Wie waren de
Phoeniciërs
Pentagram als een magisch
model voor nederzettingen
15
TSrre^ooe
il
ZATERDAG 27 NOVEMBER 1971
Erbij
Nog meer kooien
N ehelennia
Conclusies
Het pentagram
De Smedestraat en
omgeving
(Vervolg
voorpagina)
6
5
IO
BLOEMEN OHQL
SCHOTEN
YtEb&ESLfi&EN W!
HflPRLÊMflÊRL/EDÊ
BERKENRODE
«SCHALKWEK
VUFHUlZ£N.
I V'
- 1
f
OO H F
1
Haarlem is veel ouder
dan men dacht
Ml
ons
Ten
AS
Phoenidë was in de oudheid het
land, dat thans ongeveer de repu
bliek Libanon is. Door de bijbel
zijn de Phoeniciërs ons min of meer
vertrouwd geworden als de bewo
ners van de havensteden Tyrus en
Sidon en meer nog door het bijbel
verhaal over de bouw van de tem
pel van Salomo in Jeruzalem.
De Phoenicische taal was zeer nauw
verwant aan het Hebreeuws. Het
letterschrift is het voorbeeld ge
weest voor het Griekse schrift,
waarvan de Latijnse en de latere
Europese schrifttekens zijn afge
leid. De Winkler Prins vermeldt,
dat het Phoenicisoh ook in de kolo
nies in Afrika en ook op Cyprus,
Sardinië, Sicilië en in Spanje ver
spreid was. Uit het artikel hier
naast blijkt, dat de invloed van het
Phoenicisoh nog veel verder strek
te, namelijk ook int ons land, waar
Phoenicische woordelementen zijn
versmolten geraakt met oud-Fries,
dat hier toen werd gesproken.
De Phoeniciërs waren een semietisch
volk, bevriend met de joden die
destijds in Palestina woonden. De
grootste culturele bloei van beide
volken viel gelijktijdig. Ongeveer
1000 jaar voor Chr. regeerden zo
wel de uit de bijbel bekende koning
Hiram als Salomo. De eerste lever
de op verzoek van de laatste zowel
het cederhout als de stenen voor de
tempelbouw. De bouw zelf werd
door Phoenicische bouwlieden uit
gevoerd. Het bovenstaande is een
bewijs voor de kunde en vakbe
kwaamheid van de Phoeniciërs, die
overigens op meer terreinen gold.
De bouwers van onze woonplaatsen
bezaten dus kennis van de magie. Dat
ook de kabbalistische rekenwijze bij
hen bekend was mogen we afleiden uit
de verhouding van de radialen van het
pentagram, die afwijkt van de verhou
ding van de radialen in het ons beken-
be-
lijk
van
te
„Er
ent
'bel
hee
in
toe
■ef-
en
ga
lets
■kte
lar-
als
i is
>nze
ven
dat
i in
we
wr-
ik
t in
niet
tijd
'Ol—
ler-
na-
en
len,
f in
vat
oor
■le’s
zij
i te
tgte
het
ch-
van
het
Jo
in,
:ich
er-
nr,
ijn
'an
to-
de
ten
:id.
ark
We
ark
le
ge
ril
,-t-
en
od
iet
id-
len
is.
ant
:a-
)eg
lat
'an
in-
eel
op
de
en
ar-
zij
in
11-
ig
•k.
ve
op
iet
dt
d-
a-
n-
an
De Phoeniciërs zijn vooral bekend
geworden als zeevarende natie. Zij
hebben kolonies rondom de Mid
dellandse Zee gesticht, waarvan
Carthago een der bekendste was.
Het waren de Carthagers, onder
Hannibal, die het waagden om de
Romeinse hegemonie over het Mid-
dellandse-Zeegebied aan te vech
ten. De zogenaamde Punische (of
Phoenicische) oorlogen tegen de
Romeinen zijn uit elk geschiede
nisboek bekend.
WE KUNNEN NU een aantal con
clusies trekken: 1. Onze woonplaatsen
zijn op van tevoren bepaalde plaatsen
gevestigd, ongeacht de natuurlijke ge
steldheid. Hoogten en beken werden op
de daarvoor aangewezen plaatsen aan
gelegd.
