Reconstructies van het verleden Hier gaet Jan nu met sijn Trijntje in het Bed agter ‘t Gordijntje Ir r l a Plaatjes van duit in een kolossaal boek bijeen ZATERDAG 16 OKTOBER 1971 Erbij e Luchtbol Raadsels Verdienste Habbekrats Oorspronklijk Spitsvondig Eerlijke eenvoud (Van een medewerker) „IK BEN NOG NOOIT opgesloten geweest, maar goed snik ben ik na tuurlijk niet. Ik verzamel wat anderen niet willen hebben. Gewoon om dat ik alles leuk vind. En omdat wat je ook gaat verzamelen er altijd wat van te leren is. Misschien speelt daarbij ook wel een beetje deernis mee, vanwege die weinige interesse. Neem nou die kinderprenten. Héél gek zit dat met die prenten, die toch óók een stukje van onze culturele erfe nis vormen. Men heeft er nooit aan gewild Ze zijn blijkbaar als onbe langrijk. onvolwaardig, te verwaarlozen beschouwd. Er zijn dan ook maar enkele verzamelaars en er is zelden iets over gepubliceerd. Het wordt ook steeds moeilijker om er aan te komen”. J VS is j ji 1 i V DRIE EEUWEN KINDERPRENTEN ramsjpartijen ■- Een behalve leerzame, ook mooie afbeelding van een hond. 4 Heeft het verzamelen in wezen niet iets met zelfzucht te maken? Is h(j zijn leven lang die 14-jarige, een groot kind, gebleven? ander, die vast staet te bukken, De tegen-sprong op U, brengt grysheid en de krukken. Bij de onderste plaat: Het Hobbelpaard, de Pop, en andere Speelwerkszaaken, Geeft men aan kinderen om tydver- dryf te maaken. De Oude speelt met geld, met wellust, en met eer; Mogt kindsche onnoselheid hem dienen M een leer! Mr. Van Veen: „Ik heb een geloofs belijdenis. Ik geloof, dat de dingen ons nodig hebben. Ze kunnen alleen bestaan bij de gratie van onze zorg en bewon dering, want zelf zijn ze weerloos”. NOG MYSTERIEUZER is hun ver dienste bij de verkoop van een prent voor de minste munt: een duit. Daarvoor moesten dan lompen worden verzameld en tot papier worden verwerkt, moest dat papier jvorden gesneden en wer den blokken gemaakt of gekocht, dien de de tekenaar te worden betaald en de tekst te worden gezet, moesten de pren ten na het afdrukken worden ingekleurd HET VEEL VIRTUOZERE werk van John Fowles daarentegen kan men talloze malen lezen, er steeds iets nieuws in vindend. Als The French Lieutenants Woman ver scheen het in 1969. Fowles, die al fascinerende bestsellers als The Col lector en The Magus op zijn naam had staan, bevestigde ermee, dat hij Mr. C. F. van Veen, boerderij bewoner in het achter de IJsselmeerdjjk hurken de polderdorp je Warder. is één van die weinige kenners en verzamelaars in de te lang gemeden „sprookjestuin van de kinderprent”. Zo noemt hij zijn dorado in het op verzoek van uitgever Voor hoeve uit eigen en andermans collec ties samengestelde prachtige plaatwerk „Drie eeuwen Noord-Nederlandse kin derprenten”. Wie het als een kloek boek omschrijft, maakt zich nog aan een un derstatement schuldig: het reikt bjjna een halve meter hoog op de plank en het gewicht is navenant, zodat je er als bezitter (a raison van 125 gulden) net zo zwaar aan tilt als de heer Van Veen dat aan zijn hobby doet. -.7 "v. HET VERLEDEN is een fasci nerend roman-gegeven, en de re constructie van de feiten van het verleden vanuit het gezichtspunt van het heden is een taak die veel schrijvers zichzelf gesteld hebben. Vaak is het de eigen jeugd die on derwerp is van een roman, vaak ook een voorbij tijdperk, en soms zijn het gegevens uit het verleden van een denkbeeldige romanfiguur die zo geordend worden, dat zij de auteur gelegenheid geven die figuur begrijpelijk te maken. heel primitief met tampons: rode, blauwe, soms gele vlekken op wille keurige plaatsen en vervolgens naar heinde en ver worden getransporteerd, waarbij dat laatste gezien de toenmali ge vervoermiddelen wel erg ver was. Maar het interessantste aspect voor (ook oude kinderboeken) verzamelaar Van Veen: in een tijd dat van kinder lectuur nog geen sprake was, 100 jaar voordat