DUIVENSPORTER CASTRICUM: Rancune oorzaak van vlucht Ruud de Vos naar het strand oil 19 Supersnel Geen geheim Erbij ZATERDAG 11 DECEMBER 1971 Geen verenigingsmannetje Verslaving een gemeenschan. Aan de stralende atletiekcar- rière van Ruud de Vos ligt rancune ten grondslag. Wrok omdat hij een belangrijke wedstrijd van het eer ste elftal van de Haarlemse voet balclub Renova moest missen. Na zes duels, waaruit negen punten werden gepuurd werd de naam van Ruud de Vos vlak voor de beslis sende laatste ontmoeting van de competitie uit de opstelling ge schrapt. Een handeling, die voor De Vos aanleiding was om onmid dellijk met voetbal te stoppen. Op aanraden van de schaatstrainer (drs.) Harrie Falke („Stop toch met dat smerige voetbal. Ga lopen. Je hebt talent”) zocht Ruud de Vos zijn heil in de atletiek. Sponsor Je kan zomaar met twee duiven op elkaar zetten >VVVViA/VVVVVVVVVVyVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV% THEO KLEIN. WVVVWVVVVVVVVVVVVVVl/VW^iVVVVVVVVVVWVVWWVVVVVWWVVWWVVV\nnnfVWWVVVVVVVVVVVV^^ '/wwwwwwwwvwv JOHN DRIESKENS men Ruud Beloningen, die niet opwegen tegen de onkosten, die de atleet zich moet Het is dan ook geen uitzondering dat de lichte beestjes met de wind in de rug tegen de 130 kilometer per uur vliegen. Staat de bries verkeerd, dan daalt de snelheid tot zo’n zestig kilo meter en doen zich daarbij dan nog onverwachte tegenslagen voor, zoals dit getroosten om zijn sport op nationaal en internationaal niveau te beoefenen. Inmiddels werd de drieëntwintigjarige Ruud de Vos van een „zwarte, wilde loper” een „witte atleet.” Dat wil zeg gen: hij trad toe tot de KNAU. Ook als De Vos makelaar is een job, die naar hij verwacht, veel meer Later in het seizoen vliegen de deel nemers wedstrijden van meer dan dui zend kilometer. Zoals bijvoorbeeld de grote nationale vlucht op St. Vincent (hemelsbreed 1080 km), een plaatsje op de grens van Frankrijk en Spanje, waar de duiven in moderne containers (inhoud per wagen: tussen de zes en achtduizend duiven), naar toe worden gebracht. Op een zondag in juni wer den de 7769 deelnemende vogels om half twee ’s middags gelost bij een gunstige zuidwester wind. De volgende morgen, even na zevenen streek de winnaar na een vlucht van bijna acht tien uur op zijn hok neer. Daarbij moet nog worden aangetekend dat de duiven, op een enkele uitzondering na, als een heldere maan ze in de war brengt, in het donker niet vliegen. Wat wil zeggen dat de nachtelijke uren nog van de totaaltijd moeten worden afge trokken, omdat de vogels dan onder weg uitrusten. van zijn tijd zal vergen dan zijn huidi ge werkkring zal hij blijven hardlo pen. „Rennen is een soort verslaving. Eigenlijk ben ik gek. Terwijl een an der, die van zijn werk komt, achter de kachel kruipt met een kopje koffie en zijn krantje, trek ik mijn trainingspak aan en ga ik anderhalf uur lang in mijn eentje duintje op duintje af. Mis schien zou ik er mee stoppen als ik een half jaar achtereen tien zou wor den. Ik geloof, dat ik dan wel een andere sport zou zoeken. Zo ben ik. Ik bewonder mensen, die het kunnen op brengen om vier maal in de week te trainen en die elke week als honderd ste eindigen. Ik zou het niet kunnen. Maar toch. Misschien wel. Ik stop in de zomer namelijk een maand met lopen. Ik doe dan nog wel iets aan het strand. Maar dat is meer zonnen dan trainen. Ik kruip dan ’s middags de tuin in meit een pilsje. Maar als het regent en ik niet in de zon kan liggen, wordt ik ongedurig. En trek ik toch mijn trainingspak aan.” van de jaren vijftig voor jonge duiven (van nog geen jaar oud) vanuit Eind hoven werd gehouden. Er werden op die „zwarte dag” achthonderd nieuwe lingen ingezet op deze, zelfs voor nieu welingen, korte afstand. Slechts drie honderd daarvan streken in de loop van de dag weer op hun eigen til neer, van de overige 500 geen spoor. constant voor de De Vos in coltrui hevig transpirerend na