Voortreffelijke herdenkingsuitgave
DE MAN EN
ZIJN WERK
van Diana Lebacs
DE PROFUNDIS VAN OSCAR WILDE
EINDELIJK INTEGRAAL VERTAALD
WIJ ONTVINGEN
andrca
„Sherry”: goed debuut
JAN FABRICIUS,
■M
•1
A nti-autoritaire
Vertaalde Engelse en Amerikaanse litteratuur
Meest verkochte
boeken
sprookjes van
Sybren Polet
ZILVEREN SIERADEN
o.a uit Denemarken
WOENSDAG 1 DECEMBER 1971
EERSTE ANTILLIAANSE JEUGDROMAN
Updike’s meesterwerk
Werkzame formule
Totale vervreemding
De Profundis
n.v.
Visie van de
eigen mensen
Groei naar
zelfbewustzijn
W. Voet en Zonen
juweliers
HET „EEUWFEEST” van de geboorte van Jan Fabricius op 30 septem
ber jl. is niet bepaald een feestelijke gebeurtenis geworden, want het
Nederlandse beroepstoneel heeft het, met niet-alledaagse eensgezindheid,
onopgemerkt laten voorbijgaan. Men had het waarschijnlijk te druk met
het zoeken naar speelbare toneelstukken in verre landen om zich te kunnen
verdiepen in de vraag of er onder de rond veertig dramatische werken
van onze eigen toneelschrijver Fabricius niet ook nog iets speelbaars te
vinden zou zijn. Zoiets had men anders stellig wel kunnen vinden. Onder
deze omstandigheden is het des te verheugender dat er althans een boek
is verschenen dat toneelleiders, toneelspelers en toneelliefhebbers weer
eens kan herinneren aan de boeiende figuur die Fabricius is geweest en
aan zijn betekenis voor ons toneel, die hem een halve eeuw geleden een
plaats vlak naast Heijermans bezorgde. Dat boek is: „Jan Fabricius, de
man en zijn werk”, met een inleiding van Jan Spierdijk, uitgegeven door
Van Gorcum Co, Assen/Amsterdam, met steun van het ministerie van
Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk.
IN HET ANTILLENHUIS te Den
Haag werd dinsdagmorgen aan de
gevolmachtigd minister van de Ne
derlandse Antillen, S. G. M. Rozen
dal, het eerste exemplaar aange
boden van de eerste Antilliaanse
jeugdroman ooit door een jonge An
tilliaanse auteur geschreven. Direc
teur D. Kok van uitgeverij Leopold,
die Diana Lebacs’ „Sherry, het begin
van een begin” uitbracht, herinnerde
er nog eens aan hoe belangrijk voor
lichting aan de oudere jeugd is over
wat er elders in de wereld gebeurt.
Vooral wanneer dit elders de rijks-
delen overzee betreft, die momenteel
door het aangevochten Statuut weer
in het nieuws zijn.
'n KADO-ideetje
iFKAItL H
LRLBltu
I IN
ftl'r.»
PETER JAN DE VOOGD.
MIEP DIEKMANN
ADVERTENTIE
i.
2.
ADVERTENTIE
5.
6.
9.
10.
OSCAR WILDE
i
3.
4.
Grote Houtstraat 163
Gen. Cronjéstraat 143.
Het meest sprookjesachtig zijn, vanzelf
sprekend de verhalen die beginnen met
„er was eens”. Ze vullen met zijn drieën
meer dan de helft van het boek.
7.
8.
Jan Foudraine, „Wie is van hout
(Ambo).
W. F. Hermans, „Herinneringen van
een engelbewaarder” (De Bezige Bij).
A. Maclean, „Bereneiland” (Elsevier).
G. Bomans, „De man met de witte das”
(Elsevier).
Toon Kortooms, „En nu de keuken in”
(Gottmer).
Jan Wolkers, „Werkkleding” (Else
vier).
M. Toonder, „Parbleu” (De Bezige Bij
H. Haasse, „Huurders en onderhuur
ders” (Querido).
Erik Hazelhoff Roelfzema, „Soldaat
van Oranje 40-45” (Zuid-Hollandsche
Uitgevers Mij.).
S. Carmiggelt, „Gewoon maar door
gaan” (Arbeiderspers).
