Cousteau en de haaien:
Carl Lans: auteur van
spannend avontuur
een
eerste Nederlandse
science-fictionbundel
nog een boek over Maffia
CIA-bons bundelde verhalen
over
internationale spionage
bk
„De Professor”
i
NIEUWSGIERIG NAAR TOEKOMST VAN MENS
ALARM TEGEN
VERVUILING
Mensen en hun
organisaties
Oranje fotohoek
Gladde thrillers
van Paul Gallico
I3OI=KI=NWI=I:K
KORAALWERELD STERFT AF
I
Maffia
I
WOENSDAG 23 FEBRUARI 1972
Indrukwekkend
De tijdmachine
Tijgers van de zee
Hoorspelen
9
I
i
Queen
Kwartet
-
B A
A
DE AMERIKAANSE GEHEIME-dienstman Allen
Dulles, voormalig opperhoofd van de beruchte inlich
tingendienst CIA, heeft gemeend een aantal spionage
verhalen te moeten bundelen onder de titel „De beste
spionageverhalen ooit geschreven”. De Nederlandse
versie ervan is uitgekomen bij de uitgeverij Hollandia
in Baarn in de vertaling van J. F. Kliphuis.
Milieu-aantasting
DE NAMEN JACQUES-YVES
en Philippe Cousteau waren al
lang identiek aan alles wat met
onderzees onderzoek te maken
heeft, maar na de TV-uitzendin-
gen van de films over de „Calyp
so” (het langzamerhand fameuze
schip van de Cousteau-expedities)
weet iedereen zo langzamerhand
wel, dat vader en zoon Cousteau
als de grote deskundigen op het
gebied van het diepzee-onderzoek
gelden. De Franse vader en zoon en
Philippe Diolé hebben twee fraaie
boeken samengesteld, waarin ze
een deel van hun onderzoekingen
hebben vastgelegd, met de schrijf
machine, maar wat de boeken
zo extra aantrekkelijk maakt
ook met de camera. Men voelt bij
wijze van spreken de neiging om
tijdens het lezen een handdoek bij
de hand te hebben teneinde zich
bij het bovenkomen van de dui
kers ook af te drogen. Zozeer kan
men zich „verdiepen” in de avon
tuurlijke tochten op, maar vooral
onder de oppervlakte van zeeën.
De uitgever (A. W. Bruna en Zoon,
Utrecht) van „Haaien, roofridders
van de zee”, en „Leven en dood in
de wereld van het koraal”, zou
eigenlijk maar een handdoek bij
de boeken moeten insluiten.
SF-redacteur
fea
-1
Wat beweegt ee« rechtschapen psycholoog
om huisleraar te worden van kinderen
van Amerikaanse MaWa-letders? £en reeks
ware gebeurtenissen vormen de basts
van deze Maffia-roman, de meest onthutsende
sinds ’De peetvader’!
(Van onze correspondent)
SWOLGEN Wil men Carl Lans, Nederlands science-fictionauteur
en de eerste die in dit genre een verhalenbundel („Werelden onder de
horizon”, uitgeverij Luitingh in Laren) publiceerde, bezoeken, dan moet
men, om in SF-termen te spreken, een sprong in het onbekende wagen.
Lans en zijn vrouw hebben zich in hun vlucht voor de overbevolkte
steden van de Randstad verscholen in een boerderij aan een zandpad
in het dorpje Swolgen. Wie wil weten waar dat ligt moet maar de kaart
van Noord-Limburg opzoeken en tussen Eindhoven en Venlo de ge
meenschappen Sevenum, Horst en Tienray opzoeken, dan komt men er
waarschijnlijk wel uit.
