Het oude taboe is er nog MAATSCHAPPIJ IS NOG HARD VOOR DE ONGEHUWDE MOEDER HULP VAAK TE AUTORITAIR Drempelvrees voor bureaus I VROUW ■1 I hT k. «Ml 19 ZATERDAG 31 JULI 1971 Heimwee ouders Geen dwang om 99 99 e Onderbezetting Verblijf „DREMPELVREES voor de bureaus voor ongehuwde moederzorg? Ja, die zal best be staan. Maar wat betekent dat voor een onge huwde moeder? Op een moment zal ze zich wel over haar verlegenheid moeten heenzet- ten. Weinigen komen spontaan. Tenslotte is zo’n bureau geen kruidenierswinkel. Je komt om hulp. En niemand erkent graag dat hij hulp nodig heeft”. O Misverstand I ^„s Bijstand I» IN DEN HAAG zal over niet al te lange tijd een „open huis” voor ongehuwde moeders verrijzen. De bedoeling is, dat de „cliënte” de dienst gaat uitmaken, dat er geen beslissingen buiten haar om zullen worden genomen dat de alleen staande moeder (dus ook geschei den en verlaten vrouwen en we duwen) wordt duidelijk gemaakt dat haar positie in deze maatschap pij gelijkwaardig is aan die van het gezin. DEN HAAG Het 20-jarige uit Rotterdam afkomstige meisje dat wij interviewden zegt: „Drie jaar geleden kreeg ik het kind. Mijn en de ouders van mijn vriend gaven geen toestemming te trouwen. Mijn zwanger schap heb ik thuis doorgebracht. Ik ben bevallen in een Rotterdams ziekenhuis. Na de geboorte van mijn dochtertje ben ik ongeveer tweeëneenhalf jaar ander de hoede van mijn moeder geweest. Mijn moeder heeft het feit, dat ik onge trouwd in verwachting raakte, wel geaccepteerd. Maar we hadden an dere meningen over mijn toekomst. Ik wilde terug in de maatschappij, gaan werken. Dat vond moeder maar niks. Ik heb toch doorgezet. Via de Raad voor de Kinderbe scherming ben ik in „Moederheil” terecht gekomen. Ik heb het hier uitstekend. De mogelijkheden zijn er om een eigen leven op te bou wen”. j I Erbij Mary Bronkhorst met dochtertje: „Menselijker benadering gewenst”. (Van onze correspondent) n/VVVVWVVVVVVWVVWVVVWVVVVVVVVVVVVVWVVVVVVVVVVVVV^ AAAA/WWWWWWWWWWVWWVWWWWWWWVWVWW* ft/VVVVVVVVVVVVVVVMVWVVVVVWVVVWWVVIA/VVVVVVVVVVVVVVVl JSA/VWWWWWWKA/WWWWVAA/WWWWWWWWWWVAA/VXAAA/' DE TIJD VAN „het ritueel van de schande” voor ongehuwde moeders is volgens mej. Schrama nu wel definitief voorbij. „De meisjes worden niet met hun zwangerschap gefeliciteerd, maar ook zelden meer de deur uitgegooid zoals vroeger, toen men automa tisch redeneerde: zwanger, dan naar het gesticht”. MEVROUW WEENINK, maatschappelijk werk ster, gelooft dat de bureaus een deel van de jeugd niet bereiken. De hulp, die door de bureaus wordt verleend, zou veel vrijblijvender moeten zijn, meer gericht op de directe behoeften. Mevrouw Weenink: „Wij hebben jarenlang ge dacht dat wij het uitstekend deden. De meisjes, die naar de bureaus kwamen, werden uitgewrongen. Wij gaan nu beseffen dat er een andere soort hulp verlening moet komen. Zij zal zich steeds aan de eisen van een bepaalde periode moeten aanpassen”. OVERIGENS is zij van oordeel, dat een groot aantal ongehuwde moeders de weg naar het bureau wel hebben gevonden en nog zullen weten te vinden en dat aan deze groep jonge mensen de noodzake lijke hulp kan worden geboden. „Maar wij willen ook graag die andere categorie jongeren bereiken, die niet komt, omdat wij teveel persoonlijke infor matie zouden eisen en zij op onze bureaus alleen