DIRECTEUR DE HAAN VAN TEXELS OPVANG- CENTRUM de zeehonden VOOR ZEEHONDEN: zou een waarschuwing M A meemaken, „Wat we nu met moeten zijn” 12 ze willen eigenlijk niet zo vroeg dood. Maar ze gaan niet zover dat ze geen rotzooi meer kopen om op hun gazonnetje te spuiten” IZEN „Veel mensen worden wel een beetje ongerust over zichzelf, want L n (Van een onzer verslaggers) Kwik Luchtmacht Makreel Film jaar vmm WfM jREil 1 I. ng) l. ur; mnd. zee Erbij /erk- rden bij tief aat rne de lak urg eid „Toen in een baai in Japan 200 mensen doodbleven door de kwik, zijn er wel degelijk maatregelen genomen om dit te voorkomen. In de jaren ’50 gingen in Engeland 4000 mensen direct of indirect als gevolg van luchtvervui ling de pijp uit. Laat in Londen nu je schoorstee’-' maar es roeten, je hebt in no time de politie in huis. Als ’t goed misgaat, dan krijg je overheidsmaatre gelen. Maar dat er nu al een honderd planten niet meer bestaan, wat zegt de meeste mensen dat?” En voor je het weet zit je in het zeehonden-probleem. Met een zuigfles rse de 3.00 insport. 3801. i 1. — 7.— 2. — 4.— 3. — LEM mu loderne en met geheel „Als er nu eentje aanspoelt, wordt hij soms al door de luchtmacht hier heengebracht. Op Texel halen we ze zelf op, van andere eilanden komen ze vaak met de bus over de Afsluitdijk. Ze gaan ook wel per taxi naar de boot. Het beest ligt dan op een natte zak in een kist; voor hij de bus ingaat, wordt ie nat gegooid en ook in Den Helder gaat er nog weer een emmer water overheen. En dan overleeft hij het vervoer wel. stern is ’t bijvoorbeeld op het wad in ’57 begonnen. Het aantal liep langzaam terug, tot in 1965 alle grote sterns plotseling zomaar weg waren. Op een gegeven moment was ik op het wad, ik hoorde alle geluiden en dacht: wat mis ik nou eigenlijk? De grote stern was weg, hij begint zich nu weer langzaam te herstellen, je hoort hem weer. geeft dan die poot, een visje en het is voor mekaar. „Je gaat wel met die dieren praten, dat is ’n feit. Ze verstaan je, hè. Niet dat ze direct weten wat je zegt. Soms denkt iemand ook wel: hoe krijgt die man het in zijn hoofd een heel verhaal af te steken, maar het gaat om de klank. Bij bepaalde woorden horen be paalde klanken, en om die klanken te krijgen moet je die onzin zeggen, al die lieve woordjes. „Jan Wolkers houdt ook hele verha len tegen zijn zeehond. Dan komt er een soort verhouding die vermoedelijk veel meer van de persoon uitgaat dan van het dier. Maar Wolkers voelt zich erg met dat soort dingen verbonden. Ik heb zijn boek over Rotttumeroog gele zen en dan valt op hoe precies hij alles vertelt. Hij verdraait niks. Het zijn soms ellenlange verhalen, maar ze zijn exact juist. „Ik kan me ook wel voorstellen dat mensen zijn foto’s van dode zeehonden gruwelijk vinden. Maar er wordt zo veel in lijken gesneden en waarom zou dit gruwelijk zijn? Het mag ook best gruwelijk zijn. Wat je eigenlijk zou moeten weergeven, dat is die ontzaglij ke stank die rond zo’n rottend dier hangt. „Maar het zal wel niet helpen. Ze ruiken nu de uitlaatgassen ook, en ze trekken zich er niets van aan. Dan komen ze hier met de boot aan, krui pen meteen weer in dat blikken ding en gaan in het bos rondjes rijden. In het bos is het dan vergaan van de stank”. „Als een vent in het bos rookt, ruik ik hem op honderd meter afstand. Als je veel wandelt in de frisse lucht dan herstelt je reukvermogen zich zo, dat je weer veel dingen ruikt. Ik kom nog wel es in een stad, maar niet vaak meer. Als ik naar de vaste wal ga, dan ga ik naar een van de weinige natuur gebieden die er nog zijn”. aan de gang, van het zakje uit een vulpenhouder een speentje maken, melk met verrijkt vet gegeven. De eerste leefde drie weken, de