ARNOLD KLOS: jazzpianist
die trouw bleef aan eigen stijl
Promotie, Promotie:
klaar voor première
gespeeld portret
James Joyce
van
en atoomphysici
van Dürrenmatt
HARD ZWOEGEN AAN DE NIEUWSTE
MUSICAL VAN RENÉ SLEESWIjK
ZATERDAG 18 DECEMBER 1971
16
Erbij
Jeugdproblemen
Knappe creatie
Eerlijk portret
N ALLE HOEKEN van het
grote Carré in Amsterdam
gonst het van de bedrijvig
heid voor de nieuwe musical „Pro
motie, Promotie” (Promises, Pro
mises) van Burt Bacharach, die
23 december in Gooiland-Hilver-
sum in première gaat. René Slees-
wijk, de producent, laat me die
drukte zien. In de foyer zijn de
regisseurs Fred Hebert (uit Ameri
ka) en Guus Oster bezig met Tru
dy Labij, Joan Remmelts en Ge
rard Cox. Een andere „ster” uit
„Promotie”, Tonny Huurdeman,
neemt met choreografe Lynn Si
monson swingende danspassen
door in de gang achter het toneel.
In de kelder oefenen de musici en
in een repetitiezaaltje is het ballet
druk doende onder leiding van de
Chinese assistentchoreogiafe Yo-
lan.
ERHARD KLINGENBERG, de nieuwe intendant van het Burg
theater, deed er goed aan, nu hij het volgend seizoen „Exiles”
(„Verbannte”) van de Ierse theaterdichter Joyce op het programma
denkt te plaatsen, zijn publiek alvast met de mens James Joyce de
man, die menig epos op zijn naam heeft staan te doen kennismaken.
Want wat weten wij van Joyce? Amper zijn naam, geboorte- en sterf
datum 1882 en 1941 en misschien dat hij zijn Ierland, waaraan hij
zijn leven lang door een haat-liefde bleef verbonden, al in zijn jeugd als
rebel verliet: Een opstandige tegen de boven hem gestelde machten, tegen
conventies en het hem voorgeschreven geloof. Daar onze kennis hiermee
vrijwel is uitgeput, greep Klingenberg naar een voor het toneel bewerkt,
en voor Wenen vertaald levensverhaal, dat de auteur Hugh Leonard
haalde uit Joyces eigen werk: „A Portrait of the Artist as a young man”,
het relaas, waaraan deze in zijn vrijwillig gekozen ballingschap ongeveer
tien jaar heeft gewerkt. In een vroegere versie heette dit verhaal
„Stephen Daedalus” naar de eerste christenmartelaar en naar de bouwer
van het labyrint. En onder deze naam met Joyce zelf als gids, die ons
binnenleidt ter plaatse, waar hij in zijn jonge jaren werd gevormd, werd
het stuk, dat de tekst van Joyce geheel intact laat, een toneelevenement
van de Weense novembermaand.
Negatieve image
Frisse ideeën
Enthousiasme
Man van naam
Sterk gespeeld
A RNOLD KLOS is zoals de meeste jazz-
musici trouwens een ras-individualist
en benadert één en ander op bijzondere
wijze. Hij heeft uitgesproken meningen over de
jazz en bekijkt deze muziek door een bril, die
wel door een zeer speciale opticien geslepen
moet zijn; naar mijn mening, een zéér goede.
Voor insiders is Klos een superpianist; voor het
het levenslied adorerende publiek, een onbe
kende. Die mening zal wel gauw veranderen,
want Klos heeft door zijn manier van spelen
(piano) en originele uitspraken eindelijk de
aandacht op zich gevestigd, iets wat hèm nau
welijks interesseert, maar wat ik alleszins de
moeite waard vindt te memoreren. Moet nog
even vermeld worden, dat Klos derde-prijs-
winnaar van het Loosdrecht Jazz Festival 1971
werd en een solistenprijs kreeg opgespeld. Een
unieke prestatie, die naar mijn mening toch
nog te laag gehonoreerd werd, want als solist-
pianist, temidden van orkesten die met zes
man tegelijk opereren, moet je toch wel van
uitzonderlijke klasse zijn om je waar te maken.