3. De stichters van onze woonplaatsen
spraken een semietische taal, waarvan
in west- en noord-germaanse talen nog
resten zijn terug te vinden, evenals in
de romaanse talen. Hun kennis van de
landbouw, veeteelt, jacht en visserij,
van conserveren van voedsel en van
waterbeheersing komt naar voren in de
restanten van hun taal, evenals hun
opvattingen over recht, religie en ma
gie naar voren komen in onze folklo
ristische gebruiken en kinderliedjes.
3. De stichters van dit rijk zijn de
geschiedenis ingegaan onder de naam
Phoeniciërs.
Een schematisch kaartje van Haar
lem en naaste omgeving met daarin
de plaatsen van de eendekooien,
waarvan in het artikel sprake is,
en die voor een deel nog als vijver
kunnen worden teruggevonden.
De Phoeniciërs zijn de uitvinders ge
weest zowel van het letterschrift,
de purperverf als het glas, leert de
Winkler Prins Encyclopedie. Zij
stichtten hun kolonies omdat hun
kleine land te weinig leefruimte
bood. Zij dreven niet alleen handel
tot ver buiten de Middellandse
Zee, zij „exporteerden” als het
ware ook hun uitvindingen. Be
roemd was onder meer hun pur
perverf, waarmee zij onder meer
ruilhandel bedreven langs de Euro
pese kusten. Zij ruilden er bijvoor
beeld tin voor bij de toenmalige
bewoners van Engeland.
cirkel geeft een grootte van iets meer
dan 75 meter omgerekend in rijnlandse
roeden, een oude maat, is dat een
lengte van 20 roeden.
Nu kunnen we toch wel met een
grote mate van zekerheid vaststellen,
dat er vroeger op Bakenes een eende-
kooi geweest is, een kleine weliswaar,
maar hij was er.
HET VOLGENDE STUK van de stad
dat we zullen bestuderen is de omge
ving van de Smedestraat. De betekenis
van de naam lijkt duidelijk: een straat
met smeden. Tussen de Barteljoris-
straat en de Smedestraat loopt de
Schoutensteeg, die eerder Krauwelsteeg
heette. De richting waarin we verder
lijken te moeten zoeken, zou die van
het recht kunnen zijn, dat vroeger een
schout kende en waarin een smid ook
niet ongebruikelijk was. Om zekerheid
te verkrijgen omtrent deze vermoede
aanwezigheid van het gerecht in dit
gebied van de stad moeten we ons eerst
verdiepen in recht, dat vroeger gold en
hoe de processen gevoerd werden. Te
ruggaande in de geschiedenis van het
ZO HEB IK IN de omgeving van
Haarlem nog een aantal kooien vastge
steld, die groter waren. De maat van
deze kooien is iets meer dan 187 meter
of omgerekend 50 roeden. Dat is een
pppervlakte van ongeveer 11 hectare!
In deze tijd is het bijna onvoorstelbaar,
11 hectare met levend water en gras,
riet en biezen en „stilte” in het land-
schap aan te treffen. Indertijd had
echter bijna elke nederzetting een een-
dekooi; de meeste hadden een grote,
sommige een kleine. De invloed van
deze kooi op het rein houden van het
water zal ik u niet schilderen: het is
bekend, dat in de „moderne” waterzui
veringsinstallaties geëxperimenteerd
wordt met het aanplanten van biezen
om het rendement van de installatie op
te voeren. De bewering dat bijna elke
nederzetting in het bezit was van een
eendekooi zal ik hier niet staven; dat
zou ons in dit bestek te ver voeren.
Buiten het oude Haarlem vinden we
de oude kooi van Schalkwijk even ten
.zuiden van de paltrokmolen tussen de
Zuid-Schalkwijkerweg en het Spaarne.
Over ongeveer 90 graden volgt de weg
hier precies de oude grens van de kooi,
die thans in gebruik is als vuilstort
plaats. Het terrein wordt op sommige
kaarten nog aangeduid met de naam
„de Doppen”. Ook de kooi van het
vroegere Aelbertsberg is trouwens ge
vuld met potscherven, die onlangs bij
opgravingen samen met een dikke laag
biezen aan het licht zijn gebracht. Het
is een triest einde voor een kooi, dat
wel zeer schril afsteekt bij het vroege
re nut.
van de „Erbij”-
de regelmatige pentagram (4:6:6:6:7 te
genover 1:1:1:1:1). Deze conclusie leidt
tot de veronderstelling, dat de
stichters van onze woonplaatsen af
komstig zijn uit een gebied in het
midden-Oosten.
