Vervuiling van heelal door ruimtevaart nog geen probleem
REGIONALE INSPECTEUR VOOR DE
VOLKSGEZONDHEID DR. D. L. KEDDE:
ir'
18
ZATERDAG 23 OKTOBER 1971
VERGELIJKEN
ZWARTE PIET
VERSTANDIG
KRENTERIG
STANK
IR. J. A. VAN DER BLIEK VAN NLR:
Expedities
V er branding
„Het is een goede ontwikkeling in onze maatschappij, dat iemand die
stank, geluidshinder of andere vormen van milieuvervuiling veroor
zaakt, als a-sociaal wordt gekenmerkt.” Bedachtzaam formulerend
maakt dr. D. L. Kedde, inspecteur voor de volksgezondheid duidelijk,
dat hij het gedrag van welke vervuiler dan ook volkomen afkeurt. De
man, die de controle over de situatie van het milieu in de provincie
Noord-Holland heeft en daarvoor meestal contacten onderhoudt met de
industriëlen en bestuurders, laat er geen twijfel over bestaan, dat hij
in tegenstelling tot anderen van mening is, dat vrijwel iedereen zich
aan de verontreiniging van het milieu schuldig maakt. De industrie,
maar ook de gemeente of het individu. Tegen de eerste twee kan hij een
vuist maken; tegen het individu gaat dat veel moeilijker.
Dr. Kedde illustreert het met een klein maar treffend voorbeeld: „Ik
kijk uit het raam en zie dat iemand op straat zijn auto-asbakje staat leeg
te schudden. Het liefst zou ik dan naar buiten stappen en de man een
flinke draai om zijn oren geven”. Met een beetje ironie in zijn stem
toont hij, hoe zelfs een milieu-inspecteur op dit terrein beperkt is in
zijn handelen: „Als je die draai geeft, kun je er zeker van zijn, dat je
een tijdje later wegens mishandeling voor de rechter staat”.
Toen Eva na het eten van dè
appel het klokkehuis weggooide,
zal zij zeker niet bij die „eerste
daad van vervuiling hebben stilge
staan. Evenmin zal zij hebben kun
nen vermoeden, dat de rijke na
tuur later door soortgenoten ern
stig in gevaar zou worden ge
bracht en dat het voortbestaan
van de mensheid op het spel zou
staan.
Goede zaak dat vervuiler
van het milieu a-sociaal
wordt gevonden
en
Als we de balans opmaken van veer
tien jaar ruimtevaart dan zien wij dat
momenteel volgens een ruwe schatting
tweeduizend voorwerpen zich in een
De uitspraak van wethouder De Vos
van Rotterdam, dat de luchtvervuiling
in de Rijnmond niet erger is dan in de
IJmond of Apeldoorn, geeft dr. Kedde
reden tot glimlachen: „Tja, het ligt er
natuurlijk aan wat de wethouder heeft
gemeten. Je kunt niet gaan vergelijken.
Er komen in de Rijnmond ontzettend
veel klachten binnen over de luchtver
ontreiniging en het aantal klachten uit
de IJmond is bijzonder klein. Waar-
Vandaar dat het afval, ook de licha
melijke stoffen, worden opgevangen en
mee terug naar de aarde worden geno
men.
ue lozing van ae papierjaorieK van
Gelder op het Noordzeekanaal is
met het oog te zien. Een infra-rood
opname brengt veel meer aan het
„licht” (foto links).
mondgebied is de controle gedelegeerd
aan de Coördinatiecommissie Noordzee-
kanaalgebied. Wat het meten betreft
de Hoogovens hebben al jaren een be
perkte meetdienst voor zwaveldioxyde
is hij van mening dat er door de ge
meente Velsen wel wat meer gedaan
zou kunnen worden. Dr. Kedde vindt
dat er een nationaal meetnet zou moe
ten komen, waarin regionale netten zou
den moeten kunnen wonden ingepast.
