EEN TWEEDE APA-GESCHIEDENIS
Hooglopend conflict in Kennemer Vormingscentrum
Alternatief centrum
Protest ontslagenen
al in bespreking
De ontslagenen:
Geen opbouw,
maar afbraak
i 11
w
■I
JB1
„Schijn-democratie moet
ontmaskerd worden"
„Een trieste
affaire”
„DEMOCRATIE IS HET RECHT
VAN DE MINDERHEID
OUD-DIRECTEUR JAN VISSER:
„Bestuursleden
zijn amateurs”
Kfiiifc
4
NIEUWE DIRECTEUR
PIET DEKKER:
a
ANALYSE
TEGENSTRIJDIG
SS!®
I F
PRETENTIE
ZATERDAG 19 JUNI 1971
5
!-
99
s
K
1
i
F
<a
l;
A
r
Kwalijk
Ik
Gunstig
(Van een onzer verslaggeefsters)
VELSEN-NOORD Berichten over een slepend con
flict binnen het Kennemer Vormingscentrum hebben
velen in de IJmond doen denken: een tweede APA-
geschiedenis. Dat is het ook zo ongeveer, met dit grote
verschil, dat de moeilijkheden in het Kennemer Vor
mingscentrum in feite weinig te maken hebben met ver
nieuwingen binnen het vormingswerk en veel met een
stafconflict, waarin persoonlijke relaties een belangrijke
rol zijn gaan spelen. De zaak is deze maand pas min of
meer in de openbaarheid gekomen doordat er ontslagen
zijn gevallen, maar de oorsprong van het conflict, dat
nu een climax heeft bereikt, ligt al in het vorige jaar.
Hoe het conflict zich heeft ontwikkeld pogen wij op
deze pagina vast te leggen in feiten, waarop betrokken
partijen hun visie hebben gegeven tijdens een reeks
interviews.
(Van een onzer verslaggeefsters)
VELSEN-NOORD Van de „ont
slagenen” van het Kennemer Vor
mingscentrum spraken we de heer
Koos Zevenbergen en daarbij was
aanwezig de tijdelijke kracht, sinds
1 maart in dienst, Hil Konijn, die
mede namens de tweede ontslagen
vaste kracht Atie Jans en de stagiaire
Maria Middelhuis het woord voerden.
Zij betoogden onder meer: Bij de
samenstelling van de nota van uit
gangspunten, waarover staf en be
stuur het tenslotte eens werden, zijn
bewust problemen onder de tafel ge
houden”.
Vraag: „Maar u heeft verklaard wel
echter de nota te staan”.
Antwoord: „Ja, maar daar wilden
we op doorpraten, in de zin van wat
doen we er nu mee en wat zijn de
consequenties voor het volgende jaar.
De nota is in abstracto geweldig, maar
met mensen als een Ewald Klaui
heeft de uitvoering van de nota ons
geen mallemoer te zeggen. Bovendien
verzanden de discussies als je er met
dergelijke mensen over gaat praten”.
B A
f///zz/zzz///z//zzzzzzzz//z/zzzz/zzzzzz/z/zzzzzzzzzzzzzzzzzz//zzzzzzzzz/zzzzzzzz///zzz//zzz//zzzz/zzz/zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz/z/zzzz/zzzzzzzzzzzzzzzzzzzz//zzz/zzz/z/z/zzzzzzzzzzzz/z/z/zz/z/^
1.
1.
2.
3.
t.
n
r
(Van een onzer verslaggevers)
A
I.
Middelhuis.
I.
r
w-
(Van een onzer verslaggevers)
r
vangen”. (Zie verder pagina 6).
i
f.
VELSEN-NOORD. „Hoe ziet u uw po
sitie als horizontaal directeur?” hebben
wij gevraagd aan de heer Piet Dekker en
het antwoord: „Als een manager in het to
taal, naast de andere vormingswerkers en
niet er boven. Er moet een verdeling van
taken plaatsvinden, anders zou een direc
teur een superman moeten zijn.”
i.
