KAREL BONSINK VAN SOLDAAT TOT FC UTRECHTS VIERDE PROF
99
Meester-schutter
zuster Alie Mul
IK ME HELEMAAL VRIJ”
„ALS IK SCHIET VOEL
f
i
Sb»
18
Moment suprème
400 km. per uur
ZATERDAG 18 DECEMBER 1971
Erbij
VOETBALGEK
SOU
zij de pees, wacht even en laat de
spanning uit de boog wegebben.
Ze zet de boog neer. Er is geen
kracht aan te pas gekomen. Want
dat is het grote misverstand over
handboogschieten: het is geen
Als een Zen-boeddhiste, die zich
overgeeft aan contemplatie, staat
zuster Alie Mul zwijgend en ge
concentreerd in haar huiskamer in
Heemskerk, haar fraaie roze-
houten boog in de hand. Dan trekt
kwestie van spierbundels, maar
van concentratie. Alie Mul, ver
pleegster in het Provinciaal Zie
kenhuis in Santpoort weet daar
alles van. Zij behoort tot de top
van de Nederlandse boogschutters.
Met drie andere vrouwelijke col
lega’s en vijftien heren vormt zij
de nationale selectie, waaruit uit
eindelijk de deelnemers aan de
Olympische Spelen tevoorschijn
moeten komen. De selectie-eisen
van het NOC zijn niet onover
komelijk zwaar, zodat men bij de
nationale schutterij de hoop koes
tert, dat er drie heren en twee
dames naar München zullen gaan.
Alie Mul heeft het afgelopen sei
zoen de Olympische eis (1.075 pun
ten) duidelijk gehaald: 1.097 pun
ten. Zij is dan ook internationaal
meester.
-
tijd zijn kleine lijfje zo goed
JOHN DRIESKENS
'VVVVVV\A/\/\A/V*AAA/V\AA/VVV\/lA/VVVVX/VV\AA/\A/VVVVW\/MVVV\/VVVVVlSWVVVVVM\A/VVVVVVVVVVVV’i/VVVV^
HANS ROMBOUTS
bejubelde FC Utrecht, voor veel geld
werd gekocht. Een transactie, waarbij
ook de Deen Finn Seemann was be
trokken en waarvan de Starlift-direc-
teur Dé Stoop (voorzitter van DWS)
later zou beweren: „Ik heb die knapen
niet nodig
hou er van om me wat af te laten
zakken. Om op het middenveld de bal
op te pikken. Ik vind het heerlijk om
met de bal aan mijn voet via één of
twee een-twee’s op te rukken”. Een
wens die Jacobs lachend afdoet met
„Nog meer ballen?”.
Een competitie in Europees verband,
waaraan dan ook Bonsink zal deelne
men, want hoewel Jacobs zijn kantte
keningen plaatst bij het spel van Ka-
reltje, is hij tegelijkertijd enthousiast
over de verrichtingen van de linksbui
ten: „Dat joch gebruikt de laatste tijd
dat kleine „lijfie” zo goed
suprème, het wegflitsen van de pijl
naar het blazoen (door niet-schietende
lieden grovelijk onjuist schietschijf ge
noemd), is een ritueel op zich. Iedere
schutter heeft zijn eigen opbouw. Me
juffrouw Mul: „Ik begin me ontzettend
sterk op goed staan te concentreren.
Daarna is het heffen van het hoofd in
de richting van de roos aan de beurt.
Als ik ga staan weet ik eigenlijk al of
het een goed schot wordt. Dat voel je
aan. Merk ik, dat ik niet lekker sta,
dan zet ik mijn boog af en begin
opnieuw. Ik let ook niet op de scores
van de anderen naast me. Ik weet wel
of ze goed of slecht op dreef zijn. Als
het niet goed gaat hoor je ze zuchten.
Stevige knopen zijn er niet bij. Je
moet de égards voor je collega’s in
acht nemen. Je mag ze niet door
uitroepen uit hun concentratie halen”.
ik iedere bal moet geven, dan kan ik
wel langs de kant gaan zitten Ik
geloof dat er meer voetballer zoals ik
bjj de FC Utrecht rondlopen en dat
juist die handicap ons nog hindert...**
De spanning valt weg als de pijl met
een startsnelheid van 400 km per uur
wegsuist naar de roos, die op een
afstand van 70, 60, 50 of 30 meter (bij
de heren 90, 70, 50, 30) staat opgesteld.
