Produktief auteur werd eeuw
geleden in Assen geboren
van slagersjongen tot toneelschrijver
zoon
Drente gedenkt beroemde
0
L
17
ZATERDAG 25 SEPTEMBER
1971
Erbij
Ontwaakt
Hans Ie fou
•S
I
DONDERDAG 30 SEPTEMBER zal het honderd jaar geleden zijn dat
in Assen een man werd geboren, over wie tussen 1910 en 1930 de toneel
rubrieken van de Nederlandse kranten en tijdschriften geregeld vol
stonden: Jan Fabricius, een van onze produktiefste en succesvolste to
neelschrijvers van deze eeuw. Nu is zijn werk al sedert jaren niet meer
door beroepsgezelschappen gespeeld( een ondermaatse televisie-uitzen-
ding van „Onder één dak” kan daarbij nauwelijks als een uitzondering
gelden) en zelfs zijn naam is vrijwel in het vergeetboek geraakt. Toch
wemelt het in ons land niet zó van veelgespeelde toneelschrijvers, dat er
geen bijhouden meer aan is. Het tegendeel is waar. Maar Nederland is nu
eenmaal heel vergeetachtig als het zijn eigen toneelschrijvers betreft. We
mogen nog blij zijn dat Herman Heijermans de laatste tijd weer een klein
beetje in de belangstelling is gekomen. Hij is de enige, nu Vondel,
Langendijk, Hooft en Bredero meer en meer naar het museum van oud
heden worden verwezen, waaruit dan wél tweede-rangs buitenlanders
als Webster en Goldsmith af en toe tevoorschijn worden gehaald. En toch
hebben Heijermans en Fabricius jarenlang als gelijkwaardige collega's
het Nederlandse repertoire beheerst en de belangstelling van het schouw
burgpubliek gedeeld.
Geweldige stroom
Met de handschoen
Leverziekte
W-'X
o
JAN FABRICIUS
t
:19a
JAN FABRICIUS
WVVWWWWWWWWWVWWVVtAn/VVVVVWVVWVWVVWVWVVVWWVVVVVVIA
SIMON KOSTER
WVWVVVtMVIWWVVM
4
De slotscène uit het
boerendrama „Onder
één dak” door het
Rotterdamsch
Tooneel in 1915.
Henri Poolman is
de oude vader, die
zich verzoent met
zijn dochters,
gespeeld door
Alida Tartaud.
Haar man Frits
Tartaud, kijkt toe.
De foto is
afkomstig uit het
Toneelmuseum in
Amsterdam.
meester in Soerabaja aan een galblaas
ontsteking.
Fabricius wist niet wat hij nu met
zijn stuk moest- beginnen. Hij probeer
de anderen ervoor te interesseren, maar
hij ving bot, eerst bij een toneelgroep
die in West-Indië ging spelen, toen bij
de Koninklijke Vereniging Het Neder
lands Toneel. Pas zijn derde poging
slaagde: in januari 1907 ging „Met de
handschoen getrouwd” in première bij
het Rotterdams Toneelgezelschap van
P. D. van Eijsden. Het succes was groot
ASSEN. Drente staat in de
week van 27 september tot en
met 3 oktober in het teken van
de herdenking van de 100ste ge
boortedag van de in Assen op 30
september 1871 geboren journa
list, romancier en vooral toneel
schrijver Jan Fabricius, in het
Engelse Broadstone op 93-jarige
leeftijd in 1964 overleden. De
herdenking wordt gevierd, met
een aantal evenementen in Assen
en Emmen.
De grote herdenkingsavond
die overigens een besloten karak
ter zal dragen heeft plaats op
30 september in het Vestzak-the-
ater in het ontmoetingscentrum
,.De Kolk”. Na een ontvangst door
de loco-burgemeester van Assen,
de heer D. Berger, zal een toe
spraak volgen door de voorzitter
van het herdenkingscomité, prof.
IN HET BUITENLAND werden zijn
stukken nog lange tijd veel gespeeld. In
Duitsland en de Scandinavische landen
maakten vooral de boerendrama’s „On
der één dak”, „Ynske” en „De koekoek”
veel opgang. „Dolle Hans” werd overal
in Europa opgevoerd, in Parijs onder de
titel „Hans le fou”, in Londen onder die
van „Insult”. Waarschijnlijk waren het
die buitenlandse successen die Fabri
cius ertoe brachten, in het Engels te
gaan schrijven en (in 1938) in Engeland
te gaan wonen. De man die alleen de
lagere school in Assen had bezocht en
als slagersjongen was begonnen, werd
een Engelse auteur! Fabricius moet
toch wel zijn eigen voorbeeld voor ogen
hebben gehad, toen hij Wilko de Hond
in „De rechte lijn” had laten zeggen:
„Vader, over een half jaar ben ik uit
de smederij, twee jaar daarna draag ik
manchetten bij mijn werk, en binnen
tien jaar verdien ik mijn kost met lou
ter hoofdarbeid.”
