Drieëntwintig jaar na de breuk met Peking D citeert Nixon Mao's rode boekje r ^5 ir a [ff w FORMOSA ah symbool van een hardnekkige politieke illusie n ir I A (Van onze redactie buitenland) Brief „Kwaadaardig” Rode boekje I, ji1 3 I, E HANDDRUK in Peking tussen de Chinese premier Tsjoe En Lai en de Amerikaanse president Richard Nixon op maandag 21 februari kan men zonder over drijving historisch noemen. Achttien jaar geleden in Genève weigerde de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, Dulles, de uitgestoken hand van dezelfde Tsjoe te schudden. Acht jaar later telegrafeerde de Amerikaanse topdiplomaat Harriman naar Washington of hij de Chinese minister van Buitenlandse Zaken Tsjen Li wel een hand mocht geven. Het zijn evenzo vele voorbeelden ter illustratie van de Amerikaanse diplomatie ten opzichte van de Chinese Volksrepubliek. De aankomst van Nixon afgelopen maandag werd verder geken merkt door nauwelijks enige publieke belangstelling in de straten van de Chinese hoofdstad, èn door de Amerikaanse vlag, die voor het eerst sinds de communisten in 1949 aan de macht kwamen weer in de Chinese hoofdstad wapperde. Zo begon dan „het meest riskante avontuur uit Nixons loopbaan”, zoals de Franse China-kenner André Malraux het bezoek aan Peking van de Amerikaanse president heeft genoemd. „Oog om oog” CHINA EN AMERIKA INVERHOUDING IO •wlfcri i vm TSJANG KAI SJEK A b IS3^HHBHDQHBUMHaB2K Erbij Mao Tse Toeng tijdens een veldtocht tegen het leger van Tsjang Kai Sjek in de jaren na de tweede wereldoorlog. IN EEN BRIEF van de Amerikaanse staatssecretaris Dean Acheson aan de toenmalige president Truman, waarin een Amerikaans witboek over de China- politiek wordt samengevat kan men ook interessante gegevens aantreffen over de plotselinge omslag in de Amerikaanse politiek tegenover het China van Mao. Vroeg of laat komt de waarheid aan het Licht en dan is het dubbel nadelig voor de Amerikanen, ten eerste omdat het weerzinwekkend is te zien hoe het meest doorvoede land ter wereld zich verkneukelt dat anderen zelfs als het communisten zijn honger lijden, en in de tweede plaats omdat men ontdekt dat het niet China is, maar in hun eigen kamp bijvoorbeeld in Centraal- of Zuid- Amerjka dat er mensen sterven van ondervoeding. Vandaag eet een boer in Kwantoeng heel wat beter dan een boer in het Indische Kerala en dit is in Azië bekend.” China Ver Stalen BEVOLKING 1 China 602 millioenj Ver.Slalen 162 mill. nieuws over de heropende betrek kingen tussen de Verenigde Staten en Peking-China, de recente gege vens over het verloop van de ge beurtenissen tussen 1949 en nu herleest, dan stuit men onvermij- munisme rook beginnen. Die „China- lobby” bestond en bestaat onder meer uit het „Comité van één miljoen tegen de erkenning van communistisch Chi na” een van die uiterst rechtse organisaties die er mede voor zorgden dat na 1949 de Amerikaanse politiek tegenover China onwrikbaar en onbe weegbaar bleef. Kort samengevat wa ren die opvattingen: Formosa is China, de Volksrepubliek bestaat niet en nooit mag het China van Mao lid worden van de Verenigde Naties. Acheson schrijft daarin: „Het hart van China is in communistische handen. De communistische leiders hebben hun Chinese afkomst geloochend en in het openbaar hun trouw aan een vreemde mogendheid betuigd namelijk aan Rus land, het land dat gedurende de laatste vijftig jaren zowel onder de tsaren als onder de Sovjets de meest hard nekkige pogingen in het werk heeft ge steld zijn heerschappij tot het Verre Oosten uit te breiden. In dit speciale ge val ging de buitenlandse overweldiging echter schuil achter het valse front van een reusachtige kruistocht, die door vele Chinezen werd aangezien voor een