Overpeinzingen van een scheidend museumdirecteur POSTUME HOMMAGE AAN ROBERT PEEREBOOM (1891-1956) Si Grootmachten dwingen elkaar tot voorzichtigheid met vernietigingswapens Bk'.., 13 Nut SALT VRIJDAG 24 DECEMBER 1971 Erbij (Door Henk J. Neuman) Nixon-doctrine t Toen in 1956 de 46-jarige admi raal Sergei Gorsjkov, een van de grootste vlootvoogden van onze tijd, het bevel over de Russische marine aanvaardde, ging men er algemeen van uit dat zich het merendeel van de acties, die zijn zeestrijdkrachten zouden uitvoe ren, ging afspelen onder dekking van vliegtuigen, die hun bases hadden op het land. De kruisers van de Kinda-klasse, die toen in aanbouw waren, en de door diesel motoren voortgestuwde onderzee boten pasten in die conceptie wonderwel. A LS MEN NA 43 jaren mu- /A seumpraktijk in de nodende leunstoel is gezeten die de gepensioneerde wordt toebereid, dan gaan de gedachten onwille keurig gepaard met een stroom van herinneringen. En in die stroom duiken talloze mensen op: mensen op allerlei gebied; mensen in de oneindig-boeiende geva rieerdheid, die eens een Frans Hals tot onuitputtelijke bron van inspi ratie is geweest. „Mannen zijn zeldzaam” heeft Napoleon gezegd: het is daarom een voorrecht bij die vele confrontaties ontmoetingen te hebben gehad met figuren van for maat. Zulk een ontmoeting was voor mij weggelegd in 1949, toen ik in nauwer contact kwam met Ro bert Pee: boom, destijds hoofd redacteur van deze krant. 1 ƒ4 EN MAAND of wat geleden 1V is in Londen een boekje verschenen van een Schots hoogleraar, John Erickson. Het heet „Soviet Military Power” en beoogt enig inzicht te geven in de gedachtenwereld van hen, die met de leiding van het Russische mili taire apparaat zijn belast. Er staat natuurlijk ook een hoofdstuk in over de Russische vloot, lange tijd de Assepoester van de Russische strijdkrachten en nu opeens een der meest geduchte formaties op de wereldzeeën. Het aardige van deze studie is, dat prof. Erickson uiteenzet hoe de ophouw van de Rode Vloot een noodzakelijk ge volg was van ontwikkelingen op het terrein van de Amerikaanse strategie. B' ESCALATIE IN ONVREDE ■- Vietnam: Voor de Amerikanen een verplichting met drijf zandkarakt er. B a i- H. P. BAARD De renaissance-zaal (vroegere eetzaal) in het Frans Halsmuseum. IfVVVVVVVVVVWVVVVWVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVWVVVVVVWVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV^ /WVAAAAAfVVVWVVVVVVVYVVVVVYVVWWVWVVVVVVVVVVWA/VYVWVVVWVWVVVWVVVVVVVVVVVV^ Van meer algemene betekenis is het faseverschil, dat een groot deel van de gebeurtenissen van 1971 heeft beheerst, brengen en in Saigon een niet-commu- nistische regering op de been te hou den. Zes jaar lang hebben de politieke en militaire dilemma’s zich voor Ame rika opgehoopt. De zogenaamde „be heerste escalatie” van militair geweld heeft geen succes gebracht, het Ameri kaanse thuisfront heft het begeven en Het oudst bekende Egyptische ko- ningsbeeld, dat van Koning Djoser 2800 v. C.) harmonieert in het musée arg ne- uis \n- e e r t s i oer D— lutz 2. 3/4 n 4 «n- k K 'n ik i 9 nt.; <en le )a er m ut el n- en en er LS— de In iel n- ■tij on de In de de st- ir- I il e s r e k k n »t n n it :o g plaats en tijd een duurzame dimensie uitstralen van de menselijke geest. Het museum of instituut van oude kunst zal in welke funktionele vorm dan ook de mensheid blijven boeien. Dat doet ook het museum an no 1971, teméèr omdat het een baken i« in de soms beangstigende computer- maatschappij. Een baken, dat de ge ruststellende zekerheid geeft van de triomf van de menselijke geest over de stof en over de tegenkrachten der humaniteit. „Alles”, aldus Marc Cha gall,” kan in onze gedemoraliseerde we reld veranderen, behalve het hart, de liefde van de mens en zijn hunkering naar het Goddelijke”. de vooruitzichten dn Vietnam wijken nauwelijks af van wat ze in 1964 waren. les die de Amerikanen in Vietnam al eerder hebben geleerd. Tot dusver heeft India het in zijn conflict met Pakistan afgekund zonder een nader beroep te doen op het vriendschapsverdrag, dat in augustus is gesloten met de Sovjet-Unie. Zou dat echter nog veranderen, dan komen Breznjev c.s. wellicht voor de noodzaak hun militaire rol in de