SCHRIJVERS VECHTEN OM STUKJE ONSTERFELIJKHEID
Letterkundig Museum is meer
dan kabinet van
rariteiten
NEDERLAND EN DE BOEKENBEURS IN CAIRO
F|
V-
-'W V
r'k
I
A
1
B
I
F*
i
21
II
BI
jjj
XV. 1
ZATERDAG 11 MAART 1972
Erbij
I
i I
1
r
-
Piëteit
Conserveren
Ook de miskenden
Curiosa
Goede verstandhouding
-
Leeswoede
Taalgevoel
i
y
y «*s
t J!**»
i
Borgers Van Ostaijen-kenner bij uitstek ge
looft dat, getuige de overweldigende belangstelling
voor boekenbals, boekenmarkten en poëzievoor-
drachten in Carré en elders, men kennelijk nieuws
gierig is naar de figuur in de wereld „achter het
boek”, en dat een goed opgebouwde letterkundige
tentoonstelling een stimulans kan zijn tot lezen, of
verder lezen. Daarom organiseert het letterkundig
museum dan ook litteraire exposities, vaak voor
andere instellingen, en jaarlijks een grote (in het
Haags Gemeente Museum) voor zichzelf, zoals vo
rig jaar de Van Ostaijen-tentoonstelling en het
jaar daarvoor de expositie gewijd aan Forum.
t 1
y
-
EN MUSEUM is een instituut dat tentoon
stellingen inricht. Dat geldt ook voor een
letterkundig museum. Vaak wordt het be
zwaar geopperd dat letterkunde ongeschikt is om
te worden tentoongesteld. Je moet het lezen en niet
bekijken. Theoretisch is dit ongetwijfeld juist. Mis
schien is het zelfs wel de verklaring voor het late
ontstaan van dit type museum. Maar de praktijk
trekt zich van dit theoretisch zuivere standpunt
steeds minder aan”. Aldus dr. Gerrit Borgers,
hoofdconservator van het Nederlands Letterkun
dig Museum en Documentatiecentrum, onderge
bracht in een stijlvol achttiende-eeuws pand aan
de smalle Juffrouw Idastraat in Den Haag. Gerrit
,y <w
-
Harry G. M. Prick, conserva
tor van het letterkundig mu
seum, gezeten in de enigszins
bouwvallige leunstoel van
Willem Kloos. Op het hoofd
draagt hij een calotje van
Jacques Perk, in zijn handen
een inktstel van Hélène
Swarth en op zijn knieën een
hoed van Johan W. Schotman.
W. SSSSS BHS
y y
Het „podiumschilderij” van
Jurriaan Schrofer, met de zes
redacteuren van dit maand
blad in 1961. Voorste rij
v.l.n.r.: Gerrit Kouwenaar,
Sybren Polet en Gerrit Bor
gers. Tweede rij: Han Lam
mers, H. J. A. Hofland en
Remco Campert.
WS x'
g
M.
y
f
■y
BOB TADEMA SPORRY
„Ja, we krijgen wel materiaal binnen
van zich miskend voelende auteurs die
denken dat hun werk in de 21ste eeuw
een eigen doos. Je kunt daar aardig
geïllustreerd krijgen hoe Frederik van
Eeden voor de geruchtmakende Lieven
Nijland-mystificatie in de Nieuwe Gids
zijn handschrift verdraaid heeft en dat
bijvoorbeeld Slauerhoffs manuscripten
vaak weinig meer dan bekraste bier
viltjes waren en zijn getikte originelen
overigens weer nauwelijks leesbaarder
zijn dan die „handschriften”.
Met een tikje minder eerbied springt
men om met sommige attributen die
het museum geschonken heeft gekre
gen. Afgezien van toch nog boeken
de Shelley en Keats-collectie van Wil
lem Kloos, de complete bibliotheek van
Slauerhoff, luxe eerste drukken van al
De Merodes’ dichtbundels zijn op de
zolder van het gebouw in stoffige hoe
ken en rommelige kasten de meest cu
rieuze zaken te vinden.
jeugdige publiek, waarbij de mannen in aantal de
vrouwen (meestal studenten) verre overtroffen.
HET LIJKT MISSCHIEN een hachelijke onderne
ming om in ontwikkelingslanden boekenbeurzen te
gaan houden, maar juist daar blijkt meestal een
ware leeshonger, zo geen leeswoede te bestaan,
waaraan te zelden voldaan kan worden. In Egypte
is dat gelukkig wel het geval, al loopt iedere boek-
veiling in Cairo of Alexandrië meteen eivol.
