Het trieste
bestaan van
de lippen
negerinnen
in de bush
in Nigeria
ll
i
m
M
15
ZATERDAG 25 SEPTEMBER 1971
Erbij
S Ê3
K
R
l'ijftig gulden
voor een vrouw
0 Zwoegen
N HET OOSTEN van
Nigeria, in de dorpen
van het grote Jos-
plateau bij de grens met de
republiek Tsjaad grenst de
moderne tijd vlak aan de
oude. Daar vindt men de
indertijd door de Engelsen
aangelegde riante stad Jos
met de brede, beschaduwde
lanen, grote bungalows on
der ver overstekende daken
temidden van verrukkelijke
tropische tuinen, en een
luxe hotel met een zo mo
gelijk nóg mooiere tuin. Er
is nog altijd een King’s
Road, een Prince of Wales
Park en allicht! een
Independence Avenue. Er
wonen veel advocaten, een
paar artsen, 1 »ge regerings
ambtenaren. Men ziet er
veel fraaie auto’s en mooie
rijpaarden, goed geklede
mensen en dikke, goedge-
wassen kindertjes, zowel
blank als zwart. Jos is een
allerplezierigste stad om te
wonen.
Veertien jaar en dus ruimschoots volwassen is dit meisje.
Maar haar lippen zijn nog lang niet „volgroeid”.
Pijnlijk proces
Jurk van groen
IjSc
WC'
Slavinnen anno
1971
al die
BOB TADEMA SPORRY
Het verkommerde dorp van Mamadoe op het Jos-plateau.
(Nadruk verboden)
s
Dorpshoofdman Mamadoe
in zijn „paleis” op het pla
teau, dat hij deelt met
zijn nieuwste, twintigjari
ge favoriete.
en
en
IN AFRIKA bestond de sla
vernij reeds lang voor de blan
ken er hun economie op gingen
ZE WORDT veroordeeld tot
een leven van zwoegen waarvan
men zich geen voorstelling kan
maken. Als ze een jaar of 35 is,
is ze totaal op; door het beulen
de werk en het kinderen krijgen
(en haast vanzelfsprekend ver
liezen). Een vrouw van veertig
is in dit land stokoud, terwijl
een man gemakkelijk zestig kan
worden of ouder.
de mannen over de kling ge
jaagd, terwijl vrouwen en kin
deren slaven werden van de
overwinnaars of door hen door
verkocht. Toen later niet-Afri-
kanen het zwarte werelddeel
binnentrokken bleken zij willige
kopers van het „zwarte ivoor”.
Nog later namen de Arabische
handelaars de handel praktisch
over.
DE AFRIKANEN ZELF wa
ren het die ervoor zorgden dat
er altijd slaven kwamen. Na
iedere stamoorlog en dat wa
ren er ontelbaar vele! werden
Tweeëntwintig jaar en al verstoten als favoriete. Oorzaak:
te kleine lipschotels!
Op het Jos-plateau kan een
man voor vijftig gulden of min
der zich net zoveel vrouwen
aanschaffen als hij wenst en be
talen kan. Daarmee stelt hij zich
m het bezit van een aantal
werkkrachten, die hem in staat
stellen zijn leven in zalig niets
doen door te brengen en nog
geld te verdienen ook.
Als verschijnsel is de lippen-
negerin precies even oud als de
Afrikaanse slavernij, die door
de Arabieren werd uitgeoefend.
Ze werd er het slachtoffer van,
zij het dat men in het begin met
deze afzichtelijke verminking
een goed doel nastreefde. Want
als een vrouw dusdanig ver
minkt was, wilde geen slaven
handelaar haar hebben. Als een
akelig anachronisme is de
lippennegerin blijven voortbe
staan tot op de dag van van
daag. En wat eens als afschrik
wekkend middel bedoeld was, is
nu wonderlijk genoeg een be
wijs van schoonheid geworden.
