Stadion open op 24 mei
\a1
Meisjesdorp
Al werkelijkheid
Begunstigde
VRIJDAG 31 DECEMBER 1971
Erbij
i
Hoe groot het nieuwe olympische stadion in München ook is, een toe-
schouwersaccommodatie van 80.000 is feitelijk toch aan de bescheiden
kant. Het Aztekenstadion in Mexico (1968) om maar eens iets te noe
men kon 105.000 bezoekers bergen. En er is nog iets in München: men
zal in de vele nieuwe sportaccommodaties vergeefs zoeken naar fraaie
ornamenten, kostbare houtsoorten of marmer. Heel Olympisch München
is strak functioneel en strikt eenvoudig. Bezoekers uit zuidelijke landen
kijken er een beetje vreemd tegenaan ze zijn (van Rome, Tokio en
Mexico) heel wat anders gewend. Maar in het zeer zakelijke gebouw van
het organisatiecomité (400 man in kleine, strakke kamers) wordt onder
streept, dat het zo allemaal welbewust is gedaan.
-
A J
O
BOMEN VOOR DE SPELEN
vvwwvvvvvvvwwvvvwvvwvwwvwiMAfvvvvvvvvvvvvvvwvvv^^
AAA/VWIiAAAAA/VWVVVWV\MZUVWVVVVWVUVVWWVVWVVVVVWVVVV\AA'W^
DE MONNIK BLIJFT, HET RUITERSTADION GAAT
A
Een van de merkwaardige aspecten aan het Olympische
oord op het Oberwiesenfeld in München, is de aanwezigheid
van tweeduizend bomen. Dat komt zo: het Oberwiesenfeld telde
by het begin van alle bouwwerken niet één boom. Nu staan er
1.300, er komen er vóór de zomer van 1972 nog zevenhonderd
by. Ze staan er in groepjes van drie of vier, maar ook in lanen.
Ze staan er voorlopig dik ingepakt tegen de kou, met een
jute deken om en met balken gestut tegen de woeste winden
die nogal eens van de Alpen willen neerkomen. Maar over
enkele maanden moeten ze uitbotten, in blad komen, bloeien
selfs. Juist zoals ze zouden hebben gedaan als ze niet verhuisd
waren.
Want al deze bomen zyn verhuisd. Sterker nog: er is in heel
München niet één boom, al jaren niet meer, die zomaar mag
worden gekapt omdat hy toevallig teveel zon wegneemt, voor
In de afgelopen zomer was de ruwbouw in München (en in Nymphenburg, Ober-
schlieszheim, Riem en Augsburg) klaar. Nu de bossen, heuvels en velden van Beieren
onder de sneeuw liggen, zyn alle installaties onderdak, zodat de afwerking binnen
ongestoord kan voortgaan. Boven de westeiyke tribune van het hoofdstadion (80.000
plaatsen, na de Spelen het weggevertje voor de FC Bayern-München) hangt aan zijn
hoge masten het uit staalvezels en acrylplaten geweven doorzichtige dak dat geen
Münchenaar vertrouwt, ook al heeft het een garantie van tien jaar (maar dat al
stormen met windkracht tien en fikse sneeuwladingen heeft doorstaan). Het begint
er allemaal op te lyken.
Op 24 mei zullen voor het eerst vele tienduizenden dit stadion bezetten, wanneer
het officieel in gebruik wordt genomen. Met een voetbalwedstryd conform de
vredeswil van de Olympische gedachte: tussen West-Duitsland en de Sovjet-Unie.
Om des keizers baard weliswaar, vriendschappeiyk, maar wie mag er wel keizer
heten en heeft men Brandt of Brezjnev wel eens met een baard gezien?
Hoe dan ook: op deze biyde dag in mei zullen de eerste marken van de 1.202
miljoen die terug moeten komen, opgewekt rinkelen in de schatkist van de stad
aan de Isar.
Een binnenplaatsje in het Olympisch meisjesdorp. Er wonen thans twee
duizend meisjesstudenten.
het raam of in de weg staat voor een nieuw gebouw of een
verbeterde straat. Alle bomen van München zyn in principe
voor het Olympisch Comité.
Neem dit stadion. Het zou geen kunst
zijn geweest het voor 120.000 toeschou
wers geschikt te maken. Maar wat had
Bundesliga-topper Bayem München met
zo’n groot stadion gemoeten? Bayern
München is na de Spelen de gelukkige
erfgenaam van de prachtige ovaal-met-
hangend-dak op het Oberwiesenfeld.