een dagelijkse anderhalf uur duren de training: „Het deelnemen als „wilde loper” werd vervelend. Ik won zo vaak. Er was niet voldoende concur rentie. Daarom ben ik maar lid gewor den van de atletiekbond. Ik neem nu deel aan alle mogelijke soorten races. In Nederland, maar ook in het buiten land. Die hobby kost me een lieve duit. Minimaal vijfentwintig gulden in de week. Dan reken ik alleen de kosten van de masseur en van de benzine. Een sponsor zou welkom zijn, maar die schijnen in de atletiek niet voldoende brood te zien.” Ruud de Vos (getrouwd, vader van een vijf maanden oude zoon Remco) is electro-monteur. Als zodanig werd hij door zijn Rotterdamse werkgever uit geleend aan de Hoogovens. De aspira ties van De Vos reiken echter verder. Hij wil makelaar worden. „Ik heb me laten testen. Daar kwam uit, dat ik geschikt was voor sportinstructeur, no taris of vooi makelaar. Notaris en sportinstructeur vielen af, omdat ik voor die beroepen een dagopleiding moest volgen. Daarom werd het make laar. Ik denk nog een jaar nodig te hebben om mijn studie te voltooien.” eerste africhtingen, (korte vluchtjes om de duiven weer te laten wennen) hun slag kunnen slaan. Het seizoen opent traditioneel met wat kortere vluchten vanuit België (van 150 tot 200 kilome ter), waarna de moeilijkheidsf actor steeds wordt opgevoerd. De laatste twee seizoenen (de duiven vliegen van april tot september) be haalde de Beverwijker zelfs het alge meen afdelingskampioenschap, zodat hij zich erop kan beroemen de beste collectie in de wijde omgeving te bezit ten. Castricum heeft geen geheim re cept, waarmee hij die triomfen voorbe reid. Zijn devies luidt: wie goed doet, goed ontmoet. Hij brengt dat dagelijks in praktijk als hij zich uren met zijn duivenspul bezighoudt („Ik moet er iedere dag bij zijn, lange vakanties zijn onmogelijk”). Dat houdt niet alleen de zorg voor de inwendige duif in, maar tevens de verantwoording voor een juiste voortplanting, want als een ge boren hobbyist kiest de duivenliefheb- „Dit Is de beste die ik op het ogen blik heb”, vervolgt hij, „zes overwin ningen in het laatste seizoen. Een ras paard je. Dat zal iedere kenner direct zien. Een goede lichaamsbouw; niet te vet. Hij wordt één keer per dag ge voerd. Dat is voldoende. Geef je een duif te veel dan wordt ie lui. Een Ruud de Vos is lid van de atletiek vereniging Castricum. Het is zijn ze vende club. „Ik ben geen verenigings mannetje. Mijn karakter leent zich kennelijk niet voor sociale toestanden. Ik ben liever alleen. Dat was dan ook waarschijnlijk de oorzaak van mijn kortstondige verbintenissen met de wielervereniging De Kampioen, de schaatsclub in Haarlem, de atletiek vereniging Haarlem, de Spartaan in Lisse (ook een atletiekclub) en met de zwemvereniging NVA. Overal bleef ik een blauwe maandag. Behalve bij Re nova. Ik ben daar jarenlang lid van geweest. Totdat ik naast het elftal jaar bij een vlucht op Orleans, toen duizenden vogels onder bijzonder slechte weersomstandigheden het leven verloren, dan wordt de kans dat de zwakkeren hun hok nog levend terug zien, aanmerkelijk kleiner. Met het voortschrijden van de menselijke be schaving neemt het gevaar voor de postduif in de lucht toe. Steeds meer hoogspanningskabels, televisieantennes en.vuil water in de rivieren, zijn de voornaamste oorzaken van een groot aantal ongelukken. Castricum vertelt: „Kabels en anten nes zijn voor de koplopers niet zo lastig. Zij zijn op hun hoede en kijken goed uit. De slachtoffers vallen onder de meevliegers, die blindelings achter ze aan sukkelen. Die gaan op hun voorganger af en moeten dat vaak met een ongeluk bekopen”. Drinken de vo gels onderweg van vervuild rivierwater of zout water uit de zee, dan kost dat vaak hun kop, omdat ze er ziek door worden en hun huis dan niet meer kun hen bereiken. Een goede duiven melker onderscheidt zich door de juiste vogels op de voor hen geschikte af