Zo zonderling kan een kwalijk
gebruik geheiligd worden!
EN MET de dochters, die hij
naarstig blijft aanmaken, ver
dient hij nog meer dan met de
maniok. Want voor ieder „mooi”
sterk meisje kan hij vijftig gul
den maken en op het Jos-pla
teau is dat een groot bedrag.
De enige hoop van deze meisjes
is dat ze eens de favoriete van
haar man-en-eigenaars wor
den. Als ze mooi en jong is
lukt dat wel eens voor een tijd
je. Ze blijft het een maand, een
jaar als ze boft. Ze deelt dan de
slaapmat van haar gemaal en
mag kijken naar de mooie en
schone hut, de dure kleren aan
de muur, het paard in de stal.
Ze mag misschien zelfs wel
meeluisteren naar het radiootje.
Uit zulke kleinigheden bestaat
het geluk van een lippen
negerin
hun verminkte monden en ma
ken daarbij vreemde klepperen
de geluiden. Soms nemen ze de
schijven uit de lippen en dan
hangen die als slappe rubber-
ringen omlaag. Om te kunnen
drinken gieten ze het water uit
kruik of kalebas in de open
mond. Om te eten kneden ze
balletjes voedsel en gooien die
tussen de lippen door naar
binnen.Wassen doen ze zich
nooit. Dat is een weelde die aan
de man blijft voorbehouden.
Water is er om te drinken en
mee te koken; om een lekker
warm bad voor de eigenaar van
de harem te maken en om zijn
kleren hagelwit te wassen. Want
op het Jos-plateau zijn de heren
even schoon en keurig als de
vrouwen en kinderen smerig
zijn.
DE CONVENTIE van 1956 op
de afschaffing van de slavernij
heeft gesteld: „Als slavin wordt
beschouwd iedere vrouw die,
zonder het recht te mogen wei
geren, wordt uitgehuwelijkt
tegen betaling in geld of goe
deren aan ouders, voogd, fa
milie of andere persoon of groe
pen van personen”. Maar wat in
Genève zo koel en klaar werd
opgesteld blijkt moeilijk uit te
voeren in zulke wilde gebieden
als het geblakerde Jos-plateau,
en in grote andere stukken van
Afrika. Een lippennegerin heeft
niet het recht, een door haar
niet gewenste huwelijkskandi
daat te weigeren. Dat wordt
buiten haar om bedisseld. De
vader incasseert het geld en
daarmee is de kous af. De brui
degom haalt het meisje weg en
dat ziet haar familie zelden of
nooit meer terug.
NA HET KOKEN moeten de
vrouwen naar de stenige akkers,
want dat is het werk waarvoor
ze werden aangeschaft. Hun
slavenarbeid stelt hun eigenaar
in staat een behaaglijk leven te
leiden. De akkers moeten van
stenen en rotsblokken worden
ontdaan. Met puntige stokken
wordt de grond daarna omge
woeld, waarna de maniok
wordt geplant en verzorgd. Die
maniok wordt gegeten en wat
overblijft wordt verkocht. Van
dat geld schaft de heer des hui
zes zich een radiootje aan,
mooie kleren, een paard of
weer een paar nieuwe vrouwen.
leiden van jongens door op hun
zucht tot avontuur te specu
leren; het rechtmatig erven van
weduwen en wezen door een
weinig scrupuleuze erfgenaam.
De slavernij is, zo gezien, nog
altijd springlevend, hoewel
streng verboden. De nieuwe sta
ten zijn er fel tegen gekant,
doen er ook wel wat tegen zoals
onder andere Nigeria en de Soe
dan, die een (te kleine) slaven-
politie bezitten. Op het ver
kopen en om niet gebruiken van
mensen staan heel zware straf
fen. Maar er bestaan ook nog
andere vormen van slavernij.