«mm
AkMUfl
ssen
wei-
JOHN BINDELS
ende
J. B.
eden
zoor-
reide
,Gis-
erta-
n de
met
idels
van
indel
eens
it in
t in
l. en
sagd
baar
gen concentreren zich rond vier voormalige Franse verzets
strijders die na de oorlog maar ook nu weer voor een goed
doel nogmaals de behoefte voelen tot het plegen van een
echte „kraak”. Hun vroegere commandant bij de Maquis weet
echter steeds weer met „superieure intelligentie” de zaken in
goede banen te leiden.
Zoals met de meeste verhalen van Gallico het geval is, zitten
ook hier de „plots” uitstekend en zeer logisch in elkaar. Maar
toch kan ik mij nooit onttrekken aan het gevoel dat het alle
maal net iets te gladjes is gemaakt. Je kunt bijna steeds min
of meer aanvoelen wat er gaat gebeuren. De echte „suspense”
ontbreekt aan de verhalen. En dat maakt de boeken van Gal
lico, althans voor mij, toch minder aantrekkelijk als echte
ontspanningslectuur, wat zij toch beogen te zijn. Met Gallico’s
avonturen heb je altijd het gevoel dat het allemaal net buiten
de werkelijkheid staat, ook al zegt de uitgever dan ook dat
Gallico zijn figuren „altijd zo goed weet te plaatsen tegenover
de actuele feiten”. Wat dit ook moge betekenen, spannend zijn
de verhalen van Gallico zeker. Dat wel.
ijzers om met hun geweldige muilen.
Meer dan eens ook beten haaien da
telefoonlijnen van de duikers naar het
schip kapot. Over geweldige haaiemui-
len gesproken: de bek van de grootste
haai de walvishaai, die 22 meter
lang kan worden is zo ongeveer
twee meter breed en vijftig centimeter
hoog.
BIJ DE WERELDBIBLIOTHEEK in Amsterdam verscheen
onlangs in de vertaling van Kees Schaap „Rivièra Kwartet",
«en bundel van vier verhalen van Paul Gallico. De vertellin-
oofts
>ësie.
r de
icht-
t al
Dui-
I en
cwa-
Wim
poot
wil
on
tberg
hun
r de
Bert
het
Imen
ruim
v de
de-
11.
Mijn
pert.
aan
arse
ge-
■r is
in
rren
serie
;ven
'afe-
ndat
vige
de
baar
nog
l bij
uren
m,
r»».
l
escio
e X
;ege-
ïgter
Het lezen van H. G. Wells’ „De
Tijdmachine” in zijn jeugdjaren heeft
looft
i. P.
serie
ik en
Hoewel de fragmenten die door Dulles zijn uitgekozen en
door hemzelf steeds woren ingeleid, zeer goed leesbaar zijn,
voor een deel ook dankzij de werkelijk uitstekende vertalin
gen, ontbreekt er toch iets essentieels aan deze verzameling.
Van echte verhalen is namelijk nauwelijks sprake. Er is maar
één afgerond verhaal bij, namelijk „De Bruce-Partington
tekeningen” van Arthur Conan Doyle. En dat is dan weer ge
haald uit „De latere avonturen van Sherlock Holmes”.
Eén complete vertelling dus, de rest zijn gedeelten uit
spionageromans van zeer bekende auteurs zoals Joseph Con
rad, Leon Uris (een stuk uit Topaz), Arthur Koestier, Vladimir
Nabokov en Rudyard Kipling. Als gevolg van dit fragmenta
risch weergeven uit vaak vrij omvangrijke romans, wekt de
bundel soms de indruk een bijeengeraapt zootje te zijn. Wat
jammer mag worden genoemd voor de moeite die, ook aan de
grafische, verzorging van „De beste spionageverhalen" is be
steed.
Voor de niet al te veel eisende lezer echter misschien toch
wel een aanbevelenswaardig stuk verstrooiingslektuur.
