Sportartsen
MIEKE
JAAPIES:
Vroeger had ik slapeloze nachten
om een trainer, maar nu niet meer
17
„Comité Topsport
niets voor mij”
1-4
ZATERDAG 6 MET 1972
Erbij
sport
relativiteits
theorie over
I
ik
1,
n
I
In Mexico namelijk deed zich de
onverkwikkelde affaire voor, dat Mieke
Jaapies en Thea Duif vlak voor de
kanowedstrijden ziek werden. De me
dische begeleiding liet veel te wensen
over en toen beide meisjes met inge-
wandstoomissen in bed lagen, waren
de begeleidende artsen in geen velden
of wegen te bekennen. Mieke heeft
daarover toen o.a. gezegd: „Hadden wi;
toen een man als Sjeng Collard (ver
zorger van de wielrenners, red.) gehad,
dan hadden we beslist een medaille
gehaald. Misschien niet in de K 1 maar
Mieke Jaapies heeft in de
loop der jaren een groot aantal
kampioenschappen veroverd. In
de K 1 500 en 2000 meter is zij
sinds 1966 nationaal kampioene.
In de K 2 greep zij titels te
zamen met Thea Duif, mevrouw
Moester en met Emmy Lagrand.
Op internationaal niveau zijn
prestaties van Mieke nog steeds
stijgende. In 1966 zat zij voor
het eerst in de finale van een
wereldkampioenschap. In 1969
werd zij bij de wereldtitelstrijd
in Moskou vijfde, in 1970 in
Kopenhagen tweede en in 1971
in Belgrado wederom tweede.
Beide malen achter de Russin
Pinaeva.
De Olympische Spelen te
Mexico verliepen wat teleur
stellend. Na goede prestaties in
de series kwam Mieke, geplaagd
door ziekte, in de finale van de
K 1 niet verder dan een achtste
plaats. In de K 2 met Thea Duif
werd zij zesde.
Want hoe goed de nationale kampi
oene zich ook heeft voorbereid op het
komende seizoen, het blijft minimaal
in vergelijking met het buitenland.
Voorbeelden hiervan zijn er te over.
Het traditionele trainingskamp te A.ro-
sa ging niet door. De voor Mieke
Jaapies als compensatie bedoelde trip
naar Florida onderging eenzelfde lot
en ook aan buitenlandse wedstrijden
zal de stevige Zaanse niet of nauwe
lijks deelnemen. En dat alles omdat er
geen geld voor kon worden uitgetrok
ken. De Nederlandse Kanobond is een
Mieke Jaapies is begin juli waarschijnlijk het enige lid van de piep
kleine Nederlandse Kanobond die voorkomt op het voordrachtslijstje van
het NOC voor uitzending naar de Olympische Spelen te München. Zeker
heid heeft de Wormerveerse uiteraard nu nog niet, maar er mag toch
wel voor 95 percent worden aangenomen, dat Mieke er eind augustus
in München bij is. In de haast waanzinnige wedloop om Olympisch ere
metaal is zij namelijk één van de weinige Nederlanders die hierop een
kansje maken. Een kansje slechts, want in geheel Europa worden vele
tienduizenden guldens geïnvesteerd in de topsporters in hun jacht op
Olympische roem. Voor Mieke Jaapies, die dit seizoen waarschijnlijk
zeer weinig internationale wedstrijden zal varen, wordt het een grote
vraag hoe de vorm is van haar grote tegenstreefsters, de Russische Pi
naeva en de Oostduitse Sezskorn.
arme bond. De steun van NOC en NSF
was niet voldoende.
Gezien het peil waarop Mieke Jaa
pies zich bevindt, is deelname aan sterk
bezette buitenlandse wedstrijden on
ontbeerlijk. „Ik wil niet egoïstisch of
verwaand lijken, maar voor de Neder
landse wedstrijden heb ik geen interes
se. De tegenstand is minimaal en als ik
bijv, in Enschede zou varen, moet ik
alle kosten zelf betalen. Als ik toch
zo’n dag bezig moet zijn, ga ik liever
een paar uur trainen. Daar heb ik dan
veel meer aan. Voor mij is alleen maar
belangrijk het wedstrijdcontact met de
Europese top. En die meisjes komen
niet naar Nederland. Als ik tegen hen
zou varen, kan ik pas afmeten hoe de
internationale krachtsverhoudingen lig
gen. Maar ja, dat zal wel voor het
merendeel van de wedstrijden een ij
dele hoop blijven. En zelf kan ik die
buitenlandse tripjes niet betalen, ik
heb het geld er gewoon niet voor”.
Een beetje bedroefd vervolgt Mieke:
teit, die de bond nauwelijks krijgt in
de landelijke pers, zou van beslissende
invloed kunnen zijn, op de ontwikke
ling van deze toch typisch Nederlandse
sport.
