TIN
IS
ERG
IN
TREK
Meubelen
moderne kunst
en
hand
hand
gaan
in
VROUW
■MHWfll
ZATERDAG 16 OKTOBER 1971
Erbij
16
Dateren
Gebruiken
Knoeierijen
Wereldfaam
Waardering
1
PETRA WASSENBERGH—CLARIJS
RrT*
Geoffry D. Harcourt.
Fauteuil naar
een ontwerp
IN DE EERSTE plaats is er modem
tin, nagemaakt naar de oude modellen
en bijna steeds dienende als siergoed,
waarbij de kraantj eskoffiekannen vaak
een uitzondering maken. Deze dingen
EEN ENKELE maal werd tin wel ge
hamerd, net als zilver. Aldus gemaakte
stukken zijn zeldzaam en kostbaar. Het
meeste antieke tin, dat tegenwoordig in
de handel wordt aangetroffen, is 18de-
eeuws. Stukken uit de 17de eeuw zijn al
vrij zeldzaam, om van het nog vroegere
maar niet te spreken.
is dus genoeg om plezier aan te bele
ven en van het onderhoud zult u niet
moe worden. Vroeger schuurde men tin
met fijn zand, dat niet kraste. Het werd
dan zilverblank.
VELE MENSEN zullen bq het zien
van moderne beelden van Henri Moore
of schilderijen van Picasso schouder
ophalend, niet begrijpend voorbq lopen.
Toen enige tientallen jaren geleden een
Nederlandse meubelfabrikant met mo
derne (progressieve) meubelen op de
markt kwam, werden deze in het eerste
begin nogal skeptisch bekeken. Kon je
AANGEZIEN lood goedkoper is dan
tin, was het voor de gieters verleidelijk
hiervan meer bij te mengen dan nodig
laatste der randtrekkende ambachtslie
den. De nagegoïten voorwerpen, waartoe
o.a. veel ronde lepels behoren, waren
niet erg verfijnd van afwerking en heb
ben geen merk.
TEGENWOORDIG is het, men kan
wel zeggen, mode om er niets aan te
doen, zodat het na lange tijd een ver-
weringslaagje krijgt, mooi donkergrijs
van tint. Maar blank tin is ook prach
tig, wat ingetogener, minder schitterend
dan zilver, en daardoor minder luid zijn
aanwezigheid verkondigend en passend
in iedere omgeving. Het enige waar het
om vraagt is: af en toe afwassen (geen
synthetische wasmiddelen) daarna goed
afspoelen en met een zachte doek op
wrijven; voor de glans een kleine beetje
witte was gebruiken.
WANNEER de dingen daardoor min
der geschikt waren geworden voor het
gebruik, liet men ze omsmelten en op
nieuw gieten. Vaak was dit het werk
van rondreizende tinnegieters, iets wat
we ons nu haast niet meer kunnen
voorstellen. Ouderen onder ons hebben
misschien nog wel een herinnering aan
de koperslager en de scharesiiep, de
ANTIEK wordt schaars, zegt men. In
hoever dit waar is, kunnen we mis
schien nog wel bekijken. In ieder geval
is antiek tin nog in grote hoeveelheid
verkrijgbaar. Maar juist deze hoeveel
heden manen tot voorzichtigheid. Want
hoe meer er is, hoe meer kans op na
maak.
Tin was vroeger hét materiaal voor
het vervaardigen van gebruiksvoorwer
pen: serviesgoed, zoals borden, bekers,
kannen, lepels, schalen, zoutvaten, mos
terdpotten en peperbussen; verder ta
bakspotten, inktkokers, maatkannetjes,
kandelaars en ook kinderspeelgoed.
Soms werden liturgische voorwerpen
van tin gemaakt, waarschijnlijk voor
niet heel rijke parochies. Maar het
huishoudelijk goed is in de meerder
heid. Niet dat wij het doorgaans voor
gebruik willen hebben. Na circa 1850 is
het in onbruik geraakt en vervangen
door porselein en aardewerk. Maar het
is niet zo, dat alle tin dat we tegen
komen van vóór 1850 dateert.
tekten sloegen bij de bouw een nieuwe
weg in. Het kontakt met andere landen
kwam weer op gang en er werden
meubelen geïmporteerd uit Denemar
ken. Het Deense meubel leerde ons,
dat moderne vormen in nieuwe huizen
dikwijls beter pasten, dan we vanuit
onze traditionele instelling wel dach
ten.