Fabricius is nog lang doorgegaan met
het schrijven van Engelse stukken, ook
toen ze niet meer werden gespeeld. Het
laatste stuk dat van hem werd opge
voerd was „Hare majesteit de Vrouw”,
dat hij op zijn zevenentachtigste jaar
had geschreven. Dat het geen succes
had, deerde hem toen niet meer. „Ik
heb mijn tijd gehad en niemand zit er
over in zak en as, ikzelf het aller
minst”, was zijn commentaar.
genoeg om Fabricius te overtuigen van
zijn eigen talent als toneelschrijver, een
talent dat zonder het „instinct” van
Frits Bouwmeester misschien toch altijd
zou zijn blijven sluimeren.
DE ERKENNING van Fabricius als
een toneelschrijver met een grote toe
komst was nu een feit en werd nog
algemener toen zijn derde stuk, „De
rechte lijn” dat ook weer onder
Hollanders in Indië speelt opnieuw
een succes werd zoals voor weinig
Nederlandse toneelstukken is wegge
legd. Maar toch kon Fabricius nog geen
afscheid nemen van de journalistiek. Hij
werd directeur van de Nieuwe Courant
in Den Haag, ging in 1910 weer naar
Indië als commercieel leider van het
Soerabajaasch Handelsblad, richtte het
Bativiaasch Nieuwsblad op en werd in
1914 voor de tweede keer door ziekte
gedwongen, naar Nederland terug te
keren. Van toen af is hij het toneel
voortdurend trouw gebleven. Hij produ
ceerde een geweldige stroom van stuk
ken, te beginnen met „Onder één dak”
en „Ynske”, die allebei in het milieu
van boeren in de Noordelijke provin
cies zijn gezet. Maar Indië liet Fabricius
een stuk schrijven dat ik daar kan spe
len”, zei Frits Bouwmeester op een
ochtend dat zij elkaar op de Grote
Markt tegenkwamen.
Fabricius protesteerde lachend. „Ik
voel wel veel voor het toneel, maar ik
ben toch geen toneelschrijver”.
Bouwmeester wilde daar niet van ho
ren. „Je bent het wèl. Ik zie het aan je
gezicht, ik hoor het aan je stem. Jij
maakt voor mij een stuk, iets echt In
disch, en ik open er mijn tournee mee
in Batavia”.
FABRICIUS WIST dat Frits Bouw
meester er nogal eens op los fantaseer
de; hij geloofde niet dat er van die In
dische tournee iets zou komen, en hij
geloofde evenmin in zijn eigen talent
om een toneelstuk te schrijven- Maar
tenslotte liet hij zich toch overhalen;
hij beloofde, het te zullen proberen. En
toen hij kort daarna meer tijd kreeg
de Spaarnbode en de Wereldtoerist
waren een roemloze dood gestorven
schreef hij in zes weken een Indisch to
neelstuk. Het heette „Met de hand
schoen getrouwd” en ging over het
trieste geval van een jonge Hollandse
vrouw die, na een huwelijk met de
handschoen, bij aankomst in Indië ont
dekt dat de jeugdvriend met wie zij is
getrouwd, door het ruwe leven op een
plantage volkomen is gedemoraliseerd.
De mannelijke hoofdrol was geschreven
voor Frits Bouwmeester. Maar die was
intussen uit Haarlem verdwenen. Hij
was mede-oprichter geworden van een
gezelschap in Amsterdam, maar dat had
hij na twee maanden in de steek gela
ten omdat zijn droom, althans voor een
deel, heel onverwachts werkelijkheid
was geworden: de acteur Henri Brond-
geest, die met een troepje in Indië
speelde, had hem telegrafisch een en
gagement aangeboden en dat beschouw
de Frits Bouwmeester als de kans van
zijn leven. Hij nam de eerste de beste
boot naar Indië, waar naar hij dacht
het grote avontuur hem wachtte. He
laas werd het een kortstondig en droe
vig avontuur; nog geen twee maanden
na zijn aankomst stierf Frits Bouw-
nog niet los; dat blijkt uit stukken als
„Sonna”, „Lasmi”, „Totok en Indo”,
„Nonni” en vooral uit het bijzonder
succesvolle „Dolle Hans”, waarin het
oude maar nog altijd actuele probleem
van de rassenvermenging wordt behan
deld en dat eerst met Henri Brond-
geest, later met anderen in de titelrol
ver over de duizend keer is gespeeld.