■s
Uit die interviews komen steeds de volgende feiten naar voren,
die dus blijkbaar een belangrijke rol hebben gespeeld.
Per 1 januari nam de directeur van het Kennemer Vor
mingscentrum, de heer J. Visser ontslag als gevolg van een
conflictsituatie die toen al bestond. Een deel van zijn staf van
vormingswerkers vond een directeur een overbodige funktie
en wilde een zogenoemde horizontale structuur. De heer Visser
kon daarin niet meegaan, omdat hij er was toen natuurlijk
al een „sfeer” en er waren al „achtergronden” van die hori
zontale structuur, van het directeurloos werken dus, grote moei
lijkheden verwachtte.
Doordat de heer Visser ontslag nam ontstond er automa
tisch een directeurloos tijdperk. De gezamenlijke stafleden na
men in die tijd de taken van de directeur waar.
praten, maar bereikten geen overeenstemming. De tegenstellin
gen spitsten zich toe, de zakelijke problemen werden in het per-
In deze situatie kwam de nieuwe directeur, de heer P.
Dekker, die moest constateren, dat naar zjjn eigen zeggen, „de
zaak kapot lag”, zodat er niks meer te praten viel. Hjj stelde
ook vast, dat men zo vast was gelopen in de persoonlijke con
flicten, dat er over de zakeljjke problematiek niet meer te praten
viel.
niveau, terwijl hij de professionele achter
grond mist.”
Later bleek het ontslag niet op de formeel juiste wijze
te zijn aangezegd. Het tweetal, Koos Zevenbergen en Atie
Jans, tekende protest aan. De meerderheid van het bestuur
maakte bekend, dat men het ontslag opnieuw en dan wel op
een formeel juiste wijze zou indienen, maar daarbij doet zich
het probleem voor, dat men een rechtsgrond moet vinden voor
het ontslag en dat is altijd een bijzonder moeilijke zaak, die
De meerderheid van het bestuur heeft deze week besloten,
dat men in het alternatieve vormingscentrum geen taak ziet,
afgezien van het feit, of dit praktisch te verwezenlijken zou zijn
met de goedkeuring van het ministerie. De minderheid twee
bestuursleden was het daar opnieuw niet mee eens, maar
lijkt daar volgens de laatste berichten niet de conclusie aan te
verbinden, dat deze minderheid dan het bestuur van het alter
natieve instituut zou kunnen gaan vormen.
In het bestuur schijnt men het tijdens de gehele geschie
denis moeilijk te hebben gehad met de vraag of het nu demo
cratisch is, dat de minderheid zich bij de meerderheid neerlegt
en het meerderheidsbesluit dus als standpunt van het bestuur
naar voren wordt gebracht, of dat men steeds zowel het meer
derheids- als het minderheidsstandpunt naaf voren moet bren
gen. Deze kwestie lijkt in elk geval de besluitvaardigheid van
het bestuur in de afgelopen periode niet ten goede te zijn ge
komen.
„Het blok kansen geven om zjjn opvattingen te realiseren in
een alternatief vormingscentrum, in een afzonderlijke stichting
met een eigen bestuur en in een aparte accommodatie”. Om aan
dit alternatieve vormingscentrum letterlijk en figuurlijk de
ruimte te geven wil de zittende staf wel een deel van de eigen
accommodatie afstaan. Gescheiden werken dus in twee afzon
derlijke vormingscentra.
De ontslagenen hebben inmiddels het bestuur gevraagd
om een gesprek en dat zal op woensdag 23 juni plaatsvinden.
Die ontslagenen zien, indien het ontslag niet door zou gaan,
zowel mogelijkheden in een nieuwe trainingssituatie als in een
„alternatief vormingscentrum”, maar zij hebben tegenover ons
verklaard, over beide mogelijkheden niet optimistisch te zijn.