vol komen nationaal streven.” Acheson onthult in deze brief trou wens ook hoeveel Tsjang Kal Sjek van 1945 tot 1949 van de Amerikanen als hulp kreeg: acht miljard gulden in de vorm van schenkingen en leningen en verder militaire goederen die ver bene den de werkelijke waarde (van vier miljard) werden verkocht. Hoe snel de geschiedenis zich heeft ontwikkeld merkt men vaak pas, wanneer men in verband met bepaalde actuele gebeurtenissen de archieven opslaat. Wanneer men in deze dagen, die bol staan van „De uitbuiters en reactionairen vor men onder alle omstandigheden de minderheid, terwijl de uitgebuiten en revolutionairen de meerderheid vor men. Daarom is de dictatuur van de eerstgenoemden onverdedigbaar, ter wijl die van de laatstgenoemden vol komen te rechtvaardigen is.” De Amerikaanse vriendschap met het regime van Tsjang op For mosa werd duidelijk gedemon streerd door het bezoek van gene raal Maxwell Taylor, die met veel eerbetoon in Taipeh werd ont vangen. Deze foto is in 1954 ge maakt. ting is waarin China zilch al te zeer agressief heeft betoond.” Dan citeert hij een rapport van de Amerikaanse luchtmacht uit die dagen: „We moeten inzien dat er een openlijke oorlogsdaad is bedreven door de vijand, wanneer die vijand een strijdmacht opbouwt bedoeld om ons eventueel te verdelgen, en dat de verdelging van die strijd kracht voordat ze kan worden uitge zonden of ingezet een defensieve daad is en geen agressie. Als natie moeten we begrijpen dat een openlijke oor logsdaad is bedreven lang voor het toebrengen van de eerste klap”. Choms ky schampert hierop: „Men vraagt zich af hoe lang het nog zal d'uren eer de Amerikaanse luchtmacht een defensie ve actie onderneemt tegen dergelijke openlijke oorlogsdaden van de kant van China.” Noam Chomsky ergert zich gruwe lijk aan deze Amerikaanse „contain- ment”-politiek.„Er zit iets heel lelijks in de Amerikaanse reactie op de po ging van China om tot nationale een heid te komen, zich te ontworstelen aan armoede en honger, om een eeuw van vernedering uit te wissen. K.S. Karol stelt”, zo vervolgt Chomsky, „de zaak heel duidelijk: „Door te trachten China te wurgen, dat permanent op de rand van hongersnood heeft verkeerd en door het met bommen te bedreigen, heeft Amerika ertoe bijgedragen de Chinezen te harden en te maken tot wat ze nu zijn. De Amerikaanse anti- Chinese propaganda werkt nu en dan als een boemerang. Farizeïsche hoofd artikelenschrijvers als Joseph Alsop en anderen maken periodiek met verach telijk genoegen melding van Chinese hongersnoden die gelukkig alleen maar in hun verbeelding bestaan; maar hun artikelen worden veel gelezen in lan den met pro-Amerikaanse regeringen, die inderdaad door hongersnoden wor den geteisterd. „Hun systeem is kwaadaardig en an- ti-sociaal. Het grondprincipe van het Chinese r(jk is gericht tegen handel drijven. Dit principe erkent de ver plichting om handelsbetrekkingen aan te knopen niet. Het wordt tijd dat er een einde wordt gemaakt aan deze ernorme aanval op de rechten van de mens door hen in contact te brengen met de westere christelijke naties”. bevolking leeft weer wat nader tot el kaar gekomen. Ook als president Nixon zonder dit te laten merken teleurgesteld is geweest over de koele en onbewogen ontvangst in Peking, dan heeft hij zich snel kunnen troosten, want enkele uren nadat hij het grondgebied van de Chi nese Volksrepubliek had betreden, ont moette hij al partijleider Mao Tse Toeng. De haast waarmee het onderhoud werd gearrangeerd, levert een bewijs van het enorme belang dat de Chinese leider hechtte aan zo’n gesprek. De voormalige communistenjager en medewerker van Joseph McCarthy Richard Nixon heeft, zo bleek deze week het „Rode