Maar daarmee had Fabricius zijn
hoogtepunt bereikt. Het voor Louis
Bouwmeester geschreven „Hein Roekoe”
(1918) was een teleurstelling; „De me
teoor” (1919) was een tweede „Dolle
Hans”, maar minder geslaagd; „Seider
avond”, een stuk over de jodenvervol
ging in Rusland (1923), was aanmerke
lijk beter maar oogstte toch slechts een
bescheiden succes. In 1924 liet Fabricius
er zich door anderen toe overhalen, een
eigen toneelgezelschap te beginnen in
het voormalige Theater Verkade in Den
Haag; hij hield het één seizoen vol, toen
had hij er al meer dan genoeg van. Hij
keerde weer naar zijn schrijftafel terug,
maar de glorietijd van vóór 1920 was
voorgoed voorbij.
DIE EERSTELING van Fabricius was
niettemin bepaald geen meesterwerk.
De schrijver heeft dat zelf later wel
ingezien, want toen Eduard Verkade
kort na de eerste wereldoorlog een we
deropvoering van het stuk, nu door de
Koninklijke Vereniging, voorstelde, gaf
Fabricius er geen toestemming voor-
Maar er zit aan „Met de handschoen
getrouwd” een heel merkwaardige kant:
het lijkt wel of het talent van de au
teur pas onder het schrijven ervan is
ontwaakt; het eerste bedrijf is namelijk
nog typisch dilettantenwerk, maar van
de openingsscène van het tweede bedrijf
af is opeens de hand van een begaafd
schrijver duidelijk merkbaar, zowel in
de dialoog als in de opbouw van de
scènes.
De voorstellingen van „Met de hand
schoen getrouwd” waren nog aan de
gang, toen Fabricius al druk bezig was
aan een tweede toneelstuk; hij had nu
de smaak beet gekregen. Met dat twee
de stuk, „Eenzaam”, maakte hij een
grote stap vooruit. Veel scherper en met
veel meer dramatische kracht dan in
zijn eersteling tekende Fabricius in
„Eenzaam” opnieuw de geestelijke af
takeling van een Hollander in de tro
pen, maar deze keer is het een fijnge
voelige, idealistische bestuursambtenaar
die in de ondragelijke eenzaamheid van
een ver-afgelegen „buitenbezitting”
langzamerhand krankzinnig wordt en
tenslotte zelfmoord pleegt. Het is een
drama waarin Fabricius de atmosfeer
van het toenmalige Nederlands-Indië
heel knap weergaf, toch al wel met in
zijn achterhoofd de gedachte die hij la
ter eens tegenover een vriend heeft uit
gesproken: „Indië is een prachtig land,
maar er moesten geen Europeanen wo
nen”. Vooral dankzij het sublieme spel
van Cor van der Lugt Melsert in de
hoofdrol maakte „Eenzaam” een diepe
indruk en het stuk heeft dan ook heel
lang repertoire gehouden.
dr. H. J. Prakke, waarna Stich
ting Theater in het Rond een op
voering zal geven van het toneel
spel „Seideravond” van Fabricius,
dat is aangepast door de Asser
regisseur Peter Brandsma. De
volgende avond, vrijdag 1 oktober
heeft andermaal een opvoering
van dit stuk plaats voor de As
senaren.
Met subsidie van het ministerie
van CRM zal de herdenkingsbun
del „Jan Fabricius, de man en zijn
werk” verschijnen, waarin zijn
opgenomen vijf van de beste stuk
ken van Fabricius: Onder een
dak. Seideravond. Ynske, Dolle
Hans en Eenzaam. Tijdens de
herdenkingsavond van donderdag
30 september zullen de eerste
exemplaren worden aangeboden
aan Charlotte Köhler (zij speel
de in Seideravond meermalen de
rol van Marie) en Paul Steenber
gen, de directeur van de Haag-
JAN FABRICIUS is drieënnegentig
jaar oud geworden; de laatste jaren
was hij bijna blind, maar de toetsen
van zijn schrijfmachine kon hij op
het gevoel vinden, en dus schreef hij
ook toen nog met een uithoudingsver
mogen dat onuitputtelijk scheen. Na het
feest van zijn negentigste verjaardag
schreef hij mij dat hij ruim 250 brieven
en telegrammen te beantwoorden had
„en hoe ik er nog doorkom, weten de
góden alleen en zelfs die misschien
niet”, maar beantwoorden zou hij ze! En
uit de laatste brief die ik daarna nog
van hem mocht ontvangen, bleek dat hij
toen nog weer aan literair werk bezig
was: „Ik beeld naar mijn vermogen
mensen uit en heb er nog geweldig veel
plezier in. Misschien wel omdat het alles
is wat ik meen te kunnen.”
Maar wat hij meende te kunnen, en
ook werkelijk kón, was niet gering. Hij
heeft mensen uitgebeeld, zó dat ze op
het toneel werkelijk levend werden
voor miljoenen toeschouwers. Dat blijft
zijn grote verdienste, ook al heeft dat
fictieve leven van zijn toneelfiguren
korter geduurd dan het leven van Jan
Fabricius zelf.
