HOLLANDSE GRAVEN IN
HAARLEMS STADHUIS
DANSEN MET DE DOOD
Oude panelen vermoedelijk tijdens beleg
uit Karmelietenklooster overgebracht
Dolf de Vries: cabaret
voor de Antillianer
I
I
IHL --ü
-a l
ira
f
Mr. PHAFF PLEIT
VOOR EDUCATIEVE
TENTOONSTELLING
Dodendans
Rode zwaarden
Etiketten
Expositie
I
ju
ft
Bp I
jK 4
in
ZATERDAG 29 APRIL 1972
14
Erbij
(Van onze redactie in Amsterdam)
Hart gestolen
p^UIZENDEN HAARLEMMERS zullen in de Gravenzaal van het
stadhuis wel eens bewonderende blikken hebben geslagen op de
houten panelen met afbeeldingen van graven en gravinnen. Vooral bij
kaarsverlichting doen ze de sfeer van het jonge, roerige Holland in de
donkere middeleeuwen wonderlijk herleven. Minder Haarlemmers zullen
weten dat deze panelen niet altijd in het stadhuis, het voormalige jacht
slot van de Hollandse graven, hebben gehangen. Velen zullen ook onkun
dig zijn van het feit dat er in totaal negentien van deze stukken zijn,
verspreid door het stadhuis. Samen vormen de panelen een zogenoemde
dodendans.
Over deze beroemde gravenserie heeft mr. H. E. Phaff, oud-gemeente-
secretaris van Haarlem, onlangs zijn licht laten schijnen in een lezing
voor de Volksuniversiteit voor Haarlem en Omstreken. In verband daar
mee en in het perspectief van de herdenkingstentoonstelling over het
beleg van Haarlem geven we onzerzijds iets weer van wat mr. Phaff
vertelde over de schilderstukken.
Twee soorten publiek
XJLT AAR KOMT-IE ZICH mee
bemoeien? Je hebt inder
daad kans dat ze zich dat gaan
afvragen. Daarom heb ik van die
te verwachten vraag dan maar
mijn openingsliedje gemaakt”
Dolf de Vries, verbonden aan het
Amsterdams Toneel, schrijft op
het ogenblik een cabaretprogram-
ma voor de Antillen. Hij gaat er
in mei naar toe om er een aantal
malen een „one man show” te ge
ven en dat is dan tevens de eerste
keer dat een Nederlands (klein)-
kunstenaar zich de moeite ge
troost om met een speciaal ge
schreven programma naar de West
te gaan.
-
■SL'ï, w JU
vlbïfjnfr
W»-' G’si
l 3
i
p 1
■Q
i
4
DOLF DE VRIES
figuur van de dood. De dodendans was
in de vijftiende eeuwe zeer in zwang,
vooral in Duitsland. Uit het feit dat ze
alle bij elkaar horen in deze lugubere
dans valt weer af te leiden dat ze
tegelijk zijn gemaakt.
DE DOOD VAN MARIA de Rijke
kan zelfs wel de aanleiding zijn ge
weest voor het samenstellen van de
gravenreeks. Niet voor niets vormt de
reeks een dodendans, voorafgegaan
door een heraut en besloten door de
De prior van het Karmelietenkloos
ter Jan van Leyden was vermoedelijk
de auteur van de teksten onder de
afbeeldingen. Dat deze vrome man his
torisch bezien zo hier en daar een
scheve schaats reed door de heraut
bijvoorbeeld te laten vertellen dat de
graven van Holland van het vorstelijke
geslacht van Troje zouden af stammen
zij hem vergerven. Anderzijds gaf hij
namelijk blijk van veel kennis over
genealogische bijzonderheden.
Hij laat de dood, een akelige figuur
met opengereten buik, zeggen dat van
alle graven en gravinnen niemand is
overgebleven, maar dat allen in zijn
dans zijn getreden. In ons huidig
spraakgebruik herinnert het „naar zijn
pijpen dansen” nog aan de middel
eeuwse dodendans. De „dans ontsprin
gen” is nog niemand kunnen lukken.
Zoals gezegd is speelt het beleg een
rol in de intentie wat meer bekendheid
te geven aan de ridderstoet in beeld.
Historici nemen namelijk aan dat de
gravenserie tijdens het beleg in het
stadhuis is ondergebracht, omdat de
kloosters toen bedreigd werden met
plundering door de Geuzen. De stuk
ken zijn afkomstig uit het klooster van
de Karmelieten, dat in de middeleeu
wen stond op een terrein, ongeveer
omsloten door Grote Houtstraat, Ane-
gang, Warmoesstraat en Spekstraat. De
Guldenbergspoort, Grote Houtstraat 9,
is vermoedelijk de ingang geweest van
het klooster, waar niets meer van over
is dan wat oude steenmoppen in de
muur waarop de poort doodloopt. Er
zijn momenteel plannen in uitwerking
ter restaurantie van deze poort.
