hier voor’t oprapen herleeft in uniek scheepsmuseum „Scheepswrakken liggen „Vergane” glorie ,ider Courant Wrakken van 260 schepen geborgen uit drooggevallen bodem IJsselmeerpolder ■Bil - '.R U niek N aamlozen Steentijdkano Met man en muis Bloeitijd 1 L Vrome wens p (Van onze correspondent) Erbij raakt in de tuigage van zijn zinkende schip”. De openingstijden van het museum zijn dagelijks van 8 tot 17 uur en zon dags van 10 tot 18 uur. gen kunnen volstaan, maar wat is de zin van een museum? De werkelijkheid tonen toch?” DE VONDSTEN beslaan een tijd perk van zo’n negen eeuwen, afgezien van een stuk boomstamkano, dat uit de vroege Steentijd dateert. Opmer kelijk is dat er geen schepen uit de Ro meinse tijd zijn aangetroffen, hoewel aangenomen mag worden dat ze het Flevomeer wel hebben bevaren en er dus ook wel eens vergaan moeten zijn. De wrakken dateren deels uit de elfde en twaalfde eeuw, maar de toe stand van deze is meestal zo slecht, dat er geen conserveren aan is. Dat begint eigenlijk pas met sche pen die in of later dan de veertiende eeuw ten onder zijn gegaan. KETELHAVEN Op de mans- dikke balken van de nog altijd oer sterke romp van een 17de-eeuwse koopvaarder siepelt water. Dit hout, dat honderden jaren op de bodem van de Zuiderzee heeft ge legen, moet nat gehouden worden tot het zover is dat het kan worden geconserveerd. Zesentwintig meter lang maar is het schip en toch voer men er mee naar de Oost. Op de thuisreis midden zeventiende Dit is de „vrome wens"' van ar cheoloog Van der Heide: het wrak van de 45 meter Inge Oostinjevaarder Amsteldam in 1748 vergaan voor de kust "an Hastings (Engeland) en bij laag tij ten dele droogvallend, naar zijn museum te krijgen. De berging zou echter miljoen zn vergen. Van der Heide wil zijn museum niet statisch maken. Foto’s, voorwerpen, scheepsdelen zullen wisselen, afhan kelijk van wat er nog gevonden wordt en op een gegeven moment interes sant is. Eén grote wens heeft hij r*ig, maar de verwezenlijking daarvan ziet hij zelf ook niet zitten. HET AANTAL vondsten uit die ja ren is redelijk. De bloeitijd van de ste den aan de Oostkant van de Zuider zee viel in de 12de tot de 15de eeuw: een periode met veel scheepvaart. Complete grote schepen zijn er niet aan het licht gekomen, maar toch wel bepaalde constructies die een goe de indruk geven van typerende bouw kundige elementen. En daar is het Van der Heide om te doen. „Ik wil in het museum de ont wikkeling van de scheepsbouw, de hoofdlijnen laten zien. En daar is bit ter weinig over bekend. Hier en daar is een enkel Vikingschip bewaard ge bleven. Zweden heeft verder het 17de eeuwse oorlogsschip Wasa kunnen bergen en bewaren, maar in het alge meen is er niet veel. Hier, in de droog gelegde polders, lagen de schepen eigenlijk voor het oprapen. We had den natuurlijk met foto’s en tekenin- Het conserveren van de wrak stukken is een omvangrijk t-.i een heel precies karwei. Bijzon der kostbare stukken worden dan ook door de heer Van der Heide (foto links) zelf be schermd tegen de tand des tijds. HET DROOGLEGGEN van de Zui derzee heeft unieke vondsten opgele verd. Nergens ter wereld is dat op zo’n grote schaal voorgekomen. Ke- telhaven is daardoor de enige plaats waar de scheepsbouwgeschiedenis in letterlijke zin „gestalte” krijgt. Kort na de oorlog is in Kampen een begin gemaakt met het bewaren van oude wrakstukken van schepen. Nogal primitief weliswaar, omdat er geen middel bestond om het hout te conser veren. Sinds kort eigenlijk is men er pas achter hoe de conservering moet worden aangepakt. HET IS een langdurig proces van nat houden, vuil eruit halen en bewer ken. Het middel dat nu wordt ge bruikt is polyetyleen-glycol. Het hout krimpt daarna niet meer en barst dus ook niet open. Het is blijvend houd