Ook zonder absolute hoogtepunten Sartre terug-na 10 jaar-op Frans LONDENS PUBLIEK litterair podium BLIJFT KOMEN VOOR ACTEERKUNST VAN TOPKLASSE r ni r trilogie over Flaubert c. s. IN LONDEN LANGS DE THEATERS Met omvangrijke „kapstok-” 18 r I Ei ift 5i HU >1 ZATERDAG 22 MEI 1971 ZAT Erbij Levend symbool Ideeënstroom After Haggarty Vivat! Vivat Regina! Forget me-not-Lane Stephanie Lawrence als Miss 1940 en Anton Rodgers als Frank in „Forget-me-not Lane” van Peter Nichols. ET AFGELOPEN SEIZOEN is in Londen al evenmin als elders ter wereld rijk ge weest aan opzienbarende nieuwe toneelstukken, al zijn er wel enige premières gegeven van stukken die men zonder twijfel „interes sant” kan noemen. Maar wat Lon den toch altijd weer zo bijzonder aantrekkelijk voor de theaterbe zoeker maakt is het uitzonderlijk hoge niveau waarop de toneelspeel- kunst er zowel in de naar ar tistiek als in de meeste naar com mercieel succes strevende schouw burgen staat. Ook wanneer de kwaliteit van de stukken eens te wensen overlaat, kan men meestal toch wel genieten van uitstekend verzorgde voorstellingen, indruk wekkende vertolkingen, goed en- semble-spel, kundige en inventieve regie, smaakvolle aankleding. En dat is meer dan men van de ge middelde opvoeringen in veel an dere landen inclusief Nederland kan zeggen. Van links naar rechts: Billie Whitelaw als de Amerikaanse Claire, Frank Finlay als Ber nard en Leslie Sands als Ber nards vader in „After Haggar ty” van David Mercer. Een scène uit „Vivat! Vivat Regina!” van Robert Bolt. V.l.n.r.: Norman Eshley als de graaf van Leicester, Edgar Werf ord als Sir Francis Wal singham, Edward Atienza als de Spaanse gezant De Quadra, Mark Dignam als William Cecil XjA ALLE PAPILLONS en Gaullistische standbeelden als Mal- raux’ „Vallende eiken” waarmee de Franse boekhandelaars de laatste maanden goede zaken hebben gedaan ’s generaals eigen nagelaten gedenkschriften, waarvan maar een fractie der vijf honderdduizend exemplaren geplaatst kon worden, uitgezonderd is het nu Jean-Paul Sartre op wie zich Frankrijks letterkundige aan dacht helemaal concentreert. Hij heeft ruim tien jaar als filosoof en litterator gezwegen omdat hij de dagelijkse politiek veel urgenter en belangrijker vond. 1 I Sii' ti gin Elizabeth. V" I wwwv Sartre toont intussen geen enkele IN EEN ENKELE krantekolom is FRANK ONNEN VVVVVWVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV! SIMON KOSTER Het heeft waarschijnlijk wel voor een groot deel te maken met de zware strijd om het bestaan dat de meeste Engelse acteurs en actrices (natuurlijk niet de „sterren”) moeten voeren, dat zij iedere type van de ivoren-torenlitterator en dus eerder zijn eigen antithese was. En ofschoon aan zijn studie een ont- DAT IS WAARSCHIJNLIJK ook de reden waarom bijvoorbeeld „After Hag gerty”, het jongste stuk van David Mercer, nu al maandenlang volle zalen HET CONFLICT TUSSEN vader en zoon als vertegenwoordigers van twee generaties en twee levenssferen (een thema dat langzamerhand afgezaagd begint te worden) is ook een belang rijk element in het nieuwe stuk van Peter Nichols, „Forget-me-not lane”. Nichols, bij ons bekend als de schrij ver van „Een dag in de dood van ver domde Loewietje”, heeft verleden jaar in Londen opnieuw een zeer groot suc ces behaald met „The national health”, dat door het National Ttheatre werd opgevoerd maar helaas nog niet naar Nederland is gekomen. Vergeleken bij het schrijnende „Verdomde Loewietje” en het briljant sarcastisch „National health” betekent „Forget-me-not lane” geen nieuw hoogtepunt in de carrière van de talentvolle acteur. litieke redevoeringen houdt (voorna melijk in communistische landen) en daar tussendoor ook nog tijd heeft om lange monologen af te steken waarin hij zijn anti-vader-complex afreageert en om het bestaan die de meeste Engelse een Amerikaanse dame-met-kind die