JAN HENDRIK PELLEBOER De man van het weer vafy Alfred Veenendaal V BELLETJE TREKKEN” „VERZEKEREN IS GEEN 1 Ij t I a I II Mij j Sw'S''-?' tllPo Hf 111 13 ZATERDAG 22 APRIL 1972 Erbij Oude spreuken Hard werken Contact met KNMI Weerbeheersing Assurantiebemiddelaar en medewerker Vara’s Ombudsman QGeen paniek dn de weg r (^Ombudsman Verzwaren s er r. j „Amateurs verzieken het vak als er geen wettelijke beschermde titels komen O z ^/Onderscheid IV. I lg k- ur- n- JOHN BINDELS ,'T id jn ie te es >r in t- Is st te ■ij al <e jn ;i- sr et is ij in n, Is si- 1 'k m ri n- de jn de na •e: ke irt al o- an n- an e- er ne ri- is, is ig an in de ig a, ot in t- ie id ig e— e- ‘lw n- n- a- an ns Ie o- rt s- te 1« 10 „Ik lig er niet wakker van, als het maar niet als deskundige praat wordt opgediend. Zoals bijvoorbeeld de Enk- huizer Almanak. Tot 1961 waren die weervoorspellingen voor het hele jaar nog min of meer gefundeerd. In elk geval lag er een soort systeem aan ten grondslag. Maar de man die het deed is overleden. En wat is een almanak zonder weervoorspelling? Daar bestaat dat ding van. Maar wat er nu in staat is humbug. Daar neem ik geen woord van terug!” „Hoe ik werk? Hard, dat mag ik wel zeggen. Ik luister ’s ochtends naar alle weerberichten. Naar de Bilt natuurlijk, maar ook naar Londen, Parijs, Pots dam in de DDR en Stockholm. En je weet natuurlijk als weerkundige van welke kant we het weer in Nederland mogen verwachten. Als het uit het zuiden moet komen ga ik na wat ze daarginds voor weer hebben en als we het van het westen moeten hebben, kijk ik die kant op”. „Zo maak ik mijn weersverwachting, een praatje voor heel wat kranten en voor de radio, gelardeerd met allerlei bijzonderheden. Bijvoorbeeld vergelij- kringen met het weer van toen. Ik heb, al zeg ik het zelf, een fenomenaal geheugen voor bijzondere datums. Als u het me vraagt kan ik u zo uit het hoofd vertellen wanneer de koudste dag in maart is gevallen in de afgelo- weet. En dat met name mensen die door een amateur zijn verzekerd of recht streeks dioor een maatschappij vaak in de kou komen te staan. Goede bemidde laars tonen vooral bij sohade hun bete kenis door de cliënt dan met raad en daad terzijde te staan en in veel geval len zelfs de verhaateactie op tegenpar tijen te voeren. Daarvoor is men dan aangewezen op onafhankelijke, maar vooral deskundige bemiddelaars, die geen klanten lopen te werven, maar hun opdrachten bijna moeiteloos op aanbeveling krijgen. „Als u me vraagt of er nog eens een tijd komt dat de mens het weerbeeld helemaal kan beheersen, dan kan ik alleen maar zeggen: De hemel beware ons daarvoor. Maar ik geloof ook niet ERZEKEREN is geen bel letje trekken. Tenminste, zo denken de vrije vakmensen erover. Dat zijn de bemiddelaars, die u op verzoek ongebonden en prijsbewust horen te beveiligen tegen allerlei maatschappelijke risico’s. Niet de garagehouder, de aannemer of de gemeenteambte naar die hun posities in een bij baantje uitbuiten. Zij kunnen zich wel verschuilen achter een visite kaartje met „assurantietussenper soon” erop, maar het blijven ama teurs. En het zou best eens kunnen zijn dat zij het assurantievak in toenemende mate gaan verzieken als er wettelijk geen tegenmaat regelen worden genomen. Want verzekeringsinspecteurs gebruiken beunhazen maar al te graag als tipgever. Als instrument voor een beroepsprestige, dat staat of valt met produktiecijfers. Zo’n