JAN MERTENS ZET VERSTARDE
VAKBE WEGING OP DE HELLING
ontglipt
„Ledenwinst
ons”
"Critici werken mee aan vernieuwing"
ZATERDAG 27 NOVEMBER 1971
Jan Mertens is in de Nederland-
0 Verschuiving
9 Op toeren
0 Niet haalbaar
Q Vastere greep
T erugwinnen
loop tot zijn argumentaties kan
Mertens om recht te doen aan
se vakbeweging niet de man van
het aarzelende midden. Hij is ook
niet geneigd snel de witte vlag te
hijsen als hij controversen in ijl
tempo op zich af ziet komen. Als
Brabander die met het vakbe-
wegingswerk is vergroeid zoals
zijn dynamiek een Bourgondische
geest weerspiegelt, heeft hij de
gave van de overtuigingskracht.
Wie hem als tegenspeler ontmoet,
benijdt hem om zijn aanspreken
de benadering die aan duidelijk
heid niets te raden laat. In de aan-
het historisch perspectief zó
wijdlopig zijn dat hij niet meer
aan de kern van de zaak lijkt toe
te komen. Maar dat daarbij de
schijn bedriegt heeft al menigeen
in het eindspel ondervonden.
In de Utrechtse burcht van het Nederlands Katholiek Vakverbond hangt de
laatste maanden nogal wat kruitdamp. Die is afkomstig van de schoten, waarmee
bonden en bestuurders om de haverklap mikken op een koersombuiging. De vak
beweging is verstard. Ze doet te weinig aan maatschappijverandering. Ze reageert
te traag op wat er leeft onder het gewone volk, dat zij geacht wordt te vertegen
woordigen. Daar komt de kritiek op neer, die verontrusten zowel binnen de aan
gesloten organisaties als op eigen gelegenheid hebben neergelegd in nota’s, rede
voeringen, discussies en notities. Wat doen Jan Mertens en zijn verbondsbestuur
daaraan? Blijf het voorlopig bij puin ruimen en bijpleisteren? Of nemen zij de
kritiek serieus en wat mag er dan op korte termijn aan aanpassingsmaatregelen
worden verwacht?
Erbij
JOHN BINDELS
Hoe komt het nu dat de 435.000 van
Mertens er nog maar zo’n 400.000 zijn?
Is dat voldoende, of is er nog veel
onbehagen in de bonden blijven zitten?
Jan Mertens: „Wij deinzen voor geen
enkele aanval terug. Dat hoeft ook niet,
omdat er binnen het NKV ruimte is
voor een eigen opvatting van de aan
gesloten organisaties. Er is geregeld ge
harrewar en dan lijkt het erop alsof wij
Waar koerst hij nu met het NKV op
aan om te voorkomen dat het ledental
we industriebond van straks (mijnen,
metaal en textiel samen met de oude
bond Willibrordus), de bouw en de
houtbewerkers werken daarin samen.
Tenslotte krijgen we de dienstensector
en handel. Daarmee hebben we op het
oog banken, verzekeringsmaatschappij
en, detailhandel en grootwinkelbedrijf.
Die globale indeling hebben we aange
geven in een contourennota. Centraal
daarbij staat het uitzicht op de onder
neming. Daar moet het krachtenspel in
eerste instantie worden beheerst. De
nota’ biedt mogelijkheden voor een zo
breed mogelijke visie. Het is niets meer
dan een werkschema dat in samenspel
met de brede achterban en de critici
wordt ingevuld. Om een zo goed moge-
Hoe staal hij tegenover de aanhou
dende kritiek uit bonden, die vinden
dat de koers niet snel genoeg omgaat?
een verdeelde troep zijn. Maar dat is
geen werkelijkheid. De vakbeweging
moet de kenmerken dragen van het
volk waarin zij existeert. Dan pas is zij
levend. Wij hebben daarom ook uit-
Mertens moet eerst op toeren komen.
Dat is een eigenschap die zijn critici
hem verwijten. Ze schrijven er de aar
zeling aan toe die zij in het wat log
onderbouwde beleid van de Utrechtse
centrale menen te ontdekken.
Vindt „de voorzitter” dat die critici
het bij het rechte eind hebben?
gesproken dat de ideologie geen orga-
nisatiecentrum hoeft te zijn. Als die
ruimte voor eigen ombuiging er maar
blijft.
nog verder afkavelt dan in de laatste
paar jaar is gebeurd?
Jan Mertens: „Ik heb al gezegd dat
onze structuur op de helling gaat Dat
was een van onze beleidsconclusies. We
willen naar drie grote bonden, waarin
alles is samengebracht. De eerste zou
kunnen bestaan uit personeel van over
heid en semi-overheid, uit de onder
wijs- en gezondheidsorganisatie. Dat is
dus de dienstverlening buiten de han
del. We denken daarbij aan ambtena
ren, militairen, politie, onderwijzers en
leraren, apothekers- en doktersassisten
ten, verpleegsters, analisten, therapeu
ten, laboranten en tandtechnici.