Boekje” van Mao gelezen. Hij citeerde de Chinese partijleider althans en dat zou hem in de jaren vijftig héél erg kwalijk zijn genomen. Misschien las de Amerikaanse president ook wat Mao in 1966 over de uitbuiters en de uitge buiten schreef: DE WESTERSE landen bedongen in de negentiende eeuw voor hun onder danen, die vanuit China handel dreven „ex-territoriale rechten dat wil zeg gen dat deze handelaren in de haven steden niet onderworpen waren aan Chinees bestuur of rechtspraak. De „o- pen deur politiek” van 1899 gaf de Verenigde Staten dezelfde rechten als Engeland, Rusland, Duitsland en Frankrijk, die toen al tientallen jaren met hun „ongelijke verdragen” in Chi na opereerden en het Chinese volk vernederden. Zo eisten Amerikaanse zendelingen in die dagen dat Bokser- opstandelingen (sociaal-revolutionairen) een „oog om oog, tand om tand” t behandeling moesten krijgen. De inmenging van buitenaf maakte dat het keizerlijke Mandsjoebewind werd afgedankt. De Chinezen kregen er een groot aantal roofzuchtige gene raals („Warlords”) voor in de plaats. Zij bestreden afwisselend elkaar en het zuidelijke China dat onder het bewind stond van Soen Jat Sen, de revolutio naire leider van de „Volkspartij” de Kwo Min Tang. Soen propageerde in zijn gebied de drie volksbeginselen voor de nieuwe Chinese republiek: 1. nationalisme, en vooral verzet tegen heit westerse imperialisme, 2. demo cratie, 3. volkswelvaart. De in 1921 gestichte Chinese Com munistische Partij (Mao Tse Toeng was een van de oprichters), sloot zich op advies van de Communistische Inter nationale (Komintern) bij de Kwo Min Tang aan. In 1925 stief Soen Jat Sen. Zijn opvolger was zijn leerling Tsjang Kai Sjek. Deze boekte een reeks milütaire successen en vormde zelfs een nationa le regering in Nanking (1927). Maar spoedig raakte hij in conflict met de Japanse militaire leiders die «r op uit waren een groot Aziatisch rjjk onder heerschappij van Tokio te vestigen. De Japanse inval in China in de jaren Nixons reis kan een volkomen nieuw begin inluiden voor de Amerikaanse politiek tegenover China. Globaal ge nomen kan men die buitenlandse poli tiek van Washington Indelen in drie periodes' vóór, tijdiens en na Tsjang Kai Sjek. De eerste periode gaat terug tot de negentiende eeuw toen de Euro pese landen en de Verenigde Staten China „ontdekten” als een gebied waar zij een „nationale beschavingsmissie” konden uitvoeren. Dat kwam hoofdza kelijk neer op het vestigen van han- delsmissies en het uitzenden van zen delingen. Men kan in deze dagen heel wart commentaren horen over de Ame rikaanse „liefde voor de Chinezen”, een liefde die in die dagen zou zijn ont staan. HET IS mogelijk dat de Amerikanen betere bedoelingen in China nastreef den dan de Europese landen, die al eerder hun imperialistische voet op Chinese bodem hadden gezet en het l'airvd tot een semi-ko®onie hadden om gevormd. Maar d'at blijkt dlan niet uit de woorden van een als gematigd aan geduide figuur, de Amerikaanse presi dent eh voormalige minister van Bui tenlandse Zaken John Quincy Adams, die in 1842 zei: „De morele plicht om handel te drijven tussen liandlen komt géhleel en all overeen met het christe lijke gebod dat van ons vraagt onze naaste lief te hebben alls onszelf. Maar aangezien China geen christelijke natie is, voelen zijn inwoners zich niet ge bonden aan het gebod om zijn naaste te beminnen als zichzelf’. dertig maakte Tsjang Kai Sjek voor het Amerikaanse publiek plotseling tot een heroïsche christen, die zich moest verdedigen tegen de Japanse barbaren. Maar de Kwo Min Tang onder Tsjang was veranderd van een sociale voor- hoedepartij in een corrupte en onder ling sterk verdeelde conservatieve be weging. Hoe de