mr. Hieronymus van Alphen met zijn brave Kleine Gedigten zijn sta tige opwachting maakte, zorgden de prenten voor informatie en vermaak, hadden de jongens en meisjes al hun eigen „literatuur”. Vooral op het toen nog zo geïsoleerde platteland moet dat belangrijk zijn geweest. Het meest populair ^zullen wel de se ries „De verkeerde wereld” zijn geweest, die steeds weer opdoken en waarbij al les op z’n kop werd gezet, verder na tuurlijk de karikaturen, de kinderspe len, de voertuigen, de soldaten. Maar via bijbelse prenten, portretten, dieren afbeeldingen, de plaatjes van vreemde volkeren en hun kleding werd de op de meest onbeholpen manier onderwezen jeugd ook echt wat wijzer. DE VERSMADE stiefkinderen van de drukkunst vonden al eerder liefdevolle pleegvaders, bijvoorbeeld in G. J. Boe- kenoogen, een man die behalve een toe passelijke naam een fabelachtige verza meling bezat en de rijke Antwerpenaar E. van Heurek, die in een standaard werk over de Beligische prenten de weg terug naar de bronnen probeerde te be wandelen. Datering van de prenten is voor de kenner niet zo’n kunst, omdat zij praktisch altijd naam en adres van De auteur is de spitsvondige Pools- Engelse schrijver van wie hier al Kardinaal Pölatüo verscheen, met een inleiding van de zich met hem verwant voelende Willem Frederik Hermans. Tom Harris, vertaald door Gust Gils en Freddy de Vree, en vo rig jaar uitgegeven door de Bezige Bij, Is een opzettelijk mystificerend boek, opgebouwd uit twee delen, het eerste geschreven door de verteller op zoek naar de mysterieuze Tom Harris, het tweede een poging tot reconstructie van het verleden van Harris. De contructie van de roman is erg knap, de karakterontwikkeling subtiel en overtuigend, en de stijl virtuoos. Het „verhaal” zal ik niet verklappen, want daarin schuilt hem nu juist het intellectuele leesplezier dat het werk biedt, en daarmee is misschien ook aangegeven waarom het boek uiteindelijk tegenvalt. Veel meer dan spitsvondig is het niet, in laatste instantie, en het geboden vuurwerk wordt aangestoken op een uiteindelijk al te kaal staketsel. Het is geen boek dat men herleest. zëjjpil Orwell geloofde niet erg in het goede in de mens, en ook in deze roman geeft hij een vrij onbarm hartig beeld van ons. Maar Orwell was tegelijk onverwoestbaar idealist, iemand die hoopt, zij het met de nodige scepsis, iemand die, ondanks alles, steeds weer gelooft in de grote mogelijkheden van het individu. Hef is die vreemde combinatie die hem zo groots maakt. Ook weer in Happend naar lucht. George Bowling, het prototype van de kleine man, is niet klein te krij gen, al wordt zijn pelgrimage naar het dorpje van zijn jeugd een mis lukking, al dreigt weer een nieuwe oorlog. Het motto voor de roman is niet voor niets „He’s dead, but he won’t lie down”. Orwell’s recon structie van het verleden is, juist door zijn eerlijke eenvoud, de meest indrukwekkende. PETER JAN DE VOOGD HETZELFDE KAN gezegd worden van Orwell’s Coming up for Air, dat als Happend naar lucht is vertaald door Gerrit Komrij voor Meulenhoff. Orwell schreef het in 1939, en het is een bewijs temeer dat hij één van de boeiendste en veelzijdigste schrij vers van deze eeuw is geweest. Hap pend naar lucht beschrijft een ty pisch Orwelliaanse figuur: George Bowling, kleine middenstander, ver stikt door de hem omringende maat schappij, bang voor een nieuwe oor log, banger nog voor een ook in dit werk geschetst 1984. Bowling pro beert zijn jeugd te reconstrueren, om te zien waar het allemaal mis ging, en in de reconstructie wordt een overtuigend beeld opgeroepen van de tijd rondom de eerste wereld oorlog. Dit laatste overigens nog niet eens zo zeer om de afbeelding en bijbehorende teksten op zichzelf. Wat hem vooral be lang inboezemt is de wereld, die hij met zijn derde oog achter de veelal primi tieve afdrukken op verkenning ziet wachten. In elke prent zit wel een gelukkig denkbeeldig