WERKTHEATER EN zz KWAAD OVERHEERSTE MAN DIE sociale Modern CRAAC GOED WILDE ZIJN strijd in epos van Vlaanderen TOESTANDEN" „PIETER DAENS" VAN LOUIS PAUL BOON I PI k F ZATERDAG 6 MEI 1972 19 Erbij door Joseph Roth R g- ET WERKTHEATER uit Amsterdam is deze we ken het land ingetrokken met „Toestanden”, een werk stuk dat ingaat tegen een ver starde, ontmenselijkte psychia trie. Het is geïnspireerd op de geruchtmakende boeken van de psychiaters Laing en vooral van Jan Foudraine. Het bestaat uit een aantal scènes, waarin ener zijds een beeld wordt gegeven van de psychiater die zijn po sitie van alwetende wonder dokter opgeeft en zich publie kelijk „kwetsbaar” opstelt, anderzijds van de onmondige patiënt die inziet dat hij zijn leven zélf moet leven. moordenaar" „Biecht van een TAE PRODUKTIEVE Oosten- JL/ rijker Joseph Roth is reeds voor de oorlog in ons land bekend geworden door twee van zijn romans „Job” en „Radetzky- mars”. „Job” werd in 1969 bij Uit geverij Bruna als Zwart Beertje 1277 herdrukt, terwijl onlangs een late novelle „Biecht van een moordenaar” voor het eerst in het Nederlands verscheen. •T TUF JAAR LANG heeft Louis Paul Boon leggers v doorgewerkt van dag en weekbladen uit de jaren 1865 tot en met 1918. Vijf jaar lang heeft hij kleine en grote feiten bijeengeharkt uit de so ciale strijd, zoals die zich in die jaren heeft af gespeeld in het stadje waar hij woont: Aalst. Het resultaat was aanvankelijk zestienhonderd dichtbeschre ven vellen, „met feiten en jaar tallen die geen mens konden interesseren”. Tot driemaal toe heeft hij het materiaal her schreven en zo ontstond dan het boek dat hij eerst Fabrieksstad Aalst wilde noemen, maar dat gaandeweg Pieter Daens is gaan heten (Querido-Arbeiderspers). fekx =2 ER- im., ’72 i de [NS imd J. HEIJER 50* van m2 ;.M. aan LOUIS PAUL BOON 3ed en DEZE EEN en zijn vier jaar oudere broer. Louis ANNE BRANDENBURG. L De scenes zijn ontstaan uit een groot aantal improvisaties op voorvallen en thema’s uit beide boeken. Onder aan voering van Marja Kok zijn een aantal van die improvisaties tot een geheel gerangschikt. Bij elke „voorstelling” worden de scenes opnieuw geïmprovi seerd, al liggen de volgorde en het stra mien vast. rre- >nte eet- ers, met de den den Per nde oen •He en Werktheater uitspelen, waarna de dis cussie volgde. Het is duidelijk, dat publiek, dat naar „Toestanden’ komt kijken om toneel te zien, heel anders reageert. Het Werk theater heeft het stuk ook in Mickery laten zien; een jammerlijke vergissing. Zo’n avond in Klokkenberg of Amstel- ige, rie- oed im., im., zol- nen DE- lan- lijf, le lad- vijk an- ven abij lie- tair me 'er- net de as ten by- eu- ing, de er- >ed toi- ad- irte ruil ijk). likt JL- md :.M. as). ■nie be- aén 600 um 141’ 3 29 :en, let, ap- DE PROLOOG van .Toestanden’ be staat uit een scène, waarin twee spelers elkaar chanteren met ieders eigen le vensangst, zodat ze wel bij elkaar móéten blijven. Dan volgen scènes over de patiënt in relatie tot zijn familie; over de „bekering' van de psychiater van vakidioot tot menselijke mens; en tot besluit over de patiënt die zichzelf Joseph Roth heeft de Tweede Wereld oorlog niet meer beleefd. Hij stierf in Parijs op 45-jarige leeftijd, waar hij als Jood op de vlucht voor zijn achter volgers een onderkomen had gevonden. „Biecht van een moordenaar” werd uitstekend vertaald door Theodor Du- quesnoy. 