Ook moet er meer worden gemeten dan
alleen de zwaveldioxyde, de rook, het
roet en het stof.
tijd moeten worden ingeschakeld. De
hierbij vrijgekomen uitlaatgassen zijn
echter van weinig betekenis en expen-
deren in de geweldige ruimte. Ook de
kans op milieuverontreiniging in de
toekomst bij een verdere ontwikkeling
van de ruimtevaart vindt ir. Van der
Bliek niet groot en hij baseert zijn me
ning op nieuwe technieken. Door de
kostbaarheid van de apparatuur zal
men gaan proberen de levensduur van
satellieten te vergroten, zodat er min
der gelanceerd behoeven te worden.
Ook zal de mens in staat zijn met
vliegtuigraketten verbindingen te on
derhouden met deze kunstmanen en
ruimtestations, zodat eenmalige raket
ten, die nu worden gebruikt, zullen
verdwijnen.
Daarnaast is het niet ondenkbaar dat
uitgewerkte voorwerpen naar de aarde
kunnen worden teruggebracht, en kunst
manen met mankementen in de ruimte
gerepareerd kunnen worden. „Door dit
soort ontwikkelingen zal het alles bij
elkaar met de ruimteverontreiniging
wel meevallen”. Weinig reden tot on
gerustheid dus. „En tegen de tijd dat
het ruimtevaartverkeer zeer sterk toe
neemt en het tijdperk van de exploita-
mee natuurlijk niet is gezegd dat de toe
stand in de IJmond goed is”. De zaak
heeft volgens hem twee kanten. Aan de
ene kant is er de vraag hoe de burge
rij de verontreiniging aanvaardt, maar
aan de andere kant mag je als milieu-
hygiënist nooit de toestand afmeten aan
het aantal klachten.
Hij vindt de aversie tegen nieuwe
vestigingen niet altijd juist. „Nieuwe
bedrijven, ik noem bijvoorbeeld de
nieuwste raffinaderijen, hebben meestal
veel meer milieu-beveiligende maatre
gelen getroffen dan oude. Daarom moe
ten we bij nieuwe onderdelen van een
bedrijf er altijd op aandringen dat ver
ouderde takken verdwijnen. De leek
zegt weleens dat de bedrijven veel meer
moet worden voorgeschreven, maar je
kunt geen onredelijke eisen stellen,
maatregelen die onbetaalbaar zijn
nog maar weinig effect hebben”.
Als grootste probleem in Kennemer-
land ziet hij de ontwikkeling van het
Hoogovencomplex. „Daar houden we de
vinger goed aan de pols. Het vergt na
tuurlijk niet de meeste tijd, maar we
besteden er qua intensiteit wel de mees
te aandacht aan”. En het grootste mi-
lieu-probleem voor de toekomst, ook in
dr. Kedde’s eigen regio: „De industrieën
in de biosfeer, de dierenmesterijen. De
stank van deze bedrijven is ongelofelijk
smerig. Daar is een raffinaderij nog
niets bij. We moeten dat soort bedrij
ven in samenwerking met landbouw-
en veeteeltorganisaties uit woongebie
den weghouden tot er voldoende tech
nische middelen zijn om de stank op te
vangen”.
ren. Een verdieping hoger of lager
maakt het verkeer, vooral de bussen,
praten onmogelijk”.
Voor het probleem van de geluidshin
der ziet dr. Kedde. waar het de luchtha
ven Schiphol betreft, weinig mogelijk
heden. „Met verschuiving van de lan
dingsbanen en meer discipline bij het
vliegen moeten we proberen de zaak
zoveel mogelijk te redden. De grote
vraag blijft natuurlijk of we onze wo
ningen, vliegtuigen en luchthavens wel
op een verstandige wijze hebben ge
bouwd”. En met min of meer een be
straffende vinger naar de planologen
beantwoordt hij zijn eigen vraag: „Ik
geloof niet dat we het verstandig heb
ben gedaan en dat we het nu wel doen”.
