Winnaar Henriëtte Roland Holstprijs
JACK DE CONINCK TEKENT
Chileense dichter met
MENSEN IN TABOESFEER
J
Jazz-musicus
een soort zingende Carmiggelt
die m geen
hokje past
I
apokalyptische visie
J
16
Niet uit medelijden
Les geven
Heldendicht
1
17
ZATERDAG 27 NOVEMBER 1971
(Van onze correspondent)
ACQUES DE CONINCK,
25 jaar en vers van de Aca
demie voor Beeldende Kunst,
hoorde voor het eerst van de Hen
riëtte Roland Holstprijs toen hij
als oud-leerling op de hoogte werd
gebracht van de mogelijkheid tot
het inzenden van werk. Hij ver
telt, gezeten in een bovenwoning
aan de rand van Rotterdams Spar
ta van het voetbalclub-bastion
Spangen: „Ik stuurde drie teke
ningetjes in. Toen kwam opeens
die brief: U hebt de prijs 1.000
en of ik 22 november naar Hil
versum wil komen”.
ÏJ^WAM CHILI dit jaar in het nieuws door de nationalisatie van.de
kopermijnen naast de sterk in belang verminderde fosfaat-
industrie Chili’s voornaamste brop van inkomsten met de toe
kenning van de Nobelprijs aan de Chileense dichter Pablo Neruda werd
voor de derde maal een Latijns-Amerikaanse auteur geëerd. De twee
eersten waren, in 1945, de Chileense Gabriela Mistral en, in 1967, Miguel
Asturias van Guatemala. Als dichter van de liefde ook de zinnelijke
de vertwijfeling en het politieke engagement, behoort Neruda tot de
claSsici van het onmetelijke Latijns-Amerikaanse subcontinent, waarvan
zijn voornaamste werk „Canto General” een epos vormt.
N DE JAZZMUZIEKevenals in de.popzijn er altijd figuren die
zich niet in een bepaald hokje laten onderbrengen. Dat zijn dan de
musici die verder kijken dan de grenzen van hun eigen muzikale
straatje. Het echte jazz-establishment noemt dat soort mensen het liefst
randfiguren, die met wat vaag gemompel worden afgedaan; dat is het
gemakkelijkst, dan zijn ze er vanaf. Bix Beiderbecke bijvoorbeeld was
een duidelijk onder te brengen figuur, Armstrong eveneens, Tommy Dor
sey, Charlie Parker, Ornette Coleman, Gerry Mulliganhet zijn alle
maal jazzgrootheden die te plaatsen zijn in een eigen vakje en een eigen
tijdperk. Met Ella Fitzgerald is het al moeilijker. Is zij nu een oudestijl-
zangeres omdat ze ooit gave duetten met Louis Armstrong heeft ge
zongen, een pop-zangeres omdat ze zeer (voor dié tijd) moderne scatvocals
zong of is ze puur commercieel ingesteld omdat ze nu zelfs Beatle-liedjes
zingt? En Miles Davis, is dat een pop-trompettist omdat hij ooit eens met
Roach en Parket speelde? Of kunnen we die nu een pop-musicus noemen
omdat hij thans zeer dicht tegen de progressieve pop aanzit, met zijn
elektronisch-experimentele muziek.
-
Erbij
NOBELPRIJSWINNAAR PABLO NERUDA
JACK DE CONINCK
SIM TEUNISSE
RANDY NEWMAN
RANDY NEWMAN
ROB HOEKE
moet
nog
Randy Newmans muziek is een men
geling van jazz, folk en pop. Een soort
Pablo Neruda voor de microfoon,
nadat op 20 oktober jl. bekend was
geworden, dat hij de Nobelprijs
voor letterkunde had gekregen.
academie. Na twee jaar zwaaide hij
over naar de dagschool. Hij vertelt:
„Een hele stap hoor. Ten slotte was ik
getrouwd en ik had vanaf mijn vijf
tiende gewerkt en daar zat ik tussen
allemaal mensen, die niet beter wisten
of het hoorde zo: de hele dag lekker
vrij bezig zijn.”