Grote Houtstraat 165 - Anegang 13-15
HAARLEM
Een andere mooie aanvulling voor de
bibliotheek van alle watersport-bedrij-
vers en liefhebbers is „Het Jacht-Va-
demecum”, samengesteld door: D. Phi-
lips-Birt, Mary Blewitt, R. M. Bowker,
en met bijdragen van nog vele andere
echte watersporters. Het boek is geïl
lustreerd met een paar honderd pente
keningen, enige pagina’s foto’s en een
waarop onder andere de verschillende
vlaggen staan afgedrukt. Het boek werd
vertaald en bewerkt door D. J. Huele
en Mr. J. van Vollenhoven schrijft daar
in een „woord vooraf”.
Via kleine gebeurtenissen uit het leven
van Sheritsa, die haar donkere huid en
stijve vlechtjes verafschuwt, laat Diana
Lebacs haar lezers de groei meemaken
van Sheritsa naar het meisje Sherry
een nieuwe naam, een nieuw leven tus
sen blanke „vriendinnetjes” op de exclu
sieve schooi. Sherry’s drijfveer om uit
zichzelf te halen wat erin zit, brengt bot
singen met de vroegere vriendinnen, met
vooral de almachtige moeder die de onrust
van haar dochter niet begrijpt. In het
conflict later op de kweekschool lijkt
Sherry’s isolatie niet meer te doorbreken.
Door haar houding wordt ze voor „de
geëmancipeerde” uitgemaakt, ze gaat er
zich naar gedragen, ook in de relatie tot
de vriend Ryan, vreet haar echt vrouwe
lijke jaloezie in stilte op.
TOT SLOT EEN korte vermelding. Ron
Boyce, wiens twee jaar geleden versche
nen Sanspur ik toen mocht bespreken (en
te licht bevinden), heeft zijn tweede ro
man gepubliceerd in een Literaire Reu
zenpocket van De Bezige Bij.
Tweelingen, vertaald door P. van Dam,
heet in de ondertitel „Een doe-het-zelf
roman in I II delen.” De flap deelt
mede dat „Ron Boyce’s schrijftechniek tot
gevolg heeft „een totale vervreemding van
voor ieder herkenbare, bijna dwangmatige
handelingen en herhalingen.” En dat is
helaas maar al te waar.
IN DE FRAAI uitgevoerde Meulenhoff-
reeks is de vertaling verschenen van
Kurt Vonnegut’s „Welcome to the Monkey
House,” een bundeling korte verhalen die
Vonnegut in de loop der jaren heeft
geschreven. Zoals in al de deeltjes van de
Meulenhoffreeks bevat de uitklapbare
omslag veel relevante informatie over de
auteur, die vooral als science-fiction
schrijver bekendheid heeft verworven, en
wiens „Slaugherhouse Five” in 1969 een
wereldsucces werd. Welkom op de apen
rots, zoals de goede vertaling van Mark
Carpentier Alting is getiteld, is een uitste
kende bundel, waarin Vonnegut, zoals bij
hem gebruikelijk, science-fiction elemen
ten koppelt aan subtiele maatschappijkri
tiek. Een voortdurend afstand-nemende
ironie maakt de ogenschijnlijk eenvoudige
verhalen heel indringend.
UITGEVERIJ HOLLANDIA-BAARN.
Twee boeken voor Watersportliefheb
bers. Frank Robb, een ervaren zeiler en
zeeman, schreef het boek „Het varen in
zwaar weer met kleine schepen”, geïl
lustreerd met vele foto’s en tekeningen.
Een uiterst waardevolle handleiding met
talloze belangrijke adviezen met be
trekking tot hetgeen men moet doen en
ook laten bij de zwaarste weersomstan
digheden en woelige zeegang. De mees
te watersportboeken wijden wel een
hoofdstukje aan orkanen en stormachti
ge toestanden op het water, maar zel
den ook meer. Dit boek is nu eens uit
sluitend, en terecht, geheel gewijd aan
de problemen, gevaren en de taktiek bij
varen met zwaar weer.
EEN ANDERE belangwekkende uitgave
in de Meulenhoffreeks is de uitstekende
vertaling door Gerrit Komrij van het ten
lange leste integraal uitgegeven „De Pro
fundis” van Oscar Wilde. De geschiedenis
is overbekend: Wilde verloor het proces
wegens smaad dat hij had aangespannen
tegen de markies van Queensberry, de
vader van Lord Alfred Douglas, die hem,
teretcht, had uitgemaakt voor homofiel.
