Eustache de Lannoy
held of schurk
BEZOEK AAN
KERALA
Het geneeskrachtige bed
van de maharadja
Hl
BI
15
i
pt
ZATERDAG 18 DECEMBER 1971
Erbij
Vreemdeling
Intriges
Verrukkelijk leven
in de zuidelijke punt van weste
lijk India ligt een klein staatje:
Kerala. Vroeger had dit nu be
trekkelijk onbelangrijke gebied
een andere naam. Toen was het
beroemd als de kust van Malabar.
De Nederlandse handel floreerde
er geweldig onder de Verenigde
Oost-Indische Compagnie. Het
ging vooral om de peper. Langs de
onvoorstelbaar vruchtbare, maar
tropisch hete kust wordt deze nog
altijd verbouwd. Kerala is een
land met een uitermate bewogen
geschiedenis, waarin de Hollan
ders een belangrijke, zij het onge
looflijk ingewikkelde rol speelden,
die het uiterste van politiek inzicht
en voorzichtig manipuleren met
ontelbaar vele belangen vereiste.
Waarin de Hollanders van die tijd
zéér knap bleken te zijn! Tot op
de dag van vandaag hebben wij er
een uitnemende naam; een aange
name verrassing.
bwii
Is
k >41
Detail van de ondeugende wandschilderingen in de slaapkamer van de maharadja: Krisjna spelend op zijn fluit. Het in
De grafsteen van Eustache de Lannoy m de dakloze kerk binnen de vesting. Het
graf is onberispelijk onderhouden.
Het witte kerkje binnen de vestingmuren van Padmanabhapoeram is een
merkwaardige mengeling van Hollandse en Indiase stijlen.
zelf
Nadruk verboden
iurg
lods
het
mor
zal
zijn,
i op
zan
den,
niet
dat
een
niet
ver-
er:
illen
lakt
oer-
ich-
1 in
gen
ko-
zame contreien. De havenstad Cochin
kwam tot grote bloei en de pakhuizen
puilden uit van de toen zo kostbare pe
per, die Kerala’s voornaamste export
artikel was. De Portugezen hadden reus
achtige kerken en kloosters gebouwd
en alle pogingen gedaan de Keralanen
met macht en geweld te kerstenen. De
Hollanders bouwden kantoren en pak
huizen en deden bijna niets aan beke
ren. Wel werkten ze aan een wereldbe
roemd geworden boek, de Hortus Mala-
baricus, een twaalf delen tellend stan
daardwerk betreffende alle Indiase me
dicinale planten. Er staan niet minder
dan 800 gravures in, die werden gesto
ken naar de schetsen van een carmeliet,
vader Mattheus, die zich de voorbeel
den liet brengen door een legertje Hol
landse, Portugese (uit Goa) en Indiase
geleerden.
goudachtige kleuren pralende schilderwerk is van heel hoge kwaliteit en geeft een goed idee van de uitzinnige rijk*
dom aan juwelen en zijden kleuren, die men ook aan het hof droeg.
De door de Indiërs vereerde, door de
blanken zwaar geminachte Eustache de
Lannoy moet aan het hof van de mara-
hadja een verrukkelijk leven hebben
geleid. Hij heeft Martanda overigens
gediend met een trouw en ijver, die hem
uiteindelijk de naam Vallia Kapitthan
de Oude Kapitein deed verwerven.
Hij moderniseerde niet alleen het leger,
maar hij bouwde ook een verdedigings
linie die later goede vruchten afwierp
toen een islamitische krachtfiguur, de
beroemde of zo men wil beruchte Hyder
Ali, Kerala vanuit het noorden aanviel.
Toen Eustache de Lannoy na een voor
Kerala nuttig en werkzaam leven was
overleden hóe weten we niet, maar
in ieder geval niet door oorlogsomstan
digheden, want die had men natuurlijk
wel vermeld beval de bedroefde ma-
rahadja dat hij een passend graf „in
Hollandse stijl” moest krijgen in de
kleine, witgekalkte kerk die nu dakloos
en verlaten temidden van een welige
tropische begroeiing staat, omringd door
de simpele graven van andere Hollan
ders, waaronder een aantal kinderen
Je
s je
en
tan-
het
het
die
e in
Ik
dan
om
ecte
rak-
;elie
het
elpt
Het
isen
om
we-
>ben
Ja”
leb-
om
ïcht
iige
lam
llij-
:ces
nen
1OS-
nog
eek
>ver
:on-
ilis-
Jgs-
Ires
zich
van
aire
we
lotte
ech-
dat
of
als
)ben
zoor
•nt”.