Mieke Jaapies voelt het zelf niet zo
aan, maar duidelijk is, dat zij vlagge-
draagster is van de kanosport. Want
alleen zij mag in staat worden geacht
op het allerhoogste niveau mee te
strijden. Dat zal zij doen, ondanks alle
moeilijkheden rond deze voorbereiding.
ROB KAT
zeker wel in de K 2. Achteraf is dit
natuurlijk nooit te bewijzen, maar
daarom wil ik dat in München probe
ren te doen. Dat falen in Mexico
spookt nog steeds door mijn gedachten.
Vooral ook omdat ik er zelf niet schul
dig aan was”.
Een Olympische medaille zou de klei
ne kanobond zeer welkom zijn. AI
jaren suddert het nationale kanogebeu-
ren op een uiterst laag pitje. Publici-
„Voor de bond vind ik het sneu, dat
dit allemaal in de krant komt”, ver
volgt Mieke Jaapies, „maar als nie
mand iets zegt, suddert het gewoon
door. Problemen van een coach die
niet ingevoerd is in de kanosport, heb-
en we vorig jaar ook gehad. Ik heb
mij er toen druk over gemaakt en kon
er ’s nachts soms niet van slapen. Is
het al die training en offers wel
waard, vroeg ik mij toen af, als de
leiding gewoon tekort schiet. Ik zit al
erg lang in de topsport maar toch
verwacht je van een bondscoach, dat
hij je leider en vertrouwensman is. Nu
is er, wat mij persoonlijk betreft, een
soortgelijke situatie. Ik voel aan, dat
Venhorst mij niets kan leren, maar
problemen maak ik er niet meer van.
Na al de moeilijkheden van de laatste
jaren kun je wei een stootje hebben.
Ik ga mijn eigen gang en met steun
van mijn clubtrainer blijf ik er alles
voor doen om München te halen. Ik
heb nog iets goed te maken van Mexi
co”.
Er zijn veel te weinig artsen en
zeker sportartsen in ons lieve va
derland. De schijn lijkt wat tegen
deze stelling te zijn, omdat tegen
woordig de naam van dokter Ro-
link meer in de publiciteit voor
komt dan die van Van Praag (en
dat zegt wel iets, dunkt me) en de
exotische naam van Feyenoords
clubarts, Abardanel meer gehoord
wordt dan die van manager Brox,
bijgenaamd de Brokkenpiloot van
Rotterdam-Zuid.
Ajax heeft een clubarts en wat
voor één, maar Ajax heeft ook
nog een psycholoog. Feyenoord
heeft het aantrekken van zo’n
laatste wetenschapsfiguur altijd
onzin gevonden. Psychologie bete
kent poppenkast, vinden Brox en
zijn maten. Feyenoord is geen
poppenkastclub en derhalve.
Wellicht dat ddar het evidente
verschil tussen Ajax en Feyenoord
zit: Amsterdam is altijd een stad
van grote poppenkast geweest en
Rotterdam een nuchtere werkge
meenschap, waar de gestampte pot
ver verheven is boven de liflafjes
van het mondaine leven.
Maar ik dwaal af (al wil ik
nog wel even zeggen, dat Feyen
oord best een gekruide psycholo
gische liflaf zou kunnen gebrui
ken, een Van Hanegem a la meu-
„Ik praat hier liever zo weinig moge
lijk over want men zal wel weer
zeggen, die kanoërs hebben altijd iets te
zeuren. Maar als mij gevraagd wordt,
hoe ik Venhorst vind, kan ik alleen
maar zeggen dat wij elkaar niet liggen.
Als hij aan de ene kant van de tafel
gaat zitten, zoek ik een stoel aan het
uiterste andere einde. Ook zijn manier
van trainingsaanpak ligt mij niet, ik
heb er gewoon geen vertrouwen in. Ik
heb het gevoel, dat Venhorst mij niets
kan leren en dat is met de Spelen voor
de boeg natuurlijk niet zo leuk. Ik
weet, dat dit allemaal niet prettig
klinkt, maar in vergelijking met vorig
jaar is er helemaal niets veranderd.
Een ander voorbeeld (ik stel nadrukke
lijk dat Venhorst wel zijn best doet), is
het contact tussen de bondscoach en de
clubtrainers. Wij trainen vier of vijf
keer per week onder leiding van club
trainers en slechts op zaterdag onder
leiding van Venhorst. Mijn clubtrainer
is Hein Runeman, de ex-bondstrainer.
Van een werkelijk contact tussen Ven
horst en de clubtrainers is echter nog
nooit iets gekomen. Je krijgt nu de
gekke situatie, dat de geselecteerden
twee trainingsschema’s hebben. Dat
kan niet goed zijn, maar verander er
maar eens iets aan”.