op bepaalde uren terecht kunnen”, aldus mevr. Wee nink. Haar collega mej. Schrama: „Overigens is het niet meer zo dat de meisjes verplicht zijn alles over zich zelf te vertellen. Wat je niet kwijt wil, daar zwijg je over. Ik heb b.v. geen speciale belangstel ling voor wie de vader is van het kind, als zo’n meisje dat niet wil zeggen”. MEJ. SCHRAMA twijfelt er niet aan dat er steeds minder ongehuwde moeders van tehuizen „gebruik” dingen gebeuren als het te von deling leggen, door een onge huwde moeder, van haar twee jarig dochtertje in het Haagse Zuiderpark. Dingen die erop wijzen dat er nog altijd kortslui ting mogelijk is tussen deze vrouwen en meisjes, en de in stanties die haar hulp verlenen je jeugd getrokken als je ongetrouwd zwanger werd. Tegenwoordig hoeft dat niet meer het geval te zijn”. HOEWEL DE tehuizen voor ongehuwde moeders door allerlei redenen (minder schande, thuis beval len, in ziekenhuis bevallen, voor enige tijd naar gastgezin, enz.) onderbezet raken, zullen ze volgens mej. Schrama toch altijd aan een bepaalde behoefte blijven voldoen. ZE ZEGT: „Ik had hier eens een meisje, dat niets voor opneming in een tehuis voelde. Toch kwam ze veertien dagen voor de geboorte van het kind vra gen of ze toch nog voor die twee weken in een tehuis kon. Ze wilde gewoon met anderen over de komende baby kunnen praten. Bovendien wist ze niet wat haar, alleen op haar kamer, boven het hoofd hing”. DAAR KOMT NOG iets bij. Mej. Schrama: „Als je in nood bent, ben je tot bijna alles bereid. De meisjes hebben het gevoel dat zij zich in een ont zettend afhankelijke positie bevinden. Vaak hebben ze ook weinig te kiezen. Ik geloof wel dat wanneer de ongehuwde moeder in deze maatschappij meer geaccepteerd zou worden, de meisjes een grotere keuzemogelijkheid zouden hebben”. MEVR. WEENINK wil graag het misverstand uit de wereld helpen dat „afstand doen van een kind een grote schande is”. Ze vertelt: „Het percentage ongehuwde moeders dat afstand doet is vrij hoog, namelijk twintig percent. Het leek er even op dat dit zou afnemen, maar dat is niet gebeurd. Het komt vooral voor bij de vrouwen en meisjes onder 25 jaar. Als je ouder bent en een goede baan hebt, ben je beter in staat een kind te onderhouden”. Mevr. Weenink wijst er op, dat bij de beslissing afstand van het kind te doen egoïsme nauwelijks een rol speelt. Het gaat om de vraag: wat heb ik het kind later te bieden? Als het meisje tot de con clusie komt dat dat weinig of niets is, zal ze afstand willen doen. MEJ. SCHRAMA: „Naar mijn mening dwingt zo’n beslissing minstens evenveel respect af als het houden van een kind”. Mej. Schrama: „Het paradoxale is, dat een zeer „volwassen” beslissing en dat is afstand doen toch moet „worden genomen als je onvolwassen bent Zo’n besluit is iets dat nooit meer uit je leven valt weg te denken”. Mevr. Weenink: „Het probleem is bovendien dat de omgeving je brandmerkt als een slechte moeder. Vragen aan zo'n meisje als „waarom heb je dat gedaan?” en „waar heb je het kind nu?” worden geregeld gesteld. Dat een moeder uit eigenbelang van haar kind afwil, komt hoegenaamd niet voor”. huwde moeders met dezelfde problema tiek kunnen elkaar het beste helpen en begrijpen. De ongehuwde moeders moe ten, zo vinden Anneke en Mary, niet schuwen in de openbaarheid te