EEN TWEEDE APA-GESCHIEDENIS Hooglopend conflict in Kennemer Vormingscentrum Alternatief centrum Protest ontslagenen al in bespreking De ontslagenen: Geen opbouw, maar afbraak i 11 w ■I JB1 „Schijn-democratie moet ontmaskerd worden" „Een trieste affaire” „DEMOCRATIE IS HET RECHT VAN DE MINDERHEID OUD-DIRECTEUR JAN VISSER: „Bestuursleden zijn amateurs” Kfiiifc 4 NIEUWE DIRECTEUR PIET DEKKER: a ANALYSE TEGENSTRIJDIG SS!® I F PRETENTIE ZATERDAG 19 JUNI 1971 5 !- 99 s K 1 i F <a l; A r Kwalijk Ik Gunstig (Van een onzer verslaggeefsters) VELSEN-NOORD Berichten over een slepend con flict binnen het Kennemer Vormingscentrum hebben velen in de IJmond doen denken: een tweede APA- geschiedenis. Dat is het ook zo ongeveer, met dit grote verschil, dat de moeilijkheden in het Kennemer Vor mingscentrum in feite weinig te maken hebben met ver nieuwingen binnen het vormingswerk en veel met een stafconflict, waarin persoonlijke relaties een belangrijke rol zijn gaan spelen. De zaak is deze maand pas min of meer in de openbaarheid gekomen doordat er ontslagen zijn gevallen, maar de oorsprong van het conflict, dat nu een climax heeft bereikt, ligt al in het vorige jaar. Hoe het conflict zich heeft ontwikkeld pogen wij op deze pagina vast te leggen in feiten, waarop betrokken partijen hun visie hebben gegeven tijdens een reeks interviews. (Van een onzer verslaggeefsters) VELSEN-NOORD Van de „ont slagenen” van het Kennemer Vor mingscentrum spraken we de heer Koos Zevenbergen en daarbij was aanwezig de tijdelijke kracht, sinds 1 maart in dienst, Hil Konijn, die mede namens de tweede ontslagen vaste kracht Atie Jans en de stagiaire Maria Middelhuis het woord voerden. Zij betoogden onder meer: Bij de samenstelling van de nota van uit gangspunten, waarover staf en be stuur het tenslotte eens werden, zijn bewust problemen onder de tafel ge houden”. Vraag: „Maar u heeft verklaard wel echter de nota te staan”. Antwoord: „Ja, maar daar wilden we op doorpraten, in de zin van wat doen we er nu mee en wat zijn de consequenties voor het volgende jaar. De nota is in abstracto geweldig, maar met mensen als een Ewald Klaui heeft de uitvoering van de nota ons geen mallemoer te zeggen. Bovendien verzanden de discussies als je er met dergelijke mensen over gaat praten”. B A f///zz/zzz///z//zzzzzzzz//z/zzzz/zzzzzz/z/zzzzzzzzzzzzzzzzzz//zzzzzzzzz/zzzzzzzz///zzz//zzz//zzzz/zzz/zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz/z/zzzz/zzzzzzzzzzzzzzzzzzzz//zzz/zzz/z/z/zzzzzzzzzzzz/z/z/zz/z/^ 1. 1. 2. 3. t. n r (Van een onzer verslaggevers) A I. Middelhuis. I. r w- (Van een onzer verslaggevers) r vangen”. (Zie verder pagina 6). i f. VELSEN-NOORD. „Hoe ziet u uw po sitie als horizontaal directeur?” hebben wij gevraagd aan de heer Piet Dekker en het antwoord: „Als een manager in het to taal, naast de andere vormingswerkers en niet er boven. Er moet een verdeling van taken plaatsvinden, anders zou een direc teur een superman moeten zijn.” i. ■s Uit die interviews komen steeds de volgende feiten naar voren, die dus blijkbaar een belangrijke rol hebben gespeeld. Per 1 januari nam de directeur van het Kennemer Vor mingscentrum, de heer J. Visser ontslag als gevolg van een conflictsituatie die toen al bestond. Een deel van zijn staf van vormingswerkers vond een directeur een overbodige funktie en wilde een zogenoemde horizontale structuur. De heer Visser kon daarin niet meegaan, omdat hij er was toen natuurlijk al een „sfeer” en er waren al „achtergronden” van die hori zontale structuur, van het directeurloos werken dus, grote moei lijkheden verwachtte. Doordat de heer Visser ontslag nam ontstond er automa tisch een directeurloos tijdperk. De gezamenlijke stafleden na men in die tijd de taken van de directeur waar. praten, maar bereikten geen overeenstemming. De tegenstellin gen spitsten zich toe, de zakelijke problemen werden in het