Ir. A. Stoffels ziet geen heil in boomchirurgie op grote schaal
■w
i
AA
w i
w
ij
Bijl-principe
Duivelse lusten
Aanvallen
Naaldhakje
Zuurstof
Heel zuinig
Boomchirurg
Narigheid
UTRECHT De man die mee
beslist over leven en dood in de
Haarlemmerhout woont dichtbij
een begraafplaats aan de rand van
Utrecht. In een kast van een huis,
die de reusachtige beuken in het
parkje voor de deur bijna in de
schaduw stelt. Ir. A. Stoffels
draagt allang niet meer het groene
houtvesterskostuum dat hem in
zijn Haarlemse tijd zo kenmerkte.
De adviseur van de minister van
Landbouw sinds 1 januari
heeft het druk. Net terug van een
congres in Rome zit hij midden in
een verhuizing. Terwijl de gor
dijnen worden losgemaakt, ser
veert een dienster de koffie
HAARLEM Wie de rap
porten leest over de 200 kapi
tale bomen in de Haarlemmer
hout, die de laatste drie jaar
een wit kruisje kregen en kort
daarna naar de slachtbank
werden gevoerd, stuit niet op
emotionele reacties doch op
kille, zakelijke constateringen.
Zoals „eik, geheel ingerotte
kop” en „gaten in de stam over
de hele lengte, hart stam dood”
of „totaal uitgeleefd, geen
kroon”.
ft =••-.-
-
I
t-■aSSf’
Haarlemmerhout
topje kleiner
visueel
ROLF STALL1NGA
Dat maakte de zaak gevaarlijk? „Ja
Gelukkig zijn er geen ongelukken ge
beurd, maar dat was in het Haagse Bos
wel het geval. In 1912 is daar bij een
storm de hele boel tegen de vlakte
liet weten dat zij van de Hout-restau-
ratie niets hadden begrepen.
Gezien het grote belang van de zaak
kwam het midgetgolfcomplex aan de
rand van de kleine Hout te liggen.
TOEVALLIG was de algemeen di
recteur van Staatsbosbeheer (tot eind
vorig jaar) ir. A. Stoffels, één van de
evenveel zuustof produceert als dui
zend tienjarige soortgenoten. Etc.
in juni een definitief voorstel zullen
voorleggen. Op die vergadering zal aan
deskundigen alternatieven voor de ver-
jongingsprocedure worden gevraagd
tasten”. De subcommissieleden kregen
er flink van langs van directeur J.
Schipper van de Plantsoenendienst, die
„Het kan allemaal niet verhinderen”
aldus Wolterson, „dat de parken kaal
en troosteloos zullen zijn en geen be
schutting meer kunnen bieden gedu
rende de eerste twintig jaar. Mag ik u
daarom terwille van het algemeen
belang vragen om uw innerlijke stem
het zwijgen op te leggen indien deze u
influistert: Laat deze bomen staan tot
na mijn dood.”
fraai. Maar in de Haarlemmerhout is
het heel jong en heel oud. De tegen
stelling is te scherp.”
Wat is er met de Hout fout ge
gaan?
gegaan. Je weet nooit precies wanneer
een boom omvalt. Dat kan best drie
jaar duren, maar de risicofactor was
nu al te groot.”
In hoeverre passen recreatieve voor
zieningen in de Hout? „Het gaat vooral
om het oude boskarakter. Midgetgolf?
Doe dat maar ergens anders. Onze
commissie heeft zich dan ook tegen de
komst van golfbanen uitgesproken.
Midgetgolf is natuurlijk het ergste niet,
maar zo begint men morgen met iets
anders. Het mag niet de eerste stap tot
een pretpark zijn.” Om deze reden
Er wordt tegenwoordig niet alleen
meer technisch gesproken, maar meer
aan de ecologie gedacht. Er is betoogd
dat een honderdjarige kastanjeboom
Nu zal met de noodzakelijk geachte
slooppartij in de Hout de wereld nog
niet vergaan, hoewel Staatsbosbeheer
het geloof belijdt dat „bossen” natuur
en landschap evolueren tot onmisbare
en onvervangbare waarden in de he
dendaagse samenleving en dat handha
ving en uitbreiding van een evenwich
tig en gezond milieu van primair be
lang is.”
Een uitspraak, waar de goedwillende
leek het maar mee moet doen. Wellicht
kan hij zich nog vastklampen aan de
figuur van Maarten Luther, die eeu
wen geleden de woorden sprak: „Als
morgen de wereld vergaat, zal ik van
daag mijn boompje planten.”
Hoe gedraagt een bos zich onder het
juk van de industrie? En dat in een
volrakende Randstad en het Noord-
zeekanaalgebied als mogelijke tweede
Rijnmond?