treden als dat noodzakelijk is. ongehuwde moeder wordt ontvangen door de verschillende instanties volle dig moeten veranderen. kunnen. Waar ligt de oorzaak van die kortsluiting? Een poging tot een antwoord daarop vindt u op deze pagina, geformuleerd door maatschappelijk werksters, tehuisbestuurders en ongehuw de moeders zelf, die stuk voor stuk vinden dat zij ook zelf te kortschieten. EEN STAFMEDEWERKER van de FIOM, de (overkoepelende) Nederland se Federatie van Instellingen voor de Ongehuwde Moeder en haar kind, be toogt in een discussienota: „Het is een ZIJ ZEGT: „Als iemand de capaci teiten heeft om haar problemen zelf op te lossen, waarom zou zijn dan de hulp van een maatschappelijk werkster in roepen en vragen om opneming in een tehuis?” Maar voegt daar weleens aan toe: „De meisjes, die hier komen, pro beren wij zelfstandigheid bij te bren gen. Wij geven die zelfstandigheid, voor zover ze dat aankunnen”. oppervlakte trad. Ze zegt: „Onbegrij pelijk dat die vrouw niet de weg naar een hulpverleningsinstantie heeft weten te vinden. Zeker in een stad als Den Haag heb je talrijke instellingen voor maatschappelijk werk. In het uiterste geval ga je naar een politiebureau of het stadhuis. Hulp kun je altijd krij gen.” Mary's eigen ervaringen op dit ge bied: „Na dat jaar gaan dus de meeste vrouwen hele dagen werken. Maar ik wilde dat niet. Als ik hele dagen zou werken, zou ik Edith, mijn dochter (20 maanden) alleen in het weekeinde zien. Dat is te weinig. Ik wilde halve dagen werken. Toen ik dat tegen een arts van de GGD zei, keek die me gek aan. Ik kreeg tenslotte bijstand (op medische indicatie), waardoor ik inder daad halve dagen kon werken.” Mej. Belleman: „U moet ook beden ken dat niemand onder dwang naar het tehuis komt. Het is hun eigen keuze. Daar heerst bij het publiek nog veel misverstand over. Een maatschappe lijk werkster geeft een advies voor een bepaald tehuis, de ongehuwde moeder kan er „ja” of „nee” tegen zeggen”. MARY BRONKHORST: „Hoewel er per gemeente verschillen bestaan in de toepassing van de Bijstandswet, is het zo dat globaal gezien iedere Ne derlandse ongehuwde moeder het eer ste jaar na de geboorte van het kind aanspraak kan maken op volledige bij stand. Overigens blijken talrijke vrou wen dit niet te weten, waaruit een heleboel ellende voorkomt. Na dat jaar maant de gemeente je aan, een passen de werkkring te zoeken. Voor hele da gen welteverstaan.” merkwaardige zaak, dat er enerzijds in de tehuizen sprake is van een niet geringe onderbezetting en dat er ander zijds tal van ongehuwde moeders zijn, die geen of nauwelijks redelijke huis vesting hebben.” HOE IS HET gesteld met de „image” van de tehuizen? De hoofdgroepleidster van „Moederheil” mej. G. Hermens is ervan overtuigd dat de moeders zich in „Moederheil” in het algemeen redelijk prettig voelen. hier onder elkaar zijn, kunnen ze zich zelf zijn en weer „adem halen”. Mej. Schrama: „Ook zijn de ouders vaak niet in staat de dochter, die in verwachting is, redelijk op te vangen. Ook zij hebben tijd nodig om een en ander te verwerken. Dat vergeet men nogal eens. Die ouders hebben dikwijls oprecht verdriet over hun -dochter. Ze verplaatsen zich daarbij in hun eigen jeugd. Toen werd inderdaad een streep door Mary: „Zo’n ontvangst zou veel men selijker kunnen