zich in zijn flat nestelt alleen omdat zij daar vroeger met haar man, meneer Haggerty, heeft gewoond. I opvoering van het stuk rechtvaardigt. Bovendien krijgt hij voortreffelijk te genspel van Frank Finlay als de zoon en van Billie Whitelaw als de keihar de Amerikaanse indringster, terwijl Da vid Wood en John White de bijrollen van de huisschilders tot juweeltjes van toneelspeelkunst maken. Jean-Paul Sartre die, zoals de le gende in de toeristengidsen wil, na de zin oorlog in de duistere en berookte kei- biografie van Sartre dan een biografie avond als ’t ware op hun tenen staan om het bestaan die de meeste Engelse toe zij in staat zijn, want anders ko men ze onverbiddelijk terecht bij de grote groep werkloze of sporadisch werkende toneelspelers. Maar daarbij komt toch ook het feit dat Engeland een toneelcultuur heeft waarin iedere acteur zich opgenomen voelt en waar voor hij een diep-gewortelde eerbied heeft. Daardoor is er de traditie van het „acteurstoneel” ontstaan, waarte gen men theoretisch wel het een en ander kan inbrengen, maar wat toch maar tot gevolg heeft, dat talloze En- gelsen met evenveel plezier naar de schouwburg gaan om goed te zien spe len als om een goed toneelstuk te zien. HET IS EEN HOOGST onsamenhan gend geheel, waaraan ook nog wordt deelgenomen door een paar huisschil ders die de flat komen verven en door tolken die de niets-zeggende politieke speeches van Bernard respectievelijk in het Hongaars, Tsjechisch en Spaans (voor de Cubanen) vertalen, en voorts wordt de zaak nog krampachtig ver levendigd door een ge-ensceneerde in terruptie, veroorzaakt door enige tegen alles en nog wat protesterende jonge lieden. Werkelijk interessant wordt het stuk pas als Bernards verfoeide vader eindelijk ten tonele verschijnt, hij is een voormalige treinmachinist, klein burgerlijk en zelfvoldaan, die nog altijd zijn overleden vrouw en naars en echtgenoten, tot de boerse aristocratie met geweld de macht ver overt. Aan het slot zit Elizabeth, vroeg oud en afschrikwekkend lelijk ondanks haar schitterend kostuum, als een spin in het web van haar politiek en weer wint die politiek het van haar persoon lijke gevoelens als zij zich laat over halen, het doodvonnis tegen Mary te teekenen. DE SCHRIJVER ROBERT BOLT, die naam heeft gemaakt met zijn drama over Thomas More, „A man for all seasons”, en ook met filmscenario’s als „Lawrence of Arabia” en „dr. Zhivago” is met zijn nieuwste stuk „Vivat! Vivat Regina!” (Piccadilly Theatre) opnieuw in de Britse geschiedenis gedoken. Het is de zoveelste dramatisering van het vermaarde conflict tussen de koning innen Elizabeth I en Mary Stuart, maar Bolt heeft toch kans gezien om het op een on-orthodoxe manier, heel anders dan zijn voorgangers, te behandelen. Bij hem overheersen de psychologische parallellen en contrasten tussen de twee vrouwfigurenenerzijds de door-en-door Engelse Elisabeth, die wilskrachtig, zij het met tegenzin, haar persoonlijke ge voelens onderdrukt terwille van de na tionale en internationale politiek; an derzijds de half-Franse Mary, die te eigengereid en teveel amoureuse is om zich aan de staatkunde op te of feren. Als het stuk begint zijn ze beide nog jong en lijken ze in alle opzichten aan elkaar gewaagd. Maar heel knap laat Bolt zien hoe zij zich geleidelijk in tegengestelde richtingen ontwikke len, totdat de ene als ’t ware de tot zwijgen gebrachte, weggedrukte kant van de persoonlijkheid van de andere wordt. De handeling springt voortdurend heen en weer tussen het hof van Eli zabeth en dat van Mary, en de situaties aan beide hoven ontwikkelen zich pa rallel aan de psychische ontwikkeling van de vorstinnen: aan het Engelse hof is de minnaarsrol van Leicester al gauw uitgespeeld en worden de harde staatslieden Cecil en Walsingham de leidende figuren; aan het Schotse hof domineren Mary’s opeenvolgende min- voor Bernard