opjaag- systeem kan nooit een garantie zijn voor objectiviteit. Wie er zich door laat strikken, moet er goed van doordrongen zijn, dat hij het in zo’n geval met uiterst eenzijdige informatie moet doen. „Nu ben ik 48 en die belangstelling is geen cent minder geworden. Met Hans de Jong uit Gorredijk ben ik- de enige free-lance-weerkundige in ons land, ’t Allereerste stukje dat ik in een krant over het weer schreef, het was in maart 1947, ging tegen die „voor spellers”, dje maanden tevoren al me nen te eten dat de zomer nat en de winter streng zal zijn. Dat kan De Bilt niet eens! Toen al kwam ik tegen de beunhazerij op. Ik kan er nog altijd kwaad om worden. Bijvoorbeeld op die knappe molenaars van Gerrit-van-de- radio, die zomaar weten te Vertellen hoe de komende week weerkundig uit de lucht komt rollen!” „Dat kan geen mens, zeker die mole naars van Gerrit niet. Kijk, een oude boer, een oude schippei' of molenaar, mannen die vroeger volkomen van de wind afhankelijk waren, ja, die keken ’s morgens de lucht in en konden dan vrijwel zeker voorspellen hoe de dag zou worden. En als ze er erg veel feeling voor hadden, ook nog de nacht erop”. „Die medewerkers van Gerrit mogen dat voor mijn part ook doen. Ik vind het best en ik wil ze zelfs geloven. Maar als ze beginnen met voorspellin gen voor een hele week, dan kan ik het alleen maar humbug noemen. Bo vendien klopt het niet wat ze zeggen. Drie zeggen: ’t Wordt mooi en drie: ’t Wordt slecht. Nou ja, dan komt er altijd wel iets van uit. Die verkeerde voorspellingen vergeten de luisteraars dan wel.” „In de oorlog, ik was toen een jaar of achttien, zag ik vlekken op de zon. Schreef De Bilt en kreeg een briefje terug van directeur Cannegieter: „Voor vragen van belangstellenden geef ik graag enkele ogenblikken tijd.” Dat zinnetje heb ik nooit vergeten. Van dat ogenblik af had ik vaker contact met De Bilt en toen de hongerjaren kwa men nog persoonlijk contact ook. Want ook de meteorologen hadden honger en omdat ze wisten dat er een jochie in landelijk ’s Heerenbroek zat, die mis schien wel boter en spek had, kwamen ze ook naar mij toefietsen.” „In die tijd kende ik alle intematio- steun van inspecteurs voor hun reke ning. „Er zijn dus genoeg vakbekwame tussenpersonen, maar er zitten verhou dingsgewijs teveel amateurs in ons vak”, constateert de heer Veenendaal. „Die mensen hebben niet alleen te weinig interesse voor hun klanten en te weinig vakkenis, maar ze kosten de verzekeringsmaatschappijen ook nog eens handen vol geld. Ten behoeve van die amateurs wordt een inspec- teurskorps op de been gehouden, dat door fusies en expansiedrang toch al veel te groot geworden is”. Nog te weinig maatschappijen zien in, dat ze kostenbesparend kunnen werken door hun aanstellingsbeleid aan te passen. Al die inspecteurs, die elkaar bij wijze van spreken in de weg lopen, zouden beter omgeschoold kunnen worden voor een andere functie bij hun maatschap pij. Dat is tenminste mijn indruk uit gesprekken met sommigen van hen”. vanzelf dat een „aspirant-verzekerings- agent” deze hoedanigheid nooit op een visitekaartje zal zetten, omdat hij zich zelf dan al direct een brevet van onbe kwaamheid uitreikt. Daarom houdt hij het liever op „assurantie-tussenper- soon”, een aanduiding waaraan het pu bliek al evenmin houvast heeft”. „De enige aanwijzing over ’smans kundigheid die een cliënt nu kan krij gen, is een bewijs van inschrijving in een