VROEG of laat, een stuk antiek tin is
een fijn bezit. Vooral ook, omdat het zo
weinig kwetsbaar is en men kan het dus
overal neerzetten. En gebruiken des
noods. Kannen en bekers voor bloemen,
of, zo u lust hebt, voor drinkwater;
borden als fruit- of koekschaal; de zout
vaten, strooibussen en tabakspotten
kunnen nog best functioneren; maar de
lepels zijn toch te grof voor onze mon
den en komen in een sierrekje te han
gen. Bedkruiken hebben we ook niet
meer en nachtspiegels evenmin; die
wonden vaak tot bloempot verheven. Er
ook meubelen vormen geven, die nogal
aan moderne kunst deden denken? De
direktie van dit bedrjjf had een aantal
jaren na de Tweede Wereldoorlog, toen
aan de grote vervangings-vraag was
voldaan, de overtuiging, dat de wezen
lijke interesse van een grote groep
mensen, langzaamaan zou gaan naar
het meer eigentijdse meubel. De archi-
zijn geen nep, maar eerlijke kopieën, die
vaak een fabrieksstempel dragen. An
ders is het met de ietwat groezelig ge
tinte, ongemerkte stukken die men als
„nieuw-antiek” kan bestempelen. Het
zijn de oude vormen, ja, maar de kleur
van het metaal is dofgrauw, vaak blau
wig en mist de zilvergrijze glans, die
tin zo aantrekkelijk maakt. Verder zijn
deze dingen vaak loodzwaar. En dit is
juist wat het niet zijn moet.
Boven hamer of roos staat vaak een
kroontje met de initialen van de gieter,
soms ook een jaartal. In de 18de eeuw
komen, in navolging van de zilverkleu-
ren, wel eens vier merkjes voor. Toch
werden er nog wel ongemerkte stukken
in omloop gebracht. Ook zijn de merken
wel eens afgesleten.
LE MUSEE DES ARTS Décoratifs te
Parijs en the Museum Art te New
York deden Pierre Paulin de eer aan
enkele van zijn ontwerpen als ver
tegenwoordigers van het moderne meu
bel, permanent te exposeren. Misschien
wel juist door deze wereldfaam wordt
een enkele fauteuil ook veel gekocht
door jonge mensen, die een woning
gaan inrichten Een craa e fauteui' of
een enkele bank »en ec ou-
dig interieur reeds een bepaald cachet
geven.
Meubelen van drie ontwerpers. Op
de voorgrond fauteuil ontworpen
door Kho Liang le. De bank is ver
vaardigd naar ontwerp van Geof
fry D. Harcourt. Uitgevoerd in rib-
velours. De andere fauteuil werd
ontworpen door Pierre Paulin.
TIN, gewonnen uit tinerts, is een me
taal, dat men gemakkelijk kan gieten,
maar dat in zijn zuivere vorm te week
is voor gebruik. Daarom maakt men een
legering met een kleine dosis lood (on
geveer 6 tot 10 pet). Een enkele keer
ook wel met wat koper of antimonium.
Het metaal wordt gegoten in bronzen
gietvormen, die kostbaar zijn en nage
noeg onverslijtbaar. Ze werden dan ook
in de gieterijen van geslacht op ge
slacht gebruikt. Zodat er een grote
vormtraditie heerste en de modellen
vaak geen aanwijzing geven voor het
tijdperk van ontstaan.
zicht is ook gegroeid, dat een echt
modern meubel niet veroudert. Het zal
dan ook niemand verwonderen, dat
bijvoorbeeld een fauteuil ontworpen
door Pierre Paulin al twaalf jaar mo
dern is. De kenmerken van al deze
meubelen zijn steeds: kwaliteit, het
moderne karakter (terug te vinden in
model en materiaal) en exclusiviteit.
