ARTHUR CLARKE WEER TALENTVOL
IN „HET RODE ZAND VAN MARS
HENK BOS: stillevens voor
Amerika’s groot-industriëlen
Wetenschap en
sensatie in
science-fiction
I
Laatste Aztekenprins
maakt reliëfs volgens
traditionele techniek
te
SO
SPROOKJE IN HET LEVEN VAN
EEN ARME KUNSTSCHILDER
Twee boeken voor
Bouwvakarbeider werd
beroepskunstenaar
GUILLERMO DE GRAU-MOCTEZUMA: KEIZERLIJKE BALLING
Fotoboek over
paardenvrienden
gevelstenen
Goed boekje over
kruiden kweken
s W
•aS
I
«bsn ai#
WOENSDAG 12 MEI 1971
99
Macaber
Vietnam
In armoe begonnen
SB
De droom
Erkende rechten
Speciale techniek
Ballingschap
(Van onze correspondent)
HUIZEN Oud hout, tafels en kasten, planken vol
kruiken, kannen en flessen, koper en tin waaraan de
tijd niet ongemerkt voorbij is gegaan, gesigneerd door
vele generaties. „Ja, u bent hier wel bij een stilleven
schilder”, grinnikt de 70-jarige Henk Bos. Landschapjes
aan de wand zijn van anderen (Knip en Van der Berg)
want „buiten” houdt hij het niet lang uit. „Dan beginnen
al die kleuren te wemelen, dan kan ik me niet goed
concentreren. Hier in het atelier kan ik de hele dag
werken”. Hij laat stillevens zien. „Zoiets kun je niet
maken dat groeit. Dat is een kwestie van bijzetten en
slijpen. Dat is niet gelukt, hè, ziet u wel, allemaal zetjes.
En kijk eens naar zo’n achtergrondje, allemaal kleur, dat
vibreert. Een schilderij wordt niet gemaakt, meneer,
dat wordt geboren, ’s Nachts in bed. Dan zie je het ideale
beeld .Dat is volmaakt. Maar met mijn stoffelijke han
den kan ik niet maken wat ik geestelijk doorvoel. Je
komt nooit bij je ideaal, je blijft altijd achter. Het vol
maakte kunnen je handen niet geven”.
niemand minder dan zijne keizerlijke
en koninklijke hoogheid prins Guil
lermo de Grau-Moctezuma Vei-Tla-
toni del Anahuac en, zoals zijn twee
de achternaam aanduidt, directe af
stammeling van Mexico’s laatste
zonnekeizer Moctezuma.
Als broodjes
(Van onze correspondent)
BARCELONA Deze beeldhou
wer vervaardigt prachtige reliëfs
naar het voorbeeld en de techniek
van één van ’s werelds oudste cul
turen: Hij is „De laatste der Azteken”,
en het „geheim van de smid” is in dit
geval het „geheim van de keizer”.
Want de 54-jarige beeldhouwer is
De ontwikkeling van de weten
schap gaat snel, dat weten we. Maar
soms gaat het zo snel, dat science-
fictionboeken zijn achterhaald of
dichter bij de waarheid staan dan
bij een ongedachte toekomst. Vier
uitgaven in de stortvloed van nieuwe
SF-boeken zijn daar een voorbeeld
van. „Het Rode Zand van Mars” van
Arthur Clarke; „De Zaak Cassiopeia”
van Chloe Zerwick en Harrison
Brown (beide Beert jes-pockets)
„Dolfijnen zijn betere mensen” van
Robert Merle; „Bacillen in infra
rood” van Margot Bennett en „De
Mensenmakers” van Claire Rayner,
allemaal Prisma-pockets.
ssasOWwfeft
Het is een ballingschap die begon in
1519, het jaar waarin de Spaanse conquis
tadores onder leiding van Hernan Cortes
Al geruime tijd vormen dolfijnen het
doel van een wetenschappelijk onderzoek,
tijd verloor Toloriu deze benijdenswaar-
dige positie (die Andorra nog steeds bezit)
en de opvolgers van Moctezuma verplaats
ten hun woonoord naar Barcelona.
omdat deze dieren blijk geven van een
grote intelligentie”. De Franse schrijver
Robert Merle laat in zijn boek „Dolfijnen
zijn betere mensen” deze dieren africhten.