HOEWEL ER VAN een eeuw-„feest”
in dit geval dus niet kan worden ge
sproken, is er toch wel reden genoeg
om te herinneren aan de boeiende en
kleurige figuur die Jan Fabricius is
geweest. Alleen al de verbluffende ma
nier waarop hij zich helemaal uit eigen
kracht maatschappelijk heeft opge
werkt zou dat de moeite waard maken.
Als kind van arme ouders en met geen
ander onderwijs dan de lagere school,
begon hij op zijn twaalfde jaar als loop
jongen bij een spekslager, met een
weekloon van 75 cent. Daarna werkte
hij achtereenvolgens als hulpje bij een
kruidenier, als duwer van de handkar
voor een ijzerhandel en als krullenjon
gen bij een timmerman, maar dat wa
ren allemaal geen baantjes die hem in
teresseerden. Echte belangstelling voor
zijn werk kreeg hij pas toen hij zetters-
maatje werd op de drukkerij die onder
meer de Provinciale Drentsche en Asser
Courant uitgaf; na sluitingstijd bleef de
kleine Jan daar dagelijks nog in touw
om de krant te bezorgen en het abonne
mentsgeld op te halen. Toch hield hij
nog genoeg vrije tijd over voor zoveel
zelfstudie, dat hij op zijn 18de jaar een
meer verantwoordelijke baan kreeg bij
een krant in Stadskanaal, waar hij de
functies van verslaggever en letterzet
ter combineerde en bovendien de pers
moest bedienen. Van Stadskanaal trok
hij te voet naar Groningen om bij
het Nieuwsblad van het Noorden te
gaan werken, maar tevens om gemak
kelijker aan studieboeken te kunnen
komen dan in een provincienest mo
gelijk was-
NAUWELIJKS 21 JAAR oud had hij
genoeg algemene en technische ontwik
keling opgedaan om te worden aange
steld als chef van een grote drukkerij
in Batavia, de firma Van Dorp Co.
Onvermoeibaar vervolgde hij ook daar
in het tropische klimaat, zijn zelfonder
richt in de moderne talen, boekhouden
en druktechniek, met het gevolg dat hij
twee jaar later procuratiehouder van
Van Dorp in Bandoeng werd. Kort
daarna nam hij ontslag en richtte, met
een compagnon, het dagblad De Pre-
angerbode op; daarvan maakte hij in
korte tijd een betrouwbare en gezag
hebbende krant, die zo goed rendeerde
dat hij het bedrijf, waarvan hij intus
sen eigenaar was geworden, voor een
flink bedrag kon verkopen toen hij in
1902 wegens een leverziekte moest re
patriëren.
NA ZIJN HERSTEL en een korte pe
riode als hoofdredacteur van dezelfde
Drentsche en Asser Courant waarbij hij
als zettersmaatje was begonnen, ves
tigde Fabricius zich in Haarlem, een
keus van woonplaats die de meest on
verwachte gevolgen zou hebben voor
zijn verdere leven. Want in die tijd was
Louis Bouwmeester directeur van Het
Haarlemsch Tooneel, een gezelschap
waaraan ook de jongere broer van
Louis, Frits Bouwmeester, verbonden
was. Frits was, evenals Louis, een ui
terst begaafd acteur, maar een fantast
en bovendien een rusteloze figuur die
het nergens lang kon uithoüden. In
Haarlem droomde hij van een tournee
door Nederlands-Indië met een gezel
schap onder zijn leiding, al had hij
nooit een eigen troep gehad en wist hij
ook niet hoe hij aan het geld ervoor
zou moeten komen. Maar hij kende Fa
bricius en hij smulde iedere week van
diens artikelen over Indië in De We
reldtoerist en De Spaarnbode, twee
Haarlemse publicaties waarvan Fabri
cius toen directeur-hoofdredacteur was.
„Jan, ik ga naar Indië en jij moet
se Comedie. In deze bundel is op
genomen een studie over Fabri
cius door de letterkundige en to
neelcriticus uit Abcoude, Jan
Spierdijk.
Zowel in „De Kolk” als in de
Openbare Leeszaal te Assen zul
len exposities worden ingericht.
De toneelgroep van de Drentse
vereniging, ’t Aol Volk, zal het
stuk Diefstal in het kasteel als
onderdeel van de herdenking het
komend seizoen op haar pro
gramma nemen. In een bewer
king van mevrouw G. Eding-
Askes is het stuk nu in het
Drents overgezet en voorzien van
een Drents gegeven. Het stuk zal
op de planken gebracht worden
onder de titel: Diefstal in ’t Grood
Hoes. De voorstellingen zijn ge
pland in Emmen op 5, 12, 19 en
26 november, in Assen op 25 fe
bruari van het volgend jaar.
(Van onze correspondent)