wereld alsnog uit te breiden. En hoe de verschillende stukjes van de legpuzzle bij elkaar horen, blijkt nog eens extra, als men berichten leest, dat de Russen op het ogenblik president Sadat aan de korte teugel houden, omdat ze niet kunnen hebben, dat de vliegvelden in de Nijl- delta waar hun transportvliegtuigen met wapens tussenlandingen maken op weg naar India het mikpunt worden van Israëlische bommenwerpers. Na publikatie van de reeks artikelen „Uit de Schatten van het Frans Hals museum,” stelde hij mij ruimte be schikbaar voor de serie „Over beelden de kunst,” handelend over kunstwer ken uit verschillende perioden en lan den. Aanvankelijk meenden we een als bolwerk van het establishment. On genuanceerde kritiek ziet in waarde ring voor oude kunst het brevet van onvermogen om „geëngageerd” te zijn met de opmars van de eigen tijd en impliciet daarmee heden en toekomst te wantrouwen. Toegegeven dient te worden dat waardering voor oude kunstwerken van klassieke orde slechts betekenis heeft wanneer deze niet anti quarisch worden ervaren als eerbied waardige en „alleen-zaligmakende” re lieken, maar als wat ze in se zijn: LEVENDE fenomenen, waarin mét de mens, geest en tijd blijvend gestalte kregen. Of het museum in zijn huidige vorm in de 21ste eeuw nog zal funktioneren is twijfelachtig, maar irrelevant, omdat het mouseion anno 3e eeuw v. C., het museum van oude kunst anna 1971 en het onbekende „kunst-instituut” anno 2500, naar de aard van de tijd volko men verschillend funktionerend, één gemeenschappelijke kern hebben: de nimmer aflatende nostalgie van de zoekende mens naar wat deze in en achter de zichtbare wereld ervaart. Niet het museum als instituut, maar zijn inhoud geeft daaraan duurzame waarde, bestaansrecht en betekenis. Waar de opvattingen van de beide supermogendheden over het politieke nut van macht overzee (met uitzonde ring van Europa?) blijkbaar zo sterk uiteenlopen, valt de mogelijkheid van instabiliteit en zelfs van ernstige moei lijkheden niet te ontkennen. Welk* factoren geven te denken dat het hier slechts gaat om een faseverschil? In Afrika heeft de Sovjet-Unie geen on verdeeld genoegen beleefd van haar partijkiezen in de Kongolese en Nigeri- aanse machtsstrijd. Ook in Moskou zal op een gegeven moment wel gewaar schuwd worden tegen het gevaar van „overextension” (het tegelijkertijd aan vaarden van te veel militaire verplich tingen overzee), zoals dat vroeger al in Washington is gedaan. dreiging van luchtaanvallen, 400 zee mijlen af te leggen teneinde een stra tegisch gevaar voor de zuidkust van Noorwegen uit de weg te ruimen. Ook de dieselonderzeeboten zouden, als ze gedwongen werden aan de op pervlakte te varen, een gemakkelijk doelwit vormen. Admiraal Gorsjkov moest andere maatregelen, kunnen ne men. En naarmate meer onderdelen van de Amerikaanse „afschrikkings- macht” zee kozen, werd het plan voor de Russische vlootopbouw koortsachtig gewijzigd en omgebouwd. Er kwamen oppervlakteschepen met andere moge lijkheden en met kracht werd de pro- duktie ter hand genomen van door kernenergie voortgestuwde onderzeebo ten. Wanneer vandaag de dag iemand als de Amerikaanse admiraal Elmo R. Zumwalt Jr., „Chief of Naval Operati ons”, zich zorgen maakt over de uit breiding van de Rode Vloot, en wan neer admiraal Hyman G. Rickover zich afvraagt waar dat allemaal naar toe gaat, dan zullen ze niet altijd beden ken, dat er in de Russische krachtont- plooiing ook een stuk reactie zit op Amerikaanse nieuwigheden. Dit „reac- tieve karakter” van de Russische be wapening wordt tegenwoordig ook wel aangeduid als het „faseverschil”, dat optreedt tussen de Amerikaanse en Russische strijdkrachten. vondst te hebben gedaan door het was in 1950! de serie te betitelen met „Kunstgrepen,” maar, gevoelig voor de „zindelijkheid” van de taal als ook Peereboom was, lieten we die titel tenslotte vallen, omdat we ons reali seerden, dat de kreet „Kunstgrepen” in feite veeleer tegengesteld is aan dan identiek met het begrip „Grepen uit de Kunst!” In het licht van deze herinneringen wijd ik dit artikel het laatste dat ik heb geschreven in mijn kwaliteit van direchteur van het Frans Halsmuseum aan de inspirerende persoonlijkheid die Robert