Tot slot van deze beschouwing memo
reren we drie boeken, waarvan het verhaal
een ietwat sensationeel karakter draagt.
„Vlucht naar Venus” van Philip K. Dick
(Prisma); „Een spelletje Imperium” van
Stuart J. Byrne (Prisma) en „De Zesde
Colonne” van Heinlein (Zwarte Beertjes).
WIM J. VAN LUYKEN
leven houden van het embryo en het be
palen van uiterlijk, intelligentie en karak
ter. Kortom dokter Briant wil de vol
maakte mens.
Va X
«CvMH
«few.?'*5
In het SF-genre zijn drie verhalenbun
dels verschenen. De beste is wel de „Klein*
science fiction omnibus”, deel 2, in de
Zwarte Beertjes-reeks van de uitgeverij
Bruna in Utrecht met verhalen van au
teurs als Arthur Clarke en Harry Har-
risson, In dezelfde serie is uitgegeven „Ma
caber Carnaval” van Ray Bradbury, be
kend van ondermeer „Fahrenheit 451”. De
korte verhalen doen de Nederlandse titel
van het boek alle eer aan. Bradbury biedt
een afwisseling van SF, fantasie en ver
schrikking. Bij Zwarte Beertjes is even
eens een verhalenbundel in dezelfde trant
uitgekomen: „Countdown” van David Ely,
die evenwel de lezer minder te bieden
heeft dan in zijn eerder verschenen boek
in deze reeks „Het Tweede Bestaan”
Bij uitgeverij Het Spectrum in Utrecht
verscheen de prismapocket „Kruiden in
eigen tuin” door Claire Loewenfeld.
Het boekje is al in 1964 in Engeland
uitgegeven en nu in het Nederlands ver
taald door S. D. Houtsma-van Schaik.
Een enig boekje voor hen die van tui
nieren houden en speciale liefhebberij
hebben in kruiden kweken voor
eigen gebruik. Een verrukkelijke bezig
heid in alle stadia tot en met het trotse
moment de eigen kweek te kunnen oog
sten; de kruiden vers te kunnen pluk
ken om ze in de maaltijd te verwerken,
waarmee een bepaald gerecht nu nét die
aparte flavour krijgt.
Deze gids biedt in klein bestek, een
pocket-formaat, alles wat men over
kruiden, hun kenmerken, kwaliteiten en
gebruik zou willen weten. Eigenlijk
heeft men met dit gidsje een gewoonte
uit vroeger dagen weer in ere hersteld:
het meer aandacht besteden en het
meer geloof en waarde hechten aan het
gebruik van het natuurlijke kruid. Onze
grootmoeders, die nog grote tuinen had
den, hielden er graag kruidentuintjes op
na; zij werkten niet alleen met speciale
kruiden voor speciale gerechten in de
keuken, maar ook diverse huismiddel
tjes voor kleine kwaaltjes werden ge
maakt van aftreksels van allerlei ge
neeskrachtige kruiden die, nu nog vaak
maar dan veel geraffineerder, in medi
cijnen worden verwerkt.
Vooral de kloosters hielden er vroeger
uitgebreide kruidentuinen op na, die
door de eeuwen heen soms bleven be
staan. Maar de laatste honderd jaar is
daar niet veel van overgebleven. Zoals
al gezegd, dit boekje helpt het geheugen
opfrissen of misschien een oude traditie
weer in ere herstellen.
Henk Bos komt „uit een heel arme
stal”. Vader was schoenmakersknecht.
Tien kinderen. „Toen ik vijftien was
kocht ik een tubetje verf, een stukje
hout en gebruikte ik een scherf glas als
palet. Kijken deed ik veel, in musea en
veel lezen over kunst. Mijn fouten waren
mijn leermeesters. Mijn jeugdwerk is al
lemaal vernietigd. Kerel, ga toch moder
ner schilderen, zeiden collega’s wel eens
tegen me, maar professor Van Rees had
me geadviseerd: Ga toch je eigen gang.
Op modern werk kan ik soms heel ja
loers zijn. Ik vind iets niet gauw mooi.
Je moet de kunstenaar er achter proeven.
Dat kan ik wel waarderen. Ik ben vijf
maal in Parijs geweest en heb prachtige
dingen gezien. Toen ik op eigen benen
stond werkte ik in de bouw en schilderde
in mijn vrije tijd. Vijf kinderen; daar
moet brood voor op de plank komen.”