Terugblikkend: „Op die avondschool
was het eigenlijk veel aardiger. Een
betere sfeer, opener. Ik geloofde nog
echt in het goed kunnen tekenen van
een model, het maken van een goede
opzet voor een schilderij. Maar in die
dagopleiding hoefde je nauwelijks op
school te komen. Ik heb niet de indruk
dat ze me op die manier iets hebben
kunnen bijbrengen, heel best mogelijk
dat dat aan mij lag hoor.”
gie, heeft Neruda dit alles van jongsaf
vóór ogen gehad.
TERUGGEKEERD IN Chili, stelt hij
zich aan de zijde der bezitlozen. In
1943 gekozen als senator, sloot hij zich
bij de Communistische Partij in Chili
aan. Als hij het waagt, de Chileense
president Videla op zijn wandaden te
wijzen, verklaart deze hem vogelvrij.
Vluchtend van huis tot huis, op de
hielen gezeten door de staatspolitie,
onderkomen en bescherming vindend
bij de allerarmsten, wier lot hij zich
DE CONINCK: „Ik heb het idee dat
de psychische afdeling sterk verwaar
loosd is. Het ligt nog helemaal in de
taboesfeer. Dat ik dit teken is overi
gens niet uit medelijden. Maar om
uiting te geven van wat ik er van vind
en hoe het op mij af is gekomen.”
Bij het verlaten van de academie
kreeg hij ook de „drempelprijs” van
zijn afdeling. De Coninck: „Het was
voornamelijk een beetje triest gevoel,
dat ik met dit werk een prijs haalde.
Bij deze Henriëtte Roland Holst-prijs
heb ik er meer vrede mee, omdat dat
ook een nogal sociaal voelend mens
was, niet?”
Overdonderd is hij niet door de ge
noten opleiding. Die begon in Rotter
dam eerst op de avondcursus van de
muziek die zich nauwelijks laat be
schrijven en voor de doorsnee luiste
raar niet meer dan een lekker preten
tieloos achtergrondmuziekje betekent.
Sommige mensen echter, die hun oren
als meer dan een opvangcentrum voor
geluiden gebruiken, worden dan ook
bij het horen van Newmans muziek
overspoeld door een mateloos gevoel
van onmacht en melancholie, dat on
middellijk doorslaat naar je maag en
je het gevoel geeft een week lang niet
gegeten te hebben.
Zijn teksten zijn ook bijna allemaal
navenant aan de muziek die hij speelt;
één brok opgekropte emotie en mach
teloosheid, iets wat vreemd genoeg,
niet agressief of fel in z’n muziek en
tekst tot uiting komt. Z’n teksten zijn
eigenlijk beschrijvingen van ongrijpba-
Randy Newman’s handelsmerk is hij
zélf door zichzelf te zijn en zich niets
aan te trekken van alle commerciële
platenfabrikanten, die het allemaal zo
goed weten en die zich voornamelijk
interesseren voor de munten, niet voor
de noten, Newman is creatief en origi
neel, gaat vplledig zijn eigen weg en
ook al doet een uit zeventig man
bestaand orkest op z’n eerste l.p. „Ran-
dy Newman Creates Something New
Under The Sun” nog zo zijn best hem
bp de 71ste plaats te zetten Randy
Newman blijft Randy Newman. Ik kan
echter niet aan de indruk ontkomen
dat hij zich bij die eerste l.p. onnodig
door dit orkest heeft laten begeleiden,
want z’n tweede lp. „12 songs” met
een eenvoudige driemansbegeleiding is
aanzienlijk beter.
