Heel Nederland sprak over
Haarlemse hongerstaker
HERMAN GROENENDAAL
Als ik nu
V
I
Ba
K
IJmuider Courant
1
Acties
Interpellatie geweigerd
Bom
„HERMAN GROENENDAAL MOET VRIJ!” Deze kreet door
snijdt de stilte, die de derde dinsdag in september 1921 heerst in
de Ridderzaal, als koningin Wilhelmina binnentreedt. De vrouw
die de plechtige vergadering met haar geroep in opschudding heeft
gebracht, herhaalt nog een paar keer: „Herman Groenendaal
moet vrij”, tot ze met sterke arm wordt weggevoerd. Maar als een
echo klinkt het uit een vijftal andere vrouwenmonden van de ge
reserveerde tribune opnieuw: „Herman Groenendaal moet vrij!”
Ook hier wordt snel ingegrepen. Het schandaal is snel bezworen.
Aan de koningin is aanvankelijk niets te merken, maar onder het
lezen van de troonrede verspreekt ze zich een enkele maal, het
geen haar volgens de verslaggevers die het incident meldt, tevoren
nimmer is overkomen.
„Hellend vlak”
„Vrouwen, eischt...”
Wie was Herman Groenendaal,
voor wie nu vijftig jaar geleden
mevrouw Kolthek-Timmer, echt
genote van een socialistisch
Kamerlid, de moed opbracht te
demonstreren in de Ridderzaal,
waar alle regeringsautoriteiten
verzameld waren? Een protest, dat
weerklank had in heel het land,
waar Groenendaal door grote
groepen werd gesteund? Wie was
Herman Groenendaal In die
dagen een overbodige vraag. Heel
Nederland had het in de zomer
van 1921 over deze dienstweige
raar, die in hongerstaking was ge
gaan uit protest tegen het zonder
pardon opsluiten van iedere jon
geman die weigerde het militaire
pakje aan te trekken.
I
Opschudding in
Ridderzaal bij
troonrede
in 1921
PETER HEEMSKERK
„Het ging ons niet zozeer om een
wettelijke regeling te krijgen, maar
om het protest. Er moest een eind
komen aan de opsluiting. We be
schouwden het als een onrecht om
enkele jaren eerder al van zich doen
spreken toen ze de rode vlag op de
Dordtse kerktoren wilde plaatsen.
Kort na de vaststelling van de straf
had een gebeurtenis plaats, die Groe-
nendaal er toe bracht zijn hongersta
king te beëindigen. Op 7 november om
In het land kwamen de protestacties
op gang In Den Haag waren 25 juni
1600 man op de been. Een aantal
betogers werd gearresteerd.
De dag na de summiere melding
door het Haagse persbureau diepten de
kranten het nieuws over Groenendaal
uit Hij bleek uit Haarlem afkomstig,
twintig jaar, hovenier van beroep, anti
militarist in hart dn nieren en vegeta
riër. Hij was op 6 juni door twee recher
cheurs uit zijn woning aan de Raam-
steeg gehaald, nadat hy op 2 juni niet
was komen opdagen in Leiden, waar hij
de Morschpoortkazerne weigerde hij bij
aankomst alle voedsel, ook vegetarisch
eten. Alleen dronk hij af en toe water.
Op 20 juni was men begonnen hem
kunstmatig te voeden. Zes man moes
ten hem daarbij vasthouden, omdat hij
zich heftig verzette. Hij was toen in
middels dertig pond afgevallen.
reactie van de overheid op dienstwei-
geren. Als middel daartoe koos hij de
hongerstaking, een vorm van protest,
die hij overnam van de burgemeester
van Cork. Deze speelde een rol in de
destijds actuele Ierse kwestie. Het
groepje van Groenendaal meende dat de
geesten in ons land rijp waren voor an-
ti-militaristisch verzet. Overal plakten
ze de leus: „De lichting 21 weigert” Her
man zelf schreef een brochure over de
wantoestanden in fort Spijkerboor,
waar de dienstweigeraars als misdadi
gers zouden zijn behandeld.
jongeren. Het is alleen jammer dat
het zo weinig doelgericht is, zo wei
nig gericht anti-kapitalistisch. Want
ondanks alles is de m aatschappij-
structuur nog in wezen dezelfde als
in mijn jonge jaren”.
de dat nog nimmer in ons land was
voorgekomen (de hongerstaking) en be
toogde dat het hem enigszins cynisch
voorkwam dat een jongen van twintig
jaar een reeds zo gevestigde politieke
overtuiging voorgaf te hebben. „Werd
toegestaan wat beklaagde wil, dan be
gaven wij ons op het hellend vlak der
anarchie”, aldus de aanklager Mr. Ti
deman: „Hij heeft geen schuld. Hij kan
gewoon geen militair zijn. Wat hem
drijft is geen politiek anarchisme,
maar wat Thomas a Kempis, Luther en
Calvijn hebben geleerd.” Hij memo
reerde dat Hermans vader zijn leven
had opgeofferd in de strijd voor het
proletariaat. (Deze was gestorven aan
een longontsteking, opgelopen tijdens
een stakersvergadering).