Cox in de musical „Promotie, Promotie’’.
Joop van Donk, links en Gerard
A
M. VAN DOORNINCK
een
ROB HOEKE.
ARNOLD KLOS
en
althans, een muziekvorm die probeert in geluid het
hedendaagse wereldbeeld weer te geven, dat vooral
bestaat uit geweld en frustraties. Deze soort van
muziek wordt voornamelijk oprecht gespeeld door
Amerikaanse negers die politiek dan ook zeer geën
gageerd zijn i.v.m. het rassenvraagstuk, en de enkele
blanke avant-gardemusicus die zich werkelijk be
trokken voelt bij dit probleem wordt helaas zelden
of nooit serieus genomen.
Naar mijn mening kan goede progressieve popmu
ziek dit soort misstanden beter overbrengen op het
publiek door goede teksten, iets wat de moderne jazz
vaak mist, omdat het voor 90 pet. instrumentaal is;
dit is in de popmuziek precies andersom.
Als belangrijkste jazzrichting ziet Klos nog steeds
de bop, met als voornaamste vertolkers Charlie
Parker, Bud Powell en Charlie Mingus, die eigenlijk
even belangrijk zijn geweest voor de jazz als Bach
voor de klassieke muziek.
Hopelijk gaat Arnold Klos door op de manier
waarop hij nu bezig is, want een identiteit heeft hij
kennelijk al gevonden. Dit blijkt wel heel duidelijk
uit het feit dat hij er in is geslaagd na het
Loosdrechts Jazz Festival nog twee eerste prijzen te
winnen bij andere jazz-evenementen.
Belangrijke rollen in „Promotie, Pro
motie” hebben ook Ellis de Liefde,
Bert Dijkstra, Tom van Beek, Frans
Kokshoorn, Joop van der Donk, Carla
Lipp (Jet uit „Ja Zuster-Nee Zuster).
De leiding van de tienmanscombo heeft
sici zijn nu eenmaal moeilijke mensen en zijn ze ’t
niet, dan worden ze 't in ieder geval verondersteld te
zijn. Houd je er dan toevallig nog een gevoelsleven
op na, iets waar vooral creatieve mensen veel last
van hebben, dan is 't acuut zaak een abonnement
voor ’t leven bij een psychiater te nemen.
DAT ARNOLD KLOS uit het goede jazzhout was
gesneden, bleek wel uit het feit dat hij ondanks alle
tegenslag zijn piano trouw bleef, voor zichzelf door
speelde en uiteindelijk een stijl ontwikkeld heeft die
alleen maar bij hem past. Mocht je toevallig op
dezelfde golflengte afgetrimd zijn dan hoor je hem
praten op de toetsen.
Het was dan ook een bittere teleurstelling voor
Klos te ontdekken dat nagenoeg al zijn jazzvriendjes
toch niet zo integer bleken als hij zich had voorge
steld, want de commercie werd bij het opkomen van
de popmuziek vaak belangrijker geacht dan de
muziek zelf. De een na de ander verdween van het
jazztoneel en verkocht zich aan de meestbiedende,
desnoods in een hoempa-orkest of als begeleidings-
muzikant van circuswerk e.d.
Arnold was een van die figuren die zich echter
niet lieten verleiden, hij bleef konsekwent en wei
gerde zeer beslist zijn muzikale opvattingen te
veranderen c.q. aan te passen.
de uitvinder Möbius van Harald Hardt,
die hij moge dan het atoom beheer
sen tegen het pijnlijke bezoek van
zijn familie ternauwernood bestand is
en voorts allen, die in de „Josefstadt”
van huis uit weten, dat „klein” en
IN DE BEKENTENIS van Joyce,
waarmee deze reeks taferelen uit zijn
jeugd begint, ligt tegelijk het credo
van de vrije kunstenaar besloten: „Ik
wil geen dienaar zijn van dat, waar ik
niet in geloven kan om het even of dat
nu geboortegrond of vaderland of kerk
zal heten. Zelf kies ik mijn weg en
zoek een dusdanige vorm van leven of
van kunst, dat ik mij daarin zo vrij en
volledig mogelijk uit kan drukken. Een
vorm, die ik verdedig met de wapens,
die ik zelf verkies.”