dezelfde minachting heeft als deze voor hem. In de bittere en wrede woorden strijd tussen de twee mannen (verre weg de beste scene van het stuk) is de vader de verliezer, ontluisterd en ge broken komt hij er uit tevoorschijn als een klein huichelachtig mannetje dat zelfs na de dood van zijn vrouw nog onder haar pantoffel zit. Deze botsing tussen vader en zoon is prachtig toneel, waartegen de verdere rompslomp van het stuk des te schriller afsteekt, en de mogelijkheden van die scène worden onder de regie van David Jones gran dioos uitgebuit, vooral door Leslie Sands, wiens vertolking van de vader zo fenomenaal is dat die alleen al de trekt in het Criterion Theatre, waar het commercieel wordt geëxploiteerd na een korte reeks voorstellingen in het gesubsidieerde Aldwych Theatre. De Engelse critici waren het over dit werk bijzonder oneens, hun oordelen variëer- den van „het geestigste stuk in Londen” tot „leeg, zonder enig teken van le ven”. Maar het publiek kwam er al gauw achter, dat er in elk geval prach tige spelprestaties in te zien waren en daarom trekt het in drommen naar Criterion, al is het stuk op zichzelf die belangstelling nauwelijks waard. De handeling is een doolhof, waarin de schrijver zelf verdwaald schijnt. De hoofdpersoon, Bernard Link, is een to neelcriticus met linkse ideeën, die po- TEGENOVER DE romantische allure van het stuk, die wordt opgeroepen door de weelde en kleurigheid van de zestiende-euwse hoven, de intriges en minnarijen, stelt Bolt de minder fraaie aspecten van die door geweld en ziek ten beheerste tijd: het afgrijselijke beeld van de eens zo knappe lord Darnley, wiens gezicht de syphilis zo ontstellend heeft verminkt dat hij het door zijn dokters achter een kalkwit masker laat verbergen, of dat van een gevangen priester wiens lichaam door marteling en honger is verwoest. Maar vergeleken bij „A man for all seasons”, waarin Bolt zich tot op zekere hoogte met Engelse verfijning een vol geling van Brecht toonde, betekent „Vivat! Vivat Regina!” toch wel een terugkeer tot een vrij ouderwetse, recht-toe-recht-aan dramatisering van de geschiedenis, al is het dan met een opvallend moderne visie die voor heel wat Engelsen moeilijk verteerbaar zal zijn. Bij een regisseur als Peter Dews, die al heel wat spectaculaire opvoeringen op zijn naam heeft staan (o.a. van HET IS EEN GROTENDEELS auto biografisch stuk, waarin spot met en heimwee naar het jongste verleden el kaar afwisselen. Op het toneel staat een verteller, Frank, die ook deelneemt aan de handeling en in wie men dui delijk de persoon van Nichols zelf kan terugvinden. In Flash-backs, die niet altijd chronologisch op elkaar volgen, haalt deze Frank herinneringen op aan zijn ouderlijk huis met een vader die als handelsreiziger alleen tijdens de weekeinden thuis was en dan met be hulp van versleten gemeenplaatsen het ouderlijk gezag uitoefende, en een lijd zame, goed-bedoelende maar onzelf standige moeder. Als puber beleeft Frank de periode van de tweede we reldoorlog en aan die tijd, maar dan vooral gezien door de ogen van de mensen aan het Britse „thuisfront”, is een groot deel van het stuk gewijd: met een primitief amateurtroepje amuse- DE NEW YORKSE toneelcriticus Brooks Atkinson maakte onlangs de bittere opmerking: „Het Broadway-pu- bliek is niet geïnteresseerd in toneel speelkunst, het is alleen geïnteresseerd in successtukken”. Van het Londense schouwburgpubliek kan gelukkig nog altijd het tegenovergestelde worden ge zegd. ment voor de recruten leveren, 78-toe- ren-platen van „Me and my girl” draai en, de speeches van Churchill imite ren en altijd luidkeels instemmen met „There’ll always be an England”. Dat zijn dierbare herinneringen voor mil joenen Engelsen van middelbare leef tijd, die er in de schouwburg dan ook danig van genieten, maar het is zeer de vraag of ze ook de jongeren veel zullen