BIJ HET SPECTRUM in Utrecht is in de Prisma detective
reeks alweer een Ellery Queen verschenen onder de titel „Ho
ren, zien en zwijgen” in de vertaling van C. M. Botje-Zoet-
mulder. Zoals ik al eens meer heb gezegd, zijn de „crime sto
ries” van Ellerly Queen altijd meesterlijk van opzet en vaak
uitermate spannend. Maar als Ellerly, deze ongenietbaar
eigenwijze zoon van inspecteur Queen, zoals in dit verhaal,
weer eens de hoofdrol speelt, is voor mij de lol er alweer gro
tendeels af. Maar wie zich niet aan de opgeblazen, cliché
matige wijsneus stoort, zal aan „Horen, zien en zwijgen”
ongetwijfeld veel genoegen kunnen beleven.
In dezelfde reeks kwam op de Nederlandse boekenmarkt
„Foto’s voor mevrouw” van Philip Loraine, vertaald door J. P.
D. Baas-van Dijk. Dit verhaal is het verslag van een speur
tocht nadat de succesvolle televisie-presentator Alain Hardy
persoonlijk is aangevallen op zijn verleden, waarin hij, o
schurk, buiten medeweten van zijn vrouw een verhouding zou
hebben gehad met een welgeschapen juffrouw. Het feit dat
zowel zijn baas als zijn vrouw anoniem op de hoogte wordt
gesteld van zijn misstap, betekent het einde van Hardy’s car
rière.
Loraine pleegt in zijn verhalen en passant nogal eens tegen
een heleboel morele heilige huisjes van het „establishment”
aan te schoppen en doet dat ook in „Foto’s voor mevrouw”.
Tegen het decor van een hypocriete samenleving heeft hij een
zeer spannend detectiveverhaal in elkaar getimmerd.
Bij de Prisma detectives ook een heruitgave, en wel van
„Moord in het villapark”, geschreven door niemand minder
dan de oude meester wijlen Edgar Wallace. In deze thriller
Maar er is een ander, afschuwelijk
aspect, waarvan de Oalypso-expedlitie
moet getuigen: de milieuaantasting van
deze schitterende wereld onder de wa
terlijn. Eén van de opdrachten van de
expeditie was te ontdekken, welke
schade er tot dusver is aangebracht
aan het leven in de zee. En de conclu
sie van het onderzoek luidt: „de wereld
van het koraal, die zich als een groot
sprookjesland van schoonheid en kleur
uitstrekt over een groot deel van de
aarde, sterft”. Cousteau en Dtolé stellen:
„De publieke opinie bekommert zich
nog steeds hoofdzakelijk om de vervui
ling van steden, van de lucht en van
de rivieren. Dit is begrijpelijk, omdat
het op het eerste gezicht lijkt dat de
mens daardoor zwaarder getroffen
wordt dan door de vervuiling van de
zee. Niettemin zijn er een paar men
sen, die zich bewust zijn van het feit,
dat ook de zee gevaar loopt en dat
vervuiling van het zeewater een cata
strofale uitwerking zal hebben op het
leven van het land, want de zeeën
zorgen voor de regulatie van het leven
op de hele planeet.”
Gelukkig is er de laatste tijd na
affaires met gebroken tankschepen
wat meer positieve activiteit op het
gebied van de milieubescherming op
zee waar te nemen. Maar de controle
is moeilijk. En zolang er nog met
name radio-actieve afval in zee ge
dumpt wordt en rivieren als de Rijn
een rioolfunctie houden, is optimisme
nog een niet op te brengen zaak.
HANS ROMBOUTS.
„HANDBOEK VOOR vervuild Ne
derland” is een verzameling inzichten,
uitspraken, registraties, alarmeringen
en filosofieën van mensen die beducht
zijn voor het snelle verval van het
leefmilieu in ons land. Een verval dat
eensdeels het gevolg is van de techni
sche en sociale welvaart, waarbij een
verschuiving <van waarden in het ge
ding is, en anderzijds rechtstreeks te
maken heeft met de snelle bevolkings
groei, die een uitputtend effect heeft
op het biologisch evenwicht.