van de vier vakbekwaamheidsre- gisters van de Sociaal-Economische Raad. Maar dan moet die klant er wel uitdrukkelijk om vragen en bovendien weten wat zo’n inschrijving precies waard is. Volgens de wet assurantiebe middeling is sinds 1954 inschrijving op een enkele uitzondering na (bijvoor beeld inspecteurs) verplicht. Maar de daarbij aangekondffigde lijst van onver enigbare beroepen, waardoor verzeke- ringsactiviteiten als „bijbaantje” uitge sloten zouden zijn, is nooit verschenen. Zo kwam de bakker mijn vrouw laatst vertellen dat hij het ook eens in verze keringen ging proberen, al zag hij er dan niet zoveel brood in. Dat hij een paar dagen kon rekenen op de steun van een inspecteur gaf voor hem de doorslag. Want ondanks de verplichte inschrij ving kan iedereen zomaar in ons vak beginnen. Hij wordt dan genoteerd in register D en gaat na een jaar naar C. Dan kan hij nog drie jaar ongrijp baar opereren voordat er een examen van hem wordt verlangd. Naarmate hij hogere vakdliploma’s haalt, kan hij dan opklimmen tot register B en tenslotte tot A”. (Van een onzer verslaggevers) „Als jongen werd ik al de gekke Pelle genoemd. Dat zeiden ze allemaal in ’s-Heerenbroek, het gehucht tussen Zwolle en Kampen, waar mijn vader boer was. Ik vond de lucht veel mooier dan het land, die tic had ik meteen al. Later heb ik gemerkt dat vrijwel iedereen die zich met het weer bezig houdt een tic heeft, alles in het vriendelijke natuurlijk. Mijn moeder zei om de haverklap: „le’j mut niet zo in de lucht kiek’n, ’t werk ligt op de grond”. „Daar had ze wel gelijk in, maar een boer heeft er nou eenmaal nooit in me gezeten. Toen ik veertien was maakte ik al een soort bulletin, dat ik elke dag tegen de muur van de caféschuur hing en waar op de mensen konden lezen hoeveel het die nacht had gevroren en wat de barometerstand was”. Aan het woord is Jan Hendrik Pelleboer uit het Groningse Paterswolde, de man die bij onze en vele andere kranten schuil gaat achter de aanduiding „Van onze weerkundige medewerker”. Zijn «r nu veei klachten over beun hazen onder de 36.000 assurantietussen personen in ons land? „Valt mee”, vindt de Haarlemmer Alfred Veenendaal (52), lid van de voor lichtingscommissie van de Nederlandse Vereniging van Assurantiebezorgers (NVA), en medewerker van VARA’s Ombudsman voor verzekeringsproble- men. Hij is medeopsteller van het rap port, dat kortgeleden over de beunhaze rij in de assurantiewereld werd gepubli ceerd en waarin de NVA constateerde dat er te veel gelegenheidsagenten zijn. Dat is niet zo verwonderlijk als je de produktiecijfers ziet. Van het jaartotaal aan pollissen wordt 80 pet. gesloten door 20 pct. van de tussenpersonen. Gelegenheidsagenten, de mensen van de bijbaantjes dus, nemen de rest met Het zicht op de assurantiewereld wordt voor de gewone burger steeds mistiger. Wie op dit moment over een AMEV of een Delta Lloyd hoort praten weet nog nauwelijks welke maatschap pijen in deze kolossen zijn opgegaan. Binnenkort zullen we ook voor deze branche in mammoetverhoudingen moeten gaan denken. Daarom is er eens temeer behoefte aan mensen, die dwars door de zware organisatiestruc turen heen zien en zo in staat zijn er de beste mogelijkheden uit te halen. Want daar zoekt de cliënt nu eenmaal naar. Hij wil de polisvoorwaarden in al hun vaak zo gecompliceerde wendingen in begrijpelijk Nederlands op een rijtje zien en dan het beste advies horen. Dat kan