zijn. Als een maat schappelijk werkster je niet mocht aan staan, zou je een andere moeten kun nen kiezen.” MARY BRONKHORST zegt dat er in een goede maatschappij helemaal geen tehuizen zouden moeten bestaan. „Volgens mij is een tehuis nog altijd een noodsprong van welke vrouw of meisje dan ook. Mijn eigen maatschap pelijk werkster destijds drong er ook op aan: ga toch naar een tehuis, daar wordt alles voor je geregeld. Ik heb toen gezegd: mij niet gezien, ik wil er niet eens naar kijken. Ik heb een ka mer gezocht. Ik weet één ding heel zeker: als je een ongetrouwd zwanger meisje voor de keus stelt: wat wil je liever, een kamer of een tehuis, dan ben ik ervan overtuigd dat ze een ka mer kiest. ADMINISTRATEUR Lemmens: „Be halve dat de meeste meisjes volkomen vrijwillig hier naar toe komen op de zogenoemde „justitie-gevallen” na ondervinden ze dat ze hier door deskun digen worden begeleid voor hun terug keer in de maatschappij”. ALLES WIJST er op dat de tehuizen voor ongehuwde moeders leeglopen. Een instelling als „Moederheil” gaf in 1969 nog aan 35 moeders een onderkomen. Nu bevinden er zich nog slechts 18 meisjes, van wie er zeven moeten be vallen en 11 het kind reeds hebben. Zo’n situatie schept ernstige problemen. „Moederheil” is ingesteld op een be zetting van circa 35 moeders. Bij de om vang van het personeel wordt daarmee rekening gehouden. De administrateur de heer L. A. Lemmens: „In de naaste toekomst zal een aantal tehuizen moe ten sluiten. De exploitatiekosten wor den te hoog.” TIJDENS hun zwangerschap verrich ten de aanstaande moeders in „Moe derheil’' wat huishoudelijk werk, zetten koffie, praten met elkaar in de zoge noemde „leefruimte”, krijgen vorming, gebruiken de maaltijden, doen cursus sen handenarbeid, schoonheidsspecialis te, bloemschikken en krijgen voorlich ting, ook op het gebied van anti-con- ceptie. ’s Avonds hebben ze gelegenheid uit te gaan tot een bepaald uur en in het weekeinde is er meestal contact met familie of vrienden. maken. „Maar”, zegt ze, „een tehuis kan in sommige gevallen een goede oplossing zijn. Als er huisves- tingsmoeilijkheden zijn of onvoldoende slaapplaats is (meerdere broers en zusjes in huis). Of als er afstand van het kind wordt gedaan en de zwanger schap geheim moet worden gehouden”. MEJ. BELLEMAN betreurt het dat het ongehuwde moederprobleem via de vrouw die haar dochtertje in het Haag se Zuiderpark achterliet even aan de Mej. Belleman: „Bij de jongere meis jes overheerst vooral het gevoel: zou den mijn ouders me nog wel moeten? Zij benadrukt nog eens dat het dikwijls de ouders zijn, die de problemen niet kunnen verwerken, waardoor een ver blijf in een tehuis als oplossing wordt gezien. Voor de ongehuwde moeders is het voordeel van een verblijf in een te huis dat zij geen „eenlingen” meer zijn, maar met „lotgenoten” worden geconfronteerd. „Ze hebben allemaal dezelfde problemen, algemeen gezien”. Herman de Kier zegt: „Maar wezen lijk is dan natuurlijk nog niets veran derd.” Mary Bronkhorst is het daarmee volmaakt eens. „Wat ik tegen heb op de huidige hulpverlening is dat men niets doet met de wetenschap van de om standigheden waaronder de vrouwen en meisjes in moeilijke situaties terecht zijn gekomen. Men hoort alles aan, knikt eens en doet zijn plicht door hulp aan dat éne meisje te