De tweede bond moet er een worden
voor industrie en nijverheid. De nieu-
hij even overgeschreven. By ons werkt
dat bdndingsapparaat niet. Dat remt de
ledenwinst, ook al is de werving nog zo
goed geregeld. In België blijkt, dat hoe
doelmatiger men de organisatie inricht,
des te mobieler de bestuurders voor het
voeren van acties kunnen zijn. Omdat
wij een federatie van bonden hebben,
is onze structuur niet zo efficiënt. Wij
hebben noch de middelen noch de ruim
te om in regio’s en ondernemingen snel
in actie te komen. Overigens zou het
Belgische systeem voor ons niet haal
baar zijn. Stel je eens voor: de mijnen,
de textiel en de metaal samen. Dat zijn
al drie aparte werelden. En bij een
fusie gaat het toch om levende mensen.
De vakbeweging kan zich nu eenmaal
niet losmaken van tradities. Fusies lig
gen erg moeilijk door mentaliteitsver-
schillen. Een industriebond heeft zowel
met Unilever te maken, als met de che
mie in het Botlekgebied, maar ook met
kleine schoenfabrieken. Breng die maar
eens onder één noemer met de metaal
en de besloten mijngemeenschap. Maar
dat willen we tóch proberen”.
Als voorzitter heb ik een nogal vast
besloten uitspraak gedaan: geen politiek
binnen de vakbeweging. Dan haal je
de verdeeldheid in huis. Wij geven als
belangengroep onze standpunten door
aan de politici en die moeten de be
slissingen beïnvloeden. Ik hou niet van
door elkaar heen lopende identiteiten.
Nou zijn er traditionele leden die tegen
mij zullen zeggen: Mertens, je doet het
verkeerd. Je moet weer terug naar de
oude familiale lijn. En de progressie-
ven hebben al geroepen: waarom geef
je geen stemadvies? De radikalen vin
den zelfs dat er een „link” naar de
vakbeweging moet zijn. Om te kunnen
vertolken wat het volk wil, dien ik te
weten wat er leeft. Een natuurlijk ge
volg van die contacten is, dat er bot
singen met de extremen ontstaan. Maar
die ervaar ik niet als negatief. Ze kun
nen zelfs bijdragen aan de vernieuwing.
De harmonie zo goed als het conflict.
De openheid die wij voorstaan, brengt
dat als het ware met zich mee. En ik
durf die openheid aan, omdat ik weet
dat die harde, kritische groeperingen
er niet minder NKV-bond om zijn. De
bouw is dikwijls in conflict met ons,
maar blijft mentaal NKV. Een botsing
van meningen leidt tot helderheid.
Daarom zien wij in het vormingswerk
ook geen indoctrinatie, maar een ont
wikkeling tot kritisch denken.”
Wat denkt hij van het Belgische
organ isatiesysteem?
Jan Mertens: „We kennen daar het
Algemeen Christelijk Vakverbond.
Iedereen is er lid van en er zijn aparte
centrales voor beroepsgroepen. De le
denadministratie is per arrondissement
geregeld. Gaat iemand over naar een
ander beroep, of verhuist hij, dan wordt
lijk resulaat te bereiken, willen we
vooral ook de categorale organisaties
benaderen. Daaronder versta ik de ge-
organiseerden die niet bij een van de
vakcentrales zijn aangesloten. Alles bij
elkaar zitten daar nog zo’n 280.000
werkers in. Uit dat bestand verwachten
wij de 35.000 leden terug te halen, die
we sinds 1965 hebben verloren.”
Van die profiteurs wil Mertens radi-
kaal af. Want hoe sterker de vakbewe
ging, des te vaster wordt haar greep op
de maatschappij van vandaag. Een
maatschappij die in opstand is tegen
zichzelf om daarmee sociale afstanden
te verkleinen.
Jan Mertens: „Een ding staat vast: ze
zijn beslist niet naar het NVV gegaan,
dat nu goed 600.000 leden telt. Die ver
onderstelling zou kunnen berusten op
het schrappen van het verbod dat ka
tholieken geen lid mochten zijn van het
NW. Nee, er zit iets anders achter.
Het aantal mensen in loondienst in een
ambacht, de nijverheid of de industrie
neemt af. Er doet zich een duidelijke
verschuiving naar de dienstensector
voor. Neem de gezondheidsorganisaties,
de instellingen voor sociale zaken en
de overheidsdiensten. Projecteer je dat
beeld op het NKV, dan constateer je in
de mijnen een reeks sluitingen. Van die
mijnwerkers zat vroeger 70 percent bij
ons. In de textiel hadden we ook de
meeste leden, omdat de bedrijven van
oudsher in katholieke streken, zoals
Tilburg en Twente waren gevestigd.