zou
nog
oor-
3od.
niet
r er
oen.
doof
voor
nen,
hel
•los-
Er komen heel weinig „reizigers”
naar dit ietwat verlaten deel van Kera
la. En zeker begeven ze zich niet langs
de vermoeiende landweg een hete en
erg lange wandeling naar die oude,
door groen overwoekerde vesting met
de hemelhoge muren, waarbinnen dat
witte kerkje met Lannoy’s graf gelegen
is. Toen wij die plek bezochten in mei
1969 waren we de eerste Hollanders
sinds minstens vijftien jaar
BOB TADEMA SPORRY
vertrek waarvan de wanden zijn ver
sierd met prachtige, zij het geweldige
erotische wandschilderingen die het le
ven der góden verbeelden. Overigens
staat die erotiek op duizelingwekkend
hoog niveau en een westers mens moet
werkelijk érg goed kijken om de meer
saillante details te kunnen ontwarren
uit dat gewemel van aardse en hemelse
figuren. Een maharadja echter, die de
Kamasoetra wel aardig onder de knie
zal hebben gehad, kon rustig op zijn
rug liggend, al dan niet in aanminnig
gezelschap, bij het licht van vier prach
tige bronzen lampen rustig de zaak be
kijken, want het bed staat precies in het
midden van het vertrek. En dit is een
vrolijk bed! Met veel verguldsel, rood
zijden gordijnen en fraai snijwerk aan
panelen en hemel.
Toch liepen de zaken in Kerala lang
niet altijd van een leien dakje. De be
woners van Kerala waren onderling
erg verdeeld en het kastenstelsel leidde
tot grote troebelen. Verder waren er de
Engelsen, die mét de Fransen en de
Denen die hebben ook een koloniaal
verleden! hun aandeel opeisten van
de goud opleverende peperhandel. En
daartoe intrigeerden ze met de heer
sende vorsten dat het een aard had. De
Hollanders waren fel gekant tegen de
wapenhandel, die de vorsten in staat
stelden hun oorlogen op moderne leest
te schoeien. De Fransen, Engelsen en
Denen zagen daar geen been in. Ze
leverden scheepsladingen van het mo
dernste wapentuig aan de marahadja’s,
die er geweldig dankbaar voor waren
en daardoor de Hollanders wel last wil
den bezorgen.
In de dertiger jaren van de 18e eeuw
was er weer een van die talloze interne
oorlogen aan de gang in Kerala, nu
van veel ernstiger vorm. In het rijk
Venad was een jonge, energieke en
naar macht hakende maharadja aan de
regering gekomen: Martanda Varma.
Hij woonde in Padmanabhapoeram,
stamde uit een oeroud geslacht en koes
terde in zijn hart de oude heldenver
halen van zijn voorouders, op wie hij
geweldig trots was. Eens was immers
de hele Malabarkust hün rijk geweest!
Met zijn goede legers trok Martanda
door het land, veroverde fort na fort
en factorij na factorij. Zó gevaarlijk
werd de toestand dat de VOC in Bata
via besloot gouverneur Van Imhoff, die
het bestuur over Ceylon voerde, eens
orde op zaken te laten stellen. De Hol
die het leven lieten in Kerala’s in die
tijd moordend klimaat.
Er was toen natuurlijk nog geen
sprake van enige aanpassing aan de kli-
maatsomstandigheden van de zijde der
Europeanen. Of de Lannoy dagelijks
de veel praktischer Indiase kleding
droeg weten we niet. Op de afbeelding
is het de kleding van zijn rasgenoten:
fluwelen pak, enorme pruik (in die hit
te!), kousen, gespschoenen. in één
woord: alles wat de heer van stand be
taamt. Tegen die kleding waarvan je
het al warm krijgt als je er naar kijkt,
steken de Indiërs in hun dunne kleding
en blote voeten verstandig af.
De Lannoy kreeg van de marahadja
een imposante grafsteen. Déze is over
dekt met min of meer merkwaardige
symbolen, maar duidelijk herkent men
het familiewapen, een Europese trom,
een dito trompet, een degen, een kanon,
benevens een aantal Indiase muziek
instrumenten. Het grafschrift staat in
het Latijn: een passende vertaling in
het Malayalam, de taal van Kerala,
staat er onder.