Gewapend met deze veronderstelling
blijken de onlangs opgeviste stenen
van Nehelennia ineens te veranderen in
goede gidsen in dit duistere tijdvak
van onze geschiedenis. Het gordijn aan
de achterzijde van een steen leert ons
nu al dat in de steen een godheid toeft.
Het assyrische woord voor gordijn be
tekent immers ook godenverblijf. Bij
het ontraadselen van de symbolen op
de steen vinden we de naam van de
daarin verblijvende godin: Astoreth,
Nehelennia blijkt nu rechtstreeks uit
het hebreeuws vertaald te kunnen
worden als „geleid het schip” (nahal=-
geleiden, ania schip). De namen op
elders gevonden stenen zijn evenmin
aan godinnen te verbinden: het zijn
deels germaanse, deels semietische na
men van dorpen en heilige plaatsen.
Bij de bestudering van de stenen heb
ik gebruik gemaakt van de Hebreeuw
se taal, waar immers uitgebreide woor
denboeken van bestaan. Van de taal
der Phoeniciërs is dat niet het geval.
Een aantal voorwerpen op de stenen
zullen we nader beschouwen. Allereerst
zien we boven het hoofd van de godin
een halve schelp, die de terugker op
aarde symboliseert. In de Griekse my
thologie zien we het omgekeerde; daar
stijgt Aphrodite immers op uit de zee
met een halve schelp onder haar voe
ten. Deze halve schelp heet: kelipa.
Verder staat er ook een mand of korf,
in het Hebreeuws: Kalup. Het afge-
beelde hondje is vertaald: Kélèb. Deze
drie woorden hebben naar hun mede
klinkers ook de betekenis van verspie
den, geleiden. Eén van de verspieders
die door Mozes werd uitgezonden heet
te Kaleb. De thuishaven van de schip
pers en kooplieden die de stenen lieten
plaatsen kunnen we ons dus in Tyrus
denken, in eerste instantie.
In dit licht zullen we de eendekooi
nog eens bestuderen, waarvan de oor
sprong wel in het Oosten wordt ver
moed, maar nog nooit is dat ook vast
gesteld met zekerheid. Allereerst is er
het woord kelub, dat we in het Neder
lands terugvinden als plaatsnamen in
de Glip, de Gloepe. Het woord duidt
het vlechtwerk van de kooi aan. In het
Grieks is het woord overgenomen als
kloubos of kloobos, waar het vogelkooi
betekent. Een bevestiging van het ver
moeden dat mensen met een semieti
sche taal het eerst van een eendekooi
gebruik hebben gemaakt, levert een
Grieks-Latijn woordenboek uit 1527.
recht komen we eerst een college van
schout en schepenen tegen, dat in 1292
is ingesteld door de invoering van het
Kennemer landrecht. Vóór die tijd
blijkt hier de Friese wet te hebben
gegolden.
Deze wet kent een vorm van recht
spraak die belangrijk verschilt van de
later gebruikelijke. Het meest in het
oog lopende verschil is wel, dat de
buren het vonnis uitspraken; de asega
eiste een bepaalde straf en de buren
velden dan het vonnis, al of niet in
overeenstemming met de eis. Ook wa
ren er barlioden aanwezig bij het pro
ces, naar de naam te verklaren als
scheidslieden, want een bar is een
scheiding. Deze barlioden waren ken
ners van de wet. Hun functie zijn ze
kwijtgeraakt bij de invoering van het
Kennemer landrecht, waarin ze niet
meer genoemd worden. De asega wordt
dan vervangen door de schout en er
worden schepenen in het college inge
voerd, meestal een stuk of zeven.
Nu is het zo in het recht, dat hoe
groot de verandering op politiek gebied
ook is, de veranderingen op het gebied
van het recht slechts gering zijn. We
mogen dus aannemen dat de asega de
voorzitter was van een college van
barlioden, die als aanklagers fungeer
den.
Een ander deel van de barlioden
vinden we dan terug aan de andere
kant van de scheiding tussen rechter
lijke macht en de geburen als een
soort advocaten. Over het verloop van
het proces zelf kunnen we kort zijn.