verhouding tussen de Ver enigde Staten en China in de afge lopen jaren tot een dieptepunt was gezonken toont deze foto van een metershoge affiche. De tekst luidt: „Veel koper produceren, snel ko per produceren, de Amerikaanse wolven met gloeiend metaal over gieten en doden’’. (De foto kan men vinden in het boekje „China en het westen”, uitgegeven door Van Goor in Den Haag). HH EEN GOED voorbeeld van de manier van denken in die dagen geeft de Amerikaanse professor Noam Chomsky in zijn boek „De macht van Amerika en de nieuwe mandarijnen”. Hij schrijft sarcastisch: „Sprekend over de Chinese agressiviteit moeten we in het oog houden dat er één duidelijke rich- delijk op dat zonderlinge, nage noeg onbekende bolwerk van Tsjang Kal Sjek, Formosa. plaatst om zo goed mogelijk te passen in de hemisfeer waarin het gelegen was. In 1625 heersten er de Hollanders. In 1661 werd het veroverd door de zeerover Koxin- ga, niet een Fries zoals zijn naam zou doen vermoeden maar een Chinese kaper, een der merkwaar digste figuren uit de Chinese ge schiedenis, die van Formosa een koninkrijk maakte. In 1683 werd het eiland door de Mandsjoes ge annexeerd, en in de daaropvolgen de eeuwen was het beurtelings in handen van Japanners en Chine- zen, al naargelang de afloop van de oorlogen die deze twee rijken met elkander leverden. De bevol king werd een mengelmoes van rassen, waar tenslotte (na de Tweede Wereldoorlog) nog maar een ding met zekerheid van te zeggen viel, namelijk: dat de For- mosaanse bevolking een onuitroei- bare haat tegen de Japanners had opgevat, zodat de Chinezen er in ieder geval het meest welkom wa ren. Gedurende het bewind van Tsjang Kai Sjek over geheel Chi- na behoorde het tot het Chinese rijk, maar toen Tsjang er na zijn nederlaag binnentrok moest hij de bevolking met geweld onderwer pen en zijn gezag werd in de eerste jaren na 1949 door een ware terreur gekenmerkt, waar door het eiland tenslotte geheel en al toebehoorde aan het „vergrij zende leger van Tsjang”. Het is nu bevolkt door Chinezen die voor 1 het grootste deel in het kielzog van Tsjang Kai Sjek binnentrok ken: soldaten, veel officieren, poli tici van de Kwo Min Tang, rijke vluchtelingen, en aan de wraak L van de communisten ontsnapte E ambtenaren van Tsjangs regime. De oorspronkelijke mengbevolking van Formosa werd verdrongen naar de berggebieden of onderda nig gemaakt aan de horde, die zich rondom Tsjang groepeerde. Deze horde, waarin vooral officie ren een belangrijke rol speelden, legde nauwe banden aan met Chi nezen in de Verenigde Staten en slaagde erin de Amerikaanse poli tiek jarenlang zodanig te beïnvloe den, dat van een erkenning der Chinese realiteit geen spaan te recht kwam. Wie de geschiedenis van de laat ste jaren heeft gevolgd, weet hoe langzamerhand die van Formosa uit gevoede „China-lobby” in Amerika haar invloed zag tanen. De voorstelling als was continen taal China door een „vreemde overheerser” bezet en Formosa het eigenlijk China werd zelfs de meest verwoede communistenhater in de V.S. te machtig. Formosa heeft nu, na Nixons reis naar Peking, eindelijk als „Chinese illu sie” afgedaan. DE CHINESE communisten werden inmiddels in de jaren 1931-’34 van alle kanten opgejaagd door de Chinese ge neralissimo. Zij begonnen in het nauw gedreven aan een tienduizend kilome ter „lange mars” van Kiangsi naar Jenan. De hoofdgroep onder leiding van Mao en Lin Piao telde aanvanke lijk ongeveer honderdduizend man, waarvan maar twintigduizend de be roemde en veelbezongen tocht over leefden. Daar in het verafgelegen berg land van Sjensi werden de grondslagen gelegd voor de tegenwoordige Volksre publiek. De regering in Washington steunde Tsjang Kai Sjek al voor de