En over de andere lawaaimakers:
„Veel geluidsoverlast kan door middel
van de algemene politieverordening
worden bestreden. De industrie komt bij
iedere hinderwetsvergunning uitgebreid
aan de orde. Soms weigeren we: je kunt
een plaatwerker niet overal zijn gang
laten gaan”. Als grootste lawaaimaker
kan volgens dr. Kedde het verkeer wor
den genoemd. „Wat mijn eigen bureau
betreft kan ik alleen op de tweede ver
dieping met iemand een gesprek voe-
ratorium het probleem zo het een
probleem is van de verontreiniging
van het heelalmilieu hebben voorge
legd. Een vraagstuk waarover nog wei
nig of niets is gepubliceerd. Laten we
maar vast de geruststellende visie van
hem aanhalen: „Ik dacht niet dat de
ruimtevaart nu of in de toekomst als
een grote vervuiler aangemerkt kan
worden”.
Het ruimtevaarttijdperk begon in
1957, toen de Russen de eerste Spoetnik
lanceerden. De achter ons liggende pe
riode karakteriseert ir. Van der Bliek
als een periode van verkenning en ont
dekking. Anders zal het volgens hem
worden, wanneer de mensen andere
planeten gaan exploiteren, waardevolle
grondstoffen gaat delven. Dan kan vol
gens hem het probleem van de vervui
ling een rol gaan spelen, maar het tijd
perk van exploiratie acht hij nog ver
verwijderd.
Nu de eerste mensen de eerste, schuch
tere stappen in het onmeteljjke heelal
hebben gezet, zal men bjj de vraag of
deze ruimte door de mens kan worden
vervuild lachend de schouders ophalen.
De ontwikkeling van de ruimtevaart is
zo pril en de projecten bestrijken in
verhouding tot de grootte van de kos
mos zo’n klein gebied, dat verontrei
niging haast ónmogelijk voorkomt. Maar
de mens heeft bewezen tot veel in staat
te zijn, ook in negatieve zin.
Vandaar dat wij aan ir. J. A. van der
Bliek, ruimtevaartmedewerker van het
Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlabo-
'U/fUUfUUilfUUitUUUli
tie aanbreekt zijn we op aarde milieu
bewuster; hebben we een beter begrip
van wat we wel en niet met de natuur
kunnen doen en zal het dan hopelijk
een aanvaard principe zijn, dat je je
eigen rommel opruimt”.
Over de coördinatie van de milieuhy
giëne heeft de inspecteur, die, evenals
zijn superieur minister Stuyt, zowel
over de portefeuilles volksgezondheid
als milieuhygiëne gaat, uitgesproken
ideeën. Hij ziet twee gebieden: de be
stuurlijke en de buitenbestuurlijke ac
tiviteiten. Er wordt volgens hem zoveel
op verschillende terreinen gedaan, dat
de versnippering ontluisterend werkt.
Er moet dus worden gecoördineerd, iets
wat in de regio al tot veler tevredenheid
wordt gedaan.
Fel tegenstander is dr. Kedde van het
onderbrengen van alle milieuproblemen
bij één monsterdepartement. „Iedere
minister heeft onderhand met het mi
lieu te maken. Als je één ministerie voor
milieuhygiëne formeert, krijg je een iso
lement en de contacten onderling gaan
verloren, iets wat door de breedheid
van de materie gewoon niet kan. Daar
enboven bestaat natuurlijk het gevaar,
dat de Zwarte Piet van de milieuver
ontreiniging naar dat ene departement
wordt doorgespeeld”.
Hij is van mening, dat er met ge
noeg aan voorlichting over het milieu
kan worden gedaan. „Het milieubewust
zijn moet in het onderwijs worden ge
ïntegreerd. En met een goede, gedegen
voorlichting ben je ook af van onnodi
ge paniek en onnodig geleuter want
dat is er helaas nog te veel”, aldus dr.
Kedde.