standen in te zetten. Ook Cornelis Castricum weet van zijn dieren precies wat zij in hun mars hebben. Er zijn er voor de korte-, de midden- en de lange afstand. werd gezet. Bij de atletiekclub Castri cum kom ik zelden of nooit. Ik heb er weinig aan. De vereniging telt zo’n acht actieve leden. Bovendien heb ik in de trainer geen cent vertrouwen. Hij is onbekend met mijn specialiteit.” Gebrek aan begeleiding is de grootste handicap van de ontegenzeglijk ta lentvolle Ruud de Vos, die op jonge leeftijd tot aan de top van het zeer zware lange afstandswerk reikt. Hij is er nog niet. Boven hem zetelt een groepje van coryfeeën waarvan onder anderen Egbert Nijstad en Haico Scham deel uitmaken Om de sprong naar de top met succes te maken zou een deskundige begeleiding van dit nog nauwelijks ge slepen talen, wenselijk zijn. Op het ogenblik moddert Ruud de Vos maar wat aan. Dat wil zeggen: hij bouwt voort op de adviezen van de schaats trainer Harrie Faike en maakt ge bruik van tips, die reeds gearriveerde lopers hem in het voorbijgaan ver strekken. „Ik heb getraind onder Jan van Heek bij De Spartaan Die man gooit ontzet tend goed Bij wijze van spreken werpt hij met de kogel het huis aan de overkant in gort maar hij wist niets van lopen. Hier in de gemeente Castri cum. woont Wil Westphal. Maar die man zie ik nooit. Hij zal trouwens van het langere werk ook niet zo veel begrijpen. In het oosten zitten wel een paar goede trainers. Ik heb een tijdje geleden met Aad Steylen in Zutphen zitten praten. Na een race, waarin ik „van voren” liep. Hij zou me uitnodi gen voor een trainingskamp. Daar stel ik me veel van voor. Die man weet waarover ie praat”. vetzak wint in het voorjaar geen prijs. Zijn vleugels zijn soepel”, zegt hij, zijn woorden kracht bijzettend door de vleugeltoppen van de titelhouder met gemak in o-vorm naai’ binnen te bui gen, „dat is noodzakelijk wil een duif snel vliegen. En dan natuurlijk zijn ogen. Het oog is erg belangrijk. Daar aan kan je vaak al zien of het een beste is. Deze heeft een heel mooi oog. Hij blijft zijn baas overal volgen. An dere sufferds kijken niet zo fel, die vinden het allang goed als zij hun voer maar op tijd krijgen". De Beverwijkse slager hoeft slechts zijn keurend oog over een duif te laten gaan om vast te stellen of het een vedette is. Daarvoor zit hij dan ook vanaf zijn veertiende jaar in de dui vensport. Hij zegt: „Op den duur wordt het een routinekwestie. Als ik een duif koop, dan ga ik meestal naar dezelfde Belgische handelaar toe. Dat is voor mij een vertrouwd adres”. Cornelis Cas tricum heeft in de loop der jaren een naam opgebouwd als succesvol duiven melker. In zijn club „De Reisduif”, één van de 26 verenigingen (met 850 leden) die de afdeling Haarlem van de Neder landse Algemene Bond Tijk is, voert zijn til al sinds jaar en dag de boven toon. Hoe de postduiven erin slagen om onder soms barre omstandigheden op honderden kilometers afstand de weg naar huis te vinden kan Castricum niet verklaren en met hem geen van zijn collega's. Dat dit instinct enigs zins te vergelijken zou zijn met radar, wordt opnieuw gesuggereerd door het verslag van een vlucht die in het begin wedstrijden wordt de goede melker het hele jaar door zijn hobby in beslag genomen. Cornelis Castricum gaat er vanuit dat de helft al gewonnen is wanneer je de vliegende have in de winter goed ver zorgt. Hij doet er in de koude maan den dan ook alles aan om zijn vogels in een puike conditie te houden, zodat zij in het vroege voorjaar, direct na de De entourage is gelijk aan die van negentig percent van de post duivenkolonies: een betegeld binnenplaatsje achter het woon huis, voor een voornaam deel op geofferd aan een enorm houten bouwsel, dat duidelijk de doe-het- zelvershand verraadt. Een trapje dat naar de ingang van de groene loods leidt, waarin zesenveertig duiven en doffers, van jong tot oud, huizen. Het interieur: hygië nisch wit, met aparte afdelingen voor de dames en de heren (eige naar Cornelis Castricum: „Ze zit ten van half november tot half februari gescheiden, want als die mannetjes het hele jaar door hun gang konden gaan, zouden ze weer te veel van het goede krijgen”) waar de seksegenoten zich voor lopig met elkaar moeten ver maken. Met een voldaan gezicht betreedt Castricum, 61 jaar, een rustend slager, zijn domein. Zes enveertig duiven, die door elkaar fladderen; leek (bijna) allemaal hetzelfde. Voor de postduivenhouder (popu lair gezegd: duivenmelker) rii kgeschakeer de „Het is net als bij mensen, er zijn er geen twee precies hetzelfde”, legt hij uit, om vervolgens met een zekere greep de kamnioen van het afgelopen seizoen (geen spe ciale roepnaam, slechts een uitge breid registratienummer als her kenningsteken) van de rest te scheiden. Eén van de nooit bevestigde verkla ringen luidde dat de vogels in de war werden gebracht door de pas gestarte televisieuitzendingen, gecombineerd met het toenemende gebruik van ra dar, waardoor hun eigen waarnemin gen gestoord zouden zijn. Later zouden de vogels ook daar aan gewend zijn, zodat de melkers reprises van dergelij ke rampen bespaard bleven. Behalve het sportieve verlies, kan zo’n veronge lukte groep voor de eigenaars een fi nanciële klap betekenen. In België, de bakermat van de duivensport, zijn transacties van zes-, zevenhonderd gul den heel gewoon. Cornelis Castricum vult aan: „Er komen tegenwoordig al Japanners, die de winnaars van de grote internationa le vluchten opkopen voor de kweek in hun eigen land. Daarbij zijn al bedra gen van 9-, 10.000 gulden over de tafel gegaan”. De Beverwijker bekijkt die ontwikkeling met de nodige reserve. „Als je zulke prijzen betaalt moet je toch wel een beetje gek zijn. Laat de duivensport voor mij maar een hobby blijven. Die kopers zijn geen amateurs meer. De duivensport wordt voor hen een complete broodwinning. Nou, voor mij hoeft dat niet. In de zogenaamde „wilde lopen” die aan onze kust groeien en bloeien. Jaar lijks trachten duizenden door middel van dit soort massale trimacties hart- vervetting te voorkomen. Nu was trim- niet het voornaamste doel van de Vos. Hij won zijn eerste wedstrijd. Een prijs, die hem stimu leerde door te gaan. Het was de aan loop tot een na vier jaar indrukwek kend aantal palmares. Achtenveertig overwinningen boekte de lange, blonde loper uit Castricum en een natuurlijk nog grotere reeks tweede, derde en vierde plaatsen. Buiten een wand vol met bekers, verzilverde kransen en medailles leverden die prestaties hem verder een stuk of zes sporttassen, een trainingspak, een boorset en een af schuwelijk lelijke glazen schaal op. ber niet de gemakkelijkste weg door dure duiven te kopen, maar kweekt hij zijn nieuwe kampioenen liefst zelf”. „Het eist de nodige ervaring om de juiste koppels samen te stellen. In februari mogen de mannetjes weer bij de vrouwtjes Dan kan ik wel in het wilde weg twee duiven op elkaar zet ten, dat is geen kunst. Het is tenslotte de bedoeling dat er een sterk nage slacht komt en daarom zoek ik de juiste duif bij de juiste doffer”, deelt hij onbewogen mee. Zet je „moe de kampioene” en „pa de kampioen” bij elkaar, dan is dat nog geen garantie, dat de nakomelingen in de toekomst aan kop zullen vliegen. Castricum: „Al zou je voor veel geld zo’n jong kopen, dan heb je nog maar voor vijftig percent kans dat het een grote wordt. Om zekerheid te krijgen moet je zelf voor die andere helft zorgen. Dat kan alleen als je ze perfect verzorgt. Er zijn genoeg duivenmelkers die denken dat een hand voer per dag genoeg is. Daar zullen nooit geen grote winnaars vandaan komen. Wil je het goed doen, dan komt er heel wat meer bij kijken. Daar moeten je duiven zich thuis voe len”. Hoewel de duiven alleen in de zo mermaanden wedstrijden vliegen, S, A 37^

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 19