1 te im„ :ote Reeds jong komt Goloebtsjik door toedoen van de oude vorst bij de geheime politie in Petersburg. Later wordt hij overgeplaatst naar Parijs, waar hij de zogenaamde subversieve elementen van Rusland in Frankrijk in het oog moet houden. Hij leeft met zijn maitresse Lutetia onder de naam Krapotkin, die hij zich ten onrechte heeft toegeëigend. Als politiespion vol voert hij, soms van walging over zich zelf vervuld, de lafhartigste opdrach ten. In geldnood verkerend door Lute- tia’s luxueuze levenswandel verraadt hij zelfs de vrouw van wie hij is gaan houden, de edele Russische Jodin Lea Rifkin. Lakatos heeft hem de ver valste dokumenten in handen gespeeld, HET PUBLIEK in De Klokkenberg zag „Toestanden’ als een discussiestuk; dat van Amstelland als een veredelde vorm van psychodrama. De spelers werden in het tweede geval niet er varen als toneelspelers, maar als lot genoten. De echtheid van emotie, die improvisatie oplevert (Het Werkthea ter improviseert meesterlijk), werkt een dergelijke identificatie in de hand. Zuiver technisch gezien is het onver wachte einde van deze indrukwekkende novelle een vondst. De vakman Roth speelt hiermee zijn laatste, sterke troef uit. ken, maar de scènes over de psychiater en de kliniek zijn toegespitst op een zeer specifieke situatie, die bovendien satyrisch wordt weergegeven. De scè nes over de patiënt krijgen een alge meen menselijke betekenis, graven die per en kunnen daarom ontroeren. Een zeer opvallende scène was die waarin het Werktheater heel bewust een vergelijking trekt tussen de psy chiater, die zijn voetstuk verlaat, en de toneelspeler. In de bewuste scène leg gen de spelers - voorzover ze er be hoefte aan hebben - een soort per soonlijke verklaring af tegenover het publiek. Het gaat dan over de psychia- die zegt dat hij de patiënt op een men selijke manier wil benaderen en daar om zijn masker van aangeleerde kennis en deskundigheid wil afleggen. De spe lers maken na hun „bekentenis” een sprong over een stoel; een wat simpel symbooltje van de sprong in het on bekende. een psy- voor het Paul Boon vertelt het verhaal overi gens met veel nuchterheid. Bij mijn lektuur moest ik herhaaldelijk denken aan een ander boek, dat precies even nuchter een overeenkomstige periode in Nederland beschrijft: „De dageraad der volksbevrijding” van W. H. Vliegen - het eerste deel van zijn ten onrechte in vergetelheid geraakte trilogie. Vlie gen had stijl, hij kon langs zijn neus weg enorm scherp en sarkastisch zijn en in zijn jonge jaren is hij, als journalist in Maastricht, ook een soort Pieter Daens geweest. Ik weet niet of Boon zijn boeken kent, misschien is de gelijkenis zuiver toevallig. Maar zij zijn zeker op be paalde punten verwante geesten - alle bei amateur-historici van grote be kwaamheid. Pieter Daens is altijd in het middel punt van de politieke strijd gebleven, en die strijd werd niet met fijnzinnige middelen gevoerd. Hij is De Werkman blijven uitgeven, ook tijdens de eerste wereldoorlog, toen de Duitsers België grotendeels hadden bezet. In 1918 is hij, letterlijk in het harnas, gestorven, 75 jaar oud. Het boek dat zijn naam draagt, is meer geworden dan alleen een brok uit de geschiedenis van een kleine Belgi sche stad. Het verhaal krijgt, onder de hand van Boon, sterk mythologische trekken. Er treden in dit boek góden, helden en demonen op. Uit die duizen den feiten en feitjes, dl» de schrijver uit al die oude leggers heeft verzameld, is iets gegroeid wat men gerust een modern epos kan noemen. HANS VAN STRATEN