In het zuiden van Kerala ligt een
plaatsje dat de moeilijke naam Padma
nabhapoeram draagt. Eens was het de
hoofdstad van het rijk Venad en in het
magnifieke houten paleis dat binnen de
granieten cyclopenmuren nog altijd
puntgaaf oprijst, bevindt zich het be
roemde medicinale bed van de maha
radja. Het was een zeer gewaar
deerd geschenk van de Hollanders, die
zoveel van deze koning te verwachten
hadden.
Het koninklijk paleis van Padmanab-
hapoeram is een schoolvoorbeeld van
een degelijk tropisch bouwwerk. In het
verschrikkelijk hete en vochtige klimaat
van Kerala speelt dit paleis het klaar
om koel en schemerig te zijn. De open
gewerkte houten wanden laten de lucht
vrijelijk circuleren, maar ze sluiten de
zon volkomen uit. De spiegelende
zwarte vloeren zijn heerlijk koel aan
de blote voeten, maar het procédé vol
gens welk deze vloeren gemaakt zijn
is helaas verloren gegaan. Het enige
wat men nog weet is dat men verkool
de kokosdoppen tot pulver stampte en
vermengde met specie, waardoor de
vloer steenhard en diep gitzwart werd-
De verschillende gebouwen van het
paleis, alle versierd met delicaat maar
krachtig houtsnijwerk, liggen in koele
en luchtig beplante tuinen, die door
muren met poorten van elkaar geschei-
In deze oosterse wereld van grote ver
fijning, grote rijkdom en hoge culturele
ontwikkeling deed in 1741 een Hollander
zijn intree, die het bracht tot de hoogste
positie die een vreemdeling bereiken
kon. De staat bood hem na zijn dood een
erekerk en een graf binnen de wallen
van de vesting. Die man heette Eustache
de Lannoy. Hij was geen echte Hollan
der maar een Waal, maar aangezien hij
leefde in de merkwaardige Hollandse
wereld van Kerala mogen we hem, net
als de Indiërs, wel als een van ons be
schouwen. Voor de Geralanen is de Lan
noy een held van het hoogste en zui
verste gehalte. Voor de Hollanders was
hij een schurk en een verrader.
Maar eer we overgaan tot de Lannoy
en het vreemde lot dat hem voerde van
wat nu België heet naar de tropische
zandstranden van Gerala en de gunsten
van een machtig vorst, moeten we eerst
iets meer weten van de rol die de Hol
landers speelden aan de Malabarkust,
zoals Kerala vroeger heette. Na de val
van de Portugese handel en scheepvaart
verschenen de eerste Hollanders in het
begin van de 17e eeuw in Gerala. En er
moest heel wat worden afgevochten eer
op 7 januari 1662 de Portugezen rouw
kleding aantrokken om de sleutels van
de stad Cachin te overhandigen aan de
gehate concurrenten, die nu alle macht
in handen hadden.
De Hollanders deden het lang niet
slecht in Kerala, de tijd en omstandig
heden in aanmerking genomen. Het was
hen niet begonnen om de zaak te ver
overen, maar wel om handel te drijven
met deze zeer rijke landen, en de han
del bloeit nu eenmaal het best in vreed-
den zijn. In het hart van het enorme
complex ligt de feestzaal, het enige
stenen gebouw. Hier werden op de
koele granieten vloer de kleurige dan
sen uitgevoerd, die het Ramayana tot
leven brachten. Vanuit een hoge galerij
met veel ingewikkeld houtsnijwerk af
gescheiden van de zaal, konden de da
mes van het hof kijken zonder gezien
te worden.
Het leven in dit paleis moet erg ple
zierig zijn geweest. Overal was aan
tropisch comfort gedacht. Voor de da
mes waren er koele, aan bronzen ket
tingen aan het plafond hangende stenen
schommelbedden van reusachtige afme
tingen. Er waren ontelbaar veel zalen
en tuinen. Zelfs toiletten waren overal
aanwezig, stammend uit de 16e eeuw
en even modern en hygiënische als de
onze. Het beste deel van het paleis was
natuurlijk voor de maharadja. De heer
ser beschikte over verschillende slaap
vertrekken, aangepast aan klimaat, ge
mak en óók veiligheid. In verbijsterend
moderne muurkasten bewaarde hij een
ongetwijfeld zeer uitgebreide garderobe
van kostbare Indiase weefsels: mous
seline, brokaat, fluweel, dun katoen als
voile en natuurlijk vooral goud- en zil-
verweefsels. Afschuwelijk steile trap
pen met heel smalle treetjes maakten
het slechte lieden bijna onmogelijk om
hem te verrassen. Door de opengewerk
te houten vensters kon hij in de tuinen
kijken, en in de luchtige houten gale
rijen om de kamer heen zou hij wande
len of een luchtje scheppen. In een van
die slaapkamers staat het medicinale
bed.