verlenen. Als je bijvoorbeeld komt met klachten over slechte huisvesting, roepen ze ach en wee, doen er wat aan als ze kunnen, maar zeggen tenslotte toch: „Ja, het is vervelend, maar zo is de wet nou een maal. TWEE HAAGSE ongehuwde moe ders, Anneke Lentink en Mary Bronk horst, zijn de initiatiefneemsters. Onge- DE OMSTANDIGHEDEN, waaron der de (aanstaande) moeders naar „Moederheil” komen, zijn zeer verschil lend. Mej. Hermens: „Er zijn er bij die erg verdrietig zijn, nooit van huis zijn geweest. Ze hebben last van heim wee”. VOLGENS MARY accepteert de maatschappij een ongehuwde moeder eerder wanneer „het ongelukje” wordt toegegeven. „Als je zegt dat je het kind gewoon wilde hebben, maar de man er niet bij, dan krijg je al snel te horen: je laat de gemeenschap betalen. HERMAN DE KLER: „Alle particu liere opvangbureaus onderschrijven het bestaande systeem. Zij vinden onge huwde moeders eigenlijk paria’s. Maar zo zeggen ze we treden ze met liefde tegemoet. Per slot van rekening treden we ook delinquenten met liefde tegemoet.” NAAR HET OORDEEL van Herman de Kier is de bestaande hulpverlening te veel gericht op aanpassing van de ongetrouwde moeder aan de huidge normen van de maatschappij. „Ik daar entegen hecht waarde aan onaangepast gedrag. Hoewel er overigens in de hulpverlening wel een zekere radicali sering plaatsvindt.” Met de 23-jarige Mary Bronkhorst, balletlerares en de 34-jarige Herman de Kier, maatschappelijk werker van „Sosjale Joenit”, tevens lid van de werkgroep van het „open huis”, had den we een gesprek. MARY BRONKHORST: „De buréaus en tehuizen functioneren niet juist. Ze zijn gericht op individuele hulpverle ning, waardoor het gehele probleem van het ongehuwde moederschap eeuwig hetzelfde zal blijven. Wij wil len sociale acties voeren, het kwaad bij de wortel aanvatten en liefst voor altijd uitroeien.” VOLGENS Mary Bronkhorst zou om te beginnen de manier waarop je als wordt afgewezen” als vroeger. „Het wordt gewoner”, zegt zij letterlijk. „De schande van ongehuwd in verwachting zijn wordt minder groot, hoewel er grote verschillen zijn tussen stad en platteland”. Mej. Belleman meent dat het onge huwde moederschap „niet meer zo WAT IS DE voornaamste taak van zo’n tehuis? Mej. Belleman formuleert samenvattend„De meisjes losmaken van hun problematische omgeving. Ze leren, hun problemen te verwerken door aanvaarding van hun zwangerschap. Ze dragen bij aankomst step-ins waar door je na zeven maanden nog niet ziet dat ze in verwachting zijn. Omdat ze Andanks de opruiming van veel taboes ten aanzien van seksualiteit, anticonceptie en abortus is de ongehuwde moeder ook in deze tijd nog een vrouw die weinig tolerantie ont moet. De maatschappij heeft haar nog lang niet volledig ge accepteerd. Daardoor kunnen MEJUFFROUW W. M. Th. Belleman maatschappelijk werkster van „Moe derheil” tehuis voor ongehuwde moe ders in Breda vertelt dat moeite wordt gedaan om het kind van dit meisje in het tehuis te krijgen. „Uiter aard heeft de moeder van het meisje nog het voogdijschap. Maar alles wordt in het werk gesteld om moeder en dochtertje bij elkaar te bren gen. Dan kan het meisje eigen werk gaan zoeken. Het is duidelijk dat ze niet langer afhankelijk wilde blijven van haar ouders. z y,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 19