DEZE BEKENTENIS komt op zo’n ontheatrale manier naar buiten, dat de indruk onstaat, dat je niet meer met psychiaters, maar met elk willekeurig mens te doen hebt tijdens diens Grot» Moment der Waarheid. Op dat moment legt ene Rense Royaards, ene Peter Faber, ene Herman Vinck, ene Marja Kok, ene Cas Enklaar een verklaring af over zichzelf. Ze leggen het toneel- spelers-masker af, zomaar en plein pu blic. En dat is toch heel merkwaardig, dat een acteur het masker aflegt, waarmee de toneelspeelkunst altijd wordt afgebeeld. Gaat hij niet regel recht in tegen zijn eigen beroep? PIETER DAENS WAS een journa list, redacteur en uitgever van het blad De Werkman, dat hij zelf, enigszins verwonderlijk in dit verband „een goudmijn’’ noemde. Onder de werkende bevolking van Aalst en omgeving werd zijn blad in elk geval door tienduizen den gelezen, want Pieter Daens kon schrijven dat de stukken er van af vlogen en hij nam geen blad voor de •mond. In die jaren-van-opkomst van het socialisme nam hij een eigen plaats in, samen met zijn broer, pastoor Adolf Daens. Zij sloten zich niet aan bij de socialisten, maar konden het evenmin vinden met de conservatieve katholieke partij. Derhalve stichtten zij hun eigen beweging, de Christen Volkspartij, die aanzienlijke aanhang kreeg. Men sprak in België zelfs van het „Daensisme”, waarmee him katholieke socialisme werd aangeduid. Voor Ne derlandse begrippen een onbegrijpelij ke zaak, want dat zich in die jaren in ons land ooit één rooms-katholieke priester tot het socialisme zou bekeren, was eenvoudig ondenkbaar geweest. Momenteel ligt de zaak precies om gekeerd: nu zijn in Nederland vele tientallen, zo geen honderden priesters socialist, terwijl d e clerus in België stijf in het gelid loopt. Het Daensisme, zo lijkt het wel, heeft zich in noorde lijke richting verplaatst. LOUIS PAUL BOON HEEFT Pieter Daens, de kranteschrijver, zelf zijn verhaal laten vertellen. Dat is, als ik goed zie, zijn enige kunstgreep geweest. die Lea’s ondergang bewerkstelligen. De uitlevering van Lea aan de Russi sche politie valt samen met het uitbre ken van de Eerste Wereldoorlog. Van wroeging over zijn lafhartige daad ver vuld gaat Goloebtsjik onder de wape nen. Hij verbreekt het kontakt met de Russische politie. Op het slagveld zoekt hij de dood bij iedere gelegenheid, maar hij sneuvelt niet. In 1918 keert hij terug naar Parijs. Lange jaren woont hij samen met Lutetia. Ter afsluiting van zijn verslag spreekt hij de hoop uit, zijn leven zonder zich nog verder schuldig te maken, te kunnen beëindigen. Hiermee is de biecht te neinde. Geschokt door het relaas van Goloebtsjik, dat hij heeft beluisterd, verlaat de ik-figuur in de vroege och tend het café om zich naar zijn aan de andere kant van de straat gelegen eenvoudige hotel te begeven. De hote lier meldt hem verheugd, dat zojuist een nieuwe gast zijn intrek heeft geno men. Het blijken de koffers van Laka tos te zijn, die in de hal staan, zoals de ik-figuur en de lezer met verbijstering vaststellen. De ik-figuur vertrekt in grote verwarring dezelfde middag nog, Goloebtsjik aan zijn lot overlatend, uit angst voor deze onmens, die opnieuw aan duivelse machten blootstaat en zelfs voor goede vrienden gevaarlijk kan zijn. Ik kom er niet uit. Ik geloof, dat je alleen maar naar zo’n scène kan kij ken, zonder het zweet van gêne in je handen te krijgen, als jij óók je mas ker aflegt; de toneelrecensent het mas ker van toneelrecensent, de