F'SW
L 9
Naast een intensief en volgens dr. Bor
gers hartelijk contact tussen museum
en levende auteurs en nabestaanden,
zijn er legio kenmerkende voorvalle
tjes. De dichter Johan W. Schotman (we
hebben nog een oude hoed van hem
gezien), die zich ten onrechte druk
maakte omdat hij niet in het kaarten-
systeem zou zijn opgenomen; Jan Cre
mer die zelf een Amerikaanse en een
Zweedse vertaling van zijn eerste boek
opstuurde; stapels boeken met her
drukken van onder meer Kousbroek,
Lampo en Wolkers, waarvan eventuele
tussentijds aangebrachte wijzigingen
zullen worden nageplozen en geregi
streerd.
EEN JAARLIJKS WEERKEREND evenement,
waaraan Nederland nu voor dé derde maal heeft
deelgenomen, is de grote internationale boekenbeurs
in Cairo. Dit jaar viel de beurs tussen 27 januari en
4 februari. Hjj werd gehouden in de gebouwen van
het reusachtige tentoonstellingscomplex, gelegen bij
de drukste Nijlbrug, de Kasr-el-Nil. De Nederlandse
afdeling, die zich in een enorm sukses mocht ver
heugen, werd verzorgd door het Grafisch Export
Centrum te Amsterdam. Deelnemende uitgevers,
alle van wetenschappelijke boeken, waren Brill,
Stenfert Kroese, Elsevier, Swets en Zeitlinger, Njj-
hoff, Sythoff-Wolters, om er maar een paar te noe
men. De Nederlandse afdeling had een mooie plaats,
meteen rechts van de ingang van het voornaamste
gebouw. Men verdrong er zich letterlijk rond dé
rekken met wetenschappelijke uitgaven in het En
gels en Frans, de meest gelezen en gesproken talen
in Egypte.
„Voor mijn gevoel blijken de uitge
vers en de letterkundige kritiek prak
tisch altijd op de juiste wijze als zeef
te hebben gefunctioneerd”.
Heeft u niet veel last van mensen
die zichzelf of hun werk een beetje
overschatten en u kisten papier toe
sturen die u alleen maar een hoop
tijd en ruimte kosten?
„Dat komt ook maar zelden voor,
maar het gebeurt soms. Pierre Kemp
bijvoorbeeld doet zich in zijn persoon
lijke papieren somberder kennen dan
in zijn gedichten”.
In de kelders stellen we vast dat ook
oudere, nog levende auteurs, als Engel
man en Van Vriesland hun bescheiden
reeds toegezonden hebben. Ook Ab Vis
ser en Simon Vinkenoog hebben er al
Komt u wel eens een meesterwerk
op het spoor van een miskend au
teur?
Blijkt niet vaak de persoonlijkheid
van een auteur aan de hand van zijn
correspondentie of eigen notities heel
anders uit te vallen dan het bestaan
de beeld dat men krijgt aan de hand
van zijn litteraire uitgave?
BIJ ANDERE LANDEN vergeleken marcheert
Egypte ver vooraan. De Egyptenaar is zeer taalge
voelig, iets waar toeristen zich vaak over verbazen.
Egyptenaren die vijf of zes talen vloeiend maar ook
correct spreken zijn onder de ontwikkelden lang
niet zeldzaam, en zelfs op plaatsen waar op het
platteland veel toeristen komen zoals in Luxor, pik
ken kinderen en jongelui een aardig mondje „bui
tenlands” op. Een Frans- of Engelstalig boek biedt
hun dan ook niet de minste moeilijkheden. Met
Duits wordt het moeilijker, met Russisch, waarvan
men zou verwachten dat het nu wel ingeburgerd
zou raken, kan men het wel vergeten. Mogelijk is
de impopulariteit der Russen, die men meestal zuur
en zuinig vindt, hier debet aan.
Wat op de beurs opviel was het in doorsnee zeer
Kennisnemend van die veelheid aan
conserveringsmogelijkheden en al die
noeste arbeid welke verzet wordt in
het letterkundig museum, wordt het
duidelijk dat het voor een Nederlands
auteur als hij tenminste niet een
heel erge knoeier is uiterst moeilijk
is om de vergetelheid in te gaan, of er
zal een bom moeten vallen op het
pantheon in de Juffrouw Idastraat.
VAN LIEROP
Egyptische kinderen zich tenslotte wel vermaken
met een Arabische Winnie de Poeh, en niet met Pin
keltje? Dat onoverwinnelijke dwergje zou zeker
aanslaan. Er komt nog bij dat het voor Nederland
geen bezwaar is om kant en klare Arabische verta
lingen te leveren.
Wat andere inzendingen betreft nog het volgende.