„Een bos kan veel schade ondervin
den van industriegassen. Je ziet dat het
duidelijkst in het Roergebied, waar de
bossen kwijnen. In Nederland is dat
drie „wijze mannen”, die de gemeente
adviseerden over de verjongingsplan-
nen. Helemaal toevallig is de keuze
van ir. Stoffels ook weer niet, omdat
hij tijdens zijn verblijf in Haarlem
van 1942 tot ’59 houtvester in de
„Houtvesterij Haarlem” is geweest en
bovendien raadslid.
vinden B. en W. van Haarlem het
evenwel toch nog nodig een hoorzitting
te houden voordat zij de gemeenteraad
DE OUD-HAARLEMMER J. F. Wol
terson, directeur van het bosbouw
proefstation De Dorschkamp in Wage-
ningen, heeft in het algemeen zijn
zegje al gedaan. Hij kwam tot de
conclusie, dat het zwaaien met de bijl
nauw samenhangt met een uiterst ele
mentair principe in de bosbouw, name
lijk dat van de duurzaamheid. Het is,
zegt hij, daarom zaak dat de beheerders
leren hun bijl goed te gebruiken en
hem scherp te houden.
„De verjonging is vroeger steeds uit
gesteld. Springer heeft het toen uitste
kend gezien, maar er gebeurde niets en
eigenlijk om emotionele redenen. Er is
steeds gezegd: je kunt het best uitstel
len, maai een pa; r jaar geleden zaten
we goed met de narigheid, dat er
Heen nog oud hout over was.”
„De boom is voor het milieu erg be
langrijk. Als je geen bossen had, zou
het landschap een stuk armer zijn. De
ecologie is een moeilijk punt. Ik haal
dat nooit het sterkst naar voren. Na
tuurlijk, een boom ademt zuurstof uit,
maar dat doet een grasveld ook en
zelfs meer dan een bos. Ik zeg dat
nooit, maar het is wel zo. In de winter
verliest het loofhout zijn bladeren en
dan gaat dat proces niet door. Je moet
beseffen dat de zuivering van de lucht
door een weiland groter is dan door
een bos.”
Hij vertelt dat de eik zijn favoriete
boom is en dat deze boomsoort in de
Hout meer zal gaan domineren dan
thans met de beuk als topper het geval
is.
minder, hoewel er ook hier wel plaatsen
zijn waar ze er minder fleurig uitzien”.
NADAT het licht voor drastische
Ingrepen nog een tijd lang op rood had
gestaan, kwam het werk in 1969 pas
goed op gang. Dat luidde een nieuwe
fase in in de discussie en er kwamen
scherpe aanvallen. Van gewone bur
gers, raadsleden, een Tweede-Kamerlid
en o.m. de subcommissie beeldende
kunst. Van die zijde werd er onlangs
op aangedrongen „het karakter van het
culturele erfgoed niet verder aan te
DE DISCUSSIE over de bijltjesdagen
in de Hout heeft ook nauwelijks voe
ding nodig om in alle hevigheid op te
laaien. Dat was in het verleden zo en
dat is ook nu nog zo. Het hartgrondige
verwijt, dat duivelse lusten de enige
inspiratie vormen voor de houthakkers-
in-de-Hout, wordt door officiële in
stanties en hun (deskundige) adviseurs
afgedaan met de doodnuchtere verkla
ring, dat ook bomen geen eeuwig leven
hebben en dat het bepaald geen lolletje
is bij een windstoot zo’n reus op je
hoofd te krijgen. De overheid is er om
de gemeenschap te dienen (lees be
schermen) en dat gaat met vallend
hout een beetje moeilijk. Vandaar, dat
op „de wandelplaats tot genot ende
recreatie der burgers van Haarlem”
waarschuwingsbordjes als paddestoelen
verrezen.
Dat er met de uit 1583 daterende
Haarlemmerhout, die in tijden van
oorlog bij wijze van spreken de luci
fers voor het kruitlont leverde, iets
bijzonders aan de hand is wist Haar
lems tuinarchitect Leonard Springer in
1902 al te vertellen. Er moest, zei hij,
zeer spoedig verjongd worden want
anders zou het fout gaan.
Het gemeentebestuur had in die da
gen wel iets anders aan het hoofd en
zag het zwerk ook wel drijven. Het
deed vanwege de vele gevoelige snaren
(zie begin) vooral niets en in die situa
tie is, wat het denken betreft, pas in
de jaren vijftig verandering gekomen.
Maar eenvoudig lag het niet. Dat werd
al spoedig duidelijk bij de „aanslag” op
de Spanjaardslaan, die door de drang
naar betere en vooral bredere autowe
gen met asfalt werd omgeturnd.
Veel mensen vinden dat men te hard
van stapel is gelopen. Stoffels: „Je
moet inderdaad veel harder hakken
dan normaal nodig was geweest.‘En dat
merk je heel duidelijk. Er vallen grote
gaten en dat dit de mensen verontrust,
kan ik best begrijpen. Moest dat nu
ineens? Het moest niet, maar we wa
ren wel gedwongen het bos blijvend in
stand te houden en dan is het wel
nodig. Er zijn oudere mensen, ik be
grijp dat, die zeggen: het zal mijn tijd
wel uitduren en laat die oude bomen
toch staan, maar in principe mag je
daar niet van uitgaan.”