volgende zes weken en in ’t derde jaar hadden we een jong dat tot maart in leven bleef. Hij zat in een houten kuip en de mensen die ’t museum bezochten wil den toen ook dat beestje zien. Hele toestanden rond die kuip, het leek wel een circus. Op een ander eiland werd ook een jong zeehondje gevonden, die sturen ze je toe, en van lieverlee zit je erin. „Maar god, het zijn maar een paar mensen die op dit soort dingen letten. Veel mensen worden wel ’n beetje ongerust over zichzelf want ze willen eigenlijk niet zo vroeg dood, maar ze gaan niet zover dat ze geen rotzooi meer kopen om op hun gazonnetje te spuiten. Die spuitbussen, daar word ik bang van. Van elke bus kun je wel 10 keer dood. Maar er gebeurt pas echt iets als er op grote schaal ongelukken gebeuren, een grote voedselvergiftiging of zoiets”. TEXEL De veerpont uit Den Helder meert na een kwartier varen al af in de Rijkshaven van Texel en dan is het net alsof het doek opgaat. Met een zacht ge kreun verdwijnt de hele voor steven van het schip en langzaam wordt het eiland zichtbaar voor de automobilisten die in het ruim staan te wachten. Op topdagen krijgt het eiland er zo 8000 auto’s bij, de benzinepomphouders zijn daar meer op berekend dan het plaatselijke wegennet. „Hij moet dan eerst gevoed worden met een slang in zijn bek, dat zijn hele toestanden. En na ongeveer een jaar komt hij in het grote bassin. De eerste tijd heeft hij het dan slecht, omdat hij nog niet zo rap is als de anderen om zijn voedsel te bemachtigen; elke zee hond heeft daarbij zijn eigen methode, ze zijn daar heel listig in. De één gaat in ’n hoek van ’t bassin zitten, de ande- hangt in ’t water, je kunt ze dat ook allemaal aanleren, maar dat ligt ons niet. We laten ze geen kunstjes vertonen, een bal op de neus, daar is hier geen sprake van. We hebben er wel es een bal ingegooid en dan wer ken ze zo lang tot hij in een hoek ligt en ze hem kapot kunnen krijgen. Mijn vrouw vindt het nog wel leuk als een beest es een keer een poot geeft. Hij Om het je niet onnodig moeilijk te maken zijn de zijwegen langs de grote weg van de veerpont naar het dorp De Koog genum merd. Bij weg twaalf links af, het bos in tot je niet meer verder kunt, en daar ligt het Texels mu seum annex opvangcentrum voor zeehonden. De zeehond die door Jan Wolkers op Rottumeroog is gevangen, zwemt er dartel rond; de auteur komt regelmatig even langs voor een goed gesprek met zijn dier. De heer De Haan draaft plotseling naar het bassin omdat een mannetje een zwaar-zwanger vrouwtje op de hielen zit, en naar gelang de vervuiling toeneemt stijgt de waarde van een zwanger zeehondenvrouwtje. Na terug keer: „In ’51 hebben we het eerste beest hier gekregen, de vuurtoren wachter had hem op het strand zien liggen en we hebben hem toen opge haald”. 7//Z» .1 •I Z///1S I I I 7////Z HUI „Stoppen met het toerisme?”, vraagt het weekblad „Texel-toe- rist” zich daarom op de voor pagina af. In hetzelfde nummer een opwekking van de NVSH („Alleen voor tieners, maar ande ren mogen het ook lezen!”) om bij een tocht door de duinen ook de middelen niet te vergeten. Een bus vol huismoeders dromt rond het bassin om de beesten, liefst zon nend en lui geeuwend, op de foto te krijgen, wat door de dieren regelmatig verziekt wordt door met één beweging alle lenzen nat te spatten. De meeste zeehpnden zijn op Texel terecht gekomen nadat ze in hun pril ste jeugdjaren op het wad hun moeder waren kwijtgeraakt. Dat heeft vermoe delijk hun leven gered, want het aan tal zeehonden dat erin slaagt op het vervuilde wad de vergiftigingsdood te ontlopen, neemt jaarlijks af. Directeur van het opvangcentrum is G. J. de Haan. Hij is nu twintig jaar bezi_ zeehonden te redden en