Peereboom is geweest, mede met dank aan zijn opvolgers, die ook na bovengenoemde publicaties, mij op deze plaats steeds spontaan gastvrijheid hebben geboden. Maar in de daarop volgende vijf jaar werden twee dingen duidelijk. De Ver enigde Staten brachten vliegkampsche- pen in de vaart die in staat waren veel grotere afstanden af te leggen dan vroegere typen en hun door kernener gie voortgestuwde onderzeeboten kón den ook opereren buiten de poolzeeën. Amerikaanse aanvalscarriers zouden belangrijke delen van de Sovjet-Unie onder schot krijgen, wanneer zii posi ties innamen aan de zuidkunst van Noorwegen eri in het oostelijk bekken van de Middellandse Zee. Ook van de Polaris-onderzeeboten ging een immense dreiging uit. Boven dien hadden de Amerikanen een on- derwater-opsporingssysteem ontwik keld, dat de bestaande Russische on derzeeboten het leven bijzonder zuur zou kunnen maken. Voor de Russische oppervlakteschepen was het natuurlijk onbegonnen werk om, onder constante Mijn leunstoel (gaarne) verlatend, zou ik wat willen dwalen door de tijd en al dwalend spelend peinzen over het vergankelijke en over het blijvende element in het fenomeen „museum.” Als men het huidige mu- seum-bedrijf ziet tegen de verre ach tergrond van het instituut, waaraan het oorspronkelijk zijn naam dankt, dan is het daarvan na 23 eeuwen funktioneel even ver verwijderd als het dit zal zijn over aanzienlijk minder eeuwen in de toekomst. Dit laatste door de stroomversnelling in het leef patroon sinds de industrialisatie en de fenomenale ontwikkeling der techniek. Het antieke mouseion in Alexandrië (gesticht eind derde eeuw v. C.) was veeleer een wetenschappelijk instituut met door de staat onderhouden geleer den op velerlei gebied. Pas in de mid deleeuwen functioneerde het museum als bewaarplaats van uitzonderlijke voorwerpen op het gebied van kunst en natuur. In de 19e eeuw werd aan deze be waarplaats grotere ruimte gegeven ten bate van een betrekkelijk onbeperkt aantal voorwerpen, sinds de 18e eeuw op democratischer basis ter bezichti ging opengesteld, ten nutte dus van het publiek. (British Museum, Londen An no 1759). Een zeer betrekkelijk nut, Dankbaar herinner ik mij de boeien de gesprekken, die ik met hem mocht hebben, mede naar aanleiding van de reeks artikelen, die ik op zijn initiatief zou gaan schrijven in zijn krant. Ik weet nog, hoe ik het als een prvilege ervoer de mens zelf te ontmoeten, die mij geïntrigeerd had achter de voor treffelijke hoofdartikelen, die ik steeds placht open te slaan voor het lezen van het dagelijkse nieuws. Met dankbaarheid ook memoreer ik de gastvrijheid die hij mij bood in de kolommen van zijn „krant,” waardoor mij de gelegenheid werd gegeven de lezers te enthousiastmeren voor het bijkans vergeten juweel, in het hart van Haarlem. vanwege het moeizaam betreden van het museum dat eigenlijk tot op heden is blijven bestaan door de nog voelbare nawerking van het niet aanlokkelijke, exclusieve klimaat van het aanvanke lijke museum-domein. Daarin scheen immers uitsluitend de happy few te floreren; anderzijds werd de schroom gevoed door de onverschilligheid van de grote massa, die indirect meehielp het genoemde euvel te bevorderen door het misverstand te onderhouden, dat een museum een tempel zou zijn, uit sluitend toegankelijk voor ingewijden. Het voorschrift dat de mannelijke be zoekers van de in 1852 voor het pu bliek geopende Ermitage te Leningrad slechts werden toegelaten met hoge hoed en geklede jas, is in dit verband symptomatisch! Al zal de „afwerende” drempel in onderscheidene gevallen meer of min der hoog zijn geweest, de drempel bestaat nóg, al holt hij gelukkig meer en meer uit. De gewijde-tempel-sfeer wordt thans terecht bestreden als een verouderd taboe. Deze volkomen natuurlijke reac tie is inherent met de bestaande ten dens naar grotere openheid en het tornen aan het gezag van personen en instellingen. Deze doet echter ook op dit gebied de wijzer soms weer uit slaan naar de extreme kant. Karakteris tiek daarvoor zijn kreten als „het mu seum verlengstuk van de straat” of „het museum hoort op het trottoir”... Daarbij rijst de vraag of voor het museum van oude kunst althans juist een voor iedei toegankelijke be