hij niet, als hij moet afgaan op het verhaal van een assurantieman die bij een bepaalde maatschappij in vaste dienst is. „Of ik in astrologie geloof? Eerlijk, daar kan ik geen zinnig woord over zeggen, ’t Is in ieder geval geen hobby van me. M’n enige hobby is het weer. Weet u dat er in Amerika hopen particuliere weerbureaus zijn? Die werken meestal voor bedrijven welke afhankelijk zijn van de weertoestand. Nederland is daar te klein voor. Maar ik Heb over het hele land verdeeld wel 230 mensen, die op vrijwillige basis elke dag regenwaarnemingen voor me doen. Elke maand krijg ik hun kaarten binnen.” „M’n mening over oude spreuken? Welnu: Ze zijn waardeloos en be trouwbaar. Dat klinkt gek, maar ’t is zo. Sommige zijn onzinnig, andere heb ben het wel bij het rechte eind. Mor genrood brengt water in de sloot, dat klopt wel, want bij morgenrood is er veel vocht in de lucht. En als ze het over IJsheiligen hebben op 11, 12, 13 en 14 maart, dan zit er ook wel iets in. Meestal kun je omstreeks die tijd wel een koudegolf verwachten. Dat bewij zen voorgaande jaren.” „Als de zwaluwen laag vliegen krijg je regen. Dat klopt ook. Die zwaluwen vliegen laag omdat vocht in de lucht de insekten vlak boven de grond brengt. Maar wie zegt „Maart heeft negen zomerse dagen” vergist zich. Kijk, vroeger kregen de landbouw- knechten ’s zomers méér loon dan ’s winters. En die zomer ging voor hen op 21 maart in. Vandaar die negen zomerse dagen. Zachte winter, slechte zomer dat is je reinste onzin. Neem de afgelopen winter. Die was erg droog. En als je dan de statistieken nakijkt, merk je dat er dan meestal een goede zomer op volgt. Dat kan ik dus nu ook voorspellen. Met tachtig percent zekerheid, zou ik zeggen.” dat het ooit zover zal komen. Wel kunnen we alles veel en veel secuur der doen dan bijvoorbeeld twintig jaar geleden. Dankzij vindingen zoals bui enradar (De Bilt weet de hele dag door precies boven welke plekken in ons land een bui hangt), de weersatellieten, de computer en dergelijke. Ik ver wacht wel dat er over een tijdje be trouwbare weerverwachtingen voor bijvoorbeeld drie dagen gedaan kunnen worden, misschien nog wel over meer dagen. Maar helemaal zullen we het nooit in de hand hebben. Londen geeft nu al maandprognoses, zeer weten schappelijk vastgesteld. Voor 70 per cent kloppen ze.” „Men kan ook wel iets aan het weer doen. Denk maar aan het bombarderen van wolken. Maar zoiets moet wel in de hand gehouden worden. Ik begrijp natuurlijk wel het nut van zo’n bom bardement als bijvoorbeeld de wijn- „Het komt er dus op neer dat ieder een vier jaar lang z’n gang kan gaan in een materie, waarbij grote financië le belangen voor de verzekerde op het spel staan. Zelfs voor het sluiten van een eenvoudige gezins-W.A.-verzeke ring is vakkennis nodig. Wat weet een beginneling van normbesef, disculpatie en eigen aansprakelijkheid van kinde ren, om eens een paar vaktermen uit dit type verzekering te noemen? Als u het mij vraagt wordt het de hoogste tijd dat een eenvoudig vakdiploma voor beginners wettelijk verplicht wordt, zodat ze tenminste weten waar over ze het hebben. Bovendien zouden de inschrijfeisen voor het C-register aanzienlijk moeten worden verzwaard. En als er dan ook nog een wettelijke verplichting komt voor het gebruik van een betere titulatuur, waardoor het pu bliek het onderscheid in vakbekwaam heid onmiddellijk gaat zien, dan zijn we pen vijftig