gaatje als uitvalspoort voor zo’n ontdekkingsreis. „Wat een geinige, zindelijke benadering van kin deren. En dat een paar eeuwen lang. Nóóit tendentieus, nóóit pretentieus, nóóit „boodschapperig”. En elk denk baar onderwerp kwam aan bod. Zelfs met een stomdronken kop kun je er niet een, hoe zot ook, verzinnen, dat niet een keer tot een kinderprent werd verwerkt Sex ook, waarachtig wel. „Hier gaet Jan nu met Sijn Trijntje in het Bed agter ’t Gordijntje”. Van drukker-uitgever Boudewijn de Preys, van wie overigens nu nog maar één prent bekend is, weet men, dat bij zijn overlijden op 9 november 1672 de „winkelvoorraad” 21.000 prenten om vatte. En er zijn heel wat van die druk- kers-uitgevers geweest. Uitgangspunt van de reconstructie is de bewustwording van het karak ter van hun tijd van de twee hoofd personen. Sarah Woodruff heeft zich al losgemaakt van haar tijd, daartoe gedwongen door de verstikkende conventies die haar een outcast heb ben gemaakt: zij heeft immers eens een „affaire” gehad met een Franse luitenant. Smithson’s gang van naïef, beschaafd en door en door Victo- riaans-fatsoenlijk burgerman naar vrijgemaakte rebel tegen de con venties is met diep inzicht geschre ven. „De Minnares” is een briljante reconstructie. Van de hier te bespreken boeken is geen autobiografisch, maar zij hebben alle gemeen, dat zij een reconstructie van een verleden wil len geven. Het zijn George Orwell’s HAPPEND NAAR LUCHT, John Fowles’ DE MINNARES, en Stefan Themerson’s TOM HARRIS. Hiervan is Themerson’s roman de eenvou digste. DIE VONDSTEN ZIJN zeldzaam ge worden. De heer Van Veen, overdag in Amsterdam temidden van de zoveel nuchterder effecten, kon in een jaar tijds maar twee oude Nederlandse kin derprenten bemachtigen. „En dan te be denken, dat er grote verzamelingen hebben bestaan, die voor een habbe- krats werden weggedaan, zoals er ook veel gewoon werd weggegooid. Een col lectie, die nu nog niet voor een ton bij een te harken zou zijn, werd in het be gin van de jaren twintig voor nog geen 100 gulden verpatst”. Een riks kostten de twee Wedgwood- kandelaars, die hij als 14-jarige ter wijl zijn klasgenootjes voor voetbal of fiets spaarden voor zichzelf kocht. Die kandelaars markeren het begin van een antiek-, kunst- en curiosa-verzame- ling. die nu zijn in leefruimte omgeto verde bedrijfsruimte van de Warder hofstee tot een droomhuis maken. En met al die heerlijkheden onderhoudt hij een intense relatie. de drukker-uitgever vermelden. Maar dan blijft het nog maar de vraag of de (hout)blokken, waarin de afbeeldingen werden gesneden, niet al veel ouder zijn. Die werden vaak getuige de kwaliteit van menige afdruk steeds weer opnieuw gebruikt. Er zijn ook gevallen bekend, dat drukkers ramsjpartijen oude blokken opkochten. De in het boek op ware grootte, soms in kleur afgedrukt, naar onderwerp ge rangschikte prenten worden evenwel door veel grotere raadsels omgeven. Hoe was het mogelijk, dat zij vooral in de 17de en begin 18de eeuw,'toen onze la ge landen toch eigenlijk ook nog lege landen waren in astronomisch-grote aantallen konden worden verspreid? „Beslist niet. Geen groot kind. Ik zou wel graag een klein kind zijn. Het ge heim van het leven is, dat je wel vol wassen wordt, maar dat met dat was water van het volwassen-worden het kleine kind niet mag worden wegge gooid. Anders is volwassen-zijn iets on verdraaglijks. Een scheldwoord. Als de wasdom er uit is, ben je dood”. een hoogst oorspronkelijk romancier is, een vakman die er niet voor te rug deinst concessies te doen aan het grote publiek en desondanks in teger, hoogstaand werk aflevert. Het is nu Voor Van Holkema en Warendorf goed vertaald door Fré- dérique van der Velde, de vele in het werk geciteerde gedichten zijn kundig bewerkt door Ernst van Al tena.' „De Minnares” is een reconstruc tie van het Victorianisme. aan de hand van toenmalige en eigentijdse documenten, Victoriaanse