ten doop gehouden, de naam van de
Zwitserse auteur weer op veler lippen
had gebracht? Ik geloof van niet. „Die
Physiker” blijkt, ook nu na de Zwit
serse première van 1962 de rook wat
opgetrokken is over deze atoomgehei
men, verborgen en bespioneerd bin
nen de muren van een krankzinnigen
gesticht”, een nog steeds sterk speel
stuk. Daarom zetten de toneelspelers
van de Josefstadt, die ook vandaag nog
een uniek ensemble vormen van Euro
pees formaat, daarin hun beste beentje
vóór. En omdat de bezoeker over de
zaak zelf, inclusief de moorden op het
verplegend personeel dat gevaarlij
ke „lek” naar de buitenwereld en
over de climax van het politieel
ingrijpen van de directrice en superspi-
onne aan het slot, niet meer van de
ene verbazing in de andere behoeft te
vallen, rest er tijd om ongestoord te
genieten van de spelmogelijkheden,
welke Dürrenmatt hier zijn acteurs en
actrices biedt.
Lynn Simonson (28), de choreografe,
heeft al een paar keer in Nederland
gewerkt. Met Jasperina voor „Sweet
Charity” en later voor de „Jasperina
Show”. Voor diverse tv-shows heeft ze
ook de choreografie verzorgd. „Ik zit
twee, drie maanden in Amerika en dan
weer een paar maanden hier”, zegt
Ylynn, die met het oog op „Promotie”
een paar weken met „Promises” in
New York heeft meegelopen om frisse
ideeën op te doen voor de Nederlandse
uitvoering.
Lynn Simosn vertelt: „Ik heb het
helemaal moeten her-choreograferen.
Je kunt danstechnisch niet zomaar de
New Yorkse of Londense „Promises”
gaan kopiëren. Sommige dngen doet
het ballet hier beter dan in New York,
dat geldt ook omgekeerd. Ik richt me
voor de choreografie naar de kwalitei
ten van het ballet dat ik hier heb en
dat vind ik zonder meer uitstekend”,
zegt Lynn Simonson, die met de hoofd
rolspelers van „Promotie” ook afzon
derlijk verschillende dansnummers in
studeert
„onbelangrijk” bij een rolverdeling
nooit oftenimmer synonieme begrip
pen zijn. Al met al een „grote” avond
voor Wenen-Theaterstad.
ALS IK OPMERK dat de moderne jazz naar mijn
mening een toch wat aflopende zaak aan het worden
is, ageert hij bijzonder fel en probeert mij van het
tegendeel te overtuigen. Klos vindt namelijk dat de
moderne jazz hooguit een wat verkeerde image heeft
gekregen en wijt dit voornamelijk aan het feit dat
moderne jazz nog altijd de functie schijnt te hebben
van begeleidingsmuziek voor gangsterfilms, films
over drugs en drankmisbruik, prostitutie en alles
wat maar enigszins betrekking heeft op de zelfkant
van de maatschappij.
Eerlijk gezegd moet ik hem gelijk geven want
inderdaad wordt moderne jazz zeer vaak gebruikt in
tendentieuze films. Een overduidelijk voorbeeld hier
van is de film „L’Ascenseur pour l’Echafaud”, waar
in Miles Davis door zijn muziek de sfeer van de film
bepaald. Ik zou me trouwens ook geen ander soort
muziek bij deze film kunnen indenken, alle andere
muziek zou hier gewoonweg niet bij passen.