Begin november waren de deskundi
gen met hun rapport over de geestelij
ke toestand van Groenendaal klaar. Hij
werd volkomen aansprakelijk geacht
voor zijn daden. In het rapport kwam
Herman te voorschijn als iemand met
scherpe zelfkritiek, met een hoog peil
van verstandelijke ontwikkeling. Hij
ontzegde zich genotmiddelen als „kof
fie, thee, alcohol, tabak en vleesvoe-
ding” Tijdens de zitting van de krijgs
raad waarop het uiteindelijke vonnis
werd vastgesteld op tien maanden, gaf
mr. Tideman een beschrijving van
Groenendaals behandeling in de Sche-
veningse gevangenis, zo schrijnend, dat
de directeur van dit instituut, kapitein
Loeffen, in de rechtszaal in zwijm viel.
Groenendaal ging van het vonnis in
beroep, maar het Hoog Militair Ge
rechtshof bevestigde de opgelegde straf
Voor de verdediging bij de krijgs
raad, die een vonnis over hem moest
vellen, had Groenendaal een uitstekend
advocaat toegewezen gekregen, mr. P.
Tideman uit Bloemendaal. In een ge
sprek met een verslaggever zei deze
advocaat: „Zijn verblijf in de Morsch
poortkazerne is naar menselijke opvat
tingen vreselijk geweest. Vooral de
vijfde en zesde dag van zijn hongersta
king heeft hij veel geleden. Hij is wars
van alle vertoon en wij hebben samen
meermalen gelachen om sentimentele
brieven die hij van heinde en verre
ontving en waarin hij als een soort
martelaar werd verheerlijkt. De ge
dachte, dat hier niet een groot beginsel,
maar luiheid, lafheid, rapaillegeest, zie
kelijke propagandazucht aan het woord
zijn, dunkt me niet minder dan waan
zinnig.”
Ook in de Tweede Kamer zelf kwa
men de acties los. Op 12 juli wilde Van
Zadelhoff (SDAP) een interpellatie
over de kwestie aan de agenda toege
voegd zien. Voorzitter Kooien maande
hem tweemaal het onderwerp niet aan
te snijden en ontnam hem tenslotte het
woord. Kolthek (Socialistische Partij)
nam het initiatief over: „Er verkeert
een jongeman in levensgevaar die
krachtens zijn overtuiging en geweten
niet kan doen wat de wet van hem
eist.” De communist Wijnkoop: „Deze
regering heeft zoveel verantwoordelijk
heid op zich genomen dat zij op dit
ogenblik deze Groenendaal laat ver
moorden en zelf meehelpt vermoorden.
We eisen op dit ogenblik over de
moord te interpelleren”. De Kamer
stemde het voorstel evenwel af. waar
mee de zaak tot na het zomerreces
werd uitgesteld.
Het Kamerlid Kolthek zag in Appin-
gedam proces-verbaal tegen zich opge
maakt wegens opruiing. De vrijzinnig-
democraten. de vrijdenkers, de mijn
werkers. feministische organisaties pro
testeerden. In de Tweede Kamer be
toogde mevrouw Stoop-Snouck Hur-
gronje uit Dordrecht luidkeels voor de
vrijlating van Groenendaal. Ze had
van iemand te eisen dat hij afge
richt wordt op mensenmoord”.
Overigens meent Herman Groe
nendaal dat de later tot stand geko
men wet voor dienstweigeraars be
paald onvoldoende ruimte biedt:
„Als ik weer opgeroepen zou wor
den en ik zou weigeren om mijn
anti-militaristische houding, zou ik
geen beroep kunnen doen op die
wet. Daarbij gelden alleen religieuze
argumenten”.
Hij zegt zich nooit aan een partij
gebonden gevoeld te hebben. Heeft
steeds sympathie gehad voor het
anti-autoritaire socialisme. Herman
Groenendaal: „Het is een verheu
gend verschijnsel dat er tegenwoor
dig zoveel protest leeft onder de
Twee dagen later liepen de demon
stranten opnieuw te hoop in de hof
stad. De politie zou volgens ooggetui
gen op de menigte hebben geschoten.
In Amsterdam droegen vrouwen een
kaart op hun boezem met de tekst:
„Vrouwen eischt dat Herman vrij
komt”. In Haarlem arresteerde de poli
tie mannen die op muren schreven dat
Groenendaal vrij moest.