Oost-Duitsland had een aantal goede wetenschap
pelijke, en een aantal niet te pruimen zo saaie
jeugdbladen uitgestald. De nieuwe tijd is daar ken
nelijk voor de jeugd nog niet toegestaan. Egypte
zelf kwam met de duurste van alle dure korans in
fluweel, goud op snee en prachtige druk; daarnaast
waren er studieboeken, zeer goedkoop en op slecht
papier uitgevoerd, en verder wat bij ons damesro
mans maar in Egypte mannenkost is, op het randje
van pornografie. Dokter-romans met obligate ver
pleegsters zijn er tussen twee haakjes nooit bij! De
armetierigste inzending kwam uit Algerië, de saai
ste uit Oost-Duitsland, de mooiste eerlijk is eer
lijk uit Frankrijk.
En de koffiebar was na de betaalkassa het aller
drukste plekje!
DE VERHOUDING Nederland-Egypte is wat
daar ook over beweerd mag worden nog altijd
uitstekend. Men ziet ons als slechts zwak politiek
gekleurd en redelijk objectief. Deze zeer goede ver
standhouding is er de oorzaak van dat Nederland
werd uitverkoren voor het samenstellen van een in
Cairo te vestigen algemene bibliotheek (door de
staat), die tot de vier of vijf grootste van de wereld
zal gaan behoren, dat wil zeggen dat men mikt op
vijf miljoen titels. Nederland zal ook de opleiding
van de benodigde bibliothecarissen op zich nemen,
die dit mammoetgeval zullen moeten gaan beheren
en er de aankopen voor zullen moeten regelen.
Dat dit reusachtige project ondanks de door Sadat
aangekondigde versobering toch zal doorgaan pleit
voor een gezonde blik op ontwikkelingsmogelijk
heden voor hen, die lezen kunnen, een jaarlijks snel
groeiend aantal.
Op de beurs waren ook een aantal Nederlandse
boeken uit de hand te koop. Het waren er niet veel,
ongeveer twaalfhonderd, maar ze vlogen letterlijk
weg.
Het aantal uit Nederland op bestelling te expor
teren boeken ligt rond de drieduizend, op het oog
geen groot aantal, maar als men ziet wie er met het
beste van het beste uitkamen is het toch helemaal
niet gek. Want daar was Frankrijk met een reus
achtige stand met de fraaiste uitgaven; daar was
Rusland met een eindeloze massa boeken die
vreemd genoeg praktisch allemaal in het Russisch,
en dan nog met kyrillische letters die nu werkelijk
niemand lezen kan, te pronk stonden, wat duidelijk
tot frustraties aanleiding gaf. Oost- en West-Duits-
land, Amerika, Engeland stonden er eveneens met
enorme inzendingen. Hongarije en Polen brachten
zeer fraaie, wél vertaalde boeken en de Tsjechische
kinderboeken waren zoals gewoonlijk een lust voor
het oog, en heel wat kinderen zaten er stiekum in
te bladeren. Kinderen mogen namelijk in Egypte
heel sympatiek bijna overal voor niets in.
Tot nu toe exporteert Nederland nog geen bel-
letrie ofschoon ik wel eens een paar Carmiggelt-
kronkelingen in het Arabisch ontmoette die dave
rend sukses hadden. Dat soort humor ligt de Egyp
tenaar zeer. Maar men begint nu wel aan romans en
ook aan kinderboeken te denken. Waarom zouden
Betalen aan de kassa voor wie een buitenlands
boek veroverde. Opvallend voor wie uit het
Westen komt is het immer keurig uiterlijk van
de Midden-Oosterse student
CONSERVATOR
Prick (notoir
troont ons mee naar de gewelven waar
de kolossale papierwinkel keurig ligt
opgeslagen. Hij is er trots op dat,
indien nodig, elk in de verzameling
ondergebracht document binnen vijf
minuten via de efficiënte kaartsyste
men tevoorschijn is te halen.
misschien belangrijk zal blijken. Daar
zouden ze gelijk in kunnen hebben,
dus accepteren we zo’n aanbieding in
elk geval. Vaak komt zo’n schenking
dan niet verder dan een globale om
schrijving in het aanwinstenregister.
Maar het wordt wel allemaal zorgvul
dig bewaard. Je kunt ook nooit weten
of een op zichzelf onbelangrijk auteur
niet met belangrijker schrijvers in
contact is geweest, wellicht zelfs brie
ven van hen heeft of op een andere
wijze stof aandraagt voor histoire
scandaleuse. Mindere grootheden blijken
vaak contact te zoeken met succesrij
ker collega's”.
r O
komt postuum binnenkort nog
nieuwe roman van Vestdijk uit),
bewerking waren reeds de aan
museum nagelaten papieren van
Last en Godfried Bomans.