Dat medicinale bed van Padmanabhé-
poeram is een bezienswaardigheid van
de eerste orde. Het heeft de afmetingen
van een flinke karaf alk. Machtig oprij
zende getorste zuilen dragen een soort
dak men kan hier moeilijk van een
hemel spreken waarvan vroeger wel
zware gordijnen tegen de muggen zullen
hebben gehangen. Het bijzondere van
het bed is het deel, waarop de matras
of de fijngevloc\ten mat moest liggen.
Dit liggedeelte is vervaardigd van niet
minder dan eenentwintig soorten hout,
in kleine en grote plankjes verwerkt,
die alle mogelijke kwalen en vergiften
moesten tegenhouden. Door op dit bed
te slapen was de maharadja veilig voor
alles, behalve voor moordenaars. Geen
bacterie of virus kon hem genaken zo
lang als hij maar op die eenentwintig
soorten hout lag. Wat hij dan ook wel
zeker zal hebben gedaan, want kwalen
tierden welig in de 17e eeuw!
De maharadja bezat ook een heel wat
plezieriger soort bed. Dat staat in een
landers trokken op, maar Martanda
Varma wist hen te verslaan. Er vielen
weinig doden. Wel wist hij vierentwin
tig krijgsgevangenen te maken. Hij
sleepte een rijke buit aan kanonnen en
musketten mee. Onder de gevangenen
bevond zich Eustache de Lannoy.
In een van de eindeloze gangen van
het paleis van Padmanabhapoeram be
vindt zich een collectie schilderijen, die
niets aan schoonheid maar alles aan
historische interesse biedt. Ze werden
gemaakt door een prins van Kerala en
één ervan toont de inname van de pa
lissade van Kolachel, van waaruit de
Hollandse aanval geleid zou worden,
plus de rede met de vluchtende sche
pen van de Hollanders. Op de voor
grond staat een deftig heer in poeder-
pruik, die zijn zwaard aanbiedt aan de
met juwelen omhangen marahadja, voor
wie hij een op westerse leest geschoeid
leger opbouwde. De heer is Eustache de
Lannoy, de marahadja Martanda Var-
nam. Martanda had namelijk dankzij de
hulp van de strateeg de Lannoy de
macht van Padmanabhapoeram zo ont
zaglijk uitgebreid en tenslotte besten
digd, dat er eindelijk na heel veel strijd
voor het eerst sinds lange tijd weer vre
de heerste in Kerala. De vorsten van de
verschillende staten kwamen toen bij
een in de raadzaal van het paleis om
daar het verdrag te tekenen.
„Siste Viator.
Hic jacet Eustachius Benedictus de
Lannoy qui tanquam dux generalis
militiae travancotidis praefuit ac. per
annos XXXVII ferme summa fidelitate
red inserviit cui omnia rena ex Cai-
amculam usque ad Cochim vi armorum
ac terrore subjecit. Vixit annos LXII
menses V et mortuus est die 1 junii
MDCCLXXVII”.
„Requiescat in pace”.
Vertaald wil dat zeggen:
Hier ligt Eustache Bénédicte de
Lannoy; eens algemeen militair bevel
hebber van de kust van Tranvancore,
die 37 jaar lang volmaakt trouw zijn
ambt vervulde en de legers van de
aarde van al het gebied vanaf Kaiam-
koelam tot aan Cochin onderwierp. Hij
leefde 62 jaar en 5 maanden en is ge
storven op de le juni van het jaar
1777. Moge hij rusten in vrede".
Het landschap van Kerala is van een volmaakte tropische schoonheid. De
ranke jonge vrouwen in hun kleurige kleding planten er nog altijd de rijst
als in de tijd van maharadja Martanda Varna en Eustache de Lannoy.