DichtErbij FONS JANSEN WORDT ERNSTIGER E TONEEL- f notities 15 Fout GEVANGEN AFSCHEID HERFST JACHT DROMEND DODEN ZATERDAG 4 DECEMBER 1971 Erbij (Van een medewerker) Hot en haar Veranderen et iet ig, ns en en ÏSt en ;t« rf, T- g- at >r- is „IK ZIE EEN VENT met een zonnebril met één glas erin. Leuk idee, gaat in m’n archief. Dat is een soort gierigheid, er mag niets verloren gaan. Ik kom een stem tegen, een gekke stem, even noteren voor m’n archief. Ik schrijf dan op: de stem van meneer huppelepup. Voor het stemmenarchief. Bij het instappen in de tram hoor ik: „Eén gewoon en een kind”. Wat belachelijk, even noteren, komt in het archief onder „kind” te staan. Als die rubriek erg groot wordt, kun je gaan overwegen er een nummer van te maken. Daarom hebben m’n eerste voorstellingen ook altijd het rikketik-effect, het is archiefkaarten omslaan. Pas na honderd voorstellingen is het lekker rond, is de boter lekker uitgesmeerd”. FONS JANSEN, enkele dagen na de première van zijn nieuwe programma „Kwartetten”. Hij praat geprefabriceerd, „over alles wat ik hier zo even zeg, heb ik al een hele tijd nagedacht”. Hij is weloverwogen, wentelt sommige vragen eerst enige malen op de tong voor hij antwoordt, besteedt daarbij een deel van zijn creativi teit aan zijn pijp en drinkt „een goede kop koffie”. „Een heel belangrijke rubriek is ook de scènes. Ik wil nog ’s een scène maken met allerlei petten. Dat is een nummer in het archief. Later moet dat maar weer opge vuld worden met kleine dingen als woordspelingen. HET IS VERHEUGEND dat de stroom van debutanten nog steeds niet is uitgeput. Ook deze keer hebben we naast gedichten van degenen van wie we al eerder werk afdrukten, twee nieuwe inzenders. Voor de volgende aflevering van Dichterbij kan weer werk ingestuurd worden naar: Haarlems Dagblad Kunstredactie, Grote Houtstraat 93, Haarlem, met in de linkerbovenhoek van de eneveloppe de vermelding „Dichterbij”. Professor Te dom er FRANK KUNNEMAN is de maar S. K. TS OU en an „IEMAND ZEGT de hele vernieu wing van psychiatrische inrichtingen, nu is iet je aken ploegen hun boegen de korte golfslag door door de bocht die via mensenhanden zo stroomlijnend is gemaakt amsterdamrijn kanaal KEES NOEST iel en g- ir, ag half uur luchten appels aan de voet van de bomen vechten voor het gelijk dat ik niet heb alsof het grappig is te wachten op een vraag een koude rilling trekt door mij heen ik had het wegsterven moeten weten maar ik ben bang heel even dan breekt het af FRED VAN MAARSCHALKERWAART n- ;se ;t- an >et ar P- iet in ii- or m er n- r>e OF Pt ik en ar rs J- t- es i”. 1U d- in ist ch ze en •n. :te •’n m, ns n- ee ïn 3e e- k- de n- en s- en r- u- m, en iet n or :je es ■re n- ri- en is- Js rd DE COMPONIST Frederick Loewe, die vijftien jaar geleden wereldbe roemd werd door zijn muziek voor „My fair lady” en daarna voor ver scheidene andere musicals, maar de laatste jaren heeft gezwegen, werkt nu aan een nieuwe musical, gebaseerd op het bekende boek van Antoine de Saint- Exupéry, „Le petit prince”. Alan Jay Lerner, die Shaws „Pygmalion” om- werkte tot „My fair lady” en daar tevens de liederteksten voor schreef, werkt bij dit project ook weer met Loewe samen. Hun nieuwe musical zal al dadelijk worden verfilmd, wellicht met Richard Burton als de piloot. HET THEATRE ROYAL in Bristol, de oudste nog bestaande schouwburg van Engeland (gebouwd in 1766), heeft een belangrijke restauratie ondergaan en is uitgebreid met twee dépendances: een concertzaal en een kleine, modern ingerichte zaal voor experimenteel to neel. De schouwburg zelf, die al vijf entwintig jaar wordt bespeeld door de Bristol Old Vic Company onder leiding van Val May, zal in januari worden heropend met een nieuwe musical, „Trelawny”, die gebaseerd is op de 75 jaar oude komedie van Arthur Pinero, „Trelawny