Om de jazz toch een betere image te geven zou
Klos graag een vereniging willen zien die zich met
de belangen van de moderne jazz zeer intensief zou
bezighouden met als voornaamste doel deze muziek
in een positiever daglicht te stellen. Het ministerie
van CRM zou hier misschien wat aan kunnen doen;
in ieder geval lijkt het mij de moeite van het
overwegen waard.
Volgens Klos heeft Nederland waar het de promo
tie van de moderne jazz betreft altijd een zeer
actieve rol gespeeld en ons landje wordt nog steeds
door buitenlanders als een paradijs op dit gebied
beschouwd. Vanwaar dan die teruggang? Niettemin
blijft Klos geloven in de jazzmusici die nu op
amateuristische basis bezig zijn en helaas door de
minimale belangstelling van het publiek amateur
blijven, omdat er als beroeps-moderne-jazzmusicus
geen droog brood valt te verdienen.
De avant-gardistische muziek is, volgens Klos
Christoph Bantzer als James Joyce
in Stephen Daedalus.
DIE KANS GREEP allereerst Mari-
nanne Hoppe als de fysiek gehandicap
te, maar daarvoor geestelijk overge-
compenseerde leidster van het insti
tuut. Een hard mensenlot werd hier
met de subtielste middelen een
hand of voet bewegen, het omslaan
van de stem, een opgetrokken schouder
of een aarzelende houding voor ons
neergezet in zodanige proporties, dat
het komediekarakter overal bleef be
waard, maar de tragiek van dit leven
nochtans voelbaar bleef onder het op
pervlak van haar zakelijke opdracht.
Een creatie, waarin zij de fameuse
Therese Giehse van de Zürichse pre
mière nog overtrof. Maar daar waren
nu ook naast haar de vioolspelende en
menselijk nog niet verharde „Einstein”
van Leopold Rudolf en Kurt Heintel’s
daarentegen meedogenloze „Newton”,
man, van „naam”,
heeft meegewerkt aan musicals
„Coco” (met Katharine Hepburn
later met Ginger Rogers) en „Promises-
Promises” in Australië. Hij heeft „Dr.
Marcus Welby” (de acteur Robert
Young) ook geregisseerd in een stuk en
heeft, vóór hij naar Nederland kwam,
het blijspel „Twigg” op Broadway „af
geleverd”.
Hebert kwam vooi' het eerst tijdens
de oorlog in Nederland. „Iedereen
spreekt hier Engels”, zegt Fred Hebert,
„met regie-aanwijzingen heb ik geen
problemen. Maar in de musical hebben
ze Nederlandse tekst en dat versta ik
nog niet zo goed. Daarom is het zo
fijn, dat ik met Guus Oster samen
werk. We hebben een heel goed con
tact, vullen elkaar prima aan zonder
op eikaars terrein te komen.”
Hebert vindt het verstandig, dat het
verhaal van „Promotie” van New York
naar Amsterdam is verplaatst. „De
sfeer moet herkenbaar zijn. In de
Amerikaanse versie zitten veel inside-
grapjes, die alleen door Engels-spre-
kende of Amerikaans-georiënteerde
mensen worden aangevoeld.”
HOE IN JOYCE’ milieu de kiem
gelegd wordt voor zijn latere opstan
digheid; hoe hij zijn oren en ogen
openzet, als kind al de vaak stille
strijd met zijn superieuren niet ont
wijkt en hun vernederingen ondergaat,
hoe zijn karakter rijpt en zijn geeste
lijke weerbaarheid groeit tegen de ver
drukking in: dit alles tracht dit spel de
hoorder duidelijk te maken.
Onvermijdelijk dat er bij dit „simul-
taan”-toneel door decorateur Karl
Gröning neergezet met gevoel voor at
mosfeer wel eens een scène tussen
doorloopt, die wat marionetachtig zal
aandoen, omdat aan de een of andere
bijfiguur de tijd ontbreekt zich als een
stuk realiteit te presenteren, zo blijven
de scènes in het ouderlijke huis over
het geheel wat mat.