De les van het boek is dat we op de
verkeerde weg zijn. Er moet een nieu
we inhoud worden gegeven aan het
begrip welvaart waarbij consumptie-
voorkeuren die fataal op het leefkli
maat uitwerken massaal gewijzigd zou
den moeten worden. Tot heden verrijkt
de volwassen consument zijn bestaan
met de vervangingsmiddelen van de
verdwenen menselijkheid, constateert
Wouter van Dieren onder wiens redac
tie het boek is uitgegeven. De behoefte
aan het emotionele surrogaat is de
basis van een welhaast neurotische
drift tot economische groei, die voor
een belangrijk deel weer milieubederf
veroorzaakt. En tegenover de individu
ele behoefte aan rust, stilte en geluk
komen steeds meer de vijandige wen
sen van het gezag te staan. Dat ingrij
pen wordt dan weer ingegeven door
dezelfde emotionele onderdrukking die
tot overconsumptief gedrag aanleiding
geeft, is de visie van Van Dieren. Hij
ziet de milieu-aftakeling als de „toorn
des overvloeds”
andere gangsters met hun kroost bij hem. Het wordt steeds
moeilijker zich buiten dit milieu te houden.
„De Professor” is een uitstekende roman geworden, veel
minder rauw dan „De Peetvader” maar daarom niet minder
beklemmend voor wat betreft de beschrijving van de macht
die een organisatie als de Maffia in een hoog ontwikkeld land
vermag uit te oefenen. Volgens de uitgever vormt een aantal
ware gebeurtenissen de basis voor de roman. Dit lijkt, gezien
de ingehouden stijl waarin het verhaal is geschreven, niet on
waarschijnlijk. Een belangrijk aspect is naar mijn mening ook
dat in dit boek de genadeloze, niets en niemand ontziende
misdadigersbende die uitsluitend bestaat uit dieven, moorde
naars en afpersers, hier op geen enkele wijze wordt geroman
tiseerd. De vertaling is zo goed als vlekkeloos.
BIBLIOTHEEK.. Mensen in organisa
Het gedrag van mensen in organisa
ties heeft de sociaal-psycholoog en or
ganisatiedeskundige drs Dekker in de
afgelopen jaren geïnspireerd tot een
reeks kranteartikelen in NRC/Handels-
blad. Ze zijn nu gebundeld in het boek;
„Els? Ja meneer” als een serie subjec
tieve situatiemodellen, die de bedoeling
hebben in de praktijk (van de lezer)
herkend te worden. Het gaat hier om
kritische benaderingen, die uitdrukke
lijk geen oplossing bieden voor de
vraagstukken die erin aan de orde ko
men. Het blijft bij persoonlijke analy
ses van de schrijver, met als conclusie
dat een ideale organisatie even onwer
kelijk is als ideale werknemers dat zijn.
In feite beschrijft Dekker het profes
sionele rollenspel, dat op een zo doel
matig en zo rendabel mogelijke produk-
tie gericht moet zijn, maar in de dage
lijkse loop van het bedrijfsgebeuren
vaak een stroef functionerend appa
raat, vol machtsrivaliteit en statusja-
gerij laat zien. (Paris Amsterdam).
HET „GROOT ORANJE FOTOBOEK”
van Uitgeverij Zomer en Keuning, Wa
peningen is weer verschenen.
Alfred A. Rau en een uitgelezen
schare van zijn vakbroeders-fotografen
onder wie onze persfotograaf C. de
Boer leverden hun beste „oranje
foto’s" voor dit jaarboek van het Ko
ninklijk Huis, dat een verantwoorde
tekst laat voorafgaan aan goed
ingedeelde fotoreportages van de ko
ningin en prins, hun dochters en
schoonzoons en haar kleinkinderen.