Men kan voor een zacht prijsje
mensen kopen. Dat prijsje heet
dan officieel bijvoorbeeld „bri
de’s price”. De „bride’s price” is
een geheiligde instelling, enigs
zins te beschouwen als de
Franse „dot”. Een vader met
één of meer dochters krijgt
voor ieder van hen een „bride’s
price”, te betalen in geld of gei
ten. De lippennegerinnen van
het Jos-plateau zijn de slacht
offers van dit gebruik.
voed en half wild zijn zij het,
waaruit de aanstaande bruiden
voor andere mannen worden
gerecruteerd, uiteraard tegen
betaling van een „bride’s price”.
Jongens zijn niets waard, tot ze
man geworden zijn, want het is
een moslemwereld daar op het
Jos-plateau, ofschoon het met
de échte islam weinig te maken
heeft. Alle kleine meisjes hier
verkeren in een min of meer
gevorderde staat van lippen
negerin.
MAAR OP dat hoge plateau
liggen ook heel verre dorpen
waar de tijd heeft stilgestaan.
Daar gaat het leven zijn gan
getje zoals dat al honderden
jaren gebeurt. Op het plateau
kan men na een lange, ver
moeiende tocht over slechte
wegen en door de bush kronke
lende paden de dorpen vinden
waar nog lippennegerinnen
wonen.
Lang geleden heeft de wereld
met verbazing en afgrijzen de
lippennegerinnen leren kennen
uit de beschrijvingen van vroe
ge ontdekkingsreizigers. Tegen
woordig bestaat er zelfs een iet
wat romantische t.v.-film, op
genomen door een Frans equipe,
zo in het genre „wonderen der
aarde”.
Is een lippennegerin een
„wonder”? Of behoort ze tot dat
slag mensen dat eeuwig in het
hoekje zit waar de slagen val
len? Waar geen recht of bezit
bestaat?
hoofdman zijn paard niet zou
willen stallen. Dat heeft name
lijk een grote, luchtige stal, met
een verbindingsdeur naar de
hut van zijn baas.
VOOR DE VROUWEN begint
de dag lang voor de zon opgaat.
Jongens hebben niets te doen
en blijven slapen zo lang ze wil
len. Het eerste werk is het
waterhalen in het dal, een lange
wandeling waarbij men op de
terugweg de aarden potten met
30 liter water moet torsen tegen-
de helling op. Dan moet er hout
worden gerooid en kleingehakt
voor de keukenvuren. Aange
zien het bos en de bush rond de
dorpen al door generaties vrou
wen zijn gerooid, moet men
kilometers lopen. Alleen het ge
meenschappelijk koken in de
openlucht is voor de vrouwen
een vermaak, want hier komt
geen man kijken en kunnen ze
zichzelf zijn. Ze babbelen met
baseren, zoals in Noord- en
Zuid-Amerika het geval was.
Die slavernij is blijven voortbe
staan, zij het dan in gemoderni
seerde vorm. Men hoeft niet
meer op de slavenjacht te gaan
om „zwart ivoor” te bemach
tigen; er zijn eenvoudiger me
thoden voor in de plaats ge
komen: het opkopen van baby’s
en heel jonge kinderen; het ver-
DAT IS EEN langdurig en
gruwelijk pijnlijk proces, dat
toch voor geen geld gemist zou
kunnen worden. Immers geen
man zou een meisje met gewone
lippen willen trouwen; ze zou
doodgaan van honger, een waar
deloos schepsel! Het proces be
rust op een zwerende wond die
niet mag genezen totdat het
eindstadium bereikt is. Eerst
worden onder- en bovenlip
doorboord met een scherpe
dikke doom, die in de wond
blijft totdat deze zich niet meer
wil sluiten. Dan wordt de doorn
vervangen door steeds grotere
houten plugjes, totdat deze ten
slotte schijven zijn geworden.