Op een wedstrijddag gebeurt die cere
monie 150 keer, met 144 wedstrijdpij-
len, verdeeld over de vier afstanden,
plus zes proef pijlen
Daarmee is het in Utrecht herhaal
delijk „doorgeprate” onderwerp „top”
aangeroerd. Bonsink gelooft in de mo
gelijkheid. Jacobs ook. De tienduizen
den fans rekenen er op. Iedereen is er
echter van overtuigd, dat die top dan
op een andere manier moet worden
bereikt dan Feyenoord deed. Utrecht
demonstreerde in het stadion „De Gal-
gewaard” uitgebreid zijn voorkeur
voor aanvallend voetbal. Vandaar dat
Jacobs’ zeer ruime instructies, die de
trainer alle gelegenheid geven tot het
uitleven van zijn inventiviteit, tegelij
kertijd enige beperkingen inhouden:
„Je mag zo blijven voetballen. Je mag
ook gaan verdedigen. Maar als blijkt,
dat het publiek daardoor wegblijft ko
men we bij je aankloppen”. Getekend:
het bestuur.
Alie Mul werkt niet alleen aan de
verhoging van haar eigen sportieve ni
veau („Ik weet dat ik nog veel beter
kan”) maar ook aan het uitdragen van
het handboogschieten. Ze is instructrice
en penningmeesteres van het district
Noord-Holland. Ze heeft in haar woon
plaats Heemskerk een bloeiende club
opgericht: Assumburg, die op histori
sche grond oefent b het slot Assumburg,
waar vele eeuwen geleden ook, maar
dan wraakzuchtiger, pijlen in het rond
vlogen. Ze inspireerde twee broers en
twee zwagers ook om de boog ter hand
te nemen. Zij heeft dus nogal wat
Pijlen op haar boog, zuster Alie Mul.
De sprong van schuchter jongmaatje
in de voetballerij tot full-prof is door
Karei Bonsink in enkele jaren zonder
al te veel haperingen gemaakt. Bij
DWS, zijn tweede vereniging, voetbalde
hij tweeënhalf jaar in het eerste voor
dat hij door Bert Jacobs, trainer van
de door zijn supporters hartstochtelijk
clubs is voor Van den Konijnenberg
reden om te veronderstellen, dat bin
nen enkele jaren de beste schutters uit
het westen van het land en met name
Noord-Holland zullen komen. „Dat zit
’m gewoon in de manier van benade
ring van de sport door zuiderlingen.
Daar is het een teamsport, daar is het
meer op gezelligheid gebaseerd”. En de
uit het zuiden afkomstige Van den
Konijnenberg ontleedt: „Hier in het
westen is iedereen individueel inge
steld, is iedereen harder. Vandaar dat
de persoonlijke resultaten hier sneller
omhoog zullen gaan”.
De zo op het eerste gezicht ruig
aandoende sport je associeert het
boogschieten met Robin Hood-achtige
taferelen; per slot van rekening stamt
de sport ook uit de Engelse countries
blijkt bij nadere kennismaking een
trefpunt te zijn van rustige lieden.
Vandaar dat handboogschieten ook
zeer geschikt is voor vrouwen. „Een
elegantere sport voor dames bestaat er
geloof ik niet”, meent de secretaris en
tegelijk ook coach van het district
Noord-Holland, Van den Konijnenberg.
„Nergens wordt de etiquette zo nage
leefd als bij ons”.
Boogschieten is geen kinderachtige
bezigheid. Vandaar een schuttersuit-
drukking: „een schutter sterft onder de
boog en komt tot leven als de pijl weg
is”. De voorbereiding op het moment
Voor zuster Mul is handboogschieten
„eten en drinken”. „Mijn hele denken
wordt beheerst door het schieten. Ik
ben er altijd mee bezig, ’s Avonds
neem ik de cijferreeksen van mijn
schietresultaten nog even door. Dan
denk ik: die „twee” moet ik de volgen
de keei- wegwerken. Mijn resultaten
hebben een opgaande lijn. Ik ga steeds
beter schieten”.