Collega’s haalden Henk Bos naar Amster
dam voor een expositie bij „De Brug”.
Hij bracht drie doekjes. Het trio werd
verkocht tijdens de opening. Toen nam
de bouwvakkende schilder het moeilijke
besluit; Helemaal als beroeps. „Het werd
een ontzettend zware tijd. De mooiste
schilderijtjes verkocht ik voor een appel
en een ei”.
De mens is daardoor in staal met deze
zoogdieren te communiceren. Het doel
waarvoor de dolfijnen gebruikt worden is
actueel; de dieren worden door Amerika
ingezet bij de oorlogvoering in Vietnam.
Het is een lezenswaardig boek geworden,
dat iets van een politieke satire weg heeft.
Ook is het waar dat hij door enige re
geringen wordt erkend als „keizer in bal
lingschap” en dat de afgezanten van zijn
„keizerlijke en koninklijke kanselarij” (ge
vestigd in Andorra om zowel Spanje als
Frankrijk te vrijwaren van diplomatieke
verwikkelingen met de huidige republiek
Mexico) in enige landen bijna volledige
diplomatieke status genieten. Tenslotte is
het een feit dat prins Guillermo erkende
huisorden kan verlenen, die o.a. aanvaard
zijn door enkele VS-senatoren, de eerste
maan-astronauten Armstrong, Collins en
Aidring, en door leden van koninklijke en
adellijke huizen in Europa en elders.
Maar prins Guillermo bevindt zich be
paald niet op het politieke oorlogspad. Hij
leidt eerder een teruggetrokken leven aan
de zijde van zijn echtgenote prinses An
tonia, afstammelinge van een Spaanse
grafelijke familie, die hij „aangestoken”
heeft met zijn enthousiasme voor de Az
tekencultuur. Prins Guillermo is doctor in
de rechten en heeft talrijke zakenbelangen,
waaraan hij zijn ochtenden pleegt te wij
den. Maar zijn middagen en vakanties in
de Catalaanse luxebadplaats Comarruga,
aan de Middellandse Zee, blijven voor be
houden aan zijn studies over de Azteekse
cultuur en geschiedenis, en aan zijn hob
bies die eveneens de band tussen het verre
verleden en de hedendaagse ballingschap
levend houden.
Over van alles wordt erin verteld:
eigenschappen, uiterlijk, kweek, oogst,
gebruik, inclusief recepten, zelfs zeer
speciale streekrecepten! En dan, al die
namendie zijn zo verrukkelijk, ze
variëren van „hemels” tot „aards” van
„aandoénlijk” tot „poëtisch”! Om er
maar een paar te noemen: „Engelwor
tel, Roomse Kervel”; of wat zegt u van:
„Dragon, jeneverbes of Ijzerhard”?;
het aandoenlijke „Lievevrouwebedstro”
of het poëtische „Rozemarijn” of „Pim
pernel’', en dan spreken we maar niet
van de „Brandnetel” of het „Stekel-
zaad” en dat laatste is dan „Kervel” en
nog niet eens de „Dolle”.
Het is een ballingsoord waar geen po
litieke, maar eerder culturele heimwee
heerst. En zo vervaardigt prins Guillermo
de Grau-Moctezuma nu prachtige kopieën
van die Azteken-reliefs waarvan men ge
woonlijk niet meer dan enkele brokstuk
ken tussen tempelruines aantreft. Hij
wordt bijgestaan door prinses Antonia,
die de documentatie bijhoudt en het uit
gebreide archief verzorgt. Aan de hand
van haar tekeningen gaat hij te werk in
een soort „relief-brij” uit gips, een spe
ciaal cement, en een bepaalde steensoort,
die hij bewerkt terwijl het langzaam hard
wordt. De juiste verhoudingen van het
mengsel, evenals zijn beeldhouwtechniek,
blijven zijn geheim. Het geheim van de
keizer
Prins Guillermo is de rechtmatige pre
tendent van Mexico’s keizerstroon. Maar
al ligt het niet in zijn aard om van de
verplichtingen die zijn dynastie hem op
legt af te zien, hij is een man van grote
werkelijkheidszin en meer culturele dan
politieke ambities. Zeker, toen wij hem
vroegen of hij er ernstig aan denkt ooit
naar de troon van Mexico terug te keren,
antwoordde hij: „Indien het Mexicaanse
volk mij zou roepen, dan sta ik klaar. Zo
als iedere Mexicaan zou ik zelfs bereid
zijn mijn bloed voor mijn vaderland en
mijn volk te vergieten en indien het volk
dit zou wensen, zou ik de troon van mijn
voorvaderen weer bestijgen”.