of the Wells". Twee maan den later volgt de opening van de moderne toneelzaal, waarschijnlijk met het politiek-experimentele stuk „Box- Mao-Box” van Edward Albee. KORT EN KRACHTIG van Kees Noest. Het bijzondere van onderstaand gedichtje is dat een zo prozaïsch thema als een kanaal toch nog poëzie wordt. NEW YORK BELEEFT tot dusver een nóg slechter toneelseizoen dan de laatste jaren het geval is geweest, hoe wel het er toen ook al droevig mee gesteld was. Van de 21 nieuwe produk- ties, die in de eerste twee maanden op en om Broadway werden uitgebracht, zijn er tien binnen enkele weken van het repertoire verdwenen. Daarbij zijn „Soliitaire/Double solitaire” van Robert Anderson, dat toch over het algemeen goede kritieken kreeg, en „F. Jasmine Addams”, een kostbaar gemonteerde musical (gebaseerd op het toneelstuk „The member of the wedding” van Carson McCullers die het maar tot zes voorstellingen bracht Ook „Off-Broad- way” heeft een slecht seizoen, en „Off Off-Broadway” gaat het al niet veel beter. IN WEZEN IS EEN dubbele beteke nis van een woord fout, je maakt een fout. Ik snap niet waarom wij mensen daar eigenlijk om lachen. Als ik in het nummer „Kwartetten” vraag: Mag ik van de Oosterse kindervoeding de Ara bische Liga, dan is dat alleen maar een vondst. Ik zeg verder niets. Dit soort grapjes gaan, dacht ik, het eerst voor de bijl. Zou je zeggen Alfa Romeo, je zegt Beta Romeo, dan is nog leuker’ Beta Julia. Die houdt het nog wel even, dat is een dubbele. Nou zijn er ook woord- HET AANTAL FRANSE schouwbur gen die als staatsbedrijven worden geëxploiteerd, neemt voortdurend toe. Oorspronkelijk waren dat alleen de Comédie Frangaise, de Opéra en de Opéra Comique; daarna kwamen het Odéon, het T.N.P. (Theatre National Populaire) en het Theatre de la Ville erbij. Nu is die groep weer verder uitgebreid met het Theatre de l’Est Parisien en het Theatre National de Strasbourg, twee schouwburgen die al eerder door de staat werden gesubsi dieerd maar overigens zelfstandig ble ven. Het theater in Straatsburg is de eerste schouwburg buiten Parijs die ge heel onder het beheer en de verant woordelijkheid van de staat komt te staan. OP HET BROADWAY-REPERTOI RE van dit seizoen staan twee nieuwe stukken van Arthur Miller. Het eerste heet „The creation of the world (and other business)” en wordt door Miller gekenschetst als „een catstrofale kome die”. Het zal onder regie van Harold Clurman in de loop van de winter in New York worden uitgebracht. Het tweede stuk, waarvan de titel nog niet vaststaat, volgt tegen het eind van het seizoen. Het geeft, volgens de producer, Robert Whitehead, „een beeld van het huidige Amerika, gezien vanuit het perspectief van de laatste veertig jaar.” „ALS WE ZO ZITTEN te praten, spring ik van hot naar haar, ik ben eigenlijk een schriftelijk mannetje, dan komt het er makkelijk uit. Talent is een samenklontering van gebreken. Bij mij is het een enorm geordende fanta sie waardoor je via de associatie van het een op het andere komt en dat leg ik dan met een ambtelijke precisie vast. Iemand anders heeft veel meer fantasie, maar het vervliegt. Ik zelf heb de neiging er erg zuinig mee te zijn, als morgen een grap vervalt, gaat hij weer terug in het archief. En waarom lachen we eigen lijk? Twee dames rennen over het perron, ze missen de trein en staan daar te gieren van het lachen. Een zaal die hard lacht om sex-grappen, zit zichzelf toch behoorlijk bloot te geven, ze zitten heel wat te belijden. Ik zeg op een gegeven moment: Er komt nu ook STER-ieclame voor men sen die de lagere school wel hebben afgemaakt. Op het balkon springt een dame op en begint bravo te roepen. Het heeft haar dwars gezeten en jij prikt erin. Vanavond laat ik een oud mannetje zeggen: weet je nog in die twintigste eeuw, toen was het water uit