L,
0
1
I.
e
i
r
5,
S
s
s
J
t
4
f
3
4
l
1
s
ij
„We hebben per se niet de pretentie dat
we het vormingswerk nu helemaal zien zit
ten, maar we willen er over praten; iets
op gang brengen voor de jongeren in de
IJmond. Dat verreist veel intensieve stu
die en daar moeten anderen aan meewer
ken.”
„Natuurlijk zijn in de afgelopen tijd de
groepen verwaarloosd en dat zal ook het
volgende jaar nog wel gebeuren. Dat moet
in vredesnaam dan maar. Als we er nu
niets aan gaan doen, blijven we sukkelen.
Je moet dat op langere termijn bekijken.”
Over de mogelijkheden als het ontslag
niet doorgaat: „Dan zien we twee wegen
en die zijn genoemd in een brief die we
nu aan het bestuur hebben gezonden.
1. een trainingssituatie, waarbij we el
kaar op zakelijke basis zouden kunnen
vinden, onder goede leiding.
2. als het ware onder een accolade apart
werkende groepen met apart werkende
stafleden, onder aparte besturen en in af
zonderlijke ruimten. In de brief aan het
bestuur hebben we dat niet zo precies uit
gewerkt, maar het gaat om het werken in
twee verschillende eenheden. Een gedach
te overigens van directeur Piet Dekker,
die we hebben overgenomen.”
f
e
f
e
•t
r
f
e
i.
n
n
;t
;t
3.
r.
P
e
s
it
o
r,
r
o
6
!t
it
t,
l,
O
8
it
4
s
t
s
k
i.
n
>i
0
1.
I.
r.
n
5.
S
a
e
e
n
I.
i,
s
e
5,
t,
I
e
il
k
t,
„Natuurlijk was ik voor het spreiden van
de verantwoordelijkheden of het in
stafbesprekingen komen tot een gezamen
lijke visie, maar niet voor een „schijn-
democratie”. Ik kende te goed de achter
gronden. Ik heb het bestuur voorspeld wat
er zou gebeuren en het is helaas allemaal
pijnlijk juist uitgekomen”.
„Het is jammer, dat mijn opvolger, die
als „horizontaal directeur” is aangenomen,
niet onmiddellijk na mijn vertrek is ge
komen, want in de maanden dat niemand
in feite de leiding had, zijn de problemen
alleen maar groter geworden. De staf heeft
zich op een bepaald moment van
het bestuur gedistantieerd en de touwtjes
in handen genomen. En vlak voor Piet
Dekker als nieuwe „directeur” zou komen,
trok men zich veertien dagen terug. En
dan zeg ik dat ze bij zichzelf hebben ge
dacht: „Nou jongens, we moeten die zaak
even regelen, voordat die nieuwe komt!”
Marjan van der Voort en Ewald Klaui: ,.Geen zin om blinde vlekken op te
Jan Visser vindt het een kwalijke zaak,
dat tijdens de veertien dagen „retraite”
van de staf de groepen cursisten „jam
merlijk aan hun lot zijn overgelaten. „Het
is toch te gek, dat die jongens en meisjes
een beetje gingen paardrijden of in Be
verwijk liepen te winkelen”. „Bovendien
krijg ik de indruk, dat de deelnemers in
de discussies nauwelijks een rol hebben
soonlijke vlak getrokken en er ontstonden binnen de staf als
het ware drie groepen:
De vier thans ontslagenen, te weten Koos Zevenbergen, Hil
Konijn, Atie Jans en Maria Middelhuis, waarbij dient te wor
den aangetekend, dat alleen Koos en Atie een vaste aan
stelling hadden (het ontslag betreft dus in feite slechts deze
twee). Hil Konijn werd pas per 1 maart als tijdelijke kracht
benoemd en hij begon zijn werk op het Kennemer Vormings
centrum met de retraiteperiode en moest dus alles via horen
en zeggen vernemen, terwijl Maria Middelhuis slechts als
stagiaire van de Sociale Academie in het centrum werkte.