Drs. G. A. R. Nieuhoff: Paarden en
Pony’s in Nederland, uitgegeven door
L. J. van Veen’s Uitgeversmaatschap
pij NV in een tijd dat rijpaarden en
vooral pony’s binnen bereik van steeds
meer Nederlands komen. Nieuhoff
geeft niet alleen de paardenbezitter,
maar ook de potentiële eigenaars en
rijders een nuttig overzicht van de
Nederlandse paardenfokkerij en de
voornaamste buitenlandse rassen. Bo
vendien besteedt hij veel aandacht aan
de anatomie van het paard, terwijl er
tevens plaats is ingeruimd voor de
maatregelen en de organisaties, die de
bevordering van de paardenfokkerij in
Nederland tot doel hebben.
Een zestigtal van zijn werken zijn in
de States als reprodukties in de handel.
Toen de directeur van een grote verze
keringsmaatschappij een kalender met
afbeeldingen van zijn doeken wilde uit
geven en Bos hiervoor in zijn kantoor
ontving, vroeg hij hem ook om zijn hand
tekening. „Op zo’n moment komt alles
bij je boven. Ik ben uit de misère getrok
ken, ik heb een heel ander leven gekre
gen. Ik, die schilderijtjes weggegeven heb
voor materiaalprijs.”
„Werkelijke kunstenaars hebben de ziel
eeuwenlang geschilderd. Dat is hun vak.
Dat doet Henk Bos”. Een landgenote van
die schrijver bekende hem eens: „Als ik
naar uw werk kijk is het alsof ik een
kerk binnenga.”
En dan begint de droom, het sprookje
van de kunstenaar. Want Henk Bos dacht
dat het „belazerderij op z’n Hollands ge
zegd” was toen hij van een Amerikaanse
kunsthandelaar een op vijf velletjes ge
typt contract plus een cheque van 500
dollar thuis kreeg. Bos liet de brief ver
talen en retourneerde nuchter het hele
spulletje. Maar de afzender, Sam
Schwartz, hield vast en deponeerde hand-
je-contantje geld voor Bos als deze maar
schilderijen stuurde. Schwartz vloog over,
sleepte Bos mee naar Londen, schakelde
de pers in en bracht de schilder uit Hui
zen voor het verblindende flashlight van
de wereldpubliciteit. Een mannetje uit
Huizen. „Eigenlijk was het een sprookje”.
„Houdt u van Bach? Bach is een genie,
daar ben ik een prutser bij. Hij doet me
ontzettend veel. Eén thema, komt steeds
terug, kleuren contrasteren, antwoorden
elkaar, harmoniseren. Het is een eenheid,
je moet het dirigeren, bij elkaar hou
den”. En op schilderijtjes wijst hij hoe
kleuren tonen worden en zich voortzetten
over het doek. Henk Bos, grijs haar,
borstelige wenkbrauwen die boven de
bril uitpieken, draagt een stofjas. Draait
pittige shag uit een tinnen tabakspot.
Wijze man, die veel heeft meegemaakt,
gelovige man ook.
Dat andere leven stelt hem in staat
zijn liefde voor antiek in aankopen te
uiten. Mooie dingen, die vertellen van
het verleden. Hij tilt een koperen ketel
van de kachel. Op de buik een grote
lap. „Kijk nou toch eens wat een ellende
en zorg dat ding uitstraalt.” Een Ameri
kaanse criticus schreef eens over Bos:
Een boek van J. R. Schiltmeijer: „De
Gevelstenen spreken”, waarvan de titel
dan ook voor zichzelf spreekt Een foto
boek van uitgeverij Minerva in Amster
dam, met 275 afbeeldingen van gevel
stenen in Nederland en Vlaanderen. Het
boek pretendeert in het geheel niet een
wetenschappelijke verhandeling te zijn,
vandaar ook dat de tekst ondergeschikt
is gehouden aan de afbeeldingen.