V 1
TENSLOTTE IS HET organiseren
van exposities maar een klein (actief)
onderdeel van de werkzaamheden. Een
eerste (en passieve) doelstelling is ver
zamelen en conserveren. Niet van boe
ken overigens. Het museum valt name
lijk onder het symbolisch directoraat
van de Koninklijke Bibliotheek, waar
mee nauw wordt samengewerkt, en die
uiteraard wel boeken verzamelt.
Het terrein waarop het museum ope
reert, is „alles wat buiten het eindresul
taat, het boek, op de schrijver en zijn
werk betrekking heeft”. En dat weer
met de restrictie van „Nederlandse let
terkunde van na 1750”. „Nederlands”
en niet Nederlandstalig”, zo licht de
heer Borgers ons toe, omdat het Ar
chief en Museum voor het Vlaamse
Cultuurleven te Antwerpen de Neder-
HET IS EEN TAMELIJK vreemde
belevenis daar de heer Prick te zien
goochelen met de tekenkrijtjes van
Willem Bilderdijk, een zilveren dien
blad dat De Nieuwe Gids-redactie
Kloos eens heeft aangeboden, de on
derscheidingstekenen van Van Deyssel,
het laatste sigareneindje (plus bandje)
van Kloos, het bruidshemd van Jeanne
Kloos-Reyneke van Stuwe, het inktstel
van Héléne Swarth, een verzilverd ba
byschoentje van Ina Boudier-Bakker,
een calotje en een pijp van Jacques
Perk, een uitdragerij kortom van door
vermaarde letterkundigen gebruikte
zaken, waarbij de hele schrijfboek
van Couperus trouwens nog niet eens
vermeld is. Curiosa, die gek genoeg
zijn om eens gezien te moeten worden,
maar niet nuttig voor de hedendaagse
litteratuurwetenschap of die van de
toekomst.
Sinds kort bestaat er bovendien nog
een geluids- en beeldenarchief, waarin
plaatopnamen van Schrijvers voor
Vietnam. „Poëzie in Carré”, bandopna
men van schrijvers die uit eigen werk
lezen of geïnterviewd worden, of van
toespraken tijdens huldigingen en
films, zoals onder andere die over de
huldiging van G. K. ’t Reve.
Zijn er geen Nederlandse schrij
vers die pertinent weigeren aan die
immense administratieve rompslomp
mee te werken en die zeggen: wat ik
te zeggen heb staat in de boeken en
de rest is volslagen onbelangrijk?
De heer Prick: „Dat is niet het geval.
Bij allen schijnt, afgezien van een
bepaald soort ijdelheid, wel iets aan
wezig van een hang naar onsterfelijk
heid”.
De bewijzen liggen hoog opgestapeld.
J
DE GEWONE BEZOEKER zal even
wel niet toegestaan worden dit heilige
der heiligen te betreden, dat omhangen
is met een zware wade van piëteit. Zij
die voor studiedoeleinden Inzage wen
sen van handschriften met nog niet
gepubliceerd werk of brieven van of
aan letterkundigen die nog leven of
korter dan vijftig jaar geleden zijn
overleden, hebben daarvoor toestem
ming nodig van schrijvers of erfgena
men.
HARRY G.
tachtiger-specialist)
Voor volgende maand is men nu
druk bezig met het op poten zetten
van een tentoonstelling gewijd aan de
vijftigers. Tussendoor zijn er in het
eigen gebouw regelmatig kleine exposi
ties waarvoor, wel vaak erg interes
sant, weinig reclame wordt gemaakt,
omdat er door de enge behuizing
slechts in groepjes van minder dan 12
bezoekers een redelijke rondleiding
mogelijk is. Het is dan ook niet
vreemd dat de tentoonstellingsruimte
in het museum jaarlijks niet meer dan
zo’n 550 bezoekers trekt
r
lands schrijvende Belgische litteratoren
al heeft ondergebracht en „na 1750”
omdat de tijd daarvoor reeds voldoen
de bestreken werd door diverse Neder
landse bibliotheken en universiteiten.
Hetgeen in het letterkundig museum
wel bijeengebracht wordt, zijn manus
cripten (en typoscripten), gecorrigeerde
drukproeven, aantekeningen, contrac
ten e.d. Ook officiële en persoonlijke
documenten, zoals oorkondes, feestme-
nu’s, geboorte-, huwelijks- en overlij-
densaankondigingen.
Een tweede zeer belangrijke catego
rie wordt gevormd door de brieven,
zowel die door een auteur geschreven,
als die door hem ontvangen zijn of
zelfs door niet-auteurs over een auteur
of zijn werk geschreven zijn. Het ma
teriaal komt zowel via aankopen als
via schenkingen (maar meestal dat
laatste) binnen.
Bij ons bezoek aan het letterkundig
museum is men juist gereed met de
ordening van de door Vestdijks wedu
we afgestane litteraire nalatenschap (er
een
In
het
Jef