De industrie wordt door veel mensen
nog gezien als de voornaamste vervui
ler, die maar niet leren wil en altijd
bezwaar maakt tegen maatregelen. Het
doet dan ook een beetje vreemd aan
uit de mond van de inspecteur te horen,
dat hij meer moeite had en heeft met
de gemeenten dan met de industrie. Niet
dat de laatste categorie altijd voor hon
derd percent heeft meegewerkt, maar
vooral de laatste tijd bespreurt hij een
veranderende houding. In de eerste
plaats komt dat volgens dr. Kedde,
doordat er aan de top van een bedrijf
niet meer één man, maar meestal een
team staat. En in de tweede plaats, zo
merkt hij fijntjes glimlachend op, zit
ten de industriëlen meestel zelf ook in
de vervuilingsgebieden.
baan om de aarde of de zon bevinden.
Van uitgewerkte trappen van raketten
tot satellieten toe. Er is echter twee
keer zo veel gelanceerd. De helft daar
van is op de maan geland of te pletter
geslagen of is op aarde teruggekeerd.
De rest verbrandde bij terugkeer in de
dampkring. Die verbranding levert wei
nig of geen schadelijke processen op.
„Naiar schatting verbrandt per dag dui
zend kilogram aan meteorieten in de
atmosfeer. Dat is vrij veel en daarbij
vergeleken maken die paar ruimte-
vaartdingetjes dan ook weinig uit”.
Als we een reis van bijvoorbeeld een
Apollo-expeditie vanaf de lancering tot
de terugkeer in zee volgen, dan blijkt
dat de grootste verontreiniging bij de
lancering optreedt. Naast het oorver
dovende lawaai, spuit de raket een
grote hoeveelheid uitlaatgassen, maar
daar tilt ir. Van der Bliek niet al te
zwaar aan. De raket is immers in korte
tijd op grote hoogte. Bovendien gaat
men steeds meer over op schonere
brandstof dan de kerosine. Eenmaal in
de ruimte doet zich het probleem voor
van de afval in de cabine. Overboord
gooien is geen afdoende oplossing, want
het vuil blijft rond de capsule zweven.
De gemeenten hebben meestal meer
bezwaren. Dr. Kedde noemt ze onom
wonden: „krenterig”. „Beverwijk bij
voorbeeld is één van de eerste gemeen
ten in Noord-Holland, die een zuive
ringsinstallatie bouwde. Het moest ech
ter wel met de wettelijke stok achter de
deur. En als ik bij andere gemeenten
met de wet kom opdraven, wordt mij
vaak met enige scepsis gevraagd, of ik
per ongeluk het geld voor de maatrege
len ook heb meegebracht”.
Dr. Kedde over het oppervlaktewater
In Kennemerland: „Ik maak me zorgen
over het chloridegehalte in het water
van Rijnland. Wat de rest van Kenne
merland betreft: „de maatregelen van
de grote vervuiler Haarlem hebben al
een goede vooruitgang betekend, al is
die rioolwaterzuiveringsinstallatie in de
Waarderpolder er wat laat gekomen.
Desondanks blijven we met teveel on
gezuiverd water zitten en een goede sa
menwerking tussen de gemeenten, het
hoogheemraadschap Rijnland en de in
gelanden is beslist noodzakelijk”.
De controle van de lucht is volgens de
inspecteur veel moeilijker. In het IJ-
Op de maan aangekomen laten de
astronauten naast apparatuur voor
technisch onderzoek ook veel nutteloze
voorwerpen achter, waaronder het lan-
ceerplatform van de LEM, die op zijn
beurt na de koppeling met de Apollo-
cabine wordt afgestoten en op de maan
te pletter stort. Dat is tot nu toe zo’n
dertig tot veertig keer gebeurd, alle
kunstmanen meegerekend. „Je zou deze
landingsplaatsen moeten vergelijken
met kampen van expedities uit de tijd
van de ontdekkingsreizen in de pool
gebieden”. Vervuiling door aardse bac
teriën tracht men door sterilisatie te
vermijden, maar op de maan is het geen
probleem meer. De kans dat aardse bac
teriën het milieu op andere planeten
kunnen verstoren, acht hij gering.
Dan kan zich tijdens een vlucht de
noodzaak tot een koerscorrectie voor
doen, waarbij de hulpraketten korte