De schrijver vermeldt in de inleiding
dat er in geen honderd jaar een uitvoe
rig werk over dit onderwerp is geschre
ven. Wel over plaatselijke gevelstenen,
zoals b.v. Amsterdamse, maai' een lan
delijke uitgave, die dan ook nog de Zui
delijke Nederlanden omvatte, was wel
aan een vernieuwing toe. Maar behalve
deze overweging is het ook en eigenlijk
in hoofdzaak de bedoeling van de
schrijver de belangstelling voor de ge
velsteen in het algemeen aan te wak
keren. Niet alleen over de afbeelding
maar ook over de geschiedenis van of
achter de gevelsteen vertelt de schrijver
ons het een en ander of over het „waar
om” zo’n steen geplaatst werd.
Meestal was dat dan ter aanduiding
van de bewoner, de plaats en vaak ook
van diens beroep. Als saillante bijzon
derheid wijst hij er dan in dit verband
op dat het interessant is te weten dat
in de 17e en 18e eeuw aan de kapitale
Amsterdamse grachtenhuizen géén ge
velstenen werden ingemetseld: „de rijke
kooplieden, die deze huizen bewoonden,
waren bekend genoeg, zij hadden geen
apart „merk” nodig”! Én zo treft men in
de korte beschrijvingen toch allerlei
leuke en interessante bijzonderheden
aan. De vrij uitgebreide inleiding geeft
nog een kort maar toch zeer overzich
telijk beeld van de geschiedenis van
uithangbord naar gevelsteen
Het boek is gewoon een aansporing
om eens meer met opgeheven hoofd, als
een „Jan-kijk-in-de-lucht” door stad of
dorp te wandelen en dan vooral ook
door uw eigen woonplaats!!
Bos gelooft dat de stilte in zijn werk,
het simpel-eenvoudige, zijn succes is. De
gemaalstroomde Amerikaan herademt
blijkbaar als hij het werk ziet van die
kleine man uit Huizen: Een kruik, een
schaal, een fles, een mandje aardappelen,
wat fruit, een kool, een paar eitjes.
(„Moeilijk hoor, als je even te ver gaat
gaan ze „rollen”.) Een probaat recept om
de kwalen van deze eeuw te bestrijden.
Henk Bos temidden van voor
werpen, die hij graag op zijn stil
levens schildert.
Slechts één lid van de Azteekse keizers-
familie kon behouden Mexico verlaten:
prinses Xipaguazin, Moctezuma’s oudste
dochter, die zonder enige belofte aan de
conquistadores te hebben afgelegd haar
toevlucht in Europa zocht. Hier huwde zij
met een edelman van Noord-Europese af
stamming, don Juan de Grau, baron van
Toloriu. Dit plaatsje in het hartje van de
Pyreneeën was eeuwenlang een soort nit-
mandsland tussen Spanje en Frankrijk,
zodat de plaatselijke heersers grote on
afhankelijkheid genoten. De nazaten van
prinses Xipaguazin hielden dan ook zon
der onderbreking haar rechten op de Me
xicaanse keizerstroon in ere. Pas in onze
Interessant voor de toekomstige
eigenaars zijn de tips voor de aan
koop van paarden, die de schrijver in
zijn laatste hoofdstuk over draverijen
en rennen geeft. Paarden en pony’s
in Nederland bevat een schat aan in
formatie, die door de overzichtelijke
indeling en de aantrekkelijke illustra
ties ook voor de leken op dit gebied
makkelijk opgenomen kan worden.
Zesenveertig jaar ervaring, waarvan
zesentwintig als leider van de beroem
de Spaanse Rijschool in Wenen, heeft
Alois Podhajsky neergelegd in „De
kunst van het Paardrijden”, een nieu
we uitgave in Elseviers Practisch*
Pocketbibliotheek. Op 220 pagina’s laat
de grootmeester van de rijkunst de le
zer op duidelijke wijze deelgenoot van
zijn kennis. Beknopt doch grondig
neemt hij alle facetten van de dres
suur door. Zijn uitleg wordt geïllus
treerd door tekeningen, die het voor
de beginners op de paarderug begrij
pelijk maken. De kunst van het paard
rijden is een uitstekende leidraad
voor de nieuwkomers en onmisbaar
als naslagwerk voor de routiniers.
Henk Bos was driemaal in Amerika.