toneelmin- naar dat van toneelminnaar. Als we doen wat het Werktheater in die scène doet, komen we allemaal met de billen bloot; als mens tegenover mens te staan, als onkruid onder onkruid. De vraag is of het leven met zo’n uiter ste eerlijkheid ten opzichte van jezelf uit te houden is. Misschien wil ik het te diep zien. In ieder geval kun je zeggen dat Het Werktheater de kunst niet dient, maar de kunst gebruikt om de menselijkheid te dienen. Wat je dan ook onder „kunst” en „dienen” mag verstaan. In zijn voorwoord zegt Boon, dat in het boek „geen enkel woord fantasie” te vinden is en deze schrijver behoort tot het kleine groepje mensen, dat men op hun woord kan geloven. Door zelf in de huid van Pieter Daens te kruipen voorzag hij zichzelf van een voortreffelijke tv-camera, waarmee hij ruim vijftig tot tachtig jaar in de tijd terug kon kijken. Zo kon hij ooggetuige zijn van een uiterst roerige episode uit de geschiedenis, zo als die zich in een kleine stad heeft afgespeeld. Pieter Daens was niet jong meer, toen de sociale strijd zich in Aalst begon te manifesteren. Hij was vijftig toen zijn Christen Volkspartij werd opgericht. Maar hij had heel wat ge zien dat daaraan vooraf ging. Het is, gewild of ongewild, een van de grote verdiensten van Boons boek dat het zo voorbeeldig het rechtstreeks verband laat zien tussen de industriële revolutie van de negentiende eeuw, het ontstaan van een aantal spinnerijen in Aalst, en het tot politieke aktiviteit komen van de arbeidende bevolking. Men kan lezen hoe omstreeks 1840 een zekere Eliaert Cools als twintigja rige jongeman naar het stadje kwam en op een verloren plekje aan de Dender garen begon te spinnen, te bleken en te verven. Binnen drie jaar had hij honderd arbeiders in zijn fa briek en haast evenveel thuiswerkers, die voor hem werkten. Zo ontstonden er in een kort tijdsbestek meer fabrie ken en weldra vonden duizenden Aal- stenaren hun brood in de spinnerij. Door onderlinge concurrentie, maar ook door doodgewone schrielheid van de meeste fabrikanten werd dat stuk brood met de jaren steeds kariger, terwijl er steeds langer voor moest worden gewerkt. Kinderen, tot kleuters toe, waren een eindeloze werkdag voor een geringe beloning in touw. Meisjes van 14 tot 19 jaar vormden de nacht ploegen. Dit waren al afschuwelijke toestan den, maar volstrekt onhoudbaar werd de zaak toen zich in de jaren tachtig een crisis voordeed, waardoor fabrie ken op halve capaciteit moesten over schakelen of zelfs geheel sluiten. Voor zeker de h elft van de toen 24.000 zielen tellende bevolking bete kende dit een regelrechte bedreiging met de hongerdood. Er werden massale bedeltochten ondernomen en, toen de politie daartegen ging optreden, stroop tochten. Dat hier de bodem rijp werd voor revolutionaire ideeën, was duide lijk. TEGEN DEZE ACHTERGROND, hard en somber als een houtsnede van Frans Masereel, ontwikkelde zich de late politieke carrière van Pieter Daens leert vinden, maar dan terugkeert in een maatschappij die hem niet accep teert. Het Werktheater wil met dit stuk een discussie op gang brengen. En daarin slaagt het op buitengewoon spannende wijze. Ik heb „Toestanden’ twee keer gezien; een keer in De Klokkenberg in Ginniken en een keer in het Provinciaal Ziekenhuis te Sant poort. Twee totaal verschillende avon den. Het gegeven bleef in hoofdzaak hetzelfde, maar er was zeer uiteenlo pend publiek, dat onmiddellijk de eigen problemen in het stuk herkende en er na