Die exclusiviteit betekent echter geens
zins, dat de prijs zo hoog ligt, dat de
meubelen bijna onbetaalbaar zouden
zijn. Niets is minder waar. Men han
teert een acceptabele prijs voor een
kwalitatief goed meubel. De modellen
orden ook gestoffeerd met de beste
kledingsstoffen, zoals wol, katoen,
cord, naturelkleurig jute, kunstlede.’
echt leder.
DAT JE MET kunstzinnige vormge
ving van meubelen een wereldfaam
kunt bereiken is gebleken. In Parijs,
Keulen, Londen en Hongkong om maar
enkele plaatsen te noemen, kan men
dezelfde meubelen kopen. In Japan
worden vele modellen in licentie ge
maakt. Verschillende modellen werden
ook bekroond. De Ribbon Chair, ont
worpen door Pierre Paulin, kreeg in
1969 de A.I.D. Aword in Chicago. Een
ander model kreeg de go-den Monza-
medaille 1970. Het zijn hoge onder
scheidingen in de meubel wereld.
OPVAL! 7” J"t men niet ozeer
zoekt naar mtue ;,pc.;taculaire ont
werpen, maar dat bestaande modellen
ONDER INVLOED van de welvaart,
de voorlichting in geïllustreerde bladen
en reclame is bij veel me-'sen toch vrij
snel een grote waardering ontstaan
voor het eigentijdse meubel. Het in
was. En dit is, waf bij het „modern-
anitiek’ tin gebeurt, zodat de lelijke
kleur en het hoge gewicht ontstaan. Nu
waren de vroegere tinnegieters vaak
niet zulke brave jongens en knoeierijen
met de legeringen kwamen nogal eens
voor. Het was de taak van het gilde om
hier een stokje voor te steken. Er werd
voorgeschreven, dat elk stuk voorzien
moest zijn van een gehaltemerk. Voor
Nederlands tin was dit vóór ca. 1550 een
hamer, daarna een roos, die klein is in
de 17de eeuw en groter in de 18de.
AANGEZIEN de modellen weinig
veranderen en de merken lang niet
altijd duidelijk zijn, is het dateren van
antiek een moeilijke zaak. En dan zijn
er nog de nagegoten stukken. Tin heeft
uitstekende eigenschappen voor huis
houdelijk gebruik: het oxydeert niet en
is dus niet schadelijk voor de gezond
heid en het kan niet breken. Maar het
krast en blutst gauw.
HET INZICHT, dat men zich bij on
dermeer Artifort gevormd had over de
toekomstige leefgewoonten van vele
Nederlanders, is bepalend geweest
voor de weg, die men heeft gekozen.
Men wilde echter geen trend navolgen,
maar een eigen stijl gaan creëren.
Voor die eigentijdse vormgeving nu
formeerde men een „designgroep”.
TOT HET TEAM behoren: Kho Liang
Ie, binnenhuisarchitekt en ontwerper,
Pierre Paulin, Parijzenaar van geboor
te, die steeds heel eigen ideeën heeft
ingebracht en vooral een sculpturale
visie aan de dag legt.
Sinds 1962 maakt ook Geoffrey D.
Harcourt, een Engelsman, deel uit van
de groep. Zijn van rust getuigende
ideeën gaan niet alleen uit naar het
evenwicht tussen vorm en techniek,
maar zeer zeker ook naar de funktie
van het meubel. Hij ontwerpt de laat
ste jaren dan ook voornamelijk meube
len voor projekten.
ALS VOORBEELD van wat er al zo
in de antiekhandel te koop is beelden
we hier af uit de collectie van De Her
mitage te Epse (Geld.): twee z.g. eikel-
tjeskannen, Frans en Zwitsers; drie
Engelse zoutvaten; een Nederlandse
schaal, waarbij misschien een deksel
heeft behoord, en twee bordjes met
brede rand, ook Engels, alles 18de eeuw.
-
door stoffering of kleine korrekties
worden verfijnd. Het sterk avant-gar-
dischtische meubel is zelden een ver-
koopsukses, terwijl voor het goede mo
derne belangstelling blijft bestaan.
van