Een gemeen trekje in mijn ^karakter
bracht me op het idee enkele dogmati
sche jazz-liefhebbers op hun gebruike
lijke pure jazzavondje te komen opzoe-
re huis- tuin- en keuken-situaties waar
iedereen dagelijks mee geconfronteerd
wordt, maar geen raad mee weet.
Populair gezegd is Randy Newman
een soort zingende Carmiggelt die óók
in z’n verhaaltjes onnavolgbaar is en
aan zijn stukjes over alledaagse toe
standen die essentie weet te geven, die
(als je er tenminste gevoelig voor bent)
je wat dieper doet nadenken en ’t
uitzichtloze van een hoop dingen doet
inzien.
„Lucinda” en „Lover’s Prayer” op z’n
tweede l.p. „12 Songs” zijn hier een
typisch voorbeeld van. Alles aan deze
nummers is bijna „schofterig” goed te
noemen zowel opname-technisch als
qua muziek, zang en tekst; een simpel
12-maten blues-schema, waarvan er
duizenden zijn, doch alleen door New-
man’s interpretatie tot een uniek stuk
blues gemaakt. De hele Newman-sound
is alles of niets. Raak je er emotioneel
bij betrokken, dan ben je hopeloos
verloren; de melodie blijft dagenlang
door je heen zweven en bepaalt je hele
stemming. Anderszijds is het ook best
mogelijk dat zijn muziek je niets zegt
en dat Newman een van die duizenden
is wiens muziek je hooguit als verve
lend ondergaat. Een middenweg is vrij
wel onmogelijk.
Randy Newman ging op ca. 20-jarige
leeftijd uit pure verveling wat compo
neren. Het bleek dat hij daarvoor een
zeldzaam talent had, hetgeen niet zo
verwonderlijk is, als je weet dat Ran
dy zes ooms heeft, die als componist
allemaal grote bekendheid genieten;
drie daarvan zéér beroemd, één zelfs
wereldberoemd. Deze laatste oom, Al
fred Newman kreeg in de loop der
tijden negen Oscars voor zijn composi
torische talenten. Hij schreef onder
meer de muziek voor de film „The
King and I” en „Airport”.
De Coninck, in Goes geboren en in
het Zeeuwse ook in eerste instantie
opgeleid, voor een grafisch vak, tekent
en schildert voornamelijk in zenuwin
richtingen en dergelijke gesitueerde ta
ferelen: mensen in ontmenselijkte
ruimten.
„Ik ben een paar keer,” zegt hij, „in
zo’n inrichting geweest en ik schrok
me lam. Het kille van de tegels van
zo’n instituut en daarin die moeilijke
mensen. Het heeft me erg getroffen en
dat ben ik gaan maken.”
Zijn vrouw (ook Zeeuws) herinnert
hem er aan dat de belangstelling voor
de maatschappelijk gehandicapte er ei
genlijk altijd is geweest: „Je maakte
vroeger ook portretten en dan tekende
je vaak mongolen. Dat ligt er toch niet
zo ver van af.”
heeft aangetrokken, schrijft hij zijn
grote werk „Canto General” een tijden-
en-wereld-omspannende zang, het epos
van een werelddeel.
Het is één der grote, werken van de
moderne tijd, waarin de Andes, de
oceaan, oerwoud en steppe worden be
zongen. Ook: het bloedige drama van
de Conquistadores. Het is heldendicht
van het verzet, loflied op de bevrij-
ding, banvloek der onderdrukkers.
HIJ GAAT VOORLOPIG wat lessen
geven. Het liefst zou hij in een inrich
ting als creatief therapeut „iets gaan
doen.” Een deel van de tijd buitenshuis
werken acht hij als zeer heilzaam voor
de plaats van de „kunstenaar” in de
maatschappij. Tevens hoopt hij even
selectief te kunnen blijven werken als
hij tot dusver gewend was.
Hij zegt: „Geld vind ik niet interes
sant. En anders is er wel de contra
prestatie, al is dat tegen mijn principe.