jaar, om maar ’s wat te noemen.” „Of ik het wel eens mis heb? Natuurlijk. Evengoed als het KNMI of welk weerstation ook. Je kunt alles nog zo goed voorzien, maar als er volkomen onverwacht ergens een weerverandering komt, is dat met de beste wil ter wereld niet te voorspel len.” „Neem twee jaar geleden. Ik woon in Paterswolde, gemeente Eelde. Daar hebben ze elk jaar een bloemencorso en Jan Hendrik Pelleboer moet een dag ervoor dan zeggen hoe het weer zich houdt. Toen ze me dat in 1970 vroegen zei ik uit de grond van mijn hart en op basis van de wetenschap: Jullie krijgen prachtig zomerweer. Maar wat gebeurt er? Boven Rusland zit een hogedrukgebiedje met een lek kere regenbui. En laat die bui nou precies plotseling naar Groningen en Drente worden gejaagd. Overal mooi weer! In Zwolle, Utrecht en Arnhem stralende zon. In Eelde stromen regen. Van ’s morgens zeven uur tot ’s nachts twaalf.” „Dat is dan een miskleun waar je koud van wordt. Maar geen mens kan dat vóór wezen. Laten we zeggen dat zoiets vier tot vijf keer per jaar voor komt. Niet alleen bij mij, want ook Londen of De Bilt of Potsdam kan zo’n plotselinge verandering niet incalcule ren.” „Persoonlijk zou ik de voorkeur ge ven aan een ombudsman voor het scha deverzekeringsbedrijf, zoals we die ook al voor de levensverzekeraars kennen. Zo’n Raad van Toezicht is in de ogen van het publiek een te groot en te amb- telijk lichaam. Een ombudsman neemt veel meer zelf initiatieven en verschaft zich ook gemakkelijker toegang tot alle betrokkenen. U moet niet vergeten dat de raad pas in actie komt als er schrif telijke klachten binnenkomen. Maar hoeveel eenvoudige mensen zijn in staat om de kern van het probleem te zien en die dan ook nog te verwoorden? Een telefoontje van de ombudsman is vaak veel werkzamer”. „Overigens hoort een goede assuran tiebemiddelaar in zijn contacten met verzekeraars voor iedere cliënt een om budsman te zijn. Dat meen ik in alle op rechtheid. Elk mens heeft nu eenmaal behoefte aan een vertrouwensrelatie. En dat geeft juist de charme aan mijn beroep”. nale weercodes al en toen de Canade zen op de Zwolse Grote Markt stonden nam ik contact op met het KNMI. Ik werd als assistent-weerkundige in hun dienst op het vliegveld Eelde gestatio neerd. Vandaar dat ik hier nog woon. Niet meer in dienst van het KNMI, dat niet. In 1955 stapte ik eruit, in alle vriendschap overigens, maar ze wilden in De Bilt niet dat ik als hun employé lezingen hield en voor kranten schreef. Toen had ik te kiezen en ik koos voor het free-lancen. En daar heb ik nooit spijt van gehad.” een heel eind. Tenslotte is de wet ge maakt om het publiek tegen beunhazen te beschermen”. In Nederland is de assurantiebemid deling op zichzelf onafhankelijk. Dat wil zeggen dat de tussenpersonen vrij zijn in de keuze van hun maatschap pijen. In landen als Noorwegen, Duits land of Zwitserland kent men die con structie niet. Een objectieve vertrou wensman mist men daar, omdat iedere bemiddelaar ondanks zijn zelfstan dig optreden gebonden is aan een maatschappij. Toch is er op de Neder landse assurantiebemiddelaars ook wel kritiek. Uit de meeste klachtenbrieven over verzekeringen aan VARA’s om budsman leest Alfred Veenendaal dat men bij het vorderen van schadevergoe ding bij lange na de weg niet altijd In het najaar van 1971 heeft Makro- test een onderzoek ingesteld naar het werkniveau van de assurantiebemidde laars. Daar kwam