Het formaat van een theescho-
teltje geldt als toppunt van
schoonheid, maar wordt slechts
zelden bereikt. De meeste vrou
wen moeten zich tevredenstel
len met een onderzettertje voor
een borrel. De vrouw is dan een
jaar of 13, 14 en dus volwassen.
Ze heeft één of meer kinderen
gehad, en haar vooruitzicht is
een leven van nimmer aflatend
werk, veel slaag en eeuwige
honger. Het in leven houden
van deze kinderen en vrouwen
is een koud kunstje. Ze krijgen
net genoeg te eten om te kun
nen blijven werken. Ze dragen
nooit kleren, met uitzondering
van de vrouwen die in de buurt
van Jos wonen. Die dragen een
soort paardedeken, om de stad
se lieden niet te kwetsen! Ze
slapen in hutten waarin de
BIJ ONZE TOCHTEN over
het Jos-plateau hebben we heel
wat lippennegerinnen gezien,
jonge en oude, met grote en met
kleine „schotels” in de lippen.
Zonder uitzondering waren ze
half verhongerd, vuil en schich
tig. Een enkel meisje had nog
iets van de fleur van de jeugd
in haar nog mooie jonge li
chaam. Ze kon nog glimlachen,
de karikatuur van een lach in
een verminkt gezicht. Men kon
haar verdelen in vrouwen uit
de dalen en vrouwen van de
hoge berggebieden naar hun
kleding of wat daarvoor moest
doorgaan, want deze vrouwen
lopen goeddeels naakt. Voor en
achter droegen ze een bos bla
deren, met een touwtje vastge
maakt om het middel. In de
dalen, waar struiken en bomen
groeien, konden de vrouwen
zich iedere dag een verse „jurk”
veroorloven, en dat stond niet
eens oncharmant. Maar op de
hoge vlakten en de bergtoppen
was de begroeiing uiterst
schaars en hier moesten de
vrouwen zich dan ook tevreden
stellen met een minimaal bosje
snel verdorrend blad.
DE DORPEN waarin de
lippennegerinnen huizen zijn
een samenraapsel van ronde
hutten met strooien kegeldaken,
het klassieke patroon van de
Afrikaanse hut. Ze staan dicht
opeen en een soort heining van
rietmatten sluit ze in tot een
hecht geheel. Slechts één poort
geeft toegang tot wat men een
hoofdstraat naar een plein zou
kunnen noemen. Tussen de hut
ten is net genoeg ruimte om er
door te kunnen glippen. Zo’n
dorp stinkt letterlijk van het
vuil, en zo ook de hutten, die
het „paleis” van de hoofdman
vormen. Dat paleis heeft een
eigen omheining van scheefge
zakte rietmatten die blijven
staan tot ze van ontbinding in
elkaar zijgen. Pas dan komen
er (misschien) nieuwe!
EVENALS het dorp is het pa
leis een conglomeraat van hut
ten. De doorsnee van elk is niet
meer dan een meter of twee en
binnen kan men alleen staan
onder de top van het kegeldak.
De grond is van aangestampte
aarde, de muren zijn van leem,
over in de grond gestoken stok
ken gesmeerd. Eén gat in de
muur fungeert als deur en ven
ster. In de strodaken wonen
ratten en muizen, hagedissen,
gekko’s, krekels en torren, lui
zen en de hele verdere rest. De
vier hoofdvrouwen van de
hoofdman hebben ieder een
eigen hut, maar ze moeten even
hard zwoegen als de bijvrou
wen, die met vier of meer een
hutje delen. Ze variëren in leef
tijd van elf tot ruim dertig jaar.
Naarmate hun werkkracht af
neemt, krijgen ze steeds minder
te eten omdat ze steeds minder
waard worden.
DE KINDEREN van
vrouwen bewonen de rest van
de paleishutten, jongens
meisjes door elkaar, tien
meer per hut. Smerig, onder-
I
■y
Een „vrouw” van 15. Ze heeft al twee
kinderen gehad, maar beiden zijn ge
storven.