In dat klooster nu zouden de graven
op fresco’s in een wandelgalerij zijn
afgebeeld. Toen de monniken merkten
dat deze muurschilderingen aan het
vergaan waren lieten ze kopieën ma
ken op houten beschotten die ze ervoor
plaatsten. Duidelijk is nu nog te zien
dat de zijkanten van de beschotten de
helft van een pilaar vormen. Het ene
stuk tegen het andere gezet levert een
vier sterren bestond, maar na een
kruistocht werd „vermeerderd” met
een zwaard en een kruis, toegekend
door respectievelijk de keizer en de
patriarch van Jerusalem voor het aan
deel van de Haarlemmers bij de vero
vering van Damiate onder leiding van
Willem I.
Zo zijn er nog meer bijzonderheden
op de schilderstukken te onderschei
den. Wat de kleding betreft: die is
volgens mr. Phaff grotendeels geïnspi
reerd op die van de late vijftiende
eeuw. Men streefde toen nog niet zo
naar historische nauwkeurigheid. Voor
de vrouwen is de dracht van Maria de
Rijke aangehouden: de decolleté, nauw
sluitende mouwen, sleeprok en hermin
(puntmuts) met uitzondering van Jaco
ba van Beieren, die een „escofion” op
haar hoofd draagt, een kapje met twee
„horentjes.”
DE GESCHILDERDE figuren zijn
uitgerust met schilden, die echter geen
defensieve functie hebben, maar alleen
heraldiek betekenis. De wapens vormen
de „etiketten” die het geslacht van de
heersers weergeven. Soms hebben de
figuren een voorwerp bij zich dat ken
merkend is voor ze. Zo draagt Floris
III een rozenkrans, meegenomen uit
het midden-oosten op een van de
kruistochten. Philips de Goede is uitge
dost met het gulden vlies. Willem I
draagt het Haarlemse stadswapen bij
zich. Een wapen dat oorspronkelijk uit
„Gelukkig ken ik de Antillen een
beetje. Ik ben een paar jaar geleden op
uitnodiging van de Sticusa twee jaar
op Aruba geweest; ik deed er toneel in
die tijd. Nu ben ik bezig me politiek te
verdiepen in de Antillen, samen met
een niet nader te noemen parlementa
riër. Die eilanden worden overbevolkt
door de Amerikaanse toeristen
maar met Castro staat en valt na
tuurlijk die hele toeristentroep Van
daar miin „Blijf nou fideel, Fidel”.
Over die casino’s wil ik ook nog iets
maken.”
Dolf de Vries, wonend in Den Haag,
heeft al ervaring met cabaret: toen hij
nog speelde bij de Haagse Comedie
bracht hij enkele malen een klein
kunstprogramma
ook nog een verschrikkelijke idealist:
die onafgemaakte zaak wil ik nu af
maken. Bovendien vind ik het, na zo
veel jaren geen cabaret meer te heb
ben gedaan, eigenlijk wel weer een
uitdaging
Wie er geweest is, spreekt wel eens
lichtelijk denigrerend over een provin
ciaals publiek. Terecht?
„VERGEET HET maar. Zeventig
percent is Hollands en die groep gaat
minstens één keer in de twee jaar naar
Holland; daar slaat men dan driftig
aan het inhalen. Die mensen zien vaak
meer dan wij die er wonen. Met de
Antilliaan ligt het iets anders. Zijn
gevoel voor humor is anders dan het
onze. Onze humor vindt hij hard en
onbeleefd. En dat ik daar straks grap
pen en èchit niet van die harde
ga staan maken over hun ministers,
nou, daar kijkt hij op zijn zachtst
gezegd tóch wel even van op. Ik breng
er een opbouwend programma méér
dan ik eigenlijk van tevoren zelf ge
dacht had. Conferences, sketches, lied
jes een voorzichtig hekelen, vanuit
een bepaalde achtergrond. Wim Kan
hekelt ook, uit een gevoel van begaan-
zijn-mèt. Domweg iets hekelen is een
goedkope manier van humor bedrij
ven.”
Jan Maarten Wit, arts, vroeger bij
het Nieuw Leids Studenten cabaret,
zorgt voor het muzikale gedeelte van
zijn programma. Ook al een driftig
Antillen-fan.
hele pilaar op, onderdeel van de oude
kloostergalerij.
De schilderingen op de zware eike-
houten panelen zijn volgens mr. Phaff
van één hand. Ze omvatten de graven
van Holland van Dirk I tot en met
Maximiliaan. Uit de gedichtjes met le
vensbijzonderheden onder de panelen
valt af te leiden dat ze moeten zijn
ontstaan omstreeks het jaar 1490, tij
dens het leven van Maximiliaan van
Oostenrijk, toen hij al Rooms koning
was (1486), maar nog geen keizer
(1508). Uit de versjes blijkt ook dat ze
na het jaar van de dood van Maria
van Bourgondië, die in 1482 omkwam
door een val van haar paard, tot stand
gekomen moeten zijn.