Vanuit de Reading gevangenis schreef
Wilde aan zijn vriend Douglas een lange
brief die bekend zou worden onder de
titel „De Profundis.” Het is een aangrij
pende en genadeloze ontleding van de
verhouding met de verwende en harteloze
Douglas. Het is tekenend voor het taboe
dat zolang op deze zaak heeft gerust dat
pas in 1971 de eerste volledige tekst van
de brief is uitgegeven in Nederland, on
danks de woorden waarmee Wilde ziin
brief besloot: „Wat voor mij ligt is mijn
verleden. Ik moet er zorg voor dragen dat
de buitenwereld dat met andere ogen kan
bekijken.Dat kan ik niet tot stand
brengen door het te negeren of met
geringschatting te behandelen of te prij
zen of te loochenen. Het kan alleen vol
bracht worden door het volledig te accep
teren als een onvermijdelijk deel van de
ontwikkeling van mijn leven en karak
ter.
Op woensdag 3 oktober 1956 werd
Jan Fabricius in de Rotterdamse
stadsschouwburg gehuldigd met zijn
85ste verjaardag. Naast hem zijn
vrouw, achter hem zijn zoon Johan.
Ruime keuze
IN DE MEULENHOFF Editie is het
vorig jaar verschenen „Bech; a Book” van
John Updike uitgekomen in zeer goede
vertaling van Else Hoog. „Bech: een boek”
is Updike’s meesterwerk, waarin de mooi-
schrijver van „Couples” erin is geslaagd
in trefzekere parodie van, vaak, zichzelf
een volslagen gek en schitterend boek te
schrijven waarin niet alleen de draak
wordt gestoken met de stand van zaken
in de hedendaagse Amerikaanse literatuur
en literatuurbeschouwing, de Amerikaanse
cultuurpolitiek en Amerikaanse studenten,
maar ook een ontroerend beeld wordt
opgeroepen van een Henry Bech, schrijver
van een indertijd beroemd geworden werk
die het allemaal niet meer ziet zitten.
De pastiche is perfect: het voorwoord
van de schrijver waarin hij zichzelf ver
gelijkt met Bellow, Roth, Malamud, Sa
linger, enz. (ze worden allen geparodieerd),
de bijvoegsels met een malle bibliografie
(„Mijn lievelingsboeken van 1953,” New
York Times Book Review, LXVII”) waar
in vooral de „kritische artikelen betref
fende” mooie vondsten bevatten (mijn fa
voriet: „Minnie, Moody, ’Mythe en ritueel
Tien moderne sprookjes heeft Polet ge
schreven. Een schoenmaker, rovers en
ridders en een koning lopen er in rond; er
is een levend hoofd zonder lijf en de
dieren kunnen praten en naar believen
groter en kleiner worden. Maar er is ook
een robotje en er zijn opwindbare auto-
■choentjes en een jongetje drinkt yoghurt
uit de koelkast.
AMSTERDAM. Maandelijks over
zicht van meest verkochte boeken, opge
steld op basis van gegevens van vijfen
zestig boekverkopers over de maanden
oktober en november 1971:
in Bechs beelden van zinnelijkheid en nos
talgie’ zulke titels komen voor in de
echte vakliteratuur!). Parodie en vlijm
scherpe satire daargelaten kan men
„Bech: een Boek” ook lezen op het ver
haal alleen: Bech’s verwarrende ervarin
gen als litterair ambassadeur achter het
ijzeren gordijn, als gevierd bezoeker in
Londen, als ontoereikend minnaar, als
gastdocent aan een college, als surrealis
tisch lid van de National Academy of
Letters. Net als zijn romanfiguur Bech is
Updike opgenomen in de schrijvershemel:
de hemel van de grote, naoorlogse humo
ristische Amerikaanse roman, tezamen
met Roth en Bellow c.s. De humor is
wrang in die hemel, want echte humor
scheert rakelings langs tragiek.
boeiende getuigenis neergeschreven, die
onze wezenlijk geïnteresseerde tieners en
ook volwassenen, aan het denken zal
zetten.