Tenzij er sprake was van heterdaad of
bekentenis, werd het proces formalis
tisch gevoerd; dit houdt in dat er een
soort Godsoordeel werd gevraagd op het
proces.
De uitslag van de proef gaf dan
vanzelf de uitslag van het proces.
Heetijzerproeven en ook het duel zijn
voorbeelden van dergelijke formalis-
Daar staat namelijk een stukje van
een Griekse tekst, dat in het Latijn
„caueas auim circuruptas” luidt. De
letterlijke vertaling in liet Nederlands
van deze tekst luidt „rondomgebroken
vogelkooien”. Semietisch brengt ook
hier klaarheid: sjabar heeft twee bete
kenissen te weten „breken” en „een
steile grens maken”. De tweede beteke
nis maakt nu de bedoeling van de
verteller aan de Griekse schrijver dui
delijk: de kooien waren rondom steil
begrensd, er lag een wal om de kooi.
De restanten van deze wallen vinden
we in ons landschap nu nog op ver
schillende plaatsen terug als cirkelvor
mige hoogteverschillen. De naam van
deze wal vinden we in een, woorden
boek op het Oude Testament ook te
rug: dajiq=bolwerk. Dat is ons woord
„dijk”. De kooien in de Beersche Over
laat waren zo bedijkt, dat bij overstro
ming in dat gebied de waterstand in de
kooi een verandering onderging. Tien
tallen woorden die als inguaeoons,
west-germaans, gallo-romaans enzo
voort worden beschouwd, blijken re
gelrecht uit een semietische taal te
kunnen worden verklaard, vertaald.
Een mooi voorbeeld daarvan is het
woord „ding”. De gangbare etymologi
sche verklaring komt van vlechtwerk
via de meest fantastische betekenisver
schuivingen tot de betekenis „rechts
zaak” en dan tot „de zaken die
daar behandeld werden”. Vertaling uit
het semietische woord „dien” geeft de
betekenis „gerecht”. Een directer ver
klaring is nauwelijks denkbaar.
en de duivel het uitgaan belet. Na een
reeks van gedaanteverwisselingen komt
tenslotte „des poedels kern” tevoor
schijn.
De pijpen, tegenwoordig meestal vier
in getal bestaan uit vlechtwerk, dat wel
bedekt werd met oude visnetten en
takken, zodat de eenden in de pijp niet
het luchtruim kunnen kiezen. Bij de
vangpijp schikt de kooiker zich zo, dat
de eenden hem niet zien. Op een teken
van de kooiker gaat het hondje naar
de ingang van de pijp, waar hij door
de eenden wordt opgemerkt. Nu is er
in elke kooi een „stal”, een aantal
tamme eenden, die het hondje kennen
en naar de pijp toezwemmen. Maar de
andere eenden, wilde exemplaren, die
zijn komen overvliegen, hebben vlug in
de gaten, dat er aan het begin van de
pijp iets te doen is en komen dan ook
kijken. Het hondje loopt nu naar de
achterkant van de pijp, die tegenwoor
dig meestal gekromd is; de eenden
zwemmen in hun nieuwsgierigheid
achter het kooikertje aan. Dan komt
plotseling de kooiker voor de dag. De
eenden schrikken en vliegen naar het
eind van de pijp, waar geen water
meer is, zodat ze makkelijk te pakken
zijn.
We weten nu iets van een eendekooi,
maar op Bakenes is van het moeras
niets meer te zien. Misschien kunnen
we echter de grens localiseren: oude
grenzen leiden een taai bestaan en
laten dikwijls sporen na. We tekenen
een cirkel op de noordpunt van Bak-
nes, die we laten raken aan het Spaar
ne en aan de Bakenessergracht en
bestuderen die. Het blijkt nu dat deze
cirkel door de knik in het Krom gaat,
die altijd voor een oude grensmarke-
ring is gehouden. Dat is vreemd, want
een gracht graaft men in het algemeen
zo kort mogelijk, dus recht. Maar als
daar de kooivrede was, mocht de
gracht alleen maar buiten de kooi
liggen. Meting van de straal van de
Het pentagram Is ook wel bekend
onder de naam drudenvoet of ook wel
onder de naam „hand van Fatima”.
Van de hand van Fatima is het meest
bekend. Fatima is de dochter van de
Profeet Mohammed en met haar af
wijzende hand weert zij het kwaad at.