En wie nagaat wat er in Tilburg is
gebeurd, zal het niet verwonderen, dat
we ook daar veel leden zijn kwijtge
raakt. Hetzelfde geldt voor de schoen
industrie. Je kunt dus wel zeggen dat
wij structurele klappen hebben gehad.
Nou kun je vragen: waar blijven die
mensen? En er komt toch ook nieuwe
beroepsbevolking? Dat is waar, maar
die aanwas ontglipt ons totaal. We
kunnen er zelfs geen vinger achter
krijgen. Leden die van beroep veran
derden, gingen overwegend over naar
de dienstensector, waar het NKV van
oudsher het zwakst is. De grootste bon
den van het NW en het CNV zijn die
van de ambtenaren. De katholieke or
ganisatie, de ARKA, is niet aangesloten
bij het NKV en dus categoraal. Zo is
het ook met de r.k. politiebond „St.-
Michael”, met de r.k. onderofficiersver-
eniging „St.-Martinus”, met het Katho
liek Onderwijzers Verbond, waarin
honderden religieuzen zitten, met de
r.k. lerarenorganisatie in het nijver
heidsonderwijs „St.-Bemardus”, met de
verpleegsters die in de Katholieke Unie
zitten en met de apothekersassistenten
van „St.-Lucas”. De opvang zit dus
overwegend in bonden buiten het NKV.
Zelfs mensen die zich bij ons zouden
willen organiseren, kunnen dat lang
niet altijd, omdat we er eenvoudigweg
geen bond voor hebben.”
Jan Mertens: „Wie zegt, dat wij ver
stard zijn, heeft in feite gelijk. Ik ben
het eens met iedereen, die dat ver
schijnsel wil doorbreken. Als NKV zijn
wij zelfs bereid onze hele structuur
op de helling te zetten, inclusief het
hele bestuursapparaat. Maar de vraag
waarvoor we staan is: hoe maken we
in het skelet van die nieuwe organisa
tie nu kanalen om de kritiek te ver
werken? Wij nemen de critici wel de
gelijk ernstig. Toen de kritische vak
bondsbestuurders zich als pressiegroep
aankondigden, hebben alle drie de vak
centrales gezegd: daar kunnen we niet
omheen. Laten we erop inspelen, ook al
wordt er hier en daar flink tegen ge
steigerd. We hebben tegen ze gezegd:
jullie hoeven je helemaal niet gema
nipuleerd of ingekapseld te voelen. Zeg
maar wat je op je hart hebt. Organi
seer zelf maar het verloop van de con
frontatie. Met die gesprekken zijn we in
het NKV nog steeds bezig. Er staat
weer een nieuwe reeks op het program
ma. Het gaat voornamelijk om de de
mocratisering van de vakbeweging,
van de onderneming en om vernieu
wing van de economisch-maatschap-
pelijke orde. En we praten ook over
deelpunten van de kritiek.”
Jan Mertens: „Die kritiek resoneert
wel, maar onze structuur is te ingewik
keld. Daarom vind ik de rechtstreekse
ontmoeting met de leden zo belangrijk.
Vroeger was de vergaderingsagenda hei
lig. Nou zeggen ze: schrap die inleiding
maar, ga zitten, dan komen wij wel met
vragen. Dat is een symptoom van de
verandering. Die kritiek is ook zo’n
symptoom. Maar als de vervoersbond
met een nota komt, waarin staat wat
wij niet goed doen en hoe het dan wèl
zou moeten, dan leggen we die voor
aan de besturen van andere bonden.
Wij matigen ons daarover niet als eer
sten een oordeel aan. Want wie zijn wij,
dat wij het alléén maar zouden weten?
Er zullen bonden zijn die zeggen: wij
begrijpen de redenering van die ver
voersorganisatie wel. Zij werken met
grote bedrijven en hebben heel andere
problemen dan wij. Daarom verschilt
het type leden ook van het onze. En
kijk eens naar de bouw. Die kent maar
één algemeen contract, waarvan dan
nog een paar aanverwante cao’s zijn
afgeleid. Maar de oude industriebond
„St.-Willibrordus” kent wel 160 ver
schillende contracten. Een kwestie ge-
organiseerden-ongeorganiseerden, speelt
daar veel scherper. Het komt vaak voor
dat ze daar zeggen: je bent wel gek om
je te organiseren. Ik ben het niet en ik
heb tóch dezelfde rechtèn. In de bouw,
waar 70 percent georganiseerden zijn, is
het net andersom. Als je daar als on
georganiseerde je loon komt halen, loop
je kans dat ze roepen: zo man, kom je
weer meeprofiteren?”