Diana Lebacs, behoort met haar man
Pacheco Domassé (beiden werken in Cu
rasao bij het onderwijs) tot een kleine,
cultureel zeer actieve groep. Via experi
mentele toneelmanifestaties als OPUS I
en het recente TULA (leider van de
slavenopstand in 1795) willen zij de massa
informeren over wat verzwegen werd
over het eigen heden en verleden. „Sher
ry, het begin van een begin” zal binnen
dit kader van een culturele revolutie
vooral voor Antilliaanse meisjes en jonge
vrouwen van onschatbare waarde zijn.
„INLEIDING” IS een te bescheiden
aanduiding van de bijdrage die Spierdijk
aan deze herdenkingsuitgave heeft gele
verd. Want in 75 bladzijden geeft hij niet
alleen een voortreffelijke karakteristiek
van de sterke persoonlijkheid die Fabrici
us was en een goed beeld van diens
grillige levensloop, maar bovendien (bij
alle beknoptheid) een duidelijk inzicht in
zijn dramatisch oeuvre aan de hand van
korte analyserende beschouwingen over de
belangrijkste stukken.
In die karakteristiek-plus-levensgeschie-
denis vindt men de Asser jongen terug,
als zoon van arme ouders (vader een
slecht-betaalde letterzetter bij de provin
ciale courant), blij met een baantje dat
een kwartje per week opleverde; de be
ginnende „Indischman” van even in de
twintig, die zich op de dag dat hij „met
de handschoen” is getrouwd brooddronken
in een rijtuig met twee paarden door
Batavia laat rondrijden; de ruim tien
jaar later beginnende toneelschrijver
die met zijn eerste stuk moet lopen leu
ren; de onvermoeibare Hollandse en In
dische dagbladdirecteur die in zijn weini
ge vrije uren vergeefs probeert meubelen
te maken of kanaries te telen; de einde
lijk succesvolle auteur die geleidelijk be
zeten raakt van het toneel, nadat hij de
eerste 35 jaar van zijn leven zelden in een
schouwburg is geweest; en tenslotte de
naar Engeland geëmigreerde „ouwe Jan”
die nog op zijn zevenentachtigste jaar een
roman schrijft en zelfs daarna nog blijft
schrijven, tot het licht in zijn ogen hem
in de steek laat. Het is een zeer geslaagde
samenvatting van een veelbewogen leven,
boeiend geschreven en zoals ik uit
eigen ervaring kan verzekeren wat de
karaktertekening betreft volkomen na
tuurgetrouw.
Het evenwicht in haar leven komt pas
na veel nieuwe ontdekkingen tijdens haar
studie in Amsterdam, maar ook na veel
kwetsende ervaringen en diepe teleurstel
lingen. In haar relatie met de Nederlandse
student Desmond merkt zij dat „Wij Ne
derlanders discrimineren niet” vaak een
fabeltje is! Haar onverwachte besluit te
rug te gaan naar Curasao en daar mee te
werken aan de opbouw, betekent een
opluchting voor haar al weet ze dat ze het
vrije leven in Nederland er mee opgeeft.
Het meest intrigerende deel van het
boek is het laatste, omdat het de lezers
keihard confronteert met de enorme moei
lijkheden die jonge, geëngageerde men
sen hebben te overwinnen om de mensen
daar uit hun apathie te halen. Diana
Lebacs theoretiseert er niet over, zij laat
het zien in de relatie van kind-moeder,
meisje-jongen, jongere-maatschappij. Zij
stelt de schreeuwers van loze leuzen aan
de kaak, stelt tegenover angst-wekkend
geweld, praktisch uitvoerbare sociale pro
jecten.
En wat het belangrijkste is: haar emo
ties van machteloze woede tot vreugde zijn
goed overgekomen, want zij heeft het zelf
doorgemaakt.
wel van belang kon zijn voor degenen
die met diezelfde problemen worste
len. Hoewel de schrijfster niet zo jong
meer is, schaart zij zich bepaald niet
onder de oudere generatie, in tegen
deel, alle nieuwe en progressieve stro
mingen volgt en beleeft zij bewust,
zonder zich er klakkeloos mee te ver
eenzelvigen. Zij ziet ook God als een
levend en strijdbaar wezen, dat zich
overal manifesteert waar gevaar
dreigt of iets nieuws tot stand wil ko
men.