literatuur, en een „roman-verhaal” opgebouwd uit de vreemd verwrongen affaire tussen de twee hoofdpersonen van het boek, de amateur-geoloog Char les Smithson en de ongelukkige Sa rah Woodruff, een vrouw die heeft gezondigd tegen de benauwende conventies van de vorige eeuw. Het is meer dan een reconstructie, het is een herschepping van een voorbij en nauwelijks begrijpelijk tijdperk, zowel naar inhoud (de bewustwor ding van normen en conventies van het Victorianisme) als, naar vorm (de roman heeft een ongelooflijk knap uitgewerkte Victoriaanse vorm en stijl). De herschepping vindt plaats in het heden, door een in het boek opgevoerde twintigste eeuwse ro manschrijver (Fowles zelf), wiens beweegredenen evenzeer worden ge analyseerd als die van zijn roman figuren. Gecompliceerder kan het welhaast niet: het boek is een opeenstapeling van plots en subplots, ideeëngeschie denis, esthetische theorieën, motie ven en stijlen, steeds contrasterend neergezet, en toch en dat is het briljante van het werk één ge heel vormend. Het intellectuele spel dat Fowles speelt is adembenemend: een Victoriaanse roman geschreven vanuit de kennis van deze eeuw. De roman in het werk, de geschiedenis van Smithson and Sarah, wordt steeds afgebroken en onderbroken door essayistische bespiegelingen, voetnoten met uitvoerige bronver melding, verwijzingen naar 19e eeuwse literatuur. Fowles is geen mode-bewust schrijver. Hij zondigt in dit boek tegen de sinds Henry James opgeld doende wet. dat de schrijver van het boek niet in het boek aanwezig mag zijn. Fowles voert de alwetende auteur weer in in de letterkunde, en hij doet het overtuigend. Twee houtsneden van H. Numan, Houte Konstplaatsnijder te Amsterdam. Bij de bovenste prent staat: Leert Jongens by de lust, en by het hoepel-draaijen, Zo als ’t geluk zich draait, zal het U eens toewaaijen; Gij springt op den g=5SS£g=S ZELFS „ACTUALITEITEN”, die op de prentenuitgever indruk hadden ge maakt, bereikten vroeg of (vooral) laat de kinderen. Zo zagen zij de Lutherse kerk in Amsterdam in vlammen opgaan en Montgolfier met zijn“„luchtbol” (bal lon) de wolken beklimmen. Een Clinge Doorenbos uit die dagen, van oordeel dat de mens nu ook figuurlijk wel zijn hoogste doel had bereikt, rijmde erbij „O Overgroot vermogen van ’t Men- schelijk Vernuft Want wie had ooit getracht te reizen door de Lucht voor dit was uitgedacht”? En hoe kan de Nederlander beter worden gekarakteriseerd dan met het volgende vers: „Het Neerlands hart is onze hulde waard Door Deugd en Godsvrucht is hun rijk vermaard. Zijn lijdende evenmensch te helpen waar hij kan is de eerste, duurste pligt van elk regtschapen man”. Dit in het midden van de 19de eeuw, toen de kin derprent op steeds beroerder papier en nog altijd lang niet zo mooi in de kleur als de buitenlandse platen al bijna het loodje had gelegd. Mr. Van Veen: „Maar we zijn met de kinderprenten de andere landen wel voor geweest. Het is eigenlijk begonnen met de afbeeldingen van heiligen die onze verre voorvaderen aan hun wand prikten om zich tegen allerlei kwalen te verzekeren. Pest, kiespijn, buikloon, overal had je wel een heilige voor. Bij de reformatie werden ze om zeep ge bracht. Toen kwamen de volksprenten tot die als „afdragertjés” van de nu eenmaal altijd een stukje opschuivende cultuur naar de kinderen afzakten”. „Daar begint de geschiedenis van de kinderprenten, door marskramers, leur ders. kermisgasten, dominees op de ca techisatie, maar vooral de schoolmeester op hun plaats van bestemming gebracht. In de klas was de prent een vaste pre mie, niet alleen aan het eind van het schooljaar, maar de prijs die week in, week uit op goed gedrag stond. Van daar dat ze in verband met de afmetin gen van het kastje, waarin ze werden bewaard, vrijwel altijd in vieren ge vouwen worden teruggevonden”. i «L/f"’S'V u fi’’ P i i, H U 11

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 18