baar gemaakt. ARCHEOLOOG G. D. van der Hei de, conservator van het museum: „We hebben vaak complete huishoudingen van met man en muis vergane schip persgezinnen uit diverse eeuwen aan- getroffen.Het is net als destijds met Pompei gegaan: opeens werd alles bedolven en op die manier is het vo.or ons bewaard gebleven. Dat is natuur lijk zeer interessant. We hebben zelfs wel eens een geraamte gevonden van een man, die verstrengeld was ge- eeuw verging het en zakte weg in de bodem. Bij de drooglegging van de Noordoostpolder kwam de romp weer boven water, goeddeels gaaf. Nu is dit schip het pronk stuk van het Scheepsarcheologisch Museum dat de Rjjksdienst voor de IJsselmeerpolders aan de Vosse- meersdijk 28 (bij gemaal Colyn) in Ketelhaven (Oostelijk Flevoland) heeft ingericht. Dit jaar heeft het zijn deuren voor de bezoekers voor het eerst geopend. Het museum heeft zich al in een grote belang stelling mogen verheugen. EEN GESCHIKTE plaats voor dit museum midden in het „wingebied”. Meer dan 300 wrakken zijn jer inmid dels in de polders geregistreerd; 70 moeten nog worden uitgegraven. Slechts de historisch interessante de len worden geconserveerd en aücen die zullen in het museum worden on dergebracht. Dat geldt ook voor de voorwerpen en de lading die in de wrakken is aangetroffen. De Noordoostpolder heeft de mees te wrakken opgeleverd: meer dan 160. Oostelijk Flevoland volgt met ruim 100. Dat zullen er nog wel meer worden, want diverse stukken land moeten nog in cultuur worden ge bracht. De ontginning van Zuidelijk Flevoland heeft nog slechts een enke le vondst opgeleverd Heel veel meer verwacht Van der Heide er daar niet: „De meeste sche pen vergaan bij noordwestenwind. Ze werden, ook vroege: dus, naar de oost hoek van de Zuiderzee gedreven. Bo vendien lag het westelijke deel niet zo in de vaarroute, zodat ik verwacht, dat er in de nog aan bod komende Markerwaard niet veel zat zitten”. .Ik heb even hoop gehad op schepen die tot zinken werden gebracht tijdens de slag die Bossu in de tachtigjarige oorlog bij Hoorn heeft geleverd. Maar bij naspeuringen bleek dat er slechts twee echt gezonken zijn. Eén ervan zelfs dicht onder de wal Maar die zal wel geplunderd zijn”. ALS NEDERLANDSE deskundige is hij betrokken bij het onderzoek naar de bergingsmogelijkheden van het in 1748 op het strand van Hastings (En geland) gestrande koopvaardijschip Amsteldam dat daar op weg naar Oost- Indië verging. Van der Heide is onlangs nog ter plaatse geweest om de zaak met bergingsexperts te bezien. „Technisch”, zegt hij, ,is het een zeer moeilijk karwei; het schip is compleet in het zand weggezonken. Belangrijk is dat bijna de gehele romp, die zelfs nog geladen is, intact moet zjjn. In opdracht van het ministerie van Cul tuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en dat van Financiën (de erfge naam van de Verenigde Oostindtsche Compagnie) moet ik er een rapport over opstellen. Maar ik weet nu al dat het een kwestie van vele miljoenen wordt”. „Heel graag zou ik dat schip in het museum willen hebben. Maar waar moet ik heen met een schip dat 45 me- tei lang is? Dit type schip heeft echter ook op de Zuiderzee gevaren. Het zou dus best passen in de Ketelhaven- collectie” DE WRAKKEN komen meestal bloot bij het graven van draineer- sleuven en ook wel bij het baggeren van sloten en vaarten. Een enkele maal stoot men bij het ploegen nog op een diep in de zeebodem stekend schip. Van geen enkel gevonden schip is bekend welke naam het heeft gedra gen. Het is onmogelijk dat nu nog na te gaan, omdat de bovenbouw (die de naam droeg) altijd weggeslagen is. Ook archieven bieden geen uitkomst, want het vergaan van de meestal tamelijk kleine schepen werd niet opgetekend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 13