De acties breidden zich snel uit. In
Amsterdam staakten bouwvakkers en
metaalarbeiders. „Groenendaal moet
vrij” werd een programmapunt van de
vakbond. Inmiddels deelde IAMV, zeer
actief in die dagen, mee dat Herman
nog altijd kunstmatig gevoed werd. De
toediening van het voedsel tweemaal
per dag zes minuten, werd omschreven
als een „gewelddadige marteling”. Ka
merleden stelden de minister vragen.
In het Weekblad van het Recht kwam
een polemiek op gang naar aanleiding
van de geruchtmakende zaak.
De agitatie bereikte ook Alkmaar.
Daar werd Groenendaals vrijlating
geëist „in naam van de menselijke
beschaving”. Scherp veroordeelde men
wat de minister van Oorlog aan Her
mans moeder zou hebben gezegd: Als
uw zoon een overtuiging heeft, dan
moet hij ervoor kunnen sterven. Alk
maar telegrafeerde: „Als dat het enige
antwoord is, dat een minister kan ge
ven. dan bewijst dit dat een minister
de naam van mens heeft ingeboet”.
De krijgsraad kwam op 10 juli bij
een. De auditeur-militair achtte geen
enkele verzachtende omstandigheid
aanwezig en eiste de voor dienstweige
ring gebruikelijke tien maanden hech
tenis. De krijgsraad oordeelde het ech
ter beter Groenendaal eerst in een
hospitaal te onderzoeken naar zijn ver
standelijke vermogens. Psychiaters
zouden moeten nagaan of er mogelijk
sprake was van „geestelijke over
macht” De auditeur-militair wees erop
dat de beklaagde een middel aanwend-
De Internationale Anti-militaristi-
sche Vereniging kwam in het geweer.
Groenendaal moest vrijgelaten worden,
omdat hij niet onder de militaire wet
ten zou vallen. Hij had immers de
krijgsartikelen niet getekend? Minister
Pop van Oorlog, die een deputatie van
de IAMV ontving, verklaarde dat hij
„evenals iedere ambtenaar niets anders
mocht doen dan de wet uitvoeren”,
hetgeen hem zou verhinderen aan het
verzoek te voldoen.
„Als ik nu jong geweest zou zijn,
had ik weer dienst geweigerd”. Dit
zegt de nu 70-jarige Herman Groe
nendaal in zijn woning, Bantam-
straat 114 in Haarlem. De anti
militaristische held van de jaren
twintig is nog net zo bescheiden als
toen. Hij wil pas na herhaaldelijk
aandringen over de zaak praten,
maar spreekt daarbij bewust van
„we”, omdat de actie volgens hem
steeds door een groep is gevoerd,
waarvan hij dan wel de kern was.
De boel bleek verraden. Met Groe
nendaal werd ook mr. J. H. van
Wijk, het huidige Eerste-Kamerlid
voor de P.S.P., naar Vught getrans
porteerd. De dienstweigeraar van
weleer zat daar van 1942 tot in 1944
vast. Doordat een kameraad die in
het kantoor van het kamp werkte,
papieren verdonkeremaande, ontliep
hij deportatie naar Duitsland. In
Vught deed zich nog een merk
waardige ontmoeting voor. Een
medegevangene zei tegen hem: „Hé
ben jij nu die Groenendaal? Man,
toen jij in hongerstaking ging heb
ik blaren op m’n voeten gekregen
van alle extra exercities die wij als
dienstplichtigen moesten doen, we
gens ene weerspannige Groenen
daal”.
Na zijn „avontuur” in de jaren
21-22 met alle verschrikkingen van
dien keerde Herman Groenendaal
weer in zijn vak: tuinieren, terug.
Vóór hij de pensioengerechtigde leef
tijd bereikt werkte hij nog een
aantal jaren bij de Hoogovens. Met
het leger heeft hij nimmer meer
iets te maken gehad, behalve tijdens
de bezetting. Toen hij met een
groepje anderen probeerde joodse
landgenoten de grens over te krij
gen arresteerden de Duitsers hem.
In de Tweede Kamer kwam de
kwestie na het zomerreces niet aan de
orde. De communist Van Ravesteijn,
die uiteindelijk de interpellatie zou in
dienen, verklaarde dat hij zijn vragen
niet tijdig had kunnen formuleren.