De problemen rond de training zijn
voor Mieke Jaapies geen aanleiding
geweest om in contact te treden met
het Comité Topsport. Mieke ziet niet
zoveel heil in dit apparaat. „In de
beginfase ben ik wel enkele keren op
de vergaderingen geweest, later niet
meer. De vergaderingen waren meestal
op zaterdag en dat is de dag, waarop
wij selectietraining hebben. Overigens
zie ik niet zoveel in het Comité Top
sport.”
„Ik heb niet eens geld om een nieuwe
boot te kopen. Gelukkig heeft Arend
Bloem (een ander kernploeglid) het
geld bijeen weten te brengen voor een
nieuwe boot. Anders had ik bij eventu-
hele uitzending naar München in mijn
eigen kano vol met deuken en krassen
moeten varen. Er is door de Kanobond
alleen maar een nieuwe K 2 gekocht
voor Maria van der Holst en mij”.
Naast financiële problemen, Mieke
heeft al enkele jaren geleden voor de
kanosport haar baan opgezegd en helpt
nu thuis in de huishouding, kampt zij
met een zo mogelijk nog ernstiger pro
bleem. De samenwerking met de nieu
we bondscoach Johan Venhorst is tot
een minimum gedaald. Mieke hierover:
nière bijvoorbeeld). Ik ga terug
naar mijn uitgangspunt: er zijn te
weinig sportartsen. Eigenlijk zou
den voetballers minimaal één op
twee moeten lopen, dus één
arts op twee voetballers. Of nog
beter: elke speler zijn eigen dok
ter, zoals wielrenners gek zijn op
hun eigen soigneur en die ook
trachten mee te smokkelen in de
Tour- karavaan.
Elke topsporter zou zijn eigen
arts moeten hebben, zijn of haar
eigen vertrouwensman, die zijn of
haar hele anatomische hebben en
houden van binnen en van buiten
kent. Dat zou de topsport een
geweldige kick geven. Als Miep de
turnster met wat vettige haren de
evenwichtsbalk zou bespringen,
zou haar arts direct kunnen in
grijpen, wetend: als Miep vette
haren heeft is zij doodnerveus en
kan zij bepaald geen goede flik
flak maken, dus moet zij iets te
gen nervositeit hebben. En als
Gerrit de gewichtheffer niet
grommend, maar enigszins lamen
terend zijn sportmateriaal bena
dert, dan moet zijn arts onmiddel
lijk de juiste pil uit zijn tasje
kunnen pakken teneinde hem zelf
vertrouwen en normale grom te
rug te bezorgen.
En hoe fijn en geruststellend
zou het zijn als ook iedere biljar
ter en dan niet alleen de jon
gens met de glorieuze achterhand,
die wereldrecords produceren,
maar ook de café-ketsers in de
nek de adem van de eigen medi
cus zou voelen, als hij geestelijk
gevierendeeld op zijn stoel zit toe
te kijken hoe zijn tegenstander
het ene trosje caramboles na het
andere ter wereld tovert. Een
rustgevend middeltje zou dan sou
laas bieden. Wel opgepast natuur
lijk voor overdosering, opdat de
man niet languit op het groene
laken gaat liggen, dedans, één met
de ballen.
Trouwens, wat dacht u van de
scheidsrechters? Die mannen van
de law and order (de reglementen
en verder geen gedonder) moeten
het altijd maar helemaal alleen
zien te klaren. Geen psycholoog,
geen arts, geen verzorger reist met
ene Van Ravens of ene Pijper
mee. Is dat geen ten hemel schrei
ende toestand? Net hebben zij een
striemende straf als een penalty
gegeven of een fysiologische
zweepslag (pats, knapt er een
spier) treft de man zelf. Denkt u
eens even in, wat er op het vlak
van de zielkunde dan gebeurt. De
autoritaire figuur van zoeven
kruipt als een hulpbehoevende
over de zoden, temidden van de
voetballende jongelui, die hij vlak
tevoren nog een gele kaart voor
de ogen gezwaaid heeft. Op zo’n
moment moet de eigen arts van
Pijper of Van Ravens het veld op
kunnen stormen, met in zijn kiel
zog de persoonlijke psycholoog, die
de eerste hulp kan verzorgen en
de arbitrale ziel kan omzwachte
len. Maar nee, hoor. De scheids
rechter wordt als een baby afge
voerd, in de armen van de woeste
voetballer, die hem kortelings nog
toevoegde, dat hij beter bij zijn
moeder thuis had kunnen blijven,
omdat hij helemaal niet fluiten
kon. Kan de scheidsrechter dan
anders doen dan de gele kaart van
die woesteling stiekum in brand
steken?
Ik vind gewoon, dat de NSF
daar eens een actie voor zou moe
ten ontketenen: elke sportman, in
de dienende (atleet) dan wel in de
leidinggevende (scheidsrechter,
official) sector een eigen dokter.
Dan zou naar München een con
tingent van 2000 sportmensen,
2000 sportartsen, 10.000 officials en
25 trainers kunnen afreizen. Dan
pas zijn we waar we wezen moe
ten. HANS ROMBOUTS
Al