OVERIGENS ZIJN de panelen meer
interessant als monumenten van ge
schiedenis dan van kunst, meent hij.
Daarom zou het volgens hem bijzonder
aanbevelenswaard zijn er eens een
educatieve tentoonstelling aan te wij
den, bijvoorbeeld in het Frans Halsmu
seum. Dat zou trouwens tegelijkertijd
een goede gelegenheid bieden alle pa
nelen weer aaneengerijd te plaatsen,
zoals ze oorspronkelijk in de klooster
gang van de Karmellieten hebben ge
hangen. Dat is voor het laatst gebeurd
in 1917, toen de graven geëxposeerd
werden in de bovenlichtzaal van het
Frans Halsmuseum.
Regelmatig zijn de panelen gerestau
reerd. In vroeger tijd zou er overigens
niet al te zachtzinning mee omgespron
gen zijn. In 1699 wordt geklaagd „dat
de jaarlijkse zindelijkheid, die door
gaans de Hollandse vrouwen omtrent
Meytijd overkomt, dezelve (de panelen)
met zo groote verwaarlozing behandeld
en met het schoonmaaktuyg zodanig
komt te schenden, dat de beelden
schennis door ’t affschueren der verwe
op vele plaatsen ons begint te berooven
van het heerlijk en zeldzaam beschou
wen De stukken zouden dan ook al
herhaaldelijk zijn overgeschilderd.
Niettemin zien ze er nog vrij be
hoorlijk uit en bij de jongste restaura
tie is zelf nog een belangwekkend
detail te voorschijn gekomen: tot 1953
wist men niet beter of Willem II droeg
geen kroon. Na het weghalen van een
verflaag kwam de kroon die W'illem II
als rooms koning droeg, voor de dag.
Vermoedelijk is de kroon destijds op
zettelijk weggeschilderd om niet de
toorn op te wekken van de reformato
rische beeldenstormers.
PETER HEEMSKERK
Er is veel op te merken over de
panelen. Ten eerste dat de gezichten
geen portretten naar het leven zijn van
de graven en gravinnen, zoals het por
tretteren op zich in de middeleeuwen
trouwens ongebruikelijk was. Een uit
zondering geldt volgens mr. Phaff voor
Maximiliaan, wiens gezicht lijkt op
afbeeldingen elders. Acht zijn er afge
beeld met het zwaard naar boven,
hetgeen erop duidt dat ze een geweld
dadige dood zijn gestorven. Twee gra
ven hebben een rood zwaard in de
hand, waarvan de betekenis tot nu toe
niet duidelijk is geworden.
Een bijzonderheid is het volgens mr.
Phaff, dat de graven ten voeten uit
geschilderd zijn, iets wat in die tijd
zelden gebeurde. Hij ziet er een aan
wijzing in voor het staatsiekarakter die
de reeks had. Waarschijnlijk zijn de
schilderingen gemaakt door het kloos
ter uit reverentie voor de wereldlijke
bestuurders, zoals nu op veel plaatsen
afbeeldingen van de koningin te zien
zijn.
ACHTEREENVOLGENS DANSEN
op de panelen de graven Dirk I en II,
Arnoud en Dirk III, Dirk IV en Floris
I, Geertruida van Saksen met de jonge
Dirk V en Robert de Vries, Godfried
„met de bult” en Dirk V, Floris II,
Dirk VI, Floris III en Dirk VII, Ada
van Holland, Willem I en Floris IV,
Willem II en Floris V, Jan I en Jan II,
Willem III en IV, Margaretha van
Henegouwen, Willem V en Albrecht,
Willem VI en Jacoba van Beieren,
Philips de Goede, Karei de Stoute,
Maria en Maximiliaan.
DE ANTILLEN hebben zijn hart ge
stolen. ,Toen we (vrouw en twee kin
deren erbij; de derde werd er geboren)
daar waren, hebben we ons met ons
hele hart erin gestort. We wilden de
problemen begrijpen, we zijn bij poli
tieke avonden geweest, we hebben zelfs
een beetie de campagne helpen voeren
van Ronr.y Toppenberg, die de P.P.A.
in wilde. In die tijd al rijpte bij mij
het idee om er, bij wijze van afscheid,
een cabaretprogramma te maken. Bij
ons in Nederland is cabaret een vorm
van humor waarin we ons (politieke)
zegje kunnen doen. Dat lag in mijn
bedoeling maar we vertrokken wat
eerder en het kwam er niet meer van.
In december vond ik ineens wat tek
sten terug. Ik schreef meteen naar de
directeur van de Stadsschouwburg in
Willemstad en vroeg of hij er nog iets
voor voelde.”
„Ja, het waarom. Ik heb er een
aantal redenen voor. Om te beginnen
vind ik het leuk mijn oude vrienden er
weer te zien. In de tweede plaats: de
Antillen laten me niet los. Dan ben ik
Gl
K :-
1
G i