heeft in die tijd al zoveel dieren stuiptrekkend zien sterven aan kwik- en andere'ver giftigingen, dat zijn opgeruimdheid sterk is afgenomen. Regelmatig schudt hij op pessimistische wijze het hoofd. Het wordt een somber interview. G. de Haan: „Ja, Jan Wolkers komt hier nog regelmatig om naar zijn zee hond te kijken. Hij kent me nog, zegt hij dan; ach, laten we het daar maar op houden. Het is bij die dieren zo, dat ze degene die hen voert en verzorgt kennen. Jan Wolkers wil graag, dat zijn zeehond hem nog kent, maar het is moeilijk te beoordelen, of het beest het zich allemaal nog herinnert. „Ik ben er wel van overtuigd, dat ze zich alles herinneren wat ten kwade is of wat hen verontrust heeft. Dat hekje daar, dat groene met die witte banden, de laatste tijd gebruik ik dat om een dier vooruit te drijven als ik hem apart wil hebben. Als ik nu maar naar dat hekje toeloop, gaan ze allemaal te water. „Ook heb ik het idee dat ze op bepaalde schepen door de kleur of het motorgeluid herkennen. Bij een be paald schip gaan ze van de zandbank veel sneller in het water dan bij een ander. Een paar jaar geleden hadden we hier een van die zeehondentochten. Met een viskotter gingen dan zo’n dertig mensen naar de zeehonden op het wad kijken. In het begin bleef de boot op grote afstand van de zandbank, je zag „De zeehonden hier krijgen makreel van de westkust van Ierland. Er is een constante aanvoer en er zit zo weinig kwik in dat je het tot in lengte van jaren aan zeehonden kunt blijven voe ren.” Maar wat vindt u er nou van dat we al vis uit Ierland moeten halen om zeehonden in leven te houden? G. J. de Haan: „Het is het gevolg van de hele situatie. We hebben ons als taak gesteld zeehonden in leven te houden en dan is het onzinnig ze vis te geven met te veel kwik. Dat je daar voor naar Ierland moet, vind ik niet zo gek. Er zijn al zoveel dingen die men niet meer gek vindt, ik zou een buiten beentje zijn als ik ze nog wel gek zou vinden. „Er zijn allerlei situaties. Neem de hoeveelheid giften die zonder meer op ons eten wordt gesmeten. Je krijgt dan mensen die de verkoop van ander eten op touw zetten, en dat vind ik ook heel normaal. Ik probeer zelf alles dan alleen de koppen, maar het pu bliek wil dichterbij, op het laatst kon hij vlakbij komen terwijl die beesten bleven liggen. Maar als iemand de stommiteit zou hebben van het schip af te springen, was het gebeurd. „Mijn vrouw kan ook meer met ze doen dan ik, want ik ben degene die ze altijd moet pakken als er iets is, en dat weten ze heel goed. Terwijl mijn vrouw het voer geeft. Mijn vrouw kent ze ook stuk voor stuk. Als ze in het water zitten, heb ik daar moeite mee, ik moet ze op het droge zien. Maar in augustus is het dan nóg moeilijker om ze uit elkaar te houden, want dan zijp ze aan het verharen.” Weten de bezoekers eigenlijk dat de ze dieren ook nog in het wild leven? G. J. de Haan: „Ik dacht het nog wel, ja. We proberen hier ook een bepaalde voorlichting te geven. Maar we zijn nog niet zover dat we vertellen hoe snel ze aan het uitsterven zijn. Dat is niet zo olezierig, daar lichten we het publiek nog niet over in. „Langs het bassin staat een kaart met een situatie van ’67. Er waren op het Wad toer nog 1450 zeehonden. In september vorig jaar zijn er nog 650 geteld en voor dit jaar schat ik. het op 400, want zo snel is het de laatste jaren wel gegaan. zoveel mogelijk te eten, maar ik hou de getallen wel in de gaten. De keu ringsdienst van waren let streng op het gif. Zoetwatervis uit bepaalde polders van Noord- en Zuid-Holland zou ik bijvoorbeeld niet durven eten, omdat vaststaat dat er te veel kwik in zit. „Het wordt vaak ook wel wat over dreven, hè. Maar daar moet ik direct bij