die Noorse flessen nog drinkbaar.” IN STOCKHOLM IS een reeks voor stellingen gegever van Georg Büchners drama „Dantons dood” in en om het voormalige Zweedse parle mentsgebouw. De opvoering begon op straat, op een stellage die vóór de oude „Riksdag” was opgesteld, terwijl vanuit de vensters het beroemde marslied „Ah, ga ira!” werd gezongen en de spelers uit portalen en nissen van het gebouw opkwamen. Daarna gingen ze, gevolgd door het publiek, naar binnen om in de vroegere vergaderzaal van de Tweede Kamer de conventiescènes te spelen, vervolgens naar een grote ves tibule, waar Danton door het revoluti onaire tribunaal ter dood werd veroor deeld, en tenslotte naar de staatsietrap, waar het tafereel in de Concièrgerie zich op de bovenste treden afspeelde. De opvoering, geregisseerd door Micha el Meschke, had veel succes maar zou volgens de kritiek toch meer indruk hebben gemaakt als de regisseur voor de massascènes in de grote speelruim ten over meer figuranten had kunnen beschikken. Je vraagt je af hoe lang de woord speling het nog volhoudt. Als ik zeg „onlusten op de walletjes” beginnen ze al te lachen. Je hoeft niet eens meer te zeggen „over lusten op de walletjes lees je nooit iets”. Het zou wel eens kunnen dat de hele woordspeling eruit gaat. Als we alle vijfvoudige beteke nissen hebben uitgeput, weet iedereen ze. IN HET DEUTSCHE THEATER in Oost-Berlijn, waar Marx Reinhardt vóór de nazi-tijd vele jaren de leiding heeft gehad en zijn belangrijkste op voeringen tot stand heeft gebracht, is een enorme hoeveelheid documentair materiaal uit die periode ontdekt. Er zijn tientallen decorontwerpen bij van beroemde kunstenaars als Max Slevogt, Ernst Stern en Rochus Gliese, foto’s, bouwtekeningen, stofmonsters voor to neelkostuums, politieverordeningen, en zovoort. Al dat materiaal wordt nu door personeel van het Markische Mu seum in Oost-Berlijn geregistreerd, ge ordend en zo nodig gerestaureerd en zal deel uitmaken van de grote ten toonstelling die in 1973 zal worden gehouden ter gelegenheid van het eeuwfeest van Reinhardts geboorte. VOOR IDA GOEDHART blijft, in telkens nieuwe variaties, de herfst een inspiratiebron. Hoewel ze in dit gedicht toch ook weer terugvalt op soms afgesleten beeldspraak, blijven er bijzondere verrassende momenten die haar stijl een eigen kleur geven. In die momenten worden de bekende „sleutelwoorden”, waarvan het gebruik zo gauw een „maniertje” wordt, vervangen door nieuwere, minder betekenis-beladen woorden. ik ritselde door de bladeren en de tientallen zoekende kindertjes zonnestralen door de bomen zoals je dat op te mooie foto’s wel eens ziet onvoorstelbaar kleine paddestoeltjes, waar zelfs paddekindertjes nog niet op kunnen zitten en het bos een en al beukenoot en kleur en ik was als een kind toen ik die glimmende kastanje vond, die vast uit een handje was gevallen toen ik dat dacht was het pas echt herfst IDA GOEDHART Redactie Hein Steehouwer en Bastiaan Baan FRANK KUNNEMAN, 17 jaar heeft zich in het gedicht „Jacht” bijzonder goed ingeleefd in een zo moeilijk inleefbare situatie als die van het slacht offer van een jacht. Daarbij beschrijft hij consequent alle handelingen en gebeurtenissen als zich steeds intensiverende fysieke sensaties. Alles is betrokken op het eigen angstgevoel, zó sterk dat er van een omgeving, een wereld daarbuiten, eigenlijk geen sprake meer is. Hulpeloos en ongezien knikken mijn knieën ik val en hoor gehuil en voel de jeukende zachtheid van de bladeren zich in een eindeloos gevoel van machteloosheid als een onwezenlijke bijdrage met mijn pijn vermengen warme golven zie ik verbijsterd wegebben fijnzinnige angst doortrekt mij trillend mijn adem stokt afschuw trekt omhoog hol en misselijk en ongekend stolt mijn bloed in een seconde verkrampt verstrak ik stik ik en sterf. NOG