Hil Konijn was één van de ex-bezetters van de pedagogische
academie in Beverwijk.
Ewald Klaui en Marjan van der Voort, die het met de gang
van zaken en met het verloop van de besprekingen helemaal
niet meer eens waren (zie hun motivering elders).
Mans de Vries en Henk van Hoek, die zich „in het midden”
opstelden, geen duidelijke keuze deden en ook niet met succes
konden bemiddelen (zie hun eigen verklaringen).
De eerste groep van vier gaf te kennen niet meer verder te
willen praten met de tweede groep en het werd duidelijk, dat
het hele retraite-overleg in een levensgrote impasse was geraakt.
Tijdens die retraiteperiode zou er een bestuursvergadering
worden gehouden en de staf heeft toen een hele dag zitten pra
ten over de vraag of het bestuur wel of niet zou moeten worden
ingelicht. De meerderheid vond van niet, omdat de situatie zo
onduidelijk zou zijn, dat men er het bestuur ook geen duidelijke
kijk meer op kon geven. De minderheid Ewald en Marjan
vonden dat het bestuur wel moest worden ingelicht, omdat
zich inmiddels zoveel onplezierige dingen afspeelden, zowel bin
nen de staf als met betrekking tot de deelnemers, die zich zonder
hun leiders moesten redden, dat deze minderheid het bestuur
daarvan niet onkundig wilde laten. Het minderheidsstandpunt
werd „weggestemd”.
Ewald Klaui heeft toen het bestuur, met name de secre
taris, de heer A. Folkers, toch ingelicht en dat is hem zowel door
de groep „ontslagenen” als door de „middengroep” zeer kwalijk
genomen.
HEEMSKERK. „De hele affaire pro
beert men te drukken onder de noemer
van een stuk ideologische strijd. Alles
moet gedaan worden om dat te ont
maskeren”, zegt de heer aJn Visser, oud-
directeur van het Kennemer Vormings
centrum.
Het conflict kan volgens de heer Visser
worden teruggebracht tot één persoon,
Coos Zevenbergen, de enige die een vast
dienstverband had en langer sinds vijf
jaren in het centrum werkt. Van de
drie anderen werken daar twee pas sinds
september en één sinds maart.
Over Coos Zevenbergen: „Je kan een
goede en ideologische theoreticus zijn,
maar als je in de praktijk bepaalde vaar
digheden, bij voorbeeld contactuele, mist,
faal je in je groepswerk. Wie moet dat
op een bepaald ogenblik aan de kaak stel
len? Iemand die boven je staat. En als je
dat niet kunt aanvaarden, begin je aan
een stuk democratisering om degene die
boven je staat weg te werken”.
Jan Visser stelt zich achter Ewald
Klaui, van wie hij vindt: „Deze jongen
heeft het goed in de vingers. Volgens „de
vier” voldoet hij niet aan de eisen van een
„hoog gekwalificeerd vormingsleider.
Maar drs. Van Genk, regionaal consulent
van het Nationaal Centrum Vormingswerk
Werkende Jongeren heeft hem enkele
maanden begeleid en een zeer gunstig ad
vies over hem uitgebracht. Bovendien heeft
Klaui zich altijd bereid getoond, zich
verder te bekwamen.
Merkwaardig vindt de heer Visser het,
dat tot nu toe zo weinigen zich achter de
ontslagenen hebben opgesteld.
Tenslotte zegt de heer Visser over de
ontslagenen: „Ze proberen niet op te bou
wen, maar af te breken. Dan kim je het
lang volhouden om niet te werken en het
wordt nog gesubsidieerd ook”.
gespeeld en zij geen inspraak hebben ge
had”.
De oud-directeur vindt het een nare
zaak, dat mej. Hennie Visser, die dertien
jaar bij het instituut heeft gewerkt, door
alle problemen nu gaat vertrekken. Tij
dens het conflict is zij lange tijd ziek ge
weest. Een andere vormingsleider, Joop
Smit, nam ook ontslag en de heer Visser
verwacht, dat nog een vormingsleider ont
slag zal neen.