per- In deze situatie kwam de nieuwe directeur, de heer P. Dekker, die moest constateren, dat naar zjjn eigen zeggen, „de zaak kapot lag”, zodat er niks meer te praten viel. Hjj stelde ook vast, dat men zo vast was gelopen in de persoonlijke con flicten, dat er over de zakeljjke problematiek niet meer te praten viel. niveau, terwijl hij de professionele achter grond mist.” Later bleek het ontslag niet op de formeel juiste wijze te zijn aangezegd. Het tweetal, Koos Zevenbergen en Atie Jans, tekende protest aan. De meerderheid van het bestuur maakte bekend, dat men het ontslag opnieuw en dan wel op een formeel juiste wijze zou indienen, maar daarbij doet zich het probleem voor, dat men een rechtsgrond moet vinden voor het ontslag en dat is altijd een bijzonder moeilijke zaak, die De meerderheid van het bestuur heeft deze week besloten, dat men in het alternatieve vormingscentrum geen taak ziet, afgezien van het feit, of dit praktisch te verwezenlijken zou zijn met de goedkeuring van het ministerie. De minderheid twee bestuursleden was het daar opnieuw niet mee eens, maar lijkt daar volgens de laatste berichten niet de conclusie aan te verbinden, dat deze minderheid dan het bestuur van het alter natieve instituut zou kunnen gaan vormen. In het bestuur schijnt men het tijdens de gehele geschie denis moeilijk te hebben gehad met de vraag of het nu demo cratisch is, dat de minderheid zich bij de meerderheid neerlegt en het meerderheidsbesluit dus als standpunt van het bestuur naar voren wordt gebracht, of dat men steeds zowel het meer derheids- als het minderheidsstandpunt naaf voren moet bren gen. Deze kwestie lijkt in elk geval de besluitvaardigheid van het bestuur in de afgelopen periode niet ten goede te zijn ge komen. „Het blok kansen geven om zjjn opvattingen te realiseren in een alternatief vormingscentrum, in een afzonderlijke stichting met een eigen bestuur en in een aparte accommodatie”. Om aan dit alternatieve vormingscentrum letterlijk en figuurlijk de ruimte te geven wil de zittende staf wel een deel van de eigen accommodatie afstaan. Gescheiden werken dus in twee afzon derlijke vormingscentra. De ontslagenen hebben inmiddels het bestuur gevraagd om een gesprek en dat zal op woensdag 23 juni plaatsvinden. Die ontslagenen zien, indien het ontslag niet door zou gaan, zowel mogelijkheden in een nieuwe trainingssituatie als in een „alternatief vormingscentrum”, maar zij hebben tegenover ons verklaard, over beide mogelijkheden niet optimistisch te zijn. L, 0 1 I. e i r 5, S s s J t 4 f 3 4 l 1 s ij „We hebben per se niet de pretentie dat we het vormingswerk nu helemaal zien zit ten, maar we willen er over praten; iets op gang brengen voor de jongeren in de IJmond. Dat verreist veel intensieve stu die en daar moeten anderen aan meewer ken.” „Natuurlijk zijn in de afgelopen tijd de groepen verwaarloosd en dat zal ook het volgende jaar nog wel gebeuren. Dat moet in vredesnaam dan maar. Als we er nu niets aan gaan doen, blijven we sukkelen. Je moet dat op langere termijn bekijken.” Over de mogelijkheden als het ontslag niet doorgaat: „Dan zien we twee wegen en die zijn genoemd in een brief die we nu aan het bestuur hebben gezonden. 1. een trainingssituatie, waarbij we el kaar op zakelijke basis zouden kunnen vinden, onder goede leiding. 