Waar tegenover Joyce’ confrontatie
met de kerk hij werd aanvankelijk
bij de jezuïeten opgeleid en de ge
dachtenwisselingen met zijn leeftijdge
noten telkens evenzovele flitsende in
termezzo’s zijn. Weet men, dat de
schrijver zijn leven lang leed onder
hevige bijziendheid tot hij tenslotte
blind is gestorven, dan is de schrijnen
de scène in zijn klas, als hij door de
jezuïetenpater wordt getuchtigd, omdat
hij zijn bril breekt en dientengevolge
zijn schoolwerk niet kan maken, in dit
kader wel van bijzondere betekenis.
Rogier van Otterloo en als de muziek
eenmaal „zit” wordt hij opgevolgd door
Jan-Willem ten Broeke, één van de
meestbelovende Nederlandse musici.
Promises’ is sinds de première op
Broadway een groot succes en liep
anderhalf jaar in Londen. Het liedje
„1’11 never fall in love again” was ook
in Nederland wekenlang een hit. In de
door Alexander Pola vertaalde Neder
landse versie wordt het door Trudy
Labij gezongen.
„Promotie” wordt met „Snip en
Snap” en „Hartenvrouw” René Slees-
wijks derde vrije produktie dit jaar.
Hij heeft er drie ton ingestoken, omdat
hij in deze musical gelooft en er ver
liefd op is. Nadat Sleeswijk de rechten
had, kreeg hij 200 sollicitatiebrieven
van artiesten, die graag wilden mee
doen. „Zo’n groot enthousiasme had ik
nog nooit meegemaakt voor een musi
cal”, zegt Sleeswijk. „Maar we zijn er
allemaal erg verliefd op geworden. Ie
dereen vindt het heerlijk om mee te
doen.”
Voor de regie heeft Sleeswijk behal
ve Guus Oster de Amerikaan Fred
Hebert aangetrokken. Het tweetal
heeft voor Sleeswijk een paar jaar
geleden al „Sweet Charity” met Jaspe
rina de Jong gedaan.
Guus Oster: „We werken nu nog
nauwer samen, omdat je toch wel een
beetje met die taalbarrière zit. Ik leg
bij de artiesten de basis voor Fred He
berts werk. Hij is verantwoordelijk
voor het eindprodukt.” Guus Oster
heeft „Promises” in Londen gezien. Hij
zegt over Gerard Cox, die nog nooit
toneel heeft gespeeld: „Ik moet hem
vanaf de bodem coachen. Hij zit nog
niet vast aan enig routine-aanwendsel,
stelt zich volkomen blanco op. Het
kost wel wat tijd, maar Gerard geeft
zich alle moeite en is heel enthousiast.”
Over Joan Remmelts, de acteur die
in „Promotie” een heel gekke dokters-
rol heeft en voor 1
lange loopbaan op toneel
zingt én danst: „Ik ken hem
menseleeftijd. Hij heeft mij
geleden geregisseerd.”
Fred Hebert (60) is in Amerika
die als regisseur
als
en
het eerst in zijn
1-1 een liedje
al een
30 jaar
DE „JOSEFSTADT” bood in de af-
een herhaling van
„Die Physiker”. Ge-
Weens toneel:
Als ik hem vraag waarom hij in Loosdrecht
meespeelde geeft hij wat verlegen toe, dat ’t bloed
nou eenmaal kruipt waar ’t niet gaan kan, want
muziek is voor hem een primaire levensbehoefte, en
dat, ondanks de steeds toenemende luchtverontreini
ging, muziek een soort ademhalen is, dat hij beslist
nodig heeft om op de been te blijven, ’t Klinkt
misschien wat theatraal, maar 't is allerminst zo
bedoeld; Arnold Klos heeft voldoende zelfkritiek om
te weten waar het plafond van zijn muzikale
kunnen ligt, wil persé niet hoger grijpen dan waar
hij zichzelf toe in staat acht en vond in 1964 dat het
voor hem een uitzichtloze toestand werd.