afloop gretig over wilde praten In De Klokkenberg - een voormalig sanatorium waar nu epileptici, astma- patiënten en gestoorde kinderen wor den verpleegd - bestond het publiek uit staf en verplegend personeel. Uit de discussie bleek dat het thema „demo cratisering” binnen het instituut voor dit publiek het belangrijkste thema van het stuk was. Verplegend perso neel vond, dat er niet genoeg gepraat wordt over het hoe en waarom van medische en psychiatrische behandeling voor de patiënten, met wie het veel meer omgaat dan de psychiater. Artsen daarentegen gaven blijk zich terug te trekken op het standpunt ven deskun digheid, een standpunt dat in „Toestan den’ nogal wordt aangevallen. In Santpoort bestond het publiek vooral uit de jonge patiënten van „Amstelland”, de reeds „gedemocrati seerde” kliniek van psychiater Van de Lande. De proloog was nog maar nau welijks begonnen of de patiënten her kenden zichzelf. De een gaf direct commentaar, de ander wilde meespe len. Zo goed en kwaad als het ging, weefden de toneelspelers de reacties in de improvisatie van dat moment. Toen dit een probleem begon op te leveren voor de voortgang van het verhaal, werd met het publiek overlegd hoe men verder wilde gaan. Men liet het In „Biecht van een moordenaar” herkent men Roth nauwelijks. De ro mans worden gekenmerkt door een vlotte verteltrant, waarbij de schrij ver zich, meegesleept door zijn lust tot vertellen tot talrijke uitstapjes buiten het direkte verhaal laat verleiden. In de onderhavige omvangrijke novelle wordt men getroffen door de zelfbe heersing van de auteur, die slechts één doel voor ogen heeft: het verslag van het fatale leven van een politiespion. Nergens laat hij zich afleiden door niet ter zake doende details. Wat niet lijn recht leidt naar het tevoren gestelde doel, wordt terzijde geschoven en niet opgenomen. Opvallend is ook de zeer dichte en nauwkeurige manier van schrijven, met bijzondere aandacht voor het psychologische detail. Met op zet geef ik de feitelijke loop van het verhaal niet weer, het is spannend als een detective met talrijke onverwachte wendingen. Legt men de roman „Job” uit het jaar 1930 naast „Biecht van een moor denaar” uit 1936, dan frappeert de veranderde, pessimistische instelling van de schrijver. Ondanks het feit, dat in Job wanneer de roman ten einde loopt de meeste personen op tragische wijze gestorven zijn, is het slot opti mistisch en positief. De vader, Mendel Singer, hervindt na jaren zijn zorgen kind, de jongste zoon, die inmiddels een beroemd dirigent geworden is. In „De Biecht” daarentegen wordt men getroffen door het fatalistisch einde; een man probeert aan zijn kwade ge nius te ontkomen, maar deze verliest hem niet uit het oog en zal hem tot nieuwe boze daden blijven aanzetten. Deze novelle is daardoor één der meest droefgeestige, uitzichtloze en nihilis tische, die mij ooit onder ogen kwam. ark „BIECHT VAN EEN moordenaar” heeft de vorm van een raamvertelling. Het Werktheater in een scène, waarin patiënten van chiatrische inrichting eerst zelf een picknick „moeten” uitvoeren. kijken, maar als toneelverslaggever. Dan let je op andere dingen dan het publiek, waarvoor het stuk bestemd is. Dan valt me op dat Het Werktheater in „Toestanden’ voornamelijk met het woord bezig is. De ruimte wordt nau welijks bespeeld. Verder, dat ik de scènes, hoewel ze op de keper be schouwd wel een logisch onderling verband hebben, niet als één drama tisch geheel heb