De meesten beschouwen het ook als
eqn soort sociale dienst voor intellectu
elen. Dan zou ik liever in de steun
gaan, als ik toch mijn hand
ophouden. En dan houd ik ook
mijn eigen werk.”
Anders nog wensen? De Coninck:
„Ja, gauw weer terug kunnen naar
Zeeland. De ruimte, he, een tuintje bij
je huis. Want ik vind Rotterdam eigen
lijk een beetje saaie en vervelende
stad.”
De zwakke plaatsen erin, daar waar
de dichter polemisch wordt en in zijn
geestdrift de gebruikelijke relativering
doorbreekt, betekenen nauwelijks een
aantasting van de grootheid van het
werk. Zij zijn als de ondiepten in de
oceaan, waarvan het de geweldige
golfbeweging bezit. Anders dan zijn
Franse vriend, Paul Valéry, die
gewild of ongewild de dichter werd
van de „poésie pure” is Neruda de
dichter van de „poésië impure» de
onreine poëzie geworden.
„Canto General” is bovenal een
„denkend en handelend” dichtwerk.
Het gaat de dichter erom, zijn ver
slaafd subcontinent tot een nieuwe ge
boorte te brengen; zijn volk een eigen
identiteit te geven; het zijn vrijheid te
hergeven. Daartoe is vóór alles nodig
dat het de waarheid hoort.
In zijn „Gezang voor Allen” men
moet Neruda’s gedichten vooral zien
als een geschenk aan zijn ongeziene
vrienden heeft hij het duistere van
zijn vroegere werken overwonnen; hij
is met nieuwe idealen bezield.
In zijn latere werk, de „Elementaire
Oden” bijvoorbeeld, zijn de beste ge
deelten een loflied op de schepping en
klinkt een milde, wereldbegrijpende
humor door.
ENKELE VAN NERUDA’S gedichten
verschenen verleden jaar in vertaling
van Cees Buddingh in „Maatstaf” ter
wijl bij Meulenhoff-Nederland een
nieuwe bundel, in vertaling van Cees
Buddingh en Riekus Waskowski in
voorbereiding is. Van Dolf Verspoor,
die de dichter enkele malen heeft ont
moet, verschenen rond 1950 reeds ver
talingen uit de „Canto General” in De
Gids, terwijl van hem een nieuwe
bundel, onder andere uit „Residencia
en la Tierra” in voorbereiding is bij de
Arbeiderspers.
Als bijzonderheden uit Neruda’s le
ven moge nog vermeld, dat hij tijdens
de Spaanse burgeroorlog kans zag vier
duizend Spaanse kinderen naar zijn
geboorteland te laten emigreren.
Bij de verkiezing van een nieuwe
president in Chili, thans een jaar gele
den trok Neruda zich terug ten gunste
van Allende, die hem daarop tot am
bassadeur te Parijs benoemde.
Eén van Neruda’s laatste werken is
„La Espada Encendida” „Het Vlam
mende Zwaard” waaruit zijn apokalyp
tische wereldvisie blijkt; zijn kommer
nis om de toekomst der mensheid.
ken. Gewapend met een stuk of wat
echte blues-l.p.’s bracht ik ook Randy
Newman’s „12 Songs”-l.p. in een an
dere hoes mee.
De reacties logen er niet om. Deze
varieerden van goed tot zeer goed.
Klaar in de startblokken vertelde ik ze
wie ze zo hogelijk waardeerden. Door
een pijlsnelle sprint ontkwam ik nog
ternauwernood aan een algemene aan
val.
Opvallend is het feit dat Newman in
Engeland zo’n paar jaar geleden al
bijzonder populair was zonder dat men
in ons land iets van hem had gehoord.
Dat is niet zo best voor een land dat nó
Engeland als toonaangevend in Europa
wordt beschouwd. Alan Price en Man
fred Mann bijv, maakten al hits met
Newman’s komposities toen in Neder
land op een enkele insider na, nog
nooit iemand van Newman had ge
hoord.