Veel bekende maar ook nog niet
gepubliceerde foto’s van de oranje-fa-
milie waaronder ook opnamen die
prins Claus maakte vullen een dik
boek dat als uitgebreide „jaaropname”
zijn waarde houdt en een stukje histo
rische documentatie vormt in de reek
sen Oranjefotoboeken, die al versche
nen zijn en ongetwijfeld nog jarenlang
zullen verschijnen.
zich ook met componeren bezig en het
schrijven van teksten.
„Maar dat was allemaal niets Mijn
vrouw, die veel zakelijker is dan ik,
ging met mijn liederen bij de
omroepen langs. Dirk Verel, radiodra-
maturg bij de NCRV (hij is overleden),
vroeg toen: Waarom schrijft hij geen
hoorspelen?
Goed, ik ben dus hoorspelen gaan
schrijven. Nee, niet direct SF. Andere
dingen onder meer het luisterspel „Ra
vijn”, dat over ellendige woontoestan
den in Napels ging. Ik had daar merk
waardig veel succes mee. Ik bedoel,
ik had ook wel muziekkritieken gehad,
maar dit was toch iets anders.
En toen kwam de KRO en vroeg of
ilk een science fiction hoorspelenserie
wilde schrijven. Dat was vlak nadat de
ongelooflijk populaire „Sprong in het
heelal” was geëindigd. „Testbeman-
ning” heette de serie, die ik schreef en
het succes was net zo groot. De twee
boeken, die ik er later uit distilleerde,
werden ook erg goed ontvangen
Ik heb de 29 delen (van elk veertig
minuten) in zes weken min één dag
geschreven. Ik sta er nu nog versteld
van als ik er aan terugdenk. En dan te
bedenken dat ik het schrijven van
kranteartikelen altijd slecht beheerst
had en eigenlijk alleen maar schrapte”.
Carl Lans, die zijn werkzaamheden
verdeelt tussen het reizen door de
provincie Limburg in zijn functie van
sociaal ambtenaar bij het ministerie
van defensie met standplaats Roer
mond en het schrijven, redigeren en
vertalen van science fiction, bevalt het
best in Swolgen.
In die pastorale stilte en rust willen
de gedachten aan SF, kosmos en
toekomst best gedijen. Waarom zijn
brandende interesse voor het littera-
tunrvak science fiction?
Uitgeverij Luitingh vroeg in 1964 of
Carl Lans redacteur wilde worden van
een SF-reeks. Daarvoor had hij Ruud
Groot al enige tijd geholpen bij de
redactie van een SF-serie van Meulen-
hoff. „Dat redigeren van zo’n serie lijkt
gemakkelijker dan het is. Je moet
honderd boeken doorlezen voordat je
één goed vindt. Ook bij de SF, net als
in alle andere litteraire genres, is 95
percent rommel. Ik verzamel al twintig
jaar SF en het beste daaruit heb ik
overgehouden. Je hebt vanuit die erva
ring een goede zin voor selecteren
overgehouden.
Bij Luitingh ga ik dan ook heel
selectief te werk Er verschijnen in die
door mij geredigeerde reeks zo’n vier
tot vijf titels per jaar. Bruna en
Meulenhoff bijvoorbeeld geven het tien
voudige daarvan uit, maar moeten het
dan automatisch meer in de kwantiteit
dan de kwaliteit zoeken. De Luitingh-
SF blijkt veel succes te hebben en de
uitgever is erg ingenomen met de ver
koopcijfers.
Omdat Luitingh echter een klein be
drijf is blijkt er niet erg veel geld te
zijn voor goede vertalers. En SF is erg
moeilijk in het Nederlands te vertalen.
Vandaar dat ikzelf ook blijf vertalen.
Omdat ik van mening ben, dat je zelf
auteur moet zijn om de inventiviteit te
bezitten, die voor het vertalen van SF
nodig is.