zeggen, en de nostalgieke sfeer, die de voornaamste charme ervan uit maakt, zal op niet-Engelsen nog veel minder indruk maken. Dat laatste geldt natuurlijk niet voor wat het stuk vertelt over Franks kal verliefde en huwelijksleven, zijn dro men van wulpse meisjes uit filmrecla- mes, zijn aarzelen tussen haat en lief de voor zijn vrouw want liefde en sex zijn internationaal. Er zijn ook mooie toneelvondsten, zoals de scènes waarin Frank als man van een jaar of veertig zichzelf als jongeling ontmoet of zijn vrouw afwisselend in haar hui dige gedaante en als schoolmeisje ziet. Daarbij is het een leuk en origineel idee dat het hele stuk zich afspeelt binnen een neutrale halfronde wand met zes deuren, die gewoon voor op komen en afgaan kunnen worden ge bruikt, maar soms ook uitzicht geven op een stukje van Franks verleden, zo als een muur met ouderwets pin-up- foto’s of de rommelige kast van een jongenskamer. Maar ondanks tal van geestige pas sages en technische virtuositeit lijdt het stuk aan het ontbreken van een stuwende handeling en aan het on interessante karakter van de hoofdfi guur, die weinig anders te bieden heeft dan wat zure kritiek op zijn voorma lig en tegenwoordig milieu, een melan cholieke berusting in het feit dat ie dereen nu eenmaal zo’n beetje het slachtoffer is van zijn tijdsomstandig heden, en alleen in een flits de schrik wekkende gedachte: o God, ik word in de ogen van mijn zoon precies zoals mijn vader vroeger in mijn ogen was!” DAT WEINIG-BOEIENDE karakter van Frank heeft tot gevolg dat de rol van diens vader (wellicht zonder dat de schrijver het zo heeft bedoeld) de treffendste, amusantste en sterkste van het stuk is geworden. Een levend brok kritiek op de burgerman van een voor bije tijd, met vriendelijk sarcasme ge tekend en bovendien in Londen door Michael Bates hartveroverend gespeeld met heerlijke Engelse humor die fijn zinnig genoeg is om de toch vrijbe lachelijke figuur geen ogenblik een ka rikatuur te laten worden. Ook de regie van Michael Blakemore, die elke mo gelijkheid voor frappes en grapjes ma ximaal heeft uitgebuit, draagt veel bij tot het succes dat „Forget-me-not lane”, al is het op zichzelf niet zo’n erg goed stuk, in het Londense Apollo Theatre toch heeft. „Adrianus VII” en verscheidene Shake- speare-stukken), was het nieuwe werk van Bolt in goede handen. Tegen een strak maar toch imposant decor met veel zwart en goud waarin de wapen- panelen van de twee vorstenhuizen de afwisselende plaatsen van handeling aanduiden, wordt het stuk in sobere stijl gespeeld, met vermijding van elk melodramatisch effect. De rol van Eli zabeth, bij de première gespeeld door Eileen Atkins, is nu in handen van de jongere actrice Margareth Tyzack (de Winifred Dartie uit de t.v.-serie „The Forsyte Sage”) en zij maakt er een grootse creatie van, heel menselijk en ingehouden, niet als een heerszuch tige vorstin maar als een vrouw, die haar zware politieke taak maar moei zaam volbrengt. Judy Parfitt is een ge voelige maar toch zelfbewuste Mary Stuart en rondom deze twee staat een ensemble waarin zelfs de kleinste rol len uitstekend zijn bezet. Ook in dit geval dus weer een ijzersterke opvoe ring, waaraan het stuk veel van de publieke waardering te danken heeft. MAAR NA ZIJN provocerend- Bovary op zijn zesde jaar een lees- oprechte, masochistische autobiogra- blindheid vertoonde, die zijn vader fie „Mots” verschijnt nu eindelijk (die dokter was) veronderstellen deed het monument waaraan hij bijna dat zijn zoontje achterlijk zou wezen. twintig jaar in het geheim erg hard Maar op zijn twaalfde jaar was de gewerkt moet hebben over de 19de- kwaal al weer zo aardig genezen dat eeuwse romancier Gustave Flaubert. Gustave Flaubert als litterair wonder- En zijn bewonderaars, geestverwan- kind aan zijn gigantische oeuvre kon ten en volgelingen begrippen die beginnen. elkaar