Randy Newman gaat met z’n unieke
muzikale opvattingen de nieuwe trend
bepalen; of je het nu jazz of pop wilt
noemen.
In bepaalde jazzkringen zal Randy
Newman wel niet in het „Handboek
Voor De Jazz” voorkomen, maar in
ieder geval zorgt hij toch voor een
eigentijdse vertolking van de „Good
Old Times Blues” en z’n „12 Songs”-l.p.
is alleszins de moeite van het beluiste
ren waard, zodat iedere rechtgeaarde
oude-jazz-liefhebbe»- bij ’t horen van
deze l.p. terecht kan zeggen, dat deze
plaat niet aan zijn collectie mag ont
breken.
DRIE ERVARINGEN hebben diep in
zijn zieleleven ingegrepen: de vroege
dood van de moeder de vader
kwam om het leven bij een val van de
locomotief de onbeschrijfelijke el
lende van de massa’s in India en Zuid-
oost-Azië die hij als jong consul
aanschouwde en de Spaanse burgeroor
log.
Neruda werd in 1904 in het Zuidchi-
leense Parral geboren als zoon van een
treinmachinist. Het pseudoniem Neruda
nam hij over van de Tsjechische au
teur Jan Neruda. Zijn echte naam is
Neftali Ricardo Reyes. Heel jong nog.
beschreef hij papier en karton - dat
binnen zijn bereik kwam met gedich
ten en zelden heeft een dichter over
zijn kinderjaren ontroerender en poëti
scher geschreven dan Neruda.
In zijn als 16-jarige geschreven bun
del „Crepusculario” Avondscheme
ring vielen de nieuwe lyrische toon
op, een tot dusverre onbekende reali-
teitsbeleving en de aan het zinneleven
ontleende metaforen. Zijn meest popu
laire werk is misschien zijn „Twintig
Liefdesgedichten en een Lied der Ver
twijfeling”, waarin zijn preoccupatie
met de dood en de angst opvalt. Nog
geven jonge geliefden in Zuid-Amerika
elkaar dit werkje ten geschenke.
EEN ONUITWISBARE indruk moe
ten op de jonge Neftali hebben gemaakt
de tochten met de vader op de locomo
tief door de onherbergzame streken en
ondoordringbare wouden van zijn
langgerekte, aan de Stille Oceaan gele
gen vaderland.
Misschien moet men dit uit de oer
tijden stammende landschap met eigen
ogen hebben gezien, er de diepe melan
cholie en duistere eenzaamheid van
hebben ervaren, om Neruda’s gedichten
te kunnen begrijpen. Ook: de alles
doordringbare en vermolmende voch
tigheid. Want wordt het Noorden van
Chili geteisterd door hitte en droogte,
in het Zuiden zijn het de verpletterende
wolkbreuken die de dichter als banne
ling zijn bij gebleven.
Als 20-jarig student in de litteratuur
en wijsbegeerte werd Neruda in Santi
ago, met zijn twee en een half miljoen
inwoners, in litteraire kringen al ras
een toonaangevende figuur; vertolkte
hij zoveel duidelijker de dromen en
aspiraties van de Chileense intellectu
eel dan de in 1957 overleden Gabriela
Mistra, die ook een Nobelprijs won.
IN HET VERRE Oosten verzamelde
hij stof voor één van zijn grote wer
ken „Residencia en la Tierra”
„Verblijf op Aarde”. Hierin een angst-
vervuld aftasten van de menselijke
existentie, waarvan de grondtoon me
lancholie is, opstijgend uit een verduis
terd innerlijk.
In de grote steden van Azië, Ran
goon, Singapore en Djakarta heeft hij
de heftige zinnelijkheid van het Oosten
beleefd, de onoverbrugbare sociale te
genstellingen, de troosteloze verpaupe
ring en het trieste verkommeren van
de bezitloze massa’s.