„Wie neemt de beslissing als de stem
men in de staf staken?” was een volgen
de vraag.
Antwoord: „Er is nu een driemanschap
dat de beleidsvoorbereiding doet. Naast
mij Mans de Vries en Henk van Hoek. Bij
staking van stemmen neemt dit drieman
schap besluiten. Formeel moet er natuur
lijk één directeur zijn.”
Bij het gesprek met de heer Dekker zijn
ook de heren De Vries en Van Hoek aan
wezig. Zij verklaren, dat volgens alle staf
leden deze structuur onder normale om
standigheden goed werkt. Over de eerste
periode in het directeurloze tijdperk: „We
hadden er een commune-achtig plezier in.”
Vraag: „Hoe staan jullie nu tegenover
dat blok van vier?”
Henk van Hoek: „Zij hebben zeker bij
dragen geleverd voor de ontwikkeling van
het vormingswerk in ons centrum. Maar
ook wij hebben gedacht en gepraat. Over
de uitgangspunten voor de vernieuwing
waren we het eens. Maar ik geloof, dat je
voor de uitvoering daarvan een stuk ge
duld in dat hele proces van vernieuwing
moet hebben en met „geduld” bedoel ik
niet „rust.” Je moet wel bekijken in hoe
verre wat je wilt ook haalbaar is. Het
werk moet door blijven gaan.”
Tenslotte Piet Dekker: „De hele affaire
is zo ontzettend triest, want de ouders
gaan zeggen: „Moet ik daar nu mijn kind
naar toe sturen.”
trekking tot de inhoudelijke zaak, waar we
zelf toen nog helemaal geen raad mee wis
ten.
Het bestuur voelt zich ontzettend betrok
ken bij die inhoudelijke zaak, maar ja, de
beoordeling daarvan vraagt professionele
kwaliteiten en het zijn maar amateurs. De
bedoelingen van de bestuursleden zijn stel
lig integer, maar ze kleunen mis.”
„Het vormingswerk in zijn huidige vorm
is een voorbije zaak. Aan een discussie
over de streekcentra komen we niet eens
toe. Het vormingswerk heeft vooral te ma
ken met het bedrijfsleven en het onderwijs,
twee machten. Het vormingswerk moet
ontzettend oppassen, dat het niet tussen
die twee stenen wordt fijn gemalen. Je
komt dan wel in een gespreid bedje, maar
het is de vraag of je daar in slapen wil.”
Van de ontslagenen vernemen we, dat
een groep deelnemers (cursisten) compen
satie eist voor wat men in het afgelopen
cursusjaar tekort is gekomen. Zij vinden
dat die jongeren gelijk hebben en zouden
die compensatie willen zoeken in een hele
week extra vorming, ergens in Nederland
waar de groep dan dag en nacht zou ver
blijven (intern) en dat zou dan moeten
worden betaald door het bedrijfsleven. Een
andere oplossing zou zijn met de groepen
te gaan werken in de avonduren, op vrij
willige basis van de zijde der deelnemers.
nog wel lang slepend kan blijven.
Inmiddels heeft de rijksinspecteur in dit district aandrang
op het bestuur uitgeoefend om het ontslag in te trekken en
met de hele staf een soort trainingssituatie aan te gaan, opnieuw
dus een „retraite” van de staf, maar dan onder deskundige lei
ding. Bij de eerste „retraite” was geen deskundige leiding aan
wezig.
Op dit moment is de impasse weer compleet, want over
hét ontslag is de beslissing nog niet gevallen. Moet het „blok”
nu wel of niet in stafbesprekingen worden betrokken, moet dit
blok nu wel of niet meedenken over wat er in het volgende
cursusjaar moet gebeuren, kortom is samenwerking binnen de
staf op dit moment mogelijk?