2. als het ware onder een accolade apart werkende groepen met apart werkende stafleden, onder aparte besturen en in af zonderlijke ruimten. In de brief aan het bestuur hebben we dat niet zo precies uit gewerkt, maar het gaat om het werken in twee verschillende eenheden. Een gedach te overigens van directeur Piet Dekker, die we hebben overgenomen.” f e f e •t r f e i. n n ;t ;t 3. r. P e s it o r, r o 6 !t it t, l, O 8 it 4 s t s k i. n >i 0 1. I. r. n 5. S a e e n I. i, s e 5, t, I e il k t, „Natuurlijk was ik voor het spreiden van de verantwoordelijkheden of het in stafbesprekingen komen tot een gezamen lijke visie, maar niet voor een „schijn- democratie”. Ik kende te goed de achter gronden. Ik heb het bestuur voorspeld wat er zou gebeuren en het is helaas allemaal pijnlijk juist uitgekomen”. „Het is jammer, dat mijn opvolger, die als „horizontaal directeur” is aangenomen, niet onmiddellijk na mijn vertrek is ge komen, want in de maanden dat niemand in feite de leiding had, zijn de problemen alleen maar groter geworden. De staf heeft zich op een bepaald moment van het bestuur gedistantieerd en de touwtjes in handen genomen. En vlak voor Piet Dekker als nieuwe „directeur” zou komen, trok men zich veertien dagen terug. En dan zeg ik dat ze bij zichzelf hebben ge dacht: „Nou jongens, we moeten die zaak even regelen, voordat die nieuwe komt!” Marjan van der Voort en Ewald Klaui: ,.Geen zin om blinde vlekken op te Jan Visser vindt het een kwalijke zaak, dat tijdens de veertien dagen „retraite” van de staf de groepen cursisten „jam merlijk aan hun lot zijn overgelaten. „Het is toch te gek, dat die jongens en meisjes een beetje gingen paardrijden of in Be verwijk liepen te winkelen”. „Bovendien krijg ik de indruk, dat de deelnemers in de discussies nauwelijks een rol hebben soonlijke vlak getrokken en er ontstonden binnen de staf als het ware drie groepen: De vier thans ontslagenen, te weten Koos Zevenbergen, Hil Konijn, Atie Jans en Maria Middelhuis, waarbij dient te wor den aangetekend, dat alleen Koos en Atie een vaste aan stelling hadden (het ontslag betreft dus in feite slechts deze twee). Hil Konijn werd pas per 1 maart als tijdelijke kracht benoemd en hij begon zijn werk op het Kennemer Vormings centrum met de retraiteperiode en moest dus alles via horen en zeggen vernemen, terwijl Maria Middelhuis slechts als stagiaire van de Sociale Academie in het centrum werkte. Hil Konijn was één van de ex-bezetters van de pedagogische academie in Beverwijk. Ewald Klaui en Marjan van der Voort, die het met de gang van zaken en met het verloop van de besprekingen helemaal niet meer eens waren (zie hun motivering elders). Mans de Vries en Henk van Hoek, die zich „in het midden” opstelden, geen duidelijke keuze deden en ook niet met succes konden bemiddelen (zie hun eigen verklaringen). De eerste groep van vier gaf te kennen niet meer verder te willen praten met de tweede groep en het werd duidelijk, dat het hele retraite-overleg in een levensgrote impasse was geraakt. Tijdens die retraiteperiode zou er een bestuursvergadering worden gehouden en de staf heeft toen een hele dag zitten pra ten over de vraag of het bestuur wel of niet zou moeten worden ingelicht. De meerderheid vond van niet, omdat de situatie zo onduidelijk zou zijn, dat men er het bestuur ook geen duidelijke kijk meer op kon geven. De minderheid Ewald en Marjan vonden dat het bestuur wel moest worden ingelicht, omdat zich inmiddels zoveel onplezierige dingen afspeelden, zowel bin nen de staf als met betrekking tot de deelnemers, die zich zonder hun leiders moesten redden, dat deze minderheid het bestuur daarvan niet onkundig wilde laten. Het minderheidsstandpunt werd „weggestemd”. Ewald Klaui heeft toen het bestuur, met name de secre taris, de heer A. Folkers, toch ingelicht en dat is hem zowel door de groep „ontslagenen” als door de „middengroep” zeer kwalijk genomen. HEEMSKERK. „De hele affaire pro beert men te drukken onder de noemer van een stuk ideologische strijd. Alles moet gedaan worden om dat te ont maskeren”, zegt de heer aJn Visser, oud- directeur van het Kennemer Vormings centrum. Het conflict kan volgens de heer Visser worden teruggebracht tot één persoon, Coos Zevenbergen, de enige die een vast dienstverband had en langer sinds vijf jaren in het centrum werkt. Van de drie anderen werken daar twee pas sinds september en één sinds maart. Over Coos Zevenbergen: „Je kan een goede en