Federica De Cesco: „De Prins van
Mexico”, vertaald door M. Mok. Een
goed gedocumenteerd en spannend
verhaal van een nog jonge schrijfster.
VERDER BEVAT het boek de volledige
teksten van vijf toneelstukken die een
commissie van het Drents Genootschap
heeft gekozen als de beste (en misschien
ook de minst door de tijd aangetaste) van
Fabricius’ dramatische werken. Het zijn
„Eenzaam”, „Ynske”, „Onder één dak”,
„Dolle Hans” en „Seideravond”. Mijns in
ziens zou een volledige bibliografie van
het dramatische oeuvre van Fabricius,
inclusief de vertalingen, het boek nog
waardevoller hebben gemaakt, maar dat
kan misschien gebeuren als het (wat ik
van harte hoop) eens herdrukt wordt.
Johan Fabricius, de zoon van „Olie
Jan”, constateert in zijn „Woord vooraf”
verdrietig dat zijn vader „een heropvoe
ring door het beroepstoneel dat eens
veel aan hem te danken had niet meer
heeft mogen beleven”; en hij knoopt daar
de, misschien slechts retorische, vraag
aan vast: „Maar misschien ligt een her
ontdekking van een der zeldzame authen
tieke toneelschrijvers die ons land rijk
geweest is, nu in een niet meer te ver
verschiet?” Het zou op z’n minst gepro
beerd moeten worden. Maar als men dat
niet wil, moet men er zich toch liever niet
van af maken met zulke dwaze uitvluch
ten als de (door Spierdijk geciteerde)
opmerking van een toneelleider dat een
wederopvoering van een zo aangrijpend
stuk getuigend toneel als „Seideravond”
onmogelijk is „omdat wij er de Joodse
acteurs niet meer voor hebben”.
Wie de moeite neemt om het op te
zoeken, zal ontdekken dat bij de première
van „Seideravond” in 1923, bij het gezel
schap van Frits en Adolf Bouwmeester,
van de vijftien rollen die het stuk telt
(afgezien van de rolletjes-van-drie-woor-
den en de figuratie) er zegge en schrijve
twee door Joodse spelers werden ver
tolkt! Maar het is in ieder geval een goed
excuus ook om bijvoorbeeld „Jozef in
Dothan” en andere bijbelse drama’s van
Vondel niet meer te spelen.
SIMON KOSTER
UITGEVERIJ LEOPOLD - DEN
HAAG. Luise Rinser: „In Aanbouw”,
vertaald door Ruth Wolf. De schrijf
ster vond bij het opruimen van aller
lei aantekeningen aeen stel dagboek
notities van 1967-1970, waarin zij haar
strijd met persoonlijke en maatschap
pelijke problemen had vastgelegd
maar, die eigenlijk zo universeel zijn,
dat zij van mening was dat het in de
openbaarheid brengen ervan misschien
ZUID-NEDERLANDSE UITGEVERIJ-
ANTWERPEN - CENITRALE UIT-
GEVERIJ-HARDERWIJK. Twee deel
tjes „Natuurgidsen”: „De Dierentuin”
door Donald F. Hoffmeister, vertaald
door dr. B. Hubert en uitgevoerd met
kleurafbeaeldingen. „Kustflora” door
Gustave Cherbonnier en voor het Ne
derlands taalgebied bewerkt door dr.
B. Hubert, eveneens met kleurillustra-
ties. Het zijn kleine handleidingen,
maar in hun beknontheid bijzonder
praktische gidsjes om snel even te
raadplegen.
Originele Makkumer tegels,
in eikenhouten lijstje
v.a. 12.25 - 1 delig
ƒ21.— - 2 delig
ƒ30.3 delig
Hoe denkt, hoe leeft, wat wil de Antil
liaanse jongere? Nederlanders genoeg, die
erover geschreven hebben, maar door
gaans vanuit hun visie. Het blijft voor de
meeste Antilliaanse auteurs een grote op
gaaf hun gedachten in het Nederlands in
een boek van langere adem onder woor
den te brengen. Maar 23-jarige, Curagaose
Diana Lebacs heeft een fascinerende,
STICHTING IVIO - AMSTERDAM
Vier AO-boekjes „Nieuwe Stijl”. De
boekjes hebben een „face-lifting” on
dergaan wat de omslag betreft, verder
zijn ze voorzien van een ruimere op
maak, betere illustraties en ze tellen
nu 24 in plaats van 16 pagina’s. Het
zijn de boekjes: 1338 „Salvador Da
li” van Ria Janse; 1339 „De Pale-
stijnisnhe Kwestie” van dr. K. Wagten-
donk; 1340 „Nehalennia” van dr. P.