Bayem München is niet de enige be
gunstigde. Wat nu omgeven door
hockeyvelden het radio- en televisie-
centrum van de Spelen is, zal straks een
sporthogeschool zijn. De grote judohal
wordt sporthal voor verenigingen, te-
1972 was uitgeroepen en ineens alles
tegelyk aan het Oberwiesenfeld moest
gebeuren. Prof. Behnisch werd tot ar
chitect van het Olympisch complex
benoemd en zijn eerste eis was het
hele terrein volstrekt vlak te maken.
Mannen met waterpassen drongen de
wildernis binnen en in hun spoor
volgden de bulldozers. Zij schoren het
terrein kaal, veegden het puin bijeen
langs de zuidelijke rand tot er hoge
kunstmatige heuvels ontstonden die
nu met gras en struiken beplant zijn
en stootten op de kleine heremiet
in zijn kluis.
Kleine moeite. Niets schrijft men
sneller dan een krachtig bevel tot op-
Voor een deel ervan is de toekomst al
werkelijkheid geworden. In het voorter
rein van dit hoge Studentenviertel ligt
een bescheidener kwartier, uitsluitend
bestaand uit één-persoons-woninkjes In
laagbouw: 1.600 stuks. Ze bevatten elk
twee kamers, een beneden en een boven,
en daarnaast een toilet, een badkamertje
en een keuken. Gegroepeerd in smalle
straatjes met bomen en bloembakken
gescheiden door binnenhofjes, taboe
voor auto’s, vormen ze het woonoord
was geen denken aan, dat te ver
plaatsen.
voor de meisjes uit de deelnemerscon-
tingenten. Van het herengedeelte zijn
ze gescheiden door de gezamenlijke res
taurants.
Als een soort Bijlmermeercomplex
ziet dit stuk Olympisch dorp er
uit.
il-
en
iet
ri-
„We hebben eigeniyk niet gebouwd
voor de Olympische spelen, we hebben
gebouwd voor wat erna komt en dan
mag je het wereldkampioenschap voet
bal van 1974 ook nog vergeten. Bij alles
wat we hebben geprojecteerd, hebben
we geredeneerd: wat houden we er voor
de stad en het land en voor de sport aan
over. En hóé houden we het over. Daar
om is vanaf het begin een na-Olympi-
sche bestemming gegeven aan alles wat
we hebben gebouwd. Je kimt het ook
anders zeggen: als er zo’n bestemming
niet voor te vinden was, hadden we het
niet gebouwd. Of tijdelijk opgetrokken,
maar dat is niet veel, wat semi-per-
manente tribunes.,’ Het organisatieco
mité is daar heel consequent in geweest.
Wat was dit Oberwiesenfeld eigen
lijk, eer het onvoorstelbare bedrag
van 1972 (men lette op het toeval!)
miljoen Deutsche Mark er over werd
uitgestort? Eigenlijk een partijtje on
geregeld. in het hart van de 1,3 mil-
den van het wedstrijdterrein en daar
van gescheiden door de Mittlerer Ring
ligt het Olympisch Dorp met oostelijk
de hoge flatgebouwen voor de deelne
mers en westelijk het persdorp met
perscentrum, respectievelijk voor 12.000
en 6.500 personen. De kamers van het
persdorp zullen worden samengevoegd
tot flatwoningen, die door kinderrijke
gezinnen voor weinig geld gekocht of
gehuurd kunnen worden. Van het deel-
nemers-dorp gaat de helft straks als
flatwoningen in de verkoop, de andere
helft zal dienen als studentenhuisves
ting. Nu al staat op de twintig verdie
pingen hoge woonblokken de bestem
ming aangegeven: Studentenviertel.
Wanneer vadertje Timofej morgen
ochtend vroeger dan anders zal rond
rommelen in zqn karige kluis op de
zuideiykste terrassen van het Ober
wiesenfeld, zal hy tussen de vele ge
beden, die hy heeft te prevelen eer de
zon opkomt, een paar woordjes ten
goede spreken van de man die één
enkele medemens belangryker achtte
dan een paar miljoen harde Duitse
marken: Herr Professor Günther Beh
nisch, bouwer van het Olympia-com-
plex voor 1972. En de kleine ortho
doxe monnik zal een kaars extra
branden voor de ikoon van de moeder
Gods, de Theotokos uit dankbaar-
Günther Behnisch heeft er niet lang
over hoeven peinzen. „Een levend
mens is meer waard dan duizenden
kubieke meters beton de monnik
blijft waar hij is, het ruiterstadion
wordt verplaatst”, zei hij. En precies
zo is het gebeurd: op nog geen halve
kilometer van de plek, waar in augus-
tus-september van 1972 honderddui
zenden mensen bij elkaar zullen kri
oelen, staat het huisje van de monnik
Timofej ongerept onder de hoge don
kere lucht, die de gele weerschijn
heeft van naderende nieuwe sneeuw
val.
heid, omdat het Olympisch geweld
aan hem is voorby gegaan in weerwil
van het feit dat het gemeenteiyk „Be
fehl” tot huisuitzetting al onder zyn
deur was geschoven. Ze zeggen dan
wel eens: Befehl ist Befehl, jawel,
maar voor vadertje Timofej heeft heel
de harde onverbiddeiykheid van het
geld-is-geld principe dan toch maar
een royale omweg genomen.