IRRATIONELER, eigenlijk surreëel, is dat doodsbeleven in het eerste van twee gedichten van Raoul Kleijn, die beide de titel „Dromend doden” dragen. De alliteratie, in het gedicht hier en daar aanwezig, werkt met name sterk en zinvol in de laatste regels. Hoewel zo irrationeel, roepen bepaalde regels toch nog duidelijk herkenbare beelden op. zuilen gezichten heffen op een broos gesteven golf valt teder te pletter hoekig schacht drabt kervend angst paars doorwrochte lip loopt leeg langs loochenende tranen veren weg op pijnlijk scherm klotsen de beend’ren de wacht voor een dag op een plek die ik kende liep één diagonaal een ander die steeds verder wilde sonore beelden vechten een reeds verloren viktorie tikt kwijlend mij omver het stulpend steen dringt stuwend schaduw over huiverend skelet RAOUL KLEIJN blijft is het ook niet goed. Maar dan is er een trucje: je zet het masker op van het oude succes, het masker van de image, ik krijg dan het masker van de lolbroek of van de satiricus en daar moet ik dan m’n hele leven aan vol doen. Een enorm gevaar, aan mijn lijf geen masker. Als iemand teleurgesteld is, komt er wel weer een ander. Je moet zorgen dat je publiek niet te groot wordt, anders kun je niets meer zeggen. Ik ga wat moeilijker worden opdat ik dit. vak nog enige tijd met plezier kan uitoefenen. Ik ben gewoon te ijdel om een openbare lolbroek te worden. Het is lekker een zaal lekker te laten lachen, de mensen hebben ook troost nodig. Maar ik probeer de weegschaal tussen amusement en getuigenis in evenwicht te houden, terwijl het pu bliek steeds zit te douwen op het amusement. Je moet gewoon doorgroei en, als het laatste programma een droeve monoloog is. moet het maar gebeuren. Ik heb geen zin om terwille van de kassa om de wezenlijke dingen heen te gaan. Je hebt het allemaal zo weinig in de hand. Sommige zalen pikken alleen de lichte dingen eruit, een grap met een dubbele bodem laten ze zitten. Je zit ook met een enorme traditie, als het licht uit gaat, gaan ze klappen. Laatst ging per ongeluk het gordijn dicht, ik heb nog nooit zo’n applaus gehad. Het is een groot automatisme. Als je je stem verheft denken de mensen: nou komt het, daar was al het vorige nog maar niks bij.” „WE ZIJN EIGENLIJK veel te klein voor wat we hebben ontketend. Ik hoorde laatst iemand zeggen: we zijn niet te slecht, we zijn te dom. Zoals de samenleving zich ontwikkelt, dat kan niet. Je voelt vaak’ God, je zou het willen veranderen. Maar dan ga ik niet met de milieuverontreiniging beginnen, ik ben een exclusivist, iedereen praat er al over, dat doen zii dan maar. Er is een aardverschuiving, je wilt de schuldige grijpen Het kabinet gaat weg, er is een enorm tekort, wie heeft het gedaan? Niemand is te vinden, iedereen is naar huis, die enige die nog aan is, is de koningin. En over haar mag je ook niks zeggen. Niemand is te pakken, maar ik neem elke avond de verantwoording voor wat ik zeg. Je mag tegenwoordig ook geen oog kleppen op hebben dat is een rare zaak. Je kunt niet alles verwerken. Toch kan het zijn dat als je tien onderwerpen hebt uitgebeend, je zegt: ik vergeet Vietnam maar even. Mensen die zeggen dat je geen oogkleppen mag hebben, hebben ze zelf ook, anders waren ze allang dood. Laatst zei een psychiater: als je geen oogkleppen hebt, dan red je het niet, ga je kapot. Dat het niet mag is nog een echo effect uit de tijd dat je geëngageerd moest zijn. Je was het beste geënga geerd als je het eens was met wat de journalist van de voorpagina beroert. Dat is geëngageerd. Gek eigenlijk, dat je pas geëngageerd bent als je wezen lijk betrokken bent met wat de redac tie binnen- en buitenland als te geloven voorschrijft.” IN DE VORIGE aflevering plaatsten we voor het eerst werk van Fred van Maarschalkerwaart. Ook deze keer twee kleine, wat tragische