Het eerste gedicht „Dode Galop” be
schrijft het leven als een zinloze chaos,
een blind op elkaar inwerken van
krachten van dood en leven, en vooral
in het tweede deel is ieder gedicht een
document van een als apokalyptisch
en goddeloos ervaren wereld, waarin
het onstuitbare vernietigingsproces der
dingen diep in de gevoelswereld van de
dichter is doordrongen.
Het werk draagt duidelijk de sporen
van het surrealisme dat ook het werk
van de dichters Breton, Aragón en
Éluard bepaalde. Heel sterk onderging
Neruda de invloed van de specifiek
Amerikaanse dichter Walt Whitman en
de Fransman De Lautréamont. Walt
Whitman schijnt in Zuid-Amerika heel
wat beter aangevoeld te zijn dan in
hét zoveel zakelijker Noorden.
Verder vinden wij in Neruda’s zan
gen de weerklank van oud-Spaanse
romances, de harde ritmen der Indi
aanse gitaren, de primitieve liederen
van de arbeiders, matrozen en vage
bonden der havensteden van de Stille
Oceaan.
RANDY NEWMAN, wat is- dat nou
voor man? Is het een pop-musicus of
een blues-zanger, een salonpianist?
Randy Newman is evenals een forse
handvol anderen in de muziek een
volkomen op zichzelf staand fenomeen
dat (en dit schept de verwarring) graag
over de omheining van het opgelegde
predikaat heen stapt. Randy Newman
is zich natuurlijk helemaal niet bewust
van dit soort geharrewar en als je het
mij vraagt interesseert het hem ook
geen barst. Hij is gewoon musicus-
componist-tekstdichter. Randy New
man, nu 28 jaar, is van jongs af aan al
een zonderlinge figuur geweest. Scho
len en aanverwante instellingen vond
hij al in zijn prilste jeugd uitermate
vervelend, tijdrovend en nodeloos bin
dend. Zijn zeer gefortuneerde familie
liet hem dat komt nogal eens voor
in Amerika maar een beetje aanrot-
zöoien en legde zich maar neer bij het
feit dat Randy totaal nergens voor
deugde. Dat was hen namelijk door de
grootste autoriteiten op pedagogisch en
psychologisch gebied in alle toonaarden
van de kwintencirkel meegedeeld.
WAT VAN DE INDIAANSE voorva
deren in hem leeft, klinkt in zijn grote
werk „Canto General” machtig op.
Eerst moest hij echter de hel beleven
van de Spaanse burgeroorlog die de
wereld van 1936 reeds in twee kampen
verdeelde.
Hij bevond zich toen, met zijn dich
tervrienden Alberti en Hernandez, als
consul te Madrid, waar zijn vriend.
Federico Garcia Lorca op 38-jarige
leeftijd als één der eerste slachtoffers
van de strijd viel.
Het door Neruda in Spanje beleefde
heeft zijn neerslag gevonden in zijn
werk „Espana en el Corzón”
„Spanje in het Hart” en hij slaakt
daarin onder andere de kreet: „O, kon
den wij met één druppel bloed de
boosheid der wereld uitwissen. Maar
neen, dit kunnen alleen strijd en onze
vastberadenheid”.
Het was de Spaanse Burgeroorlog,
deze ongelijke strijd tussen een onbe
wapend volk en een invasie van pant
serdivisies, die in Neruda’s verduisterd
innerlijk de werking had van een blik
semschicht, die alles wat hij tot dus
verre in de wereld aan leed, wreedheid
en zinloos lijden van onderdrukte vol
ken had gezien brandend bewust
In tegenstelling tot hen die zich
nauwelijks een voorstelling kunnen
vormen van het lijden der onmondige
peonen der Andeslanden, de verwor
penen in de havensteden, de uitzicht
loosheid van een eeuwenlange lethar-