ervaren. Misschien kwam dat omdat er twee zaken tege lijkertijd werden verbeeld: de psychia ter en zijn problemen en de patiënt. Ze hebben natuurlijk met elkaar te ma- land is niet alleen een „voorstelling” die twee uur duurt, maar een gebeuren dat ook de discussie van nóg eens twee uur omvat. In die vier uur worden van de spelers dingen gevergd, die tot voor kort geen enkele Nederlandse to neelspeler opbracht. De tien man van Werktheater spelen niet alleen - en dan nog op een zeer persoonlijk en diep in de eigen emoties ingrijpende manier - maar ze moeten ook nog het verkondigde standpunt verdedigen, uitleggen of toetsen aan de ervaringen van de specialisten. Dat is de bestaans reden van deze groep toneelspelers. De onbevangen en eerlijke manier waarop ze het doen, daar neem ik mijn petje voor af. ALS TONEELRECENSENT zou ik er eigenlijk niet over mogen schrijven. Ik doe het toch. Ik heb niet als patiënt (nou ja), verpleger of psychiater zitten OOK INHOUDELIJK HEEFT dit einde een buitengewone zeggings kracht: het kwaad overheerst de man, die zo graag goed zou willen zijn: Goloebtsjik blijft een speelbal van de duivel, deze laat niet los. In hem ziet men iemand, die zondigt tegen de men senrechten, die veronderstelt, edel en menselijk te zijn, maar die desondanks, gedreven door krachten, die hij niet in de hand meent te hebben, zijn laaghar tige daden begaat. Reeds voor de Tweede Wereldoorlog losbarstte, schet ste Roth, misschien het naderend on heil voorvoelend bewijzen hiervoor ontbreken mij het ontluisterend beeld van de oorlogsmisdadiger pur sang, van de man, die te zwak van karakter is om zich tegenover krach ten, die aanzetten tot moord en ver raad, te handhaven. In één nacht, zittend in een obscure kroeg in Parijs, waar Russische emi granten elkaar ontmoeten, vertelt de Rus Goloebtsjik aan een aantal kennis sen het verhaal van zijn leven. Onder hen bevindt zich de ik-persoon, die het relaas te boek stelt. Goloebtsjik begint met zijn geboorte gis buitenechtelijke zoon van vorst Krapotkin, een invloed rijk man in een Tsaristisch Rusland. Zijn wettelijke vader is houthakker op één van de bezittingen van de vorst. Op twaalfjarige leeftijd onderneemt Goloebtsjik de lange reis naar Odessa. Hij wordt echter met een gouden ta baksdoos afgescheept. Reeds in Odessa ontmoet Goloebtsjik, die een sterk ge voel van minderwaardigheid heeft (zijn naam betekent Duifje) de twee men sen, die zijn leven zullen bepalen: de jonge vorst Krapotkin en de duivelse Lakatos. Krapotkin is van adelijke af komst en door de oude vorst als zijn zoon aangenomen. Hij heeft een naam, geld en invloed. Het leven werpt hem de dingen in de schoot, waar Goloeb tsjik voor vecht en die hij nooit ver overt. Krapotkin loopt hem voor de voeten bij de vrouw, waarmee Go- loebsjik in een soort koele hartstocht verbonden is. Ook hier is de jonge vorst hem de baas, want de vrouw houdt van hem. maar laat zich door Goloebtsjik onderhouden. Lakatos de andere figuur, die hem zijn leven lang begeleidt is de verpersoonlij king van het kwaad, van de duivel. Hij is er één in een lange keten van duivelsfiguren in de literatuur. Hij hinkt, is fatterig gekleed en heeft zijn toverstaf als rotting bij zich. Lakatos is in het verhaal een wat ijle, onwerke lijke figuur, geen symbool meer, maar toch nog geen mens. Juist hierdoor is hij zo onheilspellend. *‘v pr r ss' x v -• -. v-'-yv vyyyyy

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 19