toen uit dat 90 pet. van de ondervraagden het contact ple zierig had gevonden. Ervaringen van de ombudsman bij de VARA en de le vensverzekeraars bevestigen dat. Niet meer dan een fractie van de klachten heeft weliswaar tot nog toe betrekking op tussenpersonen, maar het zou érger kunnen worden. De heer Veenendaal: „Er is geen enkele reden tot paniek, maar we moeten er dan wél voor zor gen dat het kwaad niet verder woe kert. En daar zijn wettelijke maatrege len voor nodig. Ik denk aan een wettelijk verplicht gebruik van titula tuur, die bovendien voor het publiek beter herkenbaar moet zijn. Er zijn in het verzekeringsvak al wel van die ti tels, maar wat zeggen die een leek? Ver zekeringsagent, makelaar in assuran tiën, erkend assurantieagent, assuran- tiebezorger, allemaal beroepskwalifica ties die de wet voorschrijft. In sommige gevallen is het gebruik van andere titels zelfs als economisch delict bij de wet strafbaar gesteld. Maar het spreekt toch boeren in Frankrijk hun oogst be dreigd zien door een hagelbui. Als ze die wegbombarderen, kun je er geen kwaad over zeggen.” „Ik krijg vaak te horen dat de weerverwachtingen van de Duitse tele visie vaak beter zijn dan die van De Bilt. Boeren in het oosten van het land gaan méér af op de Duitse weerberich ten dan op de Nederlandse, zeggen ze. Ik heb het Hamburg eens geschreven. Ze waren erg blij het te horen, want ze kregen nogal eens brieven van Duit se boeren aan de grens die zeiden dat de Nederlandse weerberichten beter klopten dan de Duitse. „De basis van de berichten is overal dezelfde, ’t Gaat om de interpretatie. En die kan natuurlijk nog wel ’s wat verschillen.” Voor de gewone man blijft het onder scheid moeilijk. De aanduidingen, ook die van de maatschappijen, werken daarbij uiterst verwarrend. Want bui ten de al genoemde wettelijke titels, kennen we ook nog bodes, agenten in vaste dienst, inspecteurs en generaal- inspecteurs. De burger mag het uitzoe ken, als hij er al lust toe heeft. Meest al bewandelt hij dé gemakkelijkste weg door alle tussenpersonen maar op één hoop te vegen en ze te beschouwen als een verlengstuk van de verzeke ringsmaatschappijen. Een volkomen onjuiste conclusie, maar wel een be grijpelijke. Alfred Veenendaal: „Het belang van de maatschappijen ligt ergens anders dan dat van de assurantiebezorgers. Een maatschappij streeft ernaar zo profijtelijk mogelijke verzekeringen af te sluiten tegen zo hoog mogelijke premies. Een goede tussenpersoon be dingt bij de verzekeraar een zo ruim mogelijke dekking tegen een zo laag mogelijke premie. Het gaat dus om de vraag of men eenzijdig advies krijgt van een maatschappij -functiona ris of van een niet-gebonden assuran tiebemiddelaar. Dat klinkt allemaal mooi, maar is de klant ook beschermd als hij met zo’n onafhankelijke bemiddelaar in zee gaat? Alfred Veenendaal: „Wie lid is van de Nederlandse Vereniging van Assu rantiebezorgers moet aan hoge vakbe kwaamheidseisen voldoen. Er is gewoon een selectief toelatingsbeleid. Verder hebben we een erecode. Wie buiten z’n boekje gaat kan worden geroyeerd. Maar omdat we dat onvoldoende vin den, wordt er gewerkt aan de voorbe reiding- van een tuchtrechtspraak. De klachten van verzekerden komen tot nu toe bij de Raad van Toezicht terecht die de schadeverzekeraars en de tus senpersonen in hun handel en wandel controleert”. ■- .te r ''W

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 13