ge dichtjes van hem. Ze zijn nogal spanmngsloos voor zulke thema’s als „ge vangen” en „afscheid” maar tegelijk ook aantrekkelijk door het bescheiden taalgebruik. spelirigen die een intentie verraden: de paus is alleen onfeilbaar als hij iets zegt wat waar is. Dan wordt er hard gelachen met het idee: gebeurt dat nou zo zelden. Maar dat zeg ik niet, zij verstaan het. Er ontstaat een soort medeplichtigheid, ze zijn zelf creatief bezig, ik heb niks gezegd. Hetzelfde wat een schuine bak beeft, het schuine wordt vaak niet gezegd.” Uw laatste programma is een beetje verdrietig. Fons Jansen: „Ja, wat ernstig hè. Het vorige was feestelijker, over hu welijk en gezin. Ik kwam net uit de kerk vandaan, ik was de bevrijding aan het vieren, zo van hè hè. Voor de pauze is het nu wat ernstiger, de machteloosheid is het belangrijkste thema. Het zou allemaal wel anders moeten in de wereld, ik heb toch wel zin om dat te zeggen. Maar ik maak veel te veel. Aan het begin heb ik twee programma’s en dan ga je schrappen, op losse woorden en op numers. Je kunt vondsten laten staan, ooooh, wat een goeie vondst. Maar het betekent eigenlijk niks, het is een hol nummer. Dit keer heb ik meer gekeken naar de betekenis, op de vondsten waar een diepere betekenis onder zit.” onvermijdelijk” als mensen dat niet interesseert, hebben ze oogkleppen op, want het is zeer be langrijk. Als iemand zegt: de hele abortus interesseert me niet dan heeft hij oogkleppen op. Maar de man is misschien met iets anders bezig. Het punt is: wat kan iemand bevatten. Communicatiemedia zorgen niet voor communicatie, voor een toevoer van problematiek Als ik vol ben, treedt er een mechanisme in werking, want ik wou nog graag voortleven. Anderen zeggen dan’ oog kleppen. Ik sprak laatst een professor die zei: de hele milieuverontreiniging is zo’n probleem nog niet Als een gebied stinkt, moet je maar verhuizen. Tja, daar ben je dan professor voor gewor den. Hij schoof het hele probleem met één domme opmerking aan de kant. Hij had moeten zeggen: ik heb zoveel aan m’n hoofd, ik kan me er niet mee bezighouden. Ik heb ook iemand over Biafra horen zeggen: laat ze maar werken, dan hebben ze allemaal te eten. Het is een oplossing om het geweten in te sussen: ik moet er toch eens een nummer van maken. Oog kleppen zijn onvermijdelijk, maar ze moeten wel als oogkleppen beleden worden.” Zit er meer ernst in uw programma omdat u daar nu zelf aan toe bent of omdat u het nu pas durft? Fons Jansen: „Dat laatste zou wel kunnen, ja. Naarmate je je vak meer in handen krijgt, ga je je afvragen: moet ik nou nog meer publiek nastre ven. Want op het laatst sta je in de markthal, is dat nou leuk? Ieder programma wordt nu al met al door 350.000 mensen bezocht. Daar hoeft van mij niemand meer bij, ik zie het aantrekkelijke daar niet van in. Je hebt een eigen publiek en een aange slibd publiek. Je eigen publiek komt op dinsdagavond, het uitgaanspubliek in het weekend. Ze hebben toevallig een etentje gehad omdat tante Rie jarig was, jongens waar gaan we naar toe, even de culturele agenda, Jansen, daar naar toe.” „Oogkleppen zijn „JE MOET ER NIET aan toegeven dat ze alleen maar willen lachen, god, ik heb wel iets meer te vertellen. Heb ik altijd gedaan. Het publiek pikt het hoogtepunt uit het vorige programma en verwacht dat je nu op dat punt weer doorgaat. In de pauze zijn ze dan bevreesd dat je aan het veranderen bent, dat mag niet dat is niet de bedoeling, een artiest is openbaar kunstbezit. Laatst kwam een meneer bij me en die nam me het echt kwalijk: u moet niet veranderen. Ze hebben opgeschept tegen de fami lie, en nu is die vent aan het verande ren. Hetzelfde als: je raadt een film aan en dan hebben ze er intussen in zitten knippen. Maar als je hetzelfde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 15