De werking van de drudenvoet is van
soortgelijke aard, zoals we bij Goethe
kunnen lezen. In zijn Faust komen we
de drudenvoet tegen in de drempel van
de kamer waar Faust zit te werken.
Aan deze figuur blijkt echter een on
volkomenheid te kleven: er is één punt
van afgesleten. Daardoor wordt de fi
guur niet opgemerkt door de duivel,
die de kamer dan ook binnengaat. Bij
het verlaten van de kamer bezit de
magische figuur echter geen open pun
ten, waardoor hij wel wordt opgemerkt
We hebben nu als het ware een
platform gelegd in de vorm van het
net van nederzettingen dat op onze
huidige plattegronden te reconstrueren
is, vanwaaruit die periode verder on
derzocht kan worden, zowel naar de
uitgestrektheid (hoever over onze gren
zen vinden we hetzelfde patroon?) als
in de diepte (hoe is dit alles tot stand
gebracht?).
Aanwijzingen hieromtrent zijn in
sprookjes, kinderliedjes, door klassieke
schrijvers reeds gevonden. Een voor
beeld van dit laatste is de beschrijving
door Homerus van het schimmige rijk
van de Cimmerii. Dezelfde naam vin
den we in de Bijbel terug als kema-
riem, waar het afgodenpriesters bete
kent.
Het is een aangrijpende ervaring een
tijd, een land te exploreren, waarin de
bevolking werd beschermd door magi
sche symbolen en niet door militairen.
men. De bestudering van de naam
Barteljorisstraat wijst nu ook in de
richting van het recht; deze naam
kunnen we opvatten als een verbaste
ring van Barliodenstraat!
Nadere beschouwing van de hoogte-
kaart van Haarlem leert dat daar een
stuk van de stad ligt, dat vlak is en
dat tamelijk hoog ligt. De grootte van
dit gebied is 20x30 rijnlandse roeden.
Het oppervlak is één morgen. We ver
delen deze rechthoek nu in twee stuk
ken; het ene is dan 20x20roeden en het
andere 10x20 roeden. Nu zien we dat
de Smedestraat precies in het midden-
van een zijde van het vierkant uitkomt
en de Schoutensteeg in het midden van
de korte zijde van het andere stuk
uitkomt. Bovendien zien we op de
hoogtekaart dat het centrum van het
kleine rechthoekje nog hoger ligt dan
de rest van de dingplaats.
We mogen hier dus wel met een
1 de oude
vaststellen.
grote mate van zekerheid
Haarlemse dingplaats
Krauwelsteeg, de oude naam van de
Schoutensteeg betekent hoeksteeg. Van
de Barteljorisstraat ging de rechterlij
ke macht de hoek om en liep door de
„hoeksteeg” naar haar plaats.
Naast elkaar twee wijstenen, links
een der in Zeeland gevonden
exemplaren, rechts een soortgelijke
steen, opgegraven in Carthago. De
gelijkenis is frappant. Beide „go
dinnen” dragen een korf met ap
pelen. De nissen, waarin ze zijn ge
plaatst gelijken eveneens op elkaar.
Beide figuren gaan terug op Astar
te, de uit de bijbel bekende godin.
Carthago is door de Phoeniciërs ge
sticht en Astarte is een van hun
meest bekende godinnen geweest.
Op de in Zeeland gevonden steen
vinden we de figuur aangevuld met
een hond en met een fragment van
een schip. Dat moeten we zien als
een toevoeging van de Phoeniciërs,
die hier is ontstaan. De hier gevon
den stenen dateren vermoedelijk uit
de tweede en derde eeuw na Chris
tus. Het geloof in de van oorsprong
Phoenicische godin was blijven be
staan en de teksten op de stenen
zijn in het Latijn gesteld, de voer
taal in die tijd.
ZO HEB IK IN HAARLEM nog acht
punten gevonden, die tot mijn verba
zing op de punten van twee penta-
grammen bleken te liggen, zoals de
kaart bij dit artikel toont. Onderzoek
van andere steden en dorpen leerde
dat deze een soortgelijke, in sommige
plaatsen congruent en in' andere iets
gewijzigde, plattegrond hebben. Dat
stemt tot nadenken en verder onder
zoek.
ié'
w
vS waf*
Jf 'f