Voor Alie Mul is de tien jaar gele
den aangepakte hobby een vrije tijd-
vullende aangelegenheid geworden.
„Als ik schiet voel ik me helemaal
vrij, dan ben ik er helemaal uit. Het is
een lekker dagje buiten. De vermoeid
heid valt van je af”.
Bonsink: „Bij DWS hadden we een
voetballer, die zo móést spelen. Rob
Rensenbrink maakte achter elkaar tien
soli. Negen mislukten, maar als de
tiende wèl slaagde stond iedereen hem
op zijn schouders te kloppen. Maar ja,
Jacobs heeft natuurlijk wel gelijk. Ik
zal meer afwisselend moeten voetbal
len. Weet je wat mij mankeert? Ik wil
de beste zijn. Ik denk nog te vaak: als
Terwijl Bonsink bijna dramatisch
beweert: „Ik ben geen killerzegt
Jacobs: „En toch is Kareltje een spits”.
Door Bonsink aangevoerde bewijsstuk
ken worden door Jacobs terzijde ge
schoven. Bonsink, een aardige, open,
snelpratende knaap van eenentwintig
jaar: „Ik heb niet dat zelfde gevoel
voor de juiste situatie als Jan Groe
nendijk. Ik tik de bal nog te vaak
tegen een man opJacobs, lang,
rood haar, zó gebiologeerd door voetbal
dat hij zelfs op zijn vrije woensdag
over niets anders praat: „Groenendijk
is de man voor de gemakkelijke goals
en Kareltje is er voor de moeilijke...”.
Een discussie, die kan worden aange
vuld met Jacobs beschrijving van het
voetbal, dat Bonsink op de Nederland
se velden pleegt te ontplooien: „Hij is
sterk solistisch. Ik zou hem meer in de
combinaties betrokken willen zien. Hij
geeft de bal te weinig en soms op het
verkeerde moment. Karei zal er aan
moeten wennen, dat er bij Utrecht
meer voetballers rondlopen, die iets
met een bal kunnen doen. Bij DWS
was het zo, dat Karei bleef hangen
met de bal, totdat een aantal spelers
voor het doel arriveerden. Pas daarna
moest een pass komen. Bij ons is dat
niet nodig en zelfs niet gewenst”.
Internationaal telt Nederland nog
niet mee, als het om de hoogste plaat
sen bij wereldkampioenschappen gaat.
Zo vergaarde de Russische wereldkam
pioene Gapchenko dit jaar 2380 punten
(de eerste dag 1221 en de tweede 1159),
de Amerikaanse Wilber werd tweede
met 2371 punten. De twee Nederlandse
deelneemsters Hellen Wardenaar uit
Amersfoort en Dien Lanson uit Am
sterdam kwamen met 2050 (10.25. 1025)
en 1854 (955 en 899) punten pas ver
daarachter op de ranglijst voor. Alie
Mul had zich wegens ziekte niet
voor dit wereldkampioenschap kunnen
kwalificeren. Tot nu toe was zij derde
dame in het nationale team, maar door
haar opmars „Ik werk nu echt naar
München toe” en serieuze aanpak
schiet ze snel omhoog.
De handboogsport begint steeds po
pulairder te worden en dan met name
in het westen. In het zuiden is hand
boogschieten altijd een vrolijke, veelal
met pils besprenkelde tijdpassering ge
weest. Daar beoefent men naast het
internationale lange baan-schieten, nog
veel meer het handboogschieten op de
25 meterbaan. De snelle groei in het
westen in drie jaar steeg het leden
tal in Noord-Holland van 80 naar 300
beoefenaars, van vier naar dertien
Met Jacobs als trainer zal Utrecht
niet anders spelen Voetbal is gemaakt
om aan te vallen, belijdt hij. Feyen
oord vermoordt het voetbal. Vijf mi
nuten spelen en vijfentachtig minuten
niets doen is god geklaagd. Hier wordt
in de kleedkamers over voetbal ge
praat. Niet over geld. Zo wil ik het
houden. Ik benader voetbal bewust
vanuit een geheel andere sfeer dan
Feyenoord... Die geloofsbelijdenis is
voor Jacobs zo belangrijk dat hij er de
top eventueel voorlopig voor wil ver
geten. „Ik hoef volgend jaar Ajax en
Feyenoord nog niet te verdringen, als
ik aan het eind van het seizoen maar
wel in de één of andere cup zit...”