Hij kwam op visite bij Adlai Stevenson,
dineerde met groot-industriëlen, die zijn
schilderijen als broodjes kochten. En aan
die tafels vol zilver en kaarslicht, met
bedienden in livrei achter de stoelen,
dacht Bos altijd terug aan vroeger. „Aan
de honger en de misère. Dat zijn erva
ringen.”
De laatste twee van de vijf SF-boeken
zijn meer romans met een SF-trekje. „Ba
cillen in infrarood” van Margot Bennett
doet denken aan de bij Meulenhoff in
Baarn uitgegeven „De Andromeda drei
ging” van Michael Crichton, die met deze
SF-roman bekendheid heeft verworven.
Voor aardse begrippen vreemde bacillen
veroorzaken ziekten. In het geval van
Crichton met als gevolg de dood en bij
Bennett een verlies aan zelfbeheersing met
tot gevolg een toenemende gewelddadig
heid. Ook dit boek is voor de SF-lezer de
moeite van het lezen waard. En als laatste
dan „De Mensenmakers” van Claire Ray
ner. Regelmatig kunnen we in publikaties
lezen over reageerbuisbaby’s: weten
schapsmensen trachten embryo’s buiten de
baarmoeder in leven te houden. Kunstma
tige inseminatie is al een vertrouwd be
grip geworden. In de roman van Claire
Rayner streeft de hoofdpersoon, dokter
Briant naar: bevruchting van de eicel
buiten de baarmoeder, het kunstmatig in
1",
het rijk van de Aztekenkeizer Mocte
zuma II veroverden en uitplunderden.
Moctezuma werd gedwongen afstand te
doen van al zijn rechten ten gunste van
een ver weg, in Gent geboren heerser,
keizer Karel V. Maar zelfs dat redde hem
niet van de dood, die hem reeds het vol
gende jaar trof en volgens vele geschied
kundigen bepaald niet natuurlijk was. Ook
zijn mannelijke afstammelingen moesten
hun rechten afzweren om niet dezelfde
weg te moeten gaan.
De beste uitgave is ongetwijfeld die van
Arthur Clarke met zijn „Rode Zand van
Mars”. Het SF-motief is de vlucht met een
ruimteschip naar Mars, waar een kleine
gemeenschap aardbewoners een nieuw be
staan opbouwen, dat door de aarde zelf
wordt bedreigd. Verder schetst Clarke de
menselijke verhoudingen aan boord van
het ruimteschip en op Mars. Menselijk en
soms aandoénlijk. Zoals de ontdekking
van een meereizende auteur, dat zich on
der de bemanning zijn nimmer aanschouw
de zoon van een gestrand huwelijk be
vindt. Aan het slot van dit boeiende boek
ontdekt diezelfde auteur op één van zijn
uitstapjes leven op de planeet Mars. Iets
dat volgens recente publikaties zeker niet
onwaarschijnlijk lijkt.
Nog dichterbij de waarheid staat „De
Zaak Cassiopeia”. De auteurs Chloe Zer
wick en Harrisson Brown beschrijven een
clubje geleerden die aan de hand van
signalen uit de ruimte proberen te ont
dekken of één van die geluidsbronnen de
sleutel vormt tot contact met een andere
beschaving.
Een Russisch astronoom heeft nog niet
zo lang geleden een dergelijke internatio
nale speurtocht vanaf de aarde tijdens een
congres bepleit. De lezer van dit boek
moet wel een nogal droog en saai begin
doorworstelen eer de materie hem zal
gaan boeien.
Henk Bos zou nog meer ongelofelijke
dingen beleven. Een Engels taalboekje,
een grammofoonplatencursus en tenslotte
een echte leraar maakten hem, inmiddels
aan de „verkeerde” kant van de vijftig,
vertrouwd met het Engels. Schwartz
haalde hem naar de States en „met aan
elk haartje een zweetdruppel” verscheen
hij voor de tv-camera’s in een prominent
programma waarvoor de Amerikanen hun
bed uitkomen. Eerste vraag: „Wat is
kunst?” „Daar zit je dan. Weet u het?.
Later zei een Amerikaan tegen me:
„Kunst is na godsdienst de schakel tot
onsterfelijkheid”.
Prins Guillermo bezig met een Az-
teken-reliëf
s "i
s
i 'V-