Terwijl hij vóór het reces bij degenen
was, die onmiddellijke behandeling eis
ten! Troelstra protesteerde hevig „te
gen de treurige wijze waarop de zaak
door de heer Van Ravesteijn behandeld
is”. Niettemin, het punt werd weer van
de agenda afgevoerd.
negen uur ’s avonds ontplofte een bom
voor het huis van majoor Verspyck
aan de Frankenslag in Den Haag. De
majoor had deel uitgemaakt van de
krijgsraad. Het huis werd gedeeltelijk
verwoest, maar niemand raakte ge
wond. Nog dezelfde avond werd een
der daders op het station van Haarlem
aangehouden. Drie anderen werden in
de dagen erna gearresteerd. De aanslag
werd in verband gebracht met de
zaak-Groenendaal. Herman was echter
principieel tegenstander van geweld en
stemde, om meer van dit soort inciden
ten te voorkomen, ermee in, weer nor
maal te gaan eten.
Uitgebreid kwam de zaak-Groenen
daal weer aan de orde in de Kamerde
batten eindelijk begin 1922. Van
Ravesteijn: „Groenendaal is de uit
muntende vertegenwoordiger van een
minderheid, die het gist is, zonder wel
ke de maatschappij niet kan bestaan”.
Hij vond het langzamerhand een
schandaal worden dat eerlijke dienst
weigeraars nog steeds als misdadigers
behandeld werden. Hij herinnerde aan
de motie-Drion, die de regering nog
steeds niet had uitgevoerd: ,Dat het
wenselijk is vrijstelling van dienst
plicht te verlenen wegens gemoedsbe-
waren naar bij de wet te stellen rege
len” Deze motie werd overigens bij
veel protestacties voor Groenendaals
vrijlating ter sprake gebracht.
Van Zadelhoff: „In de behandeling
der dienstweigeraars is wel enige ver
betering gekomen. Men heeft er niet
meer de scènes dat de mensen de
kleren van het lijf worden gerukt en
zij met geweld gedwongen worden het
militaire pakje aan te trekken. Maar
overigens wordt op een rare manier
met hen omgesprongen. Ze worden in
de provoost of een vunzige politieka
mer gestopt en behandeld als de ge
vaarlijkste misdadigers. Ik heb gezien
hoe de mensen het stuk brood dat ze
kregen, ontvingen gelijk men een hond
een stuk brood toewerpt”.
Tenslotte werd 13 juli 1923, mede als
resultaat van Groenendaals actie, de
dienstweigeringswet vastgesteld, „als
regeling voor hen, die op grond van
hun overtuiging, dat zij de evenmens
niet mogen doden, ook wanneer dit
ingevolge overheidsbevel geschiedt,
gewetensbezwaren hebben tegen de
militaire dienst”.
De acties die zijn optreden ontketen
de hadden iets weg van tegenwoordige
protestdemonstraties, voor een Rinus
Wehrmann, een Ralph Waver. Met dit
verschil dat de politie vijftig jaar
geleden veel minder consideratie toon
de met betogers en al gauw iet de
blanke sabel de straat schoonveegde.
De tijd van nu mag dikwijls de periode
van het protest worden genoemd, de
twintiger jaren deden er nauwelijks
voor onder. Ook toen werden enthousi
ast spandoeken ontvouwd, staccato leu
zen geroepen, met als steeds terugke
rend motto: „Herman Groenendaal
moet vrij”.
Het nieuws van zijn actie kwam
merkwaardig laat in de publiciteit. Op
20 iuni 1921 verspreidde het Haagsch
Correspondentiebureau het bericht, dat
de dienstweigeraar H. Groenendaal uit
Haarlem al veertien dagen in het Mili
taire Hospitaal in Den Haag weigerde
te eten.
De meeste kranten gaven dit be
richtje een onopvallende plaats tussen
de „diverse berichten”. Toen de actie
echter landelijke repercussies kreeg,
tot in de Tweede Kamer toe. kreeg de
hongerstaker een eigen kop in de
krant' De Zaak Groenendaal. De hele
zomer door werden onder deze kop
feiten vermeld als zijn behandeling in
de gevangenis, bloedige demonstraties
en zijn veroordeling door de krijgs
raad.
Groenendaal zat in een groepje, dat
doelgericht wilde protesteren tegen de
In Groenendaals geboorteplaats
brandde het protest hevig los op de
derde juli. Demonstranten reden per
fiets door de stad met borden, waarop
onder meer stond: „Dood aan het mili
tarisme” en „Gij zult niet doden”. De
politiecommissaris had hiervoor toe
stemming gegeven mits men het
was zondag bij de kerken ophield
met zingen. Daar werd stipt de hand
aan gehouden. Maar *s middags, na een
verhitte vergadering in het Bronge-
bouw gingen betogers met borden en
spandoeken de straat op. De politie
sloeg op de Botermarkt op de menigte
in, die de agenten uitschold voor
„moordenaars en bloedhonden”
-
Erbij