Tips van Carl Lans voor SF-verta-
lers: „Ga met je gezicht naar de lezer,
niet naar de schrijver staan Laat
steeds voorop staan: Hoe vertel ik zo’n
lange Engelse zin in het Nederlands
om de bedoeling ervan aan mijn lezer
duidelijk te maken. Dat betekent, dat
je eigenlijk als vertaler net zo rijk aan
invallen moet zijn als een schrijver
van science fiction-fantasieën. Nog
maals: je moet eigenlijk zelf schrijver
zijn”.
Wat de mensen elkaar ook voor
vreselijks aandoen, er is een kosmische
kracht, een corrigerend beginsel (noem
het God of iets anders), die alles weer
normaliseert. Het gezond verstand wint
het voor mij uiteindelijk toch van de
vernietigingsdrang.
„Nieuwsgierigheid. Ik wil weten
en wie niet wat er nè mijn dood zal
gebeuren. De mens kén zich overigens
zijn dood niet indenken, omdat zijn
ingekankerde wens is voort te blijven
bestaan. Hij wil weten wat er verder
gebeurt, net zoals hij wil weten hoe
een boek, waarvan de laatste vijf blad
zijden ontbreken, afloopt.”
Carl Lans’ belangstelling voor de mens
in de science fiction bepaald en door
zijn werk als sociaal ambtenaar is hij
ook zeer geïnteresseerd in de SF, die
zich met een veranderende maatschap
pijstructuur bezig houdt
In hetzelfde boek zijn de „Notities
van een verontruste” van wijlen God
fried Bomans verschenen, die inmid
dels al enkele dagbladen hebben ge
haald. Boman’s verontrusting had voor
namelijk betrekking op het feit dat we
alarmeren, maar het daarbij laten.
Juist de berusting en het ongemoti
veerde geloof in een wetenschappelijke
remedie tegen de milieuverstikking,
kortom al hetgeen Bomans samenvatte
onder de term „escapisme”, verontrust
te hem. Er zou een nieuwe bodem
onder het menselijk bestaan geschoven
moeten worden. Een blootvoeter, een
heilige van deze tijd zou ons de weg
daarheen moeten wijzen, aldus Bo
mans.
Nogmaals, de mens in de SF staat
voor mij voorop. Omdat die mens zo’n
merkwaardig ongebalanceerd wezen is,
dat niet vrij of gelukkig wil zijn.
Vrijheid zonder banden, geluk zonder
smart bestaat niet. Deze krachten roe
pen altijd tegenkrachten op. De wereld
zal nooit een paradijs zijn, maar ook
zichzelf nooit vernietigen. De wereld is
als de mens, draaiend tussen de polen
liefde (naar binnen in de eigen kring)
en haat (naar buiten, het onbekende),
een tweeslachtigheid, door de oude
Chinezen al in het symbool Yin en
Yang uitgedrukt.”
IN DE VERTALING van J. F. Niessen-Hossele verscheen
enige tijd geleden als paperback bij Bruna in Utrecht „De
professor” van de Amerikaan Jack Lynn. Dit is het tweede
boek over de praktijken van de Maffia in de Verenigde Staten
sinds Mario Puzo zijn onvolprezen „Peetvader” schreef. De
professor in kwestie is een vooraanstaand Amerikaans geleerde
en psycholoog, die het via een armoedige jeugd in de sloppen
en stegen van Brooklyn heeft gebracht tot de hoogste regionen
van de wetenschappelijke „happy few” in Amerika. Hij wordt,
zeer tegen zijn wil, door een collega geïntroduceerd bij een
zeer rijke patiënt, een Maffia-bons die een zoon heeft met
zeer speciale opvoedings- en aanpassingsmoeilijkheden. Pro
fessor Pastore aanvaardt met tegenzin de opdracht de zoon
van de schurk te behandelen, maar weigert meer te accepteren
dan het normale honorarium om onafhankelijk te kunnen blij
ven tegenover het misdaad-syndicaat. Hij behaalt echter on
gewoon goede resultaten met het jongmens en dan komen ook
Als je ziet, wat voor duizelingwek
kende curve er is in de ontwikkeling
van maatschappij en techniek dan
móet je wel brandend nieuwsgierig
zijn naar die toekomst. En dan moet je
wel zo pessimistisch zijn om te ver
wachten dat zo’n opgaande lijn ook
naar beneden kan klappen. In mijn
verhalenbundel kom je dat pessimisme
ook tegen, maar de slotconclusie geeft
toch hoop.