Wie een boom kwyt moet, is verplicht het comité te bellen.
Terstond verschynt een ploeg hoveniers met een vrachtwagen
en een reusachtige jute zak. De boom wordt zorgzaam uitge
graven met een hoop grond eraan. De boom gaat daarna in de
zak en op de vrachtwagen. Vervolgens rydt men onder pas
send gezang (een Beier moet minstens één boomlied kennen)
naar het Oberwiesenfeld, waar de kuil voor de nieuwe staan
plaats reeds is gegraven.
vens expositieruimte. De basketbalhal
wordt sporthal voor scholen. Het rui
terstadion in Riem (naar deze plaats
verhuisd omdat opper-architect Beh
nisch de monnik Timofej niet uit zijn
kluis op het Oberwiesenfeld wilde ver
jagen) wordt een ruiter-hogeschool. De
turnhal blijft, het zwemstadion ook (met
een kleinere bezoekersaccomodatie) en
het schitterende wielerstadion met zijn
unieke overkapping blijft eveneens.
Voor al deze bouwwerken zijn ofwel na
tionale ofwel plaatselijke bestemmingen
gevonden.
Het sterkst spreekt het blijvende ka
rakter van al wat voor de Spelen is
gebouwd, uit de kwartieren voor deel
nemers, officials en pers. Pal ten noor-
donderen. Wat deed de monnik Timo
fej. Protesteerde hij? Nam hy een ad
vocaat in de arm? Schreef hy een
brief aan de voorzitter van de Lan-
desrat? Trok hy gezagsgetrouw
toch maar stilletjes weg? De kleine
kluizenaar pakte het bevelschrift,
streek het glad, haalde stijfsel en
plakte het papier op de muur van zyn
kluis. Daar zagen toevallige bezoekers
het. zy waarschuwden de pers. Die
stortte zich met gloeiende borst op de
story van het jaar. Een huizenhoog
conflict dreigde. Aan de ene kant de
monnik aan de andere de stad Mün
chen en het land Beieren. Op de
plaats van de kluis had prof. Behnisch
een ruiterstadion geprojecteerd. Er
De bouw van dit meisjesdorp is zo
snel gegaan, dat het organisatiecomité
het zonde vond om het een jaar leeg
te laten staan. Daarom zyn deze huis
jes nu al uitgegeven: aan meisjes-stu-
denten. Ze wonen er met 1.600 (en met
nog eens 400 ernaast, in etagewoningen)
en het is er een heel huiseUjke boel,
met druk-gebruikte telefooncellen om
de hoek, met een hond op de stoep en
een poes voor het raam. Huur per
maand: 130 en die huur zal na de
Spelen niet hoger zyn.
Er is aan deze bewoning één voor
waarde gesteld: in maart moet iedereen
eruit. Dan krijgt het dorpje een laatste
goede beurt eer de Olympiërs er binnen
trekken. Er zyn studentengroepen die
vinden dat dit een gruwelyk schandaal
is. In de Saarstrasse, bij het „Komitee”,
heeft men er een vermoeide glimlach
voor over.
joen inwoners tellende Beierse me
tropool. Uit de vorige eeuw: oefen
terrein voor de koninklijke ruitery
der Wittelsbachers met stallen en ka
zernes, vervolgens een tijdlang lucht
haven, daarna via 40-45 krater-
landschap als gevolg van geallieerde
bombardementen, kortelings nog
crossterrein voor auto’s en motoren.
Waardeloos, zo waardeloos dat nie
mand er bezwaar tegen had toen va
dertje Timofej er in 1952 een hoekje
voor zichzelf en zyn kluis vond: „Der
Eremit” noemden ze hem en als hij
op de vuilnisbelt wilde wonen, dan
was dat best.
Minder best werd het pas in 1965,
toen München tot Olympia-stad voor
„We hebben niet gebouwd voor de
Dat hier en daar niet een fraai exemplaar gewoon is
gekidnapt, wil men by het organisatiecomité niet voluit tegen
spreken. De hoveniers van de Spelen zyn yverig, séér yverig.
Spelen, maar voor de tijd er na”
s