ideologische theoreticus zijn, maar als je in de praktijk bepaalde vaar digheden, bij voorbeeld contactuele, mist, faal je in je groepswerk. Wie moet dat op een bepaald ogenblik aan de kaak stel len? Iemand die boven je staat. En als je dat niet kunt aanvaarden, begin je aan een stuk democratisering om degene die boven je staat weg te werken”. Jan Visser stelt zich achter Ewald Klaui, van wie hij vindt: „Deze jongen heeft het goed in de vingers. Volgens „de vier” voldoet hij niet aan de eisen van een „hoog gekwalificeerd vormingsleider. Maar drs. Van Genk, regionaal consulent van het Nationaal Centrum Vormingswerk Werkende Jongeren heeft hem enkele maanden begeleid en een zeer gunstig ad vies over hem uitgebracht. Bovendien heeft Klaui zich altijd bereid getoond, zich verder te bekwamen. Merkwaardig vindt de heer Visser het, dat tot nu toe zo weinigen zich achter de ontslagenen hebben opgesteld. Tenslotte zegt de heer Visser over de ontslagenen: „Ze proberen niet op te bou wen, maar af te breken. Dan kim je het lang volhouden om niet te werken en het wordt nog gesubsidieerd ook”. gespeeld en zij geen inspraak hebben ge had”. De oud-directeur vindt het een nare zaak, dat mej. Hennie Visser, die dertien jaar bij het instituut heeft gewerkt, door alle problemen nu gaat vertrekken. Tij dens het conflict is zij lange tijd ziek ge weest. Een andere vormingsleider, Joop Smit, nam ook ontslag en de heer Visser verwacht, dat nog een vormingsleider ont slag zal neen. „Wie neemt de beslissing als de stem men in de staf staken?” was een volgen de vraag. Antwoord: „Er is nu een driemanschap dat de beleidsvoorbereiding doet. Naast mij Mans de Vries en Henk van Hoek. Bij staking van stemmen neemt dit drieman schap besluiten. Formeel moet er natuur lijk één directeur zijn.” Bij het gesprek met de heer Dekker zijn ook de heren De Vries en Van Hoek aan wezig. Zij verklaren, dat volgens alle staf leden deze structuur onder normale om standigheden goed werkt. Over de eerste periode in het directeurloze tijdperk: „We hadden er een commune-achtig plezier in.” Vraag: „Hoe staan jullie nu tegenover dat blok van vier?” Henk van Hoek: „Zij hebben zeker bij dragen geleverd voor de ontwikkeling van het vormingswerk in ons centrum. Maar ook wij hebben gedacht en gepraat. Over de uitgangspunten voor de vernieuwing waren we het eens. Maar ik geloof, dat je voor de uitvoering daarvan een stuk ge duld in dat hele proces van vernieuwing moet hebben en met „geduld” bedoel ik niet „rust.” Je moet wel bekijken in hoe verre wat je wilt ook haalbaar is. Het werk moet door blijven gaan.” Tenslotte Piet Dekker: „De hele affaire is zo ontzettend triest, want de ouders gaan zeggen: „Moet ik daar nu mijn kind naar toe sturen.” trekking tot de inhoudelijke zaak, waar we zelf toen nog helemaal geen raad mee wis ten. Het bestuur voelt zich ontzettend betrok ken bij die inhoudelijke zaak, maar ja, de beoordeling daarvan vraagt professionele kwaliteiten en het zijn maar amateurs. De bedoelingen van de bestuursleden zijn stel lig integer, maar ze kleunen mis.” „Het vormingswerk in zijn huidige vorm is een voorbije zaak. Aan een discussie over de streekcentra komen we niet eens toe. Het vormingswerk heeft vooral te ma ken met het bedrijfsleven en het onderwijs, twee machten. Het vormingswerk moet ontzettend oppassen, dat het niet tussen die twee stenen wordt fijn gemalen. Je komt dan wel in een gespreid bedje, maar het is de vraag of je daar in slapen wil.” Van de ontslagenen vernemen we, dat een groep deelnemers (cursisten) compen satie eist voor wat men in het afgelopen cursusjaar tekort is gekomen. Zij vinden dat die jongeren gelijk hebben en zouden die compensatie willen zoeken in een hele week extra vorming, ergens in Nederland waar de groep dan dag en nacht zou ver blijven (intern) en dat zou dan moeten worden betaald door het bedrijfsleven. Een