Vijftien jaar geleden had Karel
tje Bonsink slechts één grote
wens. Hij wilde voetballer worden.
Kareltje, een zwartharig smal ge
bouwd jochie, was niet begiftigd
met een studiekoppie. Dus dat
kwam goed uit. De ulo werd zijn
top.
Dit seizoen promoveerde Karei
Bonsink van soldaat tot vierde
full prof van FC Utrecht. In zijn
glanzende Opel Manta legt hij
dagelijks de tientallen kilometers
af, die Utrecht van zijn Amster
damse ouderlijke woning scheiden.
Binnenkort zal de spits, op wie het
adjectief kwikzilverig van toepas
sing is, niet meer naar ’s lands
hoofdstad zoeven om daar zijn
„kuchie” te veroberen. Samen
met zijn vrouw, die hij kort ge
leden het ja-woord gaf, zal hij zich
dan vestigen in een flat. Een ap
partement, dat nu reeds hoewel
het nog niet is toegewezen door de
Utrechtse wethouder van Volks
huisvesting riant genoemd kan
worden. Karei neemt namelijk met
minder geen genoegen. Een wo
ning, die niet aan zijn eisen vol
deed, wees hij inmiddels af onder
het motto: „Ik zit een paar jaar
aan Utrecht vast. Als ik een kleine
flat accepteer, wil dat zeggen dat
ik verplicht ben een paar jaar
klein te wonen. Dat vertik ik”.
Kleine jongens worden groot.
„Dat joch gebruikt de laatste
Uit gesprekken met Jacobs, die aan
de koop voorafgingen maakte Karei op,
dat hij na aankoop op rechts zou
moeten opereren; vanaf het midden
veld. Finn Seemann werd, profeteerde
Jacobs, de nieuwe linksbuiten. Van die
verwachtingen is niets gerealiseerd. Ja
cobs, die door zijn interviewers als jong
en enthousiast (kortom als voetbalgek)
wordt afgeschilderd, is in staat daar
voor diverse redenen aan te voeren.
„Ten eerste de onverwachte door
braak van Leo van Veen, ten tweede
het niet geheel uit de verf komen van
de getructe Deen Seemann en ten derde
de onvoldoende verdedigende kwalitei
ten van Kareltje Bonsink”.
Stuk voor stuk doorslaggevende ar
gumenten voor de ommezwaai van Ja
cobs. Karei Bonsink hoewel zelf
twijfelend aan zijn tor instinct
werd Utrechts linker spits; naast Leo
van Veen en de lange Jan Groenen
dijk.
De manier, waarop Kareltje zijn
twijfels voor zijn trainer verborgen
heeft weten te houden pleit voor zijn
opvatting van het professionalisme.
Zonder morren accepteerde hij zijn rol
op links. Ofschoon het naar zijn me
ning nimmer de door hem geambitieerde
hoofdrol zal zijn. Karei Bonsinks op
vatting van een vedette is een beeld
van een voetballer, die beslissende pas
ses geeft. Hij is niet de man, die de
oogstrelende en natuurlijk precies op
maat geproduceerde trap tegen de bal
„afmaakt”.
Niet de rol van de killer is Kareis
doel, maar die van de „Spielmacher”.
Helaas voor Bonsink bezit Jacobs al
enkele voetballers van dit type. Naast
Leo van Veen aan het front en naast
de Deen John Steen Olsen op het
middenveld kan hij niet nog een „ont
werper” gebruiken. Dat wil niet zeg
gen, dat Kareltje Bonsink gefrustreerd
door het leven gaat. Een complex zul
len die twijfels niet veroorzaken. Hoe
wel de wens blijft: „Ik zou meer
ballen willen krijgen. Na de wedstrijd
bij Sparta heb ik dat nog gezegd. Ik
Mg