niet altijd hermetisch hoeven te dekken kunnen de schade nu met volle teugen weer inhalen: De sympathie voor Flaubert dje het proto- twee eerste delen beslaan al 2200 pagina’s, terwijl nog een derde turf op stapel staat, waarin Sartre de zagwekkende documentatie ten grond- Franse kunstwereld op de helft van slag ligt, heeft hij Flaubert toch vooral de negentiende eeuw door te zullen lichten. beloofd heeft n°S we' gebruikt als kapstok om een haast onoverzienbare garderobe aan sociale, filosofische, menselijke, litte raire en andere ideeën, speculaties en analyses aan op te hangen. In zekere 1 is „L’idiot” zelfs eerder een auto- dertjes van Saint-Germain zijn nieuwe van Flaubert geworden, waarbij als levens- en maatschappijbeschouwing, grondtoon weer het kernprobleem het existentialisme, lanceerde, is voor doorklinkt: Hoe de synthese te schep- de jonge Franse intelligentsia sinds- pen tussen vrijheid, moraal, Marxisme dien altijd een figuur, en bijna een en psychoanalyse. Het eerste hoofd- (atheïstische) heilige gebleven, die vol- stuk dat handelt over de jeugd van strekt enig is. Flaubert en zijn verhouding tot zijn vader, vergelijkt Sartre zelf trouwens met een document waarin de lezer het „model” beluistert zoals een psychiater zijn patiënt die zich op de divan heeft SARTRE BELICHAAMT, symboli- uitgestrekt. seert, mag men zeggen, in zijn ge schriften maar vooral ook in zijn le venswandel, de hedendaagse tegen strijdigheden en praradoxen van „le mal a vivre” in een even moedige als tragische poging de menselijke vrij- het uiteraard wat moeilijk ook maar heid in haar wijdste vorm, met de een vage indruk te geven van een Marxistische noodzaak de kapitalisti- boek van deze omvang en dimensies, sche maatschappij tot een rechtvaar- Maar wel kan ik zeggen, dat, wanneer diger en broederlijker samenleving te de „gauchistische” studenten Sartre transformeren, op één en dezelfde metterdaad ernstig nemen, Frankrijks noemer te brengen. Niet (alleen) als minister van binnenlandse zaken Ray- kamergeleerde, maar vooral ook als mond Marcellin eindelijk eens een man van de daad. Doch de moraal paar weken vakantie zal kunnen ne- van deze ketter die een absolute eer- men. Ruim tweeduizend bladzijden lijkheid tegenover zichzelf zo goed als Sartre-lectuur verteer je niet in één jegens de hele buitenwereld predikte, vrije achternamiddag. En dan moeten bleek in de praktijk en de strategie deze twee eerste delen nog maar een van de politieke strijd maar moeilijk selectie vormen van het manuscript in te passen. dat de schrijver zijn uitgever oor- Naast zijn bemoeienissen als kran- spronkelijk had aangeboden. Om de tedirecteur heeft Sartre, die kort ge- prijs van zijn, uitgedunde, geschrift leden bij stakingen bij Renault op een binnen de perken van de financiële hoek van de straat een oude teerton draagkracht van het publiek dat hij besteeg, zich ook als tribuun en agi- bereiken wilde te houden, had Sartre tator geduchtig geweerd. Maar in zijn zijn auteursrechten eerst zelf drastisch „vrije uren” ging hij, getuige dit jong- verlaagd. Niettemin blijven honderd ste geschrift, dan tóch door met de franken voor een gesjochte student of produktie van een oeuvre, dat de litte- een metaalarbeider nóg een forse raire wereld eigenlijk al als definitief prijs. Gesteld dan al dat die over voltooid beschouwde; een voorbarige weging het enige obstakel voor zijn vergissing waarvoor men zich nu ver- aanhangers zou vormen zich in deze heugen mag. kolkende maalstroom van Sartre’s ideeënwereld te storten. Want zó toe gankelijk is die wereld nu ook weer Ook Zelfportret niet en dat is dan zeker evenmin de geringste paradox van het verschijnsel DE TITEL VAN zijn Flaubert-studie, Sartre „De idioot der familie” slaat op het feit dat de schepper van Madame om 1 l

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 18