één lid van de Azteekse keizers- familie kon behouden Mexico verlaten: prinses Xipaguazin, Moctezuma’s oudste dochter, die zonder enige belofte aan de conquistadores te hebben afgelegd haar toevlucht in Europa zocht. Hier huwde zij met een edelman van Noord-Europese af stamming, don Juan de Grau, baron van Toloriu. Dit plaatsje in het hartje van de Pyreneeën was eeuwenlang een soort nit- mandsland tussen Spanje en Frankrijk, zodat de plaatselijke heersers grote on afhankelijkheid genoten. De nazaten van prinses Xipaguazin hielden dan ook zon der onderbreking haar rechten op de Me xicaanse keizerstroon in ere. Pas in onze Interessant voor de toekomstige eigenaars zijn de tips voor de aan koop van paarden, die de schrijver in zijn laatste hoofdstuk over draverijen en rennen geeft. Paarden en pony’s in Nederland bevat een schat aan in formatie, die door de overzichtelijke indeling en de aantrekkelijke illustra ties ook voor de leken op dit gebied makkelijk opgenomen kan worden. Zesenveertig jaar ervaring, waarvan zesentwintig als leider van de beroem de Spaanse Rijschool in Wenen, heeft Alois Podhajsky neergelegd in „De kunst van het Paardrijden”, een nieu we uitgave in Elseviers Practisch* Pocketbibliotheek. Op 220 pagina’s laat de grootmeester van de rijkunst de le zer op duidelijke wijze deelgenoot van zijn kennis. Beknopt doch grondig neemt hij alle facetten van de dres suur door. Zijn uitleg wordt geïllus treerd door tekeningen, die het voor de beginners op de paarderug begrij pelijk maken. De kunst van het paard rijden is een uitstekende leidraad voor de nieuwkomers en onmisbaar als naslagwerk voor de routiniers. Henk Bos was driemaal in Amerika. Hij kwam op visite bij Adlai Stevenson, dineerde met groot-industriëlen, die zijn schilderijen als broodjes kochten. En aan die tafels vol zilver en kaarslicht, met bedienden in livrei achter de stoelen, dacht Bos altijd terug aan vroeger. „Aan de honger en de misère. Dat zijn erva ringen.” De laatste twee van de vijf SF-boeken zijn meer romans met een SF-trekje. „Ba cillen in infrarood” van Margot Bennett doet denken aan de bij Meulenhoff in Baarn uitgegeven „De Andromeda drei ging” van Michael Crichton, die met deze SF-roman bekendheid heeft verworven. Voor aardse begrippen vreemde bacillen veroorzaken ziekten. In het geval van Crichton met als gevolg de dood en bij Bennett een verlies aan zelfbeheersing met tot gevolg een toenemende gewelddadig heid. Ook dit boek is voor de SF-lezer de moeite van het lezen waard. En als laatste dan „De Mensenmakers” van Claire Ray ner. Regelmatig kunnen we in publikaties lezen over reageerbuisbaby’s: weten schapsmensen trachten embryo’s buiten de baarmoeder in leven te houden. Kunstma tige inseminatie is al een vertrouwd be grip geworden. In de roman van Claire Rayner streeft de hoofdpersoon, dokter Briant naar: bevruchting van de eicel buiten de baarmoeder, het kunstmatig in 1", het rijk van de Aztekenkeizer Mocte zuma II veroverden en uitplunderden. Moctezuma werd gedwongen afstand te doen van al zijn rechten ten gunste van een ver weg, in Gent geboren heerser, keizer Karel V. Maar zelfs dat redde hem niet van de dood, die hem reeds het vol gende jaar trof en volgens vele geschied kundigen bepaald niet natuurlijk was. Ook zijn mannelijke afstammelingen moesten hun rechten afzweren om niet dezelfde weg te moeten gaan. De beste uitgave is ongetwijfeld die van Arthur Clarke met zijn „Rode Zand van Mars”. Het SF-motief is de vlucht met een ruimteschip naar Mars, waar een kleine gemeenschap aardbewoners een nieuw be staan opbouwen, dat door de aarde zelf wordt bedreigd. Verder schetst Clarke de menselijke verhoudingen aan boord van het ruimteschip en op Mars. Menselijk en soms aandoénlijk. Zoals de ontdekking van een meereizende auteur, dat zich on der de bemanning zijn nimmer aanschouw de zoon van een gestrand huwelijk be vindt. Aan het slot van dit boeiende boek ontdekt diezelfde auteur op één van zijn uitstapjes leven op de planeet Mars. Iets dat volgens recente publikaties zeker niet onwaarschijnlijk lijkt. Nog dichterbij de waarheid staat „De Zaak Cassiopeia”. De auteurs Chloe Zer wick en Harrisson Brown beschrijven een clubje geleerden die aan de hand van signalen uit de ruimte proberen te ont dekken of één van die geluidsbronnen de sleutel vormt tot contact met een andere beschaving. Een Russisch astronoom heeft nog niet zo lang geleden een dergelijke internatio nale speurtocht vanaf de aarde tijdens een congres bepleit. De lezer van dit boek moet wel een nogal droog en saai begin doorworstelen eer de materie hem zal gaan boeien. Henk Bos zou nog meer ongelofelijke dingen beleven. Een Engels taalboekje, een grammofoonplatencursus en tenslotte een echte leraar maakten hem, inmiddels aan de „verkeerde” kant van de vijftig, vertrouwd met het Engels. Schwartz haalde hem naar de States en „met aan elk haartje een zweetdruppel” verscheen hij voor de tv-camera’s in een prominent programma waarvoor de Amerikanen hun bed uitkomen. Eerste vraag: „Wat is kunst?” „Daar zit je dan. Weet u het?. Later zei een Amerikaan tegen me: „Kunst is na godsdienst de schakel tot onsterfelijkheid”. Prins Guillermo bezig met een Az- teken-reliëf s "i s i 'V-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 17