De mensen hebben dat in het verle
den te weinig gedaan omdat ze er toe
neigen de boom een eeuwig leven toe
te kennen. Als voorbeelden van nu
somt hij de Hout en het Arnhemse
Sonsbeek op. Landgoederen, die er an
ders hadden uitgezien als er eerder
was ingegrepen. „Nu staat daar vaak
zulk oud geboomte op het terrein, dat
het straks in zijn geheel geveld moet
worden. Slechts een enkel zeldzaam
exemplaar zal met kunst- en vliegwerk
door een boomchirurg behouden kun
nen blijven.”
Op deze pagina is het gesprek afge
drukt, dat onze verslaggever met deze
externe deskundige voerde. Bij de
Hout-problematiek werden ook zaken
als ecologie en boomchirugie getrok
ken. Het noodlot van de Hout is ook
voor hem onafwendbaar. Het luisterrij
ke bos zal de komende decennia een
flink kopje kleiner worden. De reden?
Het proces van naaldhakje tot woud
reus duurt nu eenmaal vreselijk lang.
De uitvaartplechtigheid ging in der
gelijke gevallen gepaard met spaanders
en er zijn nogal wat Haarlemmers, die
zich door al dat rondvliegende hout
persoonlijk geveld voelden. Want laten
we wel zijn: aan de Hout komen
is erger dan een vloek. Dat doe
je gewoon niet of zoals een lezer ons
jaren geleden schreef: de rust, de sfeer
en het pastorale, die we nu nog bezit
ten, zullen verdwijnen.
„Het ergste is gebeurd
Ir. Stoffels gelooft dat het zeker 25
jaar zal duren voordat de Hout weer
echt mooi zal worden. „We zijn nu
heel zuinig met de oude bomen. We
remmen het hakken erg af, maar wat
niet meer kan, moet er uit. In het
najaar gaan we de situatie opnieuw be
kijken, maar het zal wel meevallen wat
er de komende jaren nog verjongd
moet worden.Het ergste is nu gebeurd
en daar ben ik gelukkig mee. We zijn
al over de helft van het ontwikkelings
proces, maar wat je wel krijgt is dat
de oude houtopstanden steeds slechter
gaan worden en dat je op een gegeven
moment de oude bomen voor het
grootste deel kwijt bent, terwijl het
jonge groen nog onvoldoende plaats
inneemt. Het bos wordt dan
kleiner."
Hoe ziet u de boomchirurg? De
broers Copijn hebben gezegd, dat er in
de Hout op een andere manier „gesleu
teld” moet worden. „Boomchirurgen
zijn mensen, die deskundig zijn in het
oplappen van oude bomen met gebre
ken die beslist behouden moeten blij
ven. Een boom met gaten kan zo op
deskundige manier worden gevuld.
Maarje kunt het op deze schaal niet in
de Hout doen. Het is een kostbare
zaak. Het kan per boom wel meer dan
duizend gulden kosten en dan is het op
lange termijn nog geen oplossing. Dat
geld is niet zo erg, als het het maar
echt waard is. Er zijn mensen, die
boomchirurgie overdreven vinden en
zeggen, dat je zo weinig mogelijk in de
natuur moet ingrijpen. Dat een boom
gewoon dood moet gaan en dat je
daaraan niet moet gaan knoeien. Ik
vind, dat je dat bij een pracht exem
plaar wel mag doen. Maar het moet
wel iets bijzonders zijn en dat vonden
de heren Copijn ook.
Wat betekent een boom voor u? „Ik
zie hem vooral als aankleding van het
landschap. De boom heeft een derde
dimensie. In een landschapsbeeld
spreekt hij meer aan dan een mooi
zwembad.”
Het probleem van de Hout. „Het
uitgangspunt van de commissie van
deskundigen,” zegt hij, „was dat de
Hout tot in lengte van jaren als bos
behouden moet blijven en aantrekke
lijk moet zijn voor het publiek. Het is
een object dat altijd geld kost, maar
waaraan het geld ook goed besteed is.
Het gaat om een blijvend behoud. Als
een echt bos en niet als plantsoen of
een wei met een paar bomen. Je ont
komt er niet aan, verjonging toe te
passen. Als de maximum leeftijd van
een boom 150 jaar is, zou je theore
tisch al vr»eg moeten beginnen steeds
een stukje van het bos te kappen.
Dan krijg je heel jong hout, ouder hout
en heel oud hout. De afwisseling tus-
»en jong en oud maakt een bos juist zo
-s
-
•i.
W”
£S3?-"'
-
- ggjl
’"--•“•I*
V >- f ---
=7= 1“ -- J
r-zf L
Wjï- r“-
-
t'