wereldoor log in zijn strijd tegen de Japanners, maar pas na de aanval op Pearl Har bor kwam het hulpprogramma goed op gang. Amerikaanse waarnemers in China merkten evenwel in 1944 al op dat Tsjangs nationalistische regering zo weinig contact had met het Chinese volk dat het regime na de oorlog nooit in staat zou zijn om het gezag te blijven handhaven. Een van deze waarnemers, John Davis, voorspelde in een rapport aan het Amerikaanse mi nisterie van Buitenlandse Zaken dat China communistisch zou worden. Dat werd hem, toen die voorspelling in 1949 uitkwam, zo kwalijk genomen dat hij uit „veiligheidsoverwegingen” van het ministerie werd verwijderd. Wel een bewijs hoe kil het klimaat toen was geworden .voor de China- NA DRIEëNTWINTIG jaar van drei gen zijn het rijkste land ter wereld en het land waar een kwart van de wereld- experts die aandrongen op betere be trekkingen met het bewind van Mao. Communisten jager Joe maakte dankbaar gebruik koude-oortogmentaMteit en China geweest, wiens vertegen woordigers zowel in het Witte Huis als in het gebouw van de VN in- en uitliepen, wiens positie in i de ranglijst der naties één van de „grote vijf” was. Hoe kon de reali teit in politiek opzicht tot zulke absurde vervormingen worden ge bracht, terwijl toch iedereen op de wereldkaart kon zien hoe de situ atie eigenlijk was: continentaal China met zoveel honderden mil joenen inwoners en zo’n onmeet bare potentie tegenover dat kleine I Formosaanse China, een reus te genover een dwergje van extra klein formaat. Formosa was en is het fort, waar een ontgoochelde Tsjang zich na de nederlaag van zijn legers met het gros van zijn overgeble ven soldaten terugtrok onder be scherming van zijn machtige Amerikaanse vrienden. Dean Acheson als minister van Buiten landse Zaken in de VS en Harry Truman als president waren zo mogelijk nog meer ontgoocheld dan Tsjang, toen de machtige communistische legers in een gi gantische veldtocht geheel conti nentaal China bezetten en overal door de Chinese bevolking als be vrijders werden onthaald. De wer- kelijke bevrijders van China, die het land wilden ontwringen aan de vuist van de Sovjets, waren toch immers de Amerikanen? Uit dit oogpunt verder redenerend, bleven Truman en Acheson het continentale communisme beschou- wen en brandmerken als een „vreemde macht, die de Chinezen had overmeesterd”. Hun mislukte hulp werd goedgepraat met ver- ontwaardigde verwijten aan het adres van Moskou, dat met zijn I wapenhulp en adviseurs de com munisten geholpen had het gezag u van Tsjang Kai Sjek omver te McCarthy van deze kon met behulp van de „China-lobby” zijn hek senjacht op alles wat maar naar com- werpen. In werkelijkheid echter was de communistische veldtocht I tegelijkertijd een massale opstand van de verpauperde Chinese boe- I ren tegen het gezag van Tsjangs „Kwo Min Tang”, de politieke die- 1 tatuur die van China een chaos en een poel van rechteloosheid had gemaakt. Niettemin, Tsjang bleef voor de Amerikanen de enige ge zaghebbende macht over China, al was het stukje China dait hem overbleef slechts een niet-Chinees eiland. Formosa was geen natuur lijk deel van China, het was een eiland dat door de eeuwen heen herhaaldelijk was veroverd en heroverd, tot eigenlijk niemand meer wist wie de oorspronkelijke bewoners waren en onder welk gezag het zou moeten worden ge- Het eiland waar de nu 85-jarige Tsjang als onbetwist staatsleider de scepter zwaait, is tot voor kort het enige „China” geweest waar voor men in de Verenigde Staten oog had. Een eiland van 36.000 1 vierkante kilometer, zuidelijk van het Chinese continent in de Chi nese Zee, is ruim dertig jaar „het” V'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 13