Stuart; 1341 „Influenza” van dr. N.
Masurel.
Een halve eeuw lang heeft men precies
datgene gedaan wat Wilde zegt niet te
kunnen doen. Wie de nietszeggende Bon
tens vertaling van de oude, gekuiste brief
in zijn boekenkast heeft staan, doet er
goed aan snel Komrij’s vertaling aan te
schaffen.
Polet beheerst de trucs van de sprook
jes verteller: zeer stellige beweringen en
uitspraken en wat verwonderlijk en grie
zelig is brengen alsof je neus bloedt, vaste
wendingen en met grote nauwkeurigheid
onbelangrijke maar beeldende details ver
melden.
Ter illustratie het begin van het boekje:
„Er was eens een man die groter was
dan alle mensen, ja, hij was zelfs een
hoofd groter dan de koning. Hij kon
er niets aan doen, maar het mocht niet.
Niemand mag groter zijn dan de ko
ning. Goed. Op zekere dag zegt de
koning en dit gebeurde zo eens in de
vijf jaar, om te zien of iedereen zich
wel aan de afspraak hield Ik wil dat
alle mensen onder de poort door lopen
zonder te bukken. En wie dat niet kan
zal het hoofd worden afgeslagen.
Toen de man dit hoorde bedacht hij
zich geen ogenblik. Hij nam een scherp
mes en sneed zich met één grote zwaai
het hoofd af. Daarna wikkelde hij het
in een oude krant en ging op weg. het
hoofd onder de arm".
Deze drie vind ik ook de meest geslaag
de. Op de flap staat dat de sprookjes anti-
autoritair zijn; als dit behalve een aanbe
veling ook een mededeling over de inhoud
Is, dan betekent het misschien dat de
machtsverhoudingen in deze sprookjes an-
ti-autoritair zijn: Nu is dat in de betere
sprookjes altijd het geval, tenminste in
die zin dat de onnozele jongste zoon, de
eenvoudige schoenlapper, het arme, beeld
schone meisje altijd tenslotte met de
prinses, trouwen, respectievelijk de prins,
maar het koningschap wordt niet opgehe
ven, integendeel macht wordt rücksichts
los uitgeoefend. Zo ook hier: hoofden
worden afgehakt en ministers worden
zonder vorm van proces het land uitgezet.
Als deze drie sprookjes geslaagd zijn,
dan is het omdat deze werkzame formule
is gehandhaafd: de deugd en de onschuld
worden beloond met een vastentitel of
een nog hogere vorm van geluk. Of het
nu gaat om een gierige schoenmaker of
om een ijverig robotje.
De andere verhaaltjes vind ik minder
geslaagd, hoewel ze allemaal genoeglijk
en sprookjesachtig zijn verteld. Er zijn
een paar bezwaren. Ik houd bijvoorbeeld
niet van symbolische sprookjes. Je kunt
ze niet als een gewoon verhaaltje lezen
omdat er teveel verwijzingen inzitten
naar iets anders. Bovendien is deze om
standigheid zelden charmant op zichzelf
en stelt vooral de gedachte waarnaar
wordt verwezen meestal niets voor.
Aan een verhaaltje als Het Woord irri
teert mij bovendien wat me ook ergert
aan cabaretiers als die over hun eerste
optreden zingen. De schrijver vertelt een
verhaal waarvan de enige clou is dat het
over „het woord” gaat, zoals moeders, vol
vertedering overigens pointloze verhalen
over hun kinderen kunnen vertellen. Als
buitenstaander blijf je er koud onder.
Maar het zijn maar twee bladzijden.
Al is er nog wel eens een verhaal
pointloos zoals trouwens veel kinder
verhalen, de tien sprookjes zijn ook
voor volwassenen een aardig Sinter
klaasgeschenk.
ANNEKE VAN LUXEMBURG