zeggen dat wat we nu met de zeehonden meemaken, een waarschu wing moet zijn welke kant we opgaan. En het is een hele kwalijke zaak, dat daar te weinig op gelet wordt, ’t Zou een rekensommetje kunnen zijn: het beest heeft zoveel vis gegeten en het heeft zo en zo lang geduurd voor hij dood was. Dat kun je precies uitreke nen. Ik geloof wel dat de mensen wakker worden, ze willen ook wel dat er iets aan gedaan wordt, maar als er dan betaald moet worden, wil men het liever op een andere manier oplossen, maar die manier is er nou juist niet. „Men is zich al zoveel dingen be wust, die men toch blijft doen. Ze eten nog steeds vet en hebben er plezier in heerlijk op hun luie rug te liggen en dicht te groeien. De Romeinen deden vroeger precies hetzelfde. Je ziet de mensen hier door het bos lopen om te trimmen; het zweet loopt hen van het hoofd af om een beetje vet kwijt te raken. Terwijl je helemaal niet zou hoeven te trimmen, als je je hele leefpatroon zou veranderen. Ze weten het allemaal, maar ze doen het niet.” Jan Wolkers heeft op de televisie dia’s laten zien van de manier waarop een dode zeehond en zijn jong heel langzaam wegrotten na een kwikver- giftiging. Wat doen die beelden u? G. J. de Haan: „Oh, niets. Je komt zoveel tegen op het Wad. Wat zou het me nog moeten doen? Als dat jong nog geleefd had, was hij later toch ook doodgegaan. In de loop der jaren ben ik wel pessimistischer geworden. Kijk, je moet het verschil zien. Laatst is er veel publiciteit geweest over die moordpartij op de zandbanken in Ca nada. Maar je kunt niet zeggen dat de zeehonden in zo’n Laurensbaai uitster ven, want zo gauw hun aantal terugge lopen is, loon* het de moeite niet meer om er met een helikopter op te gaan jagen. Het is economisch niet meer verantwoord en de overgebleven zee honden blijven leven. Maar wij hoeven hier niks te doen. We hoeven alleen maar al die rotzooi te laten lopen, en ze gaan vanzelf dood.” G. J. de Haan: „Ach, die mensen vermaken zich hier met de zeehonden, ze weten wel dat de jongen bij de moeder zijn weggespoeld. Maar met wat je vertelt moet je zo oppassen. Je moet het op een bijzondere manier doen, als je zomaar wat vertelt, wordt het snel overdreven. Dat hebben we met die hele kwiktoestand ook gehad. Je hoorde toen: mensen eet geen vis meer, want die zit vol kwik, iaar dat is je reinste kolder. Dan gaan de mensen zich vergelijken met een zee hond. De gemiddelde Nederlander eet ruim tien kilo vis per jaar, een zee hond vreet zo’n twee ton. Dat is 200 keer zoveel en dat houdt in dat hij ook 200 keer zoveel kwik opneemt. En hij eet dan ook nog vissoorten waar meer kwik in zit dan de vis die de mensen eten. Platvis bijvoorbeeld is geen con- sumptievis, wordt alleen wel es door hengelaars gegeten: zeehonden eten het veel.” „Je moest de mensen eigenlijk een film laten zien over hoe een vergiftigd zeehondje doodgaat. Hij trilt van de zenuwschokken en zo iets duurt lang, hè. We hebben hier laatst eentje gehad die een week nodig heeft gehad om dood te gaan. Het was een jonge, zijn moeder had te veel kwik gehad. Hij was eigenlijk al vergiftigd voor hij geboren was. Hij kon geen voedsel meer tot zich nemen en lag constant te bibberen. Soms was hij helemaal in coma, en dan leefde ie weer op, ’t lichaam begon dan weer, allemaal krampen, hij begon dan rondjes te draaien, het waren allemaal van die ongecontroleerde bewegingen. Het is hetzelfde als wanneer je een vergiftig de vogel langzaam ziet sterven. Dat is iets, dat is niet leuk meer. „Het zijn dingen die langzaam doorgaan tot zij een maximum hebben bereikt en dan is, flop, alles weg. Met de grote I W dl

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1972 | | pagina 13