■"'A
In het boek Haaien hebben vader en
zoon Cousteau een onderwerp bij de
monsterachtige kop gepakt, dat de
mensheid al eeuwen heeft bezig gehou
den. De haai is altijd het grote, wrede,
voor sommige volkeren goddelijke,
mysterie van de zee geweest. Nu nog is
er geen middel gevonden, dat afdoende
is om zich tegen haaien te beschermen.
Zelfs alle research tijdens de oorlog
(doel: te voorkomen, dat bemanningen
van neergeschoten vliegtuigen of ge
zonken schepen door de haaien zouden
worden opgevreten) haalde niets uit.
De Cousteau’s en hun medewerkers
houden het tot nu toe nog maar op een
knots van een meter met een spijker
tand aan het uiteinde om de beesten
op afstand te houden. En dan zijn er
natuurlijk de haaienkooien, waarin de
expeditieleden zich terugtrekken als
het al te gevaarlijk wordt
Niettemin is zo’n kooi ook nog geen
garantie-ruimte voor veiligheid. Kleine
haaien zwemmen tussen de spijlen
door en grote exemplaren buigen de
Carl Lans studeerde eerst viool,
maar na zijn eindstudie besloot hij
toch maar naar de kweekschool te
gaan, omdat een baan als onderwijzer
meer „vastigheid” beloofde. Nog later
werd hij ambtenaar. Een niet geheel
functionerende arm maakte hem later
het vioolspelen onmogelijk. Hij hield
leidt Andrew Macleod, arts bij Scotland Yard, de klopjacht
op een moordenaar en vindt daarbij de niet begrijpende Stella
en een sinistere chanteur genaamd Abraham Selim op zijn
weg. Volgens het bij de liefhebbers ongetwijfeld bekende Wal
lace recept worden in deze speurdersroman spanning, grol en
griezel op ingenieuze wijze gecombineerd tot een meesterwerk
in dit genre. De vertaling is van L. Montagne-Andres.
JAAP FABER
Juist door de vrij nuchtere manier
van beschrijving van de gedragingen
van het haaienvolk, dait sedert miljoe
nen jaren weinig veranderd schijnt te
zijn, is dit boek zo indrukwekkend en
bijzonder boeiend. Bij de beschrijving
van de toestand van razernij waarin
een school haaien raakt als er eenmaal
bloed gevloeid heeft knijpt men de te
nen samen.
In het boek „Leven en dood in de
wereld van het koraal” ook weer
overdadig en weelderig van kleurenfo
to’s voorzien krijgt men een alge
meen beeld van het leven onder de
zeespiegel, een wonderlijke wereld,
waarvan we maar heel weinig af we
ten. In de diepste diepten zijn we
technisch daartoe nog niet in staat
nooit geweest. En wie zal zeggen, wat
voor onbekende wezens daar leven? D*
Cousteau’s getuigen ook hier weer van
hun gepassionneerde liefde voor het
diepzeeleven met zijn prachtige, kleur
rijke vormen.
Carl Lans: „Wat science fiction voor
mij ook zo boeiend maakt, is de tegen
stelling tussen het individu en de mas
sa, die zich daarbij altijd openbaart.
Het individu, dat zich verzet tegen de
gevestigde orde, speelt vaak de hoofd
rol in SF. Vaak is deze enkeling ook
verward met het type „held” zodat
misschien daaruit valt te verklaren dat
SF als jongenslectuur is begonnen en
door velen nu nóg niet volwassen
wordt verklaard."