Eén van de belangrijkste redenen waarom hij
stopte was het feit dat hij zich destijds teveel met
de pianist Bill Evans indentificeerde, maar dat beviel
hem hoe langer hoe minder, omdat hij geen clichés
wilde maar een duidelijke eigen identiteit. Daarbij
kwam dan nog dat hij voor de keus werd gesteld
school of muziek; het werd tenslotte geen van beide
en Arnold ging in de haven werken. Intussen haalde
hij via een avondschool zijn gymnasiumdiploma,
werkte als bordenwasser in een hotel, promoveerde
al snel tot ober en belandde uiteindelijk op een
reclamebureau, waar ook al geen muziek in zat. Een
en ander werkte nogal frustrerend op hem, want als
je een klassieke opleiding van 6 jaar achter de rug
hebt plus een jaar toonkunst en je staat dan met
een keurig schortje voor borden te wassen krijg je
wel het gevoel dat er iets mis is.
Fred Pronk, de Haarlemse bassist waar Klos in
1964 mee samenwerkte, zag het ook niet meer zo
duidelijk en Gunnar Nilson (drums) bleek meer in
boomstammen dan in drumsticks te zien, want hij
ging de houthandel in. John Engels (drums) zorgde
nog even voor een opleving, maar daarna was het
afgelopen.
Doodjammer eigenlijk dat zo’n top-jazztrio uit
elkaar spat door allerlei omstandigheden, maar mu-
gelopen maand een herhaling
Dürrenmatts „Die Physiker”.
schiedde dit omdat zijn .Besuch der
alten Dame”, kort na elkaar in de
„Burg” gegeven en in operavorm
(door von Einem) in de Staatsopera
VANZELFSPREKEND IS intussen
dat daar, waar Joyce zelf aan het
woord is en wij, door zijn eigen com
mentaar op deze vroege levensfasen,
met zijn ontwikkelingsproces worden
geconfronteerd, de monologen, die zijn
zielestrijd weergeven en de niet te
vermijden geestelijke crisis: vanzelf
sprekend is dat deze episoden de
hoofdmomenten zijn in dit dramatisch
epos. En alleen een groot acteur kan
hier „toneel” van maken. Doch het is
de verdienste van de dramatische be
werking dat, wanneer Joyce uiteinde
lijk het schip van de balling zal bestij
gen en het martelaarschap op zich
neemt van de vrije kunstenaar, de
fragmenten van dit stuk tot een waar
lijk „portret” zijn saamgevoegd. Zodat
zijn heengaan uit dit land, dat naar
Joyce’ eigen woorden „altijd zijn
dichters en kunstenaars in ballingschap
liet gaan” niet als een gril of over
ijlde vlucht, maar als een noodzaak tot
behoud van zelfrespect door ons wordt
ondergaan.
In de voorstelling zag men nieuw
voor Wenen Christoph Bantzer als
James Joyce. Vrijwel de gehele avond
op het toneel, kon hij, dank zij een
innerlijke spanning en een mooi afge
wogen opbouw naar het slot, het pu
bliek van zijn topklasse volledig over
tuigen. Men zou hem in de „Burg”
vaker willen zien, doch uit een inter
view viel op te maken, dat hij voorals
nog de grote theaters in Duitsland
prefereert, zijnde sterker verbonden
met de stromingen „van buiten af”,
dan het wat afzijdig gelegen Wenen.
Naast Bantzer waren ook voor de
kleinere rollen de beste krachten inge
zet: zo die van vader en moeder Dae
dalus door Fred Liewehr en Alma
Seidler. Ook Joyce behoort tot de sati
rieke auteurs, gelijk Swift, Sheridan,
Wilde en Shaw allen stammend van
Ierse bodem wier „zwarte” humor,
elk naar zijn aard, injecties heeft gege
ven aan onze westerse cultuur. De
prikkel tot nadere kennismaking is,
wat Joyc betreft de Weners thans ge
geven. Gelet op de toeloop naar „De
Burg” zullen zij niet mankeren bij het
volgende appèl.