Bestuur en staf staan nu voor twee mogelijkheden. Het
ontslag gaat wel door of het ontslag gaat niet door.
De zittende stafleden hebben aan het bestuur meegedeeld, „dat
zij na ampele overwegingen geen mogelijkheden zien om samen
te werken met het blok. Daarmee is door de zittende staf het
voorstel van de rijksinspecteur om een trainingssituatie aan te
gaan in feite verworpen.
De zittende staf geeft daarbij als suggestie:
Toen is het voorstel gedaan om elk staflid eens zijn of
haar ideeën over het vormingswerk op papier te laten zetten,
om te kijken of men elkaar toch op basis van een aantal uit
gangspunten zou kunnen vinden.
Dat is gebeurd in die zin, dat de groep van de vier ontsla
genen, zoals we het nu maar even zullen noemen, weer als een
blok optrad en één „praatbrief” op tafel legde. Er kwamen dus in
totaal vijf op tafel.
Andere uitspraken: „Wij eisten het ont
slag van Klaui, omdat hij een rem was op
de ontwikkelingen. Er was een wederzijds
gebrek aan vertrouwen.’”
„Hij is zich tijdens het veertiendaagse
stafoverleg bedreigd gaan voelen en hij
trok tijdens die retraite steeds alles in het
persoonlijke vlak. Wij maakten de fout,
dat wij hem aanspraken op professioneel
„Voor ons zijn twee kernpunten belang
rijk: een vormingswerker moet de samen
leving kunnen annalyseren en onderschei
den waar de machten liggen en waar de
onmachten. De analyse daarvan moet hij
omzetten in methoden.”
„Ewald Klaui onttrok zich stelselmatig
aan bijscholing. Hij zei, dat wij hem er
uit wilden werken, zoals dat al met an
deren was gebeurd”.
Na directeur Jan Visser namen later ook
Henny Visser (geen familie)- na een der
tienjarig dienstverband en Joop Smit
ontslag. Red.).
De heren Zevenbergen en Konijn ver
volgen: „Er waren overigens andere pun
ten waar we loeihard tegenaan liepen,
maar door de anderen is Ewald dapper
als breekpunt gehanteerd. Hij is tot een
pion in het spel gemaakt.”
In een heel ander verband: „Democra
tie is het recht van de minderheid.” En:
„Als minderheid fungeerden wij goed. Ar
gumenten tegen ons zijn niet gebruikt.
Kreten als „ze passen niet in het team”
zeggen ons niks.”
De directeur P. Dekker verwerkte deze in een „Nota van
uitgangspunten van het vormingswerk binnen het Kennemer
Vormingscentrum”. Na weer veel gepraat en een aantal wijzi
gingen, bleken allen zich op een gegeven ogenblik te kunnen
verenigen met de inhoud van de nota, die vrij vaag was men
zou het ook abstract kunnen noemen maar die dan nader zou
moeten worden uitgewerkt in mogelijkheden voor toepassing
van de uitgangspunten. Met andere woorden: vertaald naar het
werk toe, zoals dat in de groepen moet of kan worden uitge
voerd.
Er leek weer een basis voor een gesprek te zijn gevonden
in de overeenstemming over de uitgangspunten en er werd een
stafbespreking belegd met op de agenda onder meer als punt
van bespreking wat men nu verder met die nota zou moeten
doen, hoe en wanneer die nader moest worden uitgewerkt. Bij
enkele stafleden zat misschien wel de gedachte om dat nu maar
even uit te stellen, omdat de aandacht zich nu eerst weer eens
zou moeten richten op het werk, dat tijdens het maandenlange
discussiëren niet alle aandacht had gekregen.
Toen directeur Dekker vroeg, of er soms nog meer punten
op die agenda zouden moeten worden gezet, kwam het „blok”
ineens met een „alternatieve agenda” in de vorm van een zeven
tal eisen voor de dag, die eerst zouden moeten worden inge
willigd, wilde men verder kunnen praten.
Eén van de punten op deze alternatieve agenda was, dat de
staf het ontslag zou moeten eisen van collega Ewald Klaui.
Daarin bleef het „blok” alleen staan, want dat ging ook de
„middengroep” en directeur P. Dekker te ver. Zij verwezen de
zaak naar het bestuur.
Ewald Klaui kreeg de alternatieve agenda met dus de
eis van zijn ontslag letterlijk onder de neus geduwd tijdens
een telefoongesprek met een Haarlemse collega, die hij in een
eerste reactie van de eis op de hoogte stelde. Die Haarlemse
collega vond daarin een aanleiding eveneens het bestuur op de
hoogte te stellen.
Het bestuur, dat tot dat tijdstip eind mei nauwelijks
invloed op de gang van zaken had uitgeoefend, onder meer om
dat in dit bestuur ook een verdeeldheid bestaat, waarbij een
minderheid van twee leden zich in grote lijnen achter de ont
slagenen opstelt, hield toen onmiddellijk een hoorzitting, tijdens
welke elk staflid afzonderlijk zou kunnen vertellen wat er nu
precies aan de hand was. De „ontslagenen” wilden evenwel niet
afzonderlijk worden gehoord en kwamen „en bloc” binnen.
Tijdens deze hearing was aanwezig de regionaal consulent
van het Nationaal Centrum Vormingswerk Werkende Jongeren,
drs. B. P. C. A. van Genk en mede op zijn advies besloot de
meerderheid van het bestuur (82), dat men de groep van vier
niet zou kunnen handhaven. Voor de twee vaste krachten werd
een ontslagaanvrage ingediend. De andere twee, Hil Konjjn met
een tijdeljjke aanstelling pas sinds 1 maart werkzaam en de
stagiaire, kon men zonder procedure de laan uit sturen.
De vier ontslagenen: Koos Zevenbergen, Hil Konijn, Atie Jans en Maria
Het bestuur van de stichting kon op grond van voorschrif
ten van het ministerie geen directeurloos instituut accepteren
en moest dus een nieuwe directeur aanstellen. Daarbij wilde het
wel rekening houden met de wensen inzake een horizontale
structuur en het bestuur riep per advertentie „een horizontale
directeur” op. Over de „vertaling” van een begrip als „horizon
taal directeur” zijn later nogal wat misverstanden ontstaan.
Door allerlei omstandigheden kon de nieuwe directeur, de
heer P. Dekker, pas per 1 mei jongstleden in dienst treden.
Tussen januari en maart rezen er binnen de staf menings
verschillen over de wijze van werken.
De stafleden kwamen er na eindeloos gepraat tussen het
werk door niet meer uit en zij besloten veertien dagen lang
uitsluitend te gaan praten over de werkverbetering. Tijdens
deze periode van „retraite” van de staf werd de deelnemers-
groepen, die dus zonder stafleiding gedurende deze veertien da
gen moesten worden bezig gehouden, een keuzeprogramma aan
geboden. Ten dele moesten zij zich zelf bezig houden.
Het bestuur werd niet op de hoogte gesteld van het
stafbesluit om veertien dagen in retraite te gaan.
De stafleden gingen dus veertien dagen lang met elkaar
Als redactie zouden we daar aan toe wil
len voegen, dat dit dan blijkbaar in een
later stadium is gebeurd, want in een in
terview met Loek Zonneveld, gepubliceerd
in „De Groene,” verklaarde Atie Jans re
centelijk: „Het voorstel aan ons, om in
een aparte eenheid te werken, hebben we
steeds afgewezen. Realiteitszin kan men
ons niet verwijten.”
Vraag: „Verwacht u veel van een derge
lijke trainingssituatie of van een „alter
natief instituut.”
Antwoord (na enige aarzeling): „We zijn
niet optimistisch.” Over het bestuur: „Tij
dens de retraite wilden we het bestuur
niet betrekken in de problematiek met be-