slotenheid geen voorkeur verdient, om het de oase te doen zijn van bezinning in deze dol gedraaide wereld. Bezin ning op dié erfenis van het verleden, waaruit de inspiratie spreekt van de mens van weleer, die evenals de mens van nu werd geïntegreerd door een „eeuwige vraag, die het oog stelt aan de zichtbare wereld” (Conrad Fiedler). De radicalen in de heersende vemieuwings- (of afbraakjpsychose plegen in oude kunst een belemmering te zien voor progressiviteit en het mu seum van oude kunst te doodverven imaginaire mat de machtige sculptuur van Henry Moore (in het jaar 2500 óók „oude” kunst!), omdat beide boven Onder de invloed van die omstandig heden is de zgn. Nixon-doctrine tot stand gekomen, die leert dat de Vere nigde Staten nog wel bereid zijn ande re landen te helpen hun onafhanke lijkheid te bewaren, maar dan toch liever met economische en politieke dan met militaire middelen. Het is een doctrine van de kat uit de boom kijken en vooruitgeschoven posities opheffen. President Nixon is niet alleen bezig zijn legers terug te trekken uit Viet nam, hij vermindert ook de militaire aanwezigheid van zijn land in Korea, Thailand, Japan, Okinawa en de Phi- lippijnen. Natuurlijk spelen hierbij ook financiële overwegingen een rol. Maar de diepere ondergrond wordt toch ge vormd door de overtuiging, dat de Amerikaanse buitenlandse politiek niet langer behoefte heeft aan de imposante expeditielegers van weleer. Het merkwaardige is nu, dat de Sov jet-Unie blijkbaar nog in een heel andere richting denkt. In de jaren zestig heeft de Rode Vloot niet alleen haar mogelijkheden uitgebreid om naar afgelegen punten op de wereldbol te varen, ze is ook maar al te graag bereid geweest de vlag met de hamer en de sikkel te tonen. De Russische strategen hebben zich bases verschaft rond het oostelijk bekken van de Mid dellandse Zee en ze zijn tot over hun oren betrokken geraakt in het conflict tussen Israël en de Arabische landen. Misschien zijn ze aanvankelijk nooit van plan geweest de bemanningen te leveren voor Egyptische straaljagers en raketbatterijen voor de luchtafweer. Maar toen Nasser in januari 1970 in Moskou kwam smeken om protectie tegen de Israëlische luchtaanvallen diep in zijn eigen land, toen konden ze haast niet anders. Dat dergelijke „com mitments” een drijfzandkarakter dra gen, met andere woorden dat de ene toezegging de andere uithaalt, is een namelijk het Amerikaans-Russische verschil van opvatting over het ge bruik van militaire macht tot het be reiken van politieke doelen. De Vere nigde Staten hebben zes jaar lang een „beperkte oorlog” in Vietnam gevoerd met het doel een veronderstelde op mars van het communisme tot staan te Stellig zal het slechts weinig Russi sche burgers verborgen blijven, dat het voeren van een wereldstrategie gewel dige sommen verslindt, die ze eventu eel heel wat plezieriger voor iets an ders zouden kunnen besteden. En aan de andere kant staat ook niet vast dat de Amerikanen op den duur zo’n strik te abstinentie zullen handhaven als de Nixon-doctrine nu suggereert. De ad miraals hebben tenminste al uitgere kend, dat er, als er wat minder wordt uitgegeven voor het leger, er wat meer overschiet voor de vloot en de tacti sche luchtstrijdkrachten. Want die zul len immers de last van de Nixon- doctrine voornamelijk moeten torsen. En dat bevestigt weer eens de oude ervaring, dat er geen ontspannings- of vredestheorie kan zijn, of een béétje militair destilleert daaruit een argu ment voor hogere defensie-uitgaven. De Verenigde Staten hebben geruime tijd voorgelegen in het uitwerken van de consequenties die de opstelling te genover elkaar van twee kernstrijd- machten meebracht. Niet zo algemeen bekend is, dat ze de besprekingen met de Sovjet-Unie over een vermindering van de strategische bewapening (de zogenaamde SALT-conferenties, die af wisselend worden gehouden in Wenen en Helsinki) hebben aangegrepen om ook het strategisch denken aan de overzijde zo up-to-date mogelijk te maken. Zo voeden de supermogendheden el kaar, uit welbegrepen eigenbelang op tot een verantwoordelijk omspringen met de vervaarlijke wapens die tot hun beschikking staan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1971 | | pagina 13