andere oplossing zou zijn met de groepen te gaan werken in de avonduren, op vrij willige basis van de zijde der deelnemers. nog wel lang slepend kan blijven. Inmiddels heeft de rijksinspecteur in dit district aandrang op het bestuur uitgeoefend om het ontslag in te trekken en met de hele staf een soort trainingssituatie aan te gaan, opnieuw dus een „retraite” van de staf, maar dan onder deskundige lei ding. Bij de eerste „retraite” was geen deskundige leiding aan wezig. Op dit moment is de impasse weer compleet, want over hét ontslag is de beslissing nog niet gevallen. Moet het „blok” nu wel of niet in stafbesprekingen worden betrokken, moet dit blok nu wel of niet meedenken over wat er in het volgende cursusjaar moet gebeuren, kortom is samenwerking binnen de staf op dit moment mogelijk? Bestuur en staf staan nu voor twee mogelijkheden. Het ontslag gaat wel door of het ontslag gaat niet door. De zittende stafleden hebben aan het bestuur meegedeeld, „dat zij na ampele overwegingen geen mogelijkheden zien om samen te werken met het blok. Daarmee is door de zittende staf het voorstel van de rijksinspecteur om een trainingssituatie aan te gaan in feite verworpen. De zittende staf geeft daarbij als suggestie: Toen is het voorstel gedaan om elk staflid eens zijn of haar ideeën over het vormingswerk op papier te laten zetten, om te kijken of men elkaar toch op basis van een aantal uit gangspunten zou kunnen vinden. Dat is gebeurd in die zin, dat de groep van de vier ontsla genen, zoals we het nu maar even zullen noemen, weer als een blok optrad en één „praatbrief” op tafel legde. Er kwamen dus in totaal vijf op tafel. Andere uitspraken: „Wij eisten het ont slag van Klaui, omdat hij een rem was op de ontwikkelingen. Er was een wederzijds gebrek aan vertrouwen.’” „Hij is zich tijdens het veertiendaagse stafoverleg bedreigd gaan voelen en hij trok tijdens die retraite steeds alles in het persoonlijke vlak. Wij maakten de fout, dat wij hem aanspraken op professioneel „Voor ons zijn twee kernpunten belang rijk: een vormingswerker moet de samen leving kunnen annalyseren en onderschei den waar de machten liggen en waar de onmachten. De analyse daarvan moet hij omzetten in methoden.” „Ewald Klaui onttrok zich stelselmatig aan bijscholing. Hij zei, dat wij hem er uit wilden werken, zoals dat al met an deren was gebeurd”. Na directeur Jan Visser namen later ook Henny Visser (geen familie)- na een der tienjarig dienstverband en Joop Smit ontslag. Red.). De heren Zevenbergen en Konijn ver volgen: „Er waren overigens andere pun ten waar we loeihard tegenaan liepen, maar door de anderen is Ewald dapper als breekpunt gehanteerd. Hij is tot een pion in het spel gemaakt.” In een heel ander verband: „Democra tie is het recht van de minderheid.” En: „Als minderheid fungeerden wij goed. Ar gumenten tegen ons zijn niet gebruikt. Kreten als „ze passen niet in het team” zeggen ons niks.” De directeur P. Dekker verwerkte deze in een „Nota van uitgangspunten van het vormingswerk binnen het Kennemer Vormingscentrum”. Na weer veel gepraat en een aantal wijzi gingen, bleken allen zich op een gegeven ogenblik te kunnen verenigen met de inhoud van de nota, die vrij vaag was men zou het ook abstract kunnen noemen maar die dan nader zou moeten worden uitgewerkt in mogelijkheden voor toepassing van de uitgangspunten. Met andere woorden: vertaald naar het werk toe, zoals dat in de groepen moet of kan worden uitge voerd. Er leek weer een basis voor een gesprek te zijn gevonden in de overeenstemming over de uitgangspunten en er werd een stafbespreking belegd met op de agenda onder meer als punt van bespreking wat men nu verder met die nota zou moeten doen, hoe en wanneer die nader moest worden uitgewerkt. Bij enkele stafleden zat misschien wel de gedachte om dat nu maar even uit te stellen, omdat de aandacht zich nu eerst weer eens zou moeten richten op het werk, dat tijdens het maandenlange discussiëren niet alle aandacht had gekregen. Toen directeur Dekker vroeg, of er soms nog meer punten op die agenda zouden moeten worden gezet, kwam het „blok” ineens met een „alternatieve agenda” in de vorm van een zeven tal eisen voor de dag, die eerst zouden moeten worden inge willigd, wilde men verder kunnen praten. Eén van de punten op deze alternatieve agenda was, dat de staf het ontslag zou moeten eisen van collega Ewald Klaui. Daarin bleef het „blok” alleen staan, want dat ging ook de „middengroep” en directeur P. Dekker te ver. Zij verwezen de zaak naar het bestuur. Ewald Klaui kreeg de alternatieve agenda met dus de eis van zijn ontslag letterlijk onder de neus geduwd tijdens een telefoongesprek met een Haarlemse collega, die hij in een eerste reactie van de eis op de hoogte stelde. Die Haarlemse collega vond daarin een aanleiding eveneens het bestuur op de hoogte te stellen. Het bestuur, dat tot dat tijdstip eind mei nauwelijks invloed op de gang van zaken had uitgeoefend, onder meer om dat in dit bestuur ook een verdeeldheid bestaat, waarbij een minderheid van twee leden zich in grote lijnen achter de ont slagenen opstelt, hield toen onmiddellijk een hoorzitting, tijdens welke elk staflid afzonderlijk zou kunnen vertellen wat er nu precies aan de hand was. De „ontslagenen” wilden evenwel niet afzonderlijk worden gehoord en kwamen „en bloc” binnen. Tijdens deze hearing was aanwezig de regionaal consulent van het Nationaal Centrum Vormingswerk Werkende Jongeren, drs. B. P. C. A. van Genk en mede op zijn advies besloot de meerderheid van het bestuur (82), dat men de groep van vier niet zou kunnen handhaven. Voor de twee vaste krachten werd een ontslagaanvrage ingediend. De andere twee, Hil Konjjn met een tijdeljjke aanstelling pas sinds 1 maart werkzaam en de stagiaire, kon men zonder procedure de laan uit sturen. De vier ontslagenen: Koos Zevenbergen, Hil Konijn, Atie Jans en Maria Het bestuur van de stichting kon op grond van voorschrif ten van het ministerie geen directeurloos instituut accepteren en moest dus een nieuwe directeur aanstellen. Daarbij wilde het wel rekening houden met de wensen inzake een horizontale structuur en het bestuur riep per advertentie „een horizontale directeur” op. Over de „vertaling” van een begrip als „horizon taal directeur” zijn later nogal wat misverstanden ontstaan. Door allerlei omstandigheden kon de nieuwe directeur, de heer P. Dekker, pas per 1 mei jongstleden in dienst treden. Tussen januari en maart rezen er binnen de staf menings verschillen over de wijze van werken. De stafleden kwamen er na eindeloos gepraat tussen het werk door niet meer uit en zij besloten veertien dagen lang uitsluitend te gaan praten over de werkverbetering. Tijdens deze periode van „retraite” van de staf werd de deelnemers- groepen, die dus zonder stafleiding gedurende deze veertien da gen moesten worden bezig gehouden, een keuzeprogramma aan geboden. Ten dele moesten zij zich zelf bezig houden. Het bestuur werd niet op de hoogte gesteld van het stafbesluit om veertien dagen in retraite te gaan. De stafleden gingen dus veertien dagen lang met elkaar Als redactie zouden we daar aan toe wil len voegen, dat dit dan blijkbaar in een later stadium is gebeurd, want in een in terview met Loek Zonneveld, gepubliceerd in „De Groene,” verklaarde Atie Jans re centelijk: „Het voorstel aan ons, om in een aparte eenheid te werken, hebben we steeds afgewezen. Realiteitszin kan men ons niet verwijten.” Vraag: „Verwacht u veel van een derge lijke trainingssituatie of van een „alter natief instituut.” Antwoord (na enige aarzeling